1.Besluit van het Europees Parlement van 29 april 2015 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming voor de uitvoering van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen voor het begrotingsjaar 2013 (2014/2133(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming voor de uitvoering van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen voor het begrotingsjaar 2013,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming voor de uitvoering van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen voor het begrotingsjaar 2013, tezamen met de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming(1),
– gezien de verklaring van de Rekenkamer(2) voor het begrotingsjaar 2013 waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, overeenkomstig artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 17 februari 2015 betreffende de aan de gemeenschappelijke onderneming te verlenen kwijting voor de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2013 (05306/2015 – C8-0049/2015),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(3),
– gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002(4), en met name artikel 209,
– gezien Verordening (EG) nr. 73/2008 van de Raad van 20 december 2007 tot oprichting van de gemeenschappelijke onderneming voor de uitvoering van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen(5),
– gezien Verordening (EU) nr. 557/2014 van de Raad van 6 mei 2014 tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming voor het initiatief innovatieve geneesmiddelen 2(6), en met name artikel 1, lid 2, artikel 12,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(7),
– gezien Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 110/2014 van de Commissie van 30 september 2013 tot vaststelling van de financiële modelregeling voor publiek-private partnerschapsorganen bedoeld in artikel 209 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad(8),
– gezien artikel 94 en bijlage V van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A8-0106/2015),
1. verleent kwijting aan de waarnemend uitvoerend directeur van de gemeenschappelijke onderneming voor het initiatief innovatieve geneesmiddelen 2 kwijting te verlenen voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming voor de uitvoering van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen voor het begrotingsjaar 2013;
2. formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de waarnemend uitvoerend directeur van de gemeenschappelijke onderneming voor het initiatief innovatieve geneesmiddelen 2, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
2.Besluit van het Europees Parlement van 29 april 2015 over de afsluiting van de rekeningen van de gemeenschappelijke onderneming voor de uitvoering van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen voor het begrotingsjaar 2013 (2014/2133(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming voor de uitvoering van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen voor het begrotingsjaar 2013,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming voor de uitvoering van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen voor het begrotingsjaar 2013, tezamen met de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming(1),
– gezien de verklaring van de Rekenkamer(2) voor het begrotingsjaar 2013 waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, overeenkomstig artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 17 februari 2015 betreffende de aan de gemeenschappelijke onderneming te verlenen kwijting voor de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2013 (05306/2015 – C8-0049/2015),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(3),
– gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002(4), en met name artikel 209,
– gezien Verordening (EG) nr. 73/2008 van de Raad van 20 december 2007 tot oprichting van de gemeenschappelijke onderneming voor de uitvoering van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen (5),
– gezien Verordening (EU) nr. 557/2014 van de Raad van 6 mei 2014 tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming voor het initiatief innovatieve geneesmiddelen 2(6), en met name artikel 1, lid 2, artikel 12,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(7),
– gezien Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 110/2014 van de Commissie van 30 september 2013 tot vaststelling van de financiële modelregeling voor publiek-private partnerschapsorganen bedoeld in artikel 209 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad(8),
– gezien artikel 94 en bijlage V van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A8-0106/2015),
1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van de gemeenschappelijke onderneming voor de uitvoering van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen voor het begrotingsjaar 2013;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de waarnemend uitvoerend directeur van de gemeenschappelijke onderneming voor het initiatief innovatieve geneesmiddelen 2, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
3.Resolutie van het Europees Parlement van 29 april 2015 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming voor de uitvoering van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen voor het begrotingsjaar 2013 (2014/2133(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming voor de uitvoering van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen voor het begrotingsjaar 2013,
– gezien artikel 94 en bijlage V van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A8-0106/2015),
A. overwegende dat de gemeenschappelijke onderneming voor de uitvoering van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen ("de gemeenschappelijke onderneming") in december 2007 voor een periode van tien jaar werd opgericht met als doel de efficiëntie en doeltreffendheid van het ontwikkelingsproces van geneesmiddelen aanzienlijk te verbeteren, zodat de farmaceutische sector op de lange termijn doeltreffendere en veiligere innovatieve geneesmiddelen kan ontwikkelen;
B. overwegende dat de Europese Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, en de Europese Federatie van Verenigingen van farmaceutische bedrijven (European Federation of Pharmaceutical Industries and Associations, EFPIA) de oprichtende leden van de gemeenschappelijke onderneming zijn;
C. overwegende dat de gemeenschappelijke onderneming autonoom begon te functioneren op 16 november 2009;
D. overwegende dat de maximale bijdrage van de Unie aan de gemeenschappelijke onderneming voor de periode van 10 jaar 1 000 000 000 EUR bedraagt, te betalen uit de begroting van het zevende kaderprogramma voor onderzoek, en dat de oprichtende leden in gelijke mate aan de lopende kosten bijdragen, elk voor ten hoogste 4 % van de totale bijdrage van de EU, alsook aan de onderzoeksactiviteiten met bijdragen in natura die minstens gelijk zijn aan de financiële bijdrage van de EU;
Begrotings- en financieel beheer
1. stelt vast dat de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming naar het oordeel van de Rekenkamer op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van haar financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van haar verrichtingen en kasstromen voor het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van haar financiële regeling en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels;
2. neemt kennis van het feit dat de strategie voor controle achteraf van de gemeenschappelijke onderneming bij besluit van de raad van bestuur van 14 december 2010 werd vastgesteld en als een essentieel instrument wordt beschouwd voor de beoordeling van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen;
3. stelt met bezorgdheid vast dat per juni 2014 14 van de 40 controles achteraf in de tweede representatieve steekproef waren afgerond en dat deze op 3 000 000 EUR (ofwel 11,8 % van de gecontroleerde populatie) betrekking hadden; wijst erop dat het foutenpercentage dat bij deze controles aan het licht kwam, 2,3 % bedroeg; herinnert eraan dat bij de 56 afgeronde controles van de eerste representatieve steekproef in 2012 een foutenpercentage van 5,8 % vastgesteld werd;
4. vindt het zorgelijk dat de Rekenkamer in haar verslag over de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming voor het begrotingsjaar 2013 een verklaring met beperking heeft afgegeven ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen die aan de rekening van de gemeenschappelijke onderneming ten grondslag liggen, op grond van het feit dat het vastgestelde foutenpercentage boven de materialiteitsdrempel van 2 % ligt; stelt bezorgd vast dat de Rekenkamer voor het derde achtereenvolgende jaar een verklaring met beperking heeft afgegeven;
5. verzoekt de gemeenschappelijke onderneming om een follow-upverslag over de punten van voorbehoud die de gemeenschappelijke onderneming de afgelopen drie jaar heeft gemaakt;
6. verneemt van de gemeenschappelijke onderneming dat de vervolgacties met betrekking tot de gecontroleerde begunstigden zijn gestart en dat alle vastgestelde fouten aan de betrokken begunstigden zijn meegedeeld; stelt bovendien vast dat de gemeenschappelijke onderneming om het risico van fouten in de kostendeclaraties van begunstigden voortaan te beperken specifieke maatregelen heeft getroffen, zoals financiële workshops voor deelnemers en de regelmatige actualisering van de financiële richtsnoeren van de gemeenschappelijke onderneming voor deelnemers;
7. verzoekt om een actieplan met duidelijke doelstellingen om te verhelpen aan de tekortkomingen en fouten die de Rekenkamer heeft vastgesteld en vraagt dit tijdig aan de kwijtingsautoriteit over te leggen, alsook om een tussentijds beoordelingsverslag over de uitvoering van dat actieplan;
8. verneemt uit het verslag van de Rekenkamer dat de oorspronkelijke begroting 2013 vastleggingskredieten ten belope van 226 000 000 EUR omvatte en betalingskredieten ten belope van 135 000 000 EUR; stelt bovendien vast dat de raad van bestuur aan het einde van het jaar een gewijzigde begroting aangenomen had waarin de vastleggingskredieten werden verhoogd tot 255 700 000 EUR en de betalingskredieten tot 130 600 000 EUR werden teruggebracht; constateert dat hierbij het operationele uitvoeringspercentage 99,5 % voor vastleggingskredieten en 97,5 % voor betalingskredieten was; verneemt uit het verslag van de Rekenkamer dat het uitvoeringspercentage voor beleidsactiviteiten 100 % voor de vastleggingskredieten en 99 % voor de betalingskredieten beliep;
9. verzoekt de gemeenschappelijke onderneming de kwijtingsautoriteit gedetailleerde informatie te verstrekken over de bijdragen in natura van EFPIA-bedrijven, met name het soort bijdragen in natura en de waarde ervan;
10. verzoekt de gemeenschappelijke onderneming bij de kwijtingsautoriteit een verslag in te dienen over de bijdragen van alle leden behalve de Commissie, met inbegrip van de toepassing van de methode om de bijdragen in natura te beoordelen, samen met een beoordeling door de Commissie;
11. verzoekt de Rekenkamer een volledige en passende financiële analyse over te leggen van de rechten en plichten van de gemeenschappelijke onderneming voor de periode tot het ogenblik waarop de gemeenschappelijke onderneming voor het initiatief innovatieve geneesmiddelen 2 haar werkzaamheden heeft aangevangen;
Oproepen tot het indienen van voorstellen
12. houdt er rekening mee dat 2013 het laatste jaar was waarin oproepen tot het indienen van voorstellen konden worden gedaan in het kader van het KP7-programma(1); stelt vast dat de volledige begroting voor onderzoek (970 000 000 EUR) vastgelegd werd, evenals de vereiste overeenkomstige bijdragen in natura van de EFPIA-bedrijven (982 000 000 EUR);
Juridisch kader
13. wijst erop dat het nieuwe Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Unie werd vastgesteld op 25 oktober 2012 en in werking trad op 1 januari 2013, maar dat de financiële modelregeling voor publiek-private partnerschapsorganen bedoeld in artikel 209 van het nieuwe Financieel Reglement pas op 8 februari 2014 in werking trad; wijst erop dat de financiële regels van de gemeenschappelijke onderneming in juli 2014 werden gewijzigd om rekening te houden met deze veranderingen;
14. neemt kennis van de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie(2) en het politiek akkoord dat zij vervolgens hebben bereikt over de afzonderlijke door het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad te verlenen kwijting voor Gemeenschappelijke Ondernemingen overeenkomstig artikel 209 van het Financieel Reglement;
Internecontrolesystemen
15. stelt vast dat de dienst Interne audit van de Commissie (IAS) overeenkomstig het door de raad van bestuur op 3 november 2011 vastgestelde strategische controleplan voor 2012-2014 een betrouwbaarheidscontrole verrichtte inzake projectbeheer en rapportage over operationele prestaties; wijst erop dat het eindrapport van 30 januari 2014 aanbevelingen bevatte met betrekking tot de inspanningen van de gemeenschappelijke onderneming voor een verdere verbetering van de systemen voor toezicht op operationele prestaties, zoals de opzet van en de rapportage over doelstellingen en kernprestatie-indicatoren (KPI's) herzien, het projecttoezicht versterken en de IT-systemen verbeteren voor een betere rapportage;
16. erkent dat de IAS eveneens een IT-risicobeoordeling verrichtte van zowel de specifieke IT-systemen van de gemeenschappelijke onderneming als de IT-infrastructuur die deze deelt met de gemeenschappelijke ondernemingen FCH, Clean Sky, Eniac en Artemis; merkt op dat voor de specifieke IT-systemen van de gemeenschappelijke onderneming de IAS heeft gewezen op de noodzaak van meer formele instructies inzake projectbeheer en inzake procedures voor de controle van contractwijzigingen om contractbeheersrisico's te beperken; verneemt uit het verslag van de Rekenkamer dat deze aanbeveling in januari 2014 werd uitgevoerd;
17. neemt kennis van het feit dat de gemeenschappelijke onderneming procedures heeft ontwikkeld voor de bescherming, verspreiding en overdracht van de onderzoeksresultaten in verband met artikel 7 van het besluit voor het zevende kaderprogramma; stelt bovendien vast dat de gemeenschappelijke onderneming de vereisten ten aanzien van het algemeen toezichtsverslag over KP7 heeft vastgesteld en de gegevens inzake haar projecten in de loop van 2013 aan de Commissie heeft overgedragen om te worden opgenomen in het gemeenschappelijk bestand van onderzoeksdata (Common Research Data Warehouse, CORDA); is echter bezorgd dat deze monitoring verder dient te worden uitgebreid teneinde volledig te voldoen aan de voorschriften;
18. neemt kennis van het feit dat de gemeenschappelijke onderneming om belangenconflicten bij haar leden van de raad van bestuur, deskundigen en werknemers te voorkomen specifieke maatregelen heeft genomen, die zijn opgenomen in de procedureregels voor de raad van bestuur en het wetenschappelijk comité en in documenten over de gedragscode, onder meer met betrekking tot belangenconflicten, van onafhankelijke deskundigen tijdens evaluaties; stelt bovendien vast dat de gemeenschappelijke onderneming in april 2013 een geactualiseerd en alomvattend beleid heeft vastgesteld ten aanzien van belangenconflicten bij zowel het management als het personeel;
19. erkent dat van maart tot juli 2013 de tweede tussentijdse evaluatie van de Commissie werd uitgevoerd, waarbij de gemeenschappelijke onderneming beoordeeld werd op het vlak van relevantie, effectiviteit, efficiëntie en onderzoekskwaliteit en dat het evaluatieverslag op 31 juli 2013 werd uitgebracht;
20. wijst erop dat in het verslag wordt aangegeven waar eventueel ruimte voor verbetering bestaat; neemt kennis van het feit dat het verslag positief was over het succes van de gemeenschappelijke onderneming in het verwezenlijken van haar doelstellingen; merkt op dat wat de communicatiestrategie van de gemeenschappelijke onderneming betreft, aanvullende prestatie-indicatoren moeten worden ontwikkeld als kwantitatief bewijs voor de impact en sociaaleconomische voordelen van de gemeenschappelijke onderneming, de optimalisering van de organisatiestructuur en een flexibeler financieringsmechanisme;
21. verneemt uit het verslag van de Rekenkamer dat de correcties na de eerste controles achteraf van de representatieve steekproef toegepast werden en in de rekeningen van 2013 verwerkt werden; merkt op dat de validering van het boekhoudsysteem de benutting van de resultaten van de controle achteraf nog niet betreft; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming dit op zo kort mogelijke termijn te corrigeren;
22. neemt kennis van het feit dat de methodologie voor de evaluatie van bijdragen in natura, die door middel van certificering vooraf en controles achteraf gevalideerd worden, in 2011 door de raad van bestuur werd goedgekeurd; stelt bovendien vast dat de acht resterende gecertificeerde methodologieën voor bijdragen in natura in 2013 werden geaccepteerd en dat daarmee het totale aantal EFPIA-bedrijven met gecertificeerde methodologieën op 22 kwam te staan; erkent dat de eerste drie controles achteraf betreffende bijdragen in natura in de loop van 2013 afgerond werden, een andere controle achteraf ingesteld werd en nog eens twee controles ingesteld zouden worden aan het einde van het jaar.
Overige opmerkingen
23. verzoekt de gemeenschappelijke onderneming bij de kwijtingsautoriteit een verslag in te dienen over de sociaaleconomische voordelen van de reeds voltooide projecten; wenst dat dit verslag samen met een beoordeling door de Commissie bij de kwijtingsautoriteit wordt ingediend;
24. brengt in herinnering dat de kwijtingsautoriteit de Rekenkamer eerder heeft verzocht een speciaal verslag op te stellen over de capaciteit van de gemeenschappelijke ondernemingen om, samen met hun partners in de particuliere sector, te zorgen voor toegevoegde waarde en een efficiënte uitvoering van Europese programma's voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie.