Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2014/2156(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A8-0057/2015

Ingediende teksten :

A8-0057/2015

Debatten :

PV 30/04/2015 - 3
CRE 30/04/2015 - 3

Stemmingen :

PV 30/04/2015 - 10.7
CRE 30/04/2015 - 10.7
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P8_TA(2015)0183

Aangenomen teksten
PDF 228kWORD 115k
Donderdag 30 april 2015 - Straatsburg
Jaarverslag 2013 van de Europese Investeringsbank
P8_TA(2015)0183A8-0057/2015

Resolutie van het Europees Parlement van 30 april 2015 over de Europese Investeringsbank - Jaarverslag 2013 (2014/2156(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien het activiteitenverslag 2013 van de Europese Investeringsbank,

–  gezien het financieel jaarverslag 2013 van de Europese Investeringsgroep (EIB-groep),

–  gezien de artikelen 15, 126, 175, 208, 209, 271, 308 en 309 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en Protocol nr. 5 bij dit Verdrag betreffende de statuten van de EIB,

–  gezien zijn resolutie van 26 oktober 2012 over innovatieve financiële instrumenten in de context van het volgende meerjarig financieel kader(1),

–  gezien zijn resolutie van 7 februari 2013 over het jaarverslag 2011 van de Europese Investeringsbank(2),

–  gezien zijn resolutie van 11 maart 2014 over de Europese Investeringsbank (EIB) - jaarverslag 2012(3),

–  gezien het verslag van de voorzitter van de Europese Raad van 26 juni 2012 getiteld "Naar een echte economische en monetaire unie",

–  gezien zijn resolutie van 3 juli 2012 over de aantrekkelijkheid van investeren in Europa(4),

–  gezien zijn resolutie van 26 februari 2014 over langetermijnfinanciering van de Europese economie(5),

–  gezien de mededeling van de Commissie over de langetermijnfinanciering van de Europese economie (COM(2014)0168) van 27 maart 2014,

–  gezien de conclusies van de Europese Raad van 28 en 29 juni 2012 waarin met name een verhoging van het kapitaal van de EIB met 10 miljard euro werd voorgesteld,

–  gezien de conclusies van de Europese Raad van 27 en 28 juni 2013, waarin wordt verzocht om de totstandbrenging van een nieuw investeringsplan om kmo's te ondersteunen en de financiering van de economie een impuls te geven,

–  gezien de conclusies van de Europese Raad van 22 mei 2013, waarin de doelstelling is opgenomen om al het EU-beleid in dienst te stellen van de ondersteuning van concurrentie, banen en groei,

–  gezien de mededelingen van de Commissie over innovatieve financiële instrumenten: "Een kader voor de volgende generatie innovatieve instrumenten" (COM(2011)0662) en "Een proeffase voor het Europa 2020-initiatief inzake projectobligaties" (COM(2011)0660),

–  gezien de kapitaalsverhoging van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO), met name in verband met de kwestie van de betrekkingen tussen de EIB en de EBWO,

–  gezien de beslissing om de werkingssfeer van de EBWO uit te breiden tot het Middellandse Zeegebied(6),

–  gezien het nieuwe memorandum van overeenstemming tussen de EIB en de EBWO dat op 29 november 2012 is ondertekend,

–  gezien Besluit nr. 1080/2011/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011(7) over het externe mandaat van de EIB voor 2007-2013,

–  gezien de mededeling van de Commissie over een investeringsplan voor Europa (COM(2014)0903) van 26 november 2014,

–  gezien artikel 52 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken en de adviezen van de Commissie begrotingscontrole en de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A8-0057/2015),

A.  overwegende dat alle mogelijke middelen van de lidstaten en de EU, inclusief die van de EIB, onverwijld op efficiënte wijze moeten worden ingezet om overeenkomstig de Europa 2020-strategie de overheids- en privé-investeringen aan te moedigen en te versterken, het concurrentievermogen te vergroten, weer tot duurzame en inclusieve groei te komen en het scheppen van kwalitatief goede banen en infrastructuur te stimuleren, daarbij in aanmerking nemende dat de EIB een op de ondersteuning van de sociale samenhang gericht instrument is en in de huidige, kritieke sociaaleconomische situatie waardevolle steun kan bieden aan lidstaten die met problemen te kampen hebben;

B.  overwegende dat de economische en financiële crisis, in combinatie met het bezuinigingsbeleid, de economische groei in een groot aantal lidstaten ernstig heeft aangetast, hetgeen heeft geleid tot een snelle verslechtering van de sociale omstandigheden en gestaag toenemende ongelijkheden en onevenwichtigheden tussen de Europese regio's, zodat de nagestreefde sociale samenhang en echte convergentie niet kunnen worden bereikt en de Europese integratie en de democratie worden gedestabiliseerd;

C.  overwegende dat de EIB geen commerciële bank is en de essentiële rol moet blijven spelen van katalysator voor de financiering van gezonde overheids- en privé-investeringen op lange termijn en dat zij tegelijk de beste prudentiële praktijken moet blijven volgen om haar zeer sterke kapitaalpositie te handhaven, die weer een positief effect heeft op de financieringsvoorwaarden;

D.  overwegende dat er bijzondere inspanningen moeten worden geleverd met het oog op de uitbreiding van het gezamenlijk optreden (samen met het EIF of andere garantie-instrumenten) voor de financiering van kmo's of al dan niet tastbare duurzame infrastructuur, wel beseffend dat het verlies aan economische concurrentiekracht van de lidstaten een van de redenen is voor de daling van de investeringen en de kredietverstrekking;

E.  overwegende dat de EIB haar mandaat voor de financiering van projecten die deel uitmaken van de externe maatregelen van de EU, met inachtneming van strenge sociale- en milieunormen dient te blijven vervullen;

F.  overwegende dat de selectie van investeringsprojecten door de EIB op onafhankelijke wijze en op grond van hun levensvatbaarheid, meerwaarde en effect op het economisch herstel dient plaats te vinden;

G.  overwegende dat de EIB zich in de context van een betere macro-economische coördinatie met de lidstaten moet ontwikkelen in de richting van het model van een ontwikkelingsbank;

H.  overwegende dat de EIB ook een bank met kennis van zaken en goede praktijken moet zijn en niet louter een financiële instelling;

I.  overwegende dat de betrekkelijk kleine en sterk geconcentreerde securitisatiemarkt van de Europese Unie, die slechts een beperkte securitisatie van kmo-kredieten biedt, door de crisis nog verder is gekrompen;

Investeringen

1.  neemt kennis van het jaarverslag 2013 van de EIB, de toename van de financieringsactiviteiten van de groep met 37 % tot 75,1 miljard EUR en de kapitaalverhoging van de EIB in 2013; maakt zich zorgen over de huidige economische stilstand in de EU, en met name over de significante afname van de publieke en particuliere investeringen – die ongeveer 18 % lager liggen dan in 2007 – en de onthutsende daling van de kredietverlening aan kmo's met 35 % tussen 2008 en 2013; onderstreept dat deze afname een enorme hinderpaal is voor een duurzaam herstel, alsmede voor echte vooruitgang in de richting van de Europa 2020-doelstellingen;

2.  wijst er in het licht hiervan op dat uit de nationale ramingen blijkt dat bijna de helft van alle lidstaten de nationale doelstellingen op het gebied van onderwijsprogramma's en vermindering van de broeikasgasemissies in 2020 niet zal halen en dat de trends inzake werkgelegenheid en terugdringing van de armoede zelfs nog negatiever zijn;

3.  concludeert dat de verbetering van de financieringsinstrumenten van de EIB geen vervanging vormt voor nationaal economisch beleid en structurele hervormingen die gericht zijn op duurzame groei en nieuwe banen;

4.  neemt kennis van de mededeling van de Commissie over een investeringsplan voor Europa (COM(2014)0903), waarin het om bestaande fondsen gaat en gemikt wordt op het aantrekken van privé-kapitaal in een verhouding 1:15; stelt vast dat het doel is de economie van de EU nieuwe kracht te geven door de komende drie jaar in het kader van het nieuwe Europees Fonds voor strategische investeringen 315 miljard EUR te mobiliseren; wijst erop dat de EIB voor de tenuitvoerlegging van het investeringsplan extra personele middelen nodig zal hebben, teneinde haar mandaat te vervullen;

5.  neemt in dit verband kennis van de oprichting van een taskforce onder leiding van de Commissie en de Europese Investeringsbank en neemt nota van de volgens de gewone wetgevingsprocedure goed te keuren wetgevingsvoorstellen met het oog op de oprichting van het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI); onderstreept dat deze wetgevingsvoorstellen moeten voorzien in een hoogwaardig governance- en selectieproces alsook een aan democratische verantwoording onderworpen controle- en evaluatiekader ter onderbouwing van het fonds, waarbij zo transparant mogelijk de criteria uiteengezet moeten worden die zullen worden gehanteerd ter bepaling van de projecten die geschikt worden geacht voor opneming in het plan;

6.  verwacht van het financieringsplan van de Commissie dat het in lidstaten en regio's voor een betere en gemakkelijkere toegang tot financiering zorgt; herinnert eraan dat het van essentieel belang is dat de EIB met name in deze lidstaten en regio's samenwerkt met de Europese fondsen om productieve overheidsinvesteringen en onontbeerlijke infrastructuurwerken te kunnen verwezenlijken;

7.  is van mening dat er prioriteit moet worden toegekend aan projecten met een Europese meerwaarde en een positieve kosten-batenanalyse; wijst erop dat het van belang is projecten uit te voeren die een maximaal effect kunnen sorteren waar het gaat om het genereren van banen; onderstreept dat het accent moet liggen op risicovollere projecten die niet gemakkelijk in aanmerking komen voor financiering door banken; waarschuwt dat de taskforce politieke druk zou kunnen ondervinden om door specifieke belangengroeperingen gesteunde projecten te bevorderen, waardoor middelen ten onrechte worden toegewezen aan niet-renderende investeringen die niet het algemeen belang dienen;

8.  benadrukt dat de garanties die de Commissie via het EFSI wil verstrekken, geen nieuw geld inhouden, maar herschikte middelen; onderstreept dat het van essentieel belang is de alternatieve kosten van een dergelijke herschikking te bepalen en dus duidelijk vast te stellen in hoeverre het totale rendement van de beoogde aanvullende investeringen die door het EFSI moeten worden medegefinancierd, naar verwachting hoger ligt dan wat de oorspronkelijke toewijzing van de herschikte middelen zou hebben opgebracht;

9.  wijst erop dat het proces voor de selectie van projecten gericht moet zijn op het vermijden van verdringings- en herschikkingeffecten en zich daarom moet concentreren op projecten die een Europese meerwaarde kennen, een groot potentieel door innovatie hebben en aan het additionaliteitscriterium voldoen; benadrukt dat rekening moet worden gehouden met het werkgelegenheidspotentieel van de projecten die worden geselecteerd in EU-landen waar massale werkloosheid heerst;

10.  verzoekt de Commissie in dit verband om in haar aanstaande wetgevingsvoorstel een nauwkeurige analyse op te nemen van de onderdelen van het EU-begrotingskader waaruit garanties aan het EFSI verwacht worden, teneinde de alternatieve kosten in verband met de herschikking van die middelen te minimaliseren; verzoekt de Raad, de Commissie en de Raad van gouverneurs van de EIB ook terdege te beoordelen welke herverdelingseffecten het investeringsplan met zich brengt, namelijk een mogelijke toename van de winst voor investeerders ten koste van klanten die moeten betalen voor het gebruik van nieuwe infrastructuur om voldoende rendement te waarborgen; verzoekt de EIB en de Commissie het investeringstekort in de EU nader te onderzoeken op de samenstelling ervan, d.w.z. of het aan privé- dan wel overheidsinvesteringen schort, en te specificeren wat voor soort investeringen, privé of door de overheid, zullen worden gesteund en hoe groot de verwachte productieve effecten van die investeringen zijn;

11.  merkt op dat de Europese Centrale Bank de bereidheid heeft uitgesproken om op de secundaire markt door het EFSI uitgegeven obligaties aan te kopen, wanneer het fonds deze obligaties zelf uitgeeft of wanneer de EIB dit namens het fonds doet;

12.  wijst erop dat het noodzakelijk is een nieuw evenwicht te vinden tussen betere evaluatie en optimale investering en de economie in de richting van duurzame groei en werkgelegenheidsherstel te loodsen;

13.  herinnert aan het belang van de Europa 2020-strategie; onderstreept dat in het toekomstige "investeringspakket" beter rekening moet worden gehouden met de algemene doelstellingen op het gebied van cohesiebeleid, duurzaamheid en energie-efficiëntie; verzoekt de Commissie en de Raad van gouverneurs van de EIB hun prestatie-indicatoren voor investeringen van hoge kwaliteit met het oog daarop te verbeteren;

14.  onderstreept dat de EIB met betrekking tot de financiering van het investeringsplan voor Europa een belangrijke rol zal moeten spelen door 5 miljard EUR vast te leggen voor de oprichting van het nieuwe Europees Fonds voor strategische investeringen; verzoekt daarom de Raad, de Commissie en de Raad van gouverneurs van de EIB een gedegen beoordeling te maken van de consistentie tussen de nieuwe taken die in de kader van dit plan aan de EIB worden toegewezen en de middelen van de EIB;

15.  is met betrekking hiertoe van mening dat voor een passende betrokkenheid van de EIB bij het investeringsplan de komende vijf jaar een substantiële verhoging van de plafonds voor de door de EIB verstrekte en opgenomen kredieten nodig zal zijn, om het balanstotaal van de EIB aanzienlijk op te trekken; is van mening dat een te groot hefboomeffect de doelstellingen van het investeringsplan zal ondergraven;

16.  is van mening dat de bevordering van het institutionele kader voor de werking van de interne kapitaalmarkt op positieve wijze zal bijdragen aan een snellere tenuitvoerlegging van het investeringsplan

17.  wijst er evenwel op dat in het huidige activiteitenplan van de EIB is voorzien in een beperking van de kredietstromen tot 67 miljard EUR in 2014 en 2015, terwijl het midden van de beoogde bandbreedte voor 2016 naar verwachting 58,5 miljard EUR zal bedragen;

18.  benadrukt dat de bijkomende kredietverstrekkingscapaciteit van de EIB als gevolg van de recente kapitaalverhoging met 10 miljard EUR, onderbenut is gebleven; dringt er bij de betrokken belanghebbenden op aan acties ter uitbreiding van de kredietverstrekking door de EIB zo goed mogelijk te bevorderen;

19.  verzoekt de Commissie multilaterale samenwerkingsverbanden tussen de EIB en de nationale ontwikkelingsbanken aan te moedigen om synergieën te bevorderen, risico's en kosten te delen en te zorgen voor passende kredietverlening voor EU-projecten met een positieve impact op de productiviteit, het scheppen van banen, milieubescherming en de kwaliteit van leven;

20.  verzoekt de Commissie en de EIB om aan investeringen met een duidelijke sociale waarde, waaronder hogere werkgelegenheid, een grotere plaats toe te kennen binnen de activiteiten van de EIB, via leningen activiteiten te stimuleren die de werkloosheid moeten verminderen, met bijzondere nadruk op het creëren van werkgelegenheid voor jongeren, en publieke en productieve investeringen en onontbeerlijke infrastructuurprojecten te steunen, met name in lidstaten met een hoge werkloosheid en een lager dan gemiddeld bbp;

21.  herhaalt zijn voorzichtige steun aan de ontwikkeling van publiek-private partnerschappen (PPP's) die, indien goed opgezet, een belangrijke rol kunnen spelen in investeringen op lange termijn, in de digitale economie, op het gebied van onderzoek en innovatie, menselijk kapitaal en Europese vervoers-, energie- of telecommunicatienetwerken; betreurt het dat gebrekkige PPP's geleid hebben tot een kostbaar systeem van overheidsfinanciering van de particuliere sector, met overheidsschuld als gevolg; wijst er bovendien op dat dergelijke activiteiten vaak gepaard gaan met een gebrek aan transparantie en asymmetrische informatie in de uitvoeringsclausules tussen de publieke en particuliere actoren, doorgaans ten voordele van de particuliere sector;

22.  stelt de EIB voor haar sectorale analysevaardigheden en macro-economische analyseactiviteiten te versterken;

Risicodelingsinstrumenten en projectobligaties

23.  wijst erop dat in risicodelingsinstrumenten waarbij uiteindelijk overheidssubsidies worden verstrekt, alleen mag worden voorzien als er sprake is van een gebrekkige marktwerking die externe kosten veroorzaakt, of voor de uitvoering van opdrachten van algemeen belang, bijvoorbeeld de verstrekking van publieke goederen en diensten van algemeen economisch belang, in het besef dat dit altijd een risico van socialisering van verliezen en privatisering van winsten inhoudt; merkt op dat dit betekent dat in geval van falen de overheid de verliezen moet dragen;

24.  wijst erop dat het gebruik van overheidsmiddelen voor risicodelingsinstrumenten, en meer specifiek voor eersteverliestranches van investeringsinstrumenten, expliciet moet worden gekoppeld aan een vermindering van de meetbare negatieve externe kosten, de totstandbrenging van meetbare positieve externe kosten of de uitvoering van openbaredienstverplichtingen en diensten van algemeen economisch belang; wijst erop dat artikel 14 van het VWEU een rechtsgrond biedt voor deze koppeling door middel van een gewoon wetgevingsvoorstel;

Kmo's

25.  benadrukt dat kmo's de ruggengraat van de Europese economie vormen, en als zodanig een hoofddoel voor investeringen moeten vormen; vindt het zorgwekkend dat de toegang tot financiering een van de nijpendste problemen blijft die kmo's in Europa ondervinden; onderstreept dat de financiële middelen efficiënter aan de kmo's moeten worden toegewezen, waarbij een brede groep particuliere beleggers die middelen ter beschikking stelt;

26.  dringt er bij de EIB op aan de daling van de financiering voor kmo's volledig te onderzoeken en met een uitgebreid plan te komen om ervoor te zorgen dat kmo's in heel Europa worden aangemoedigd om, waar dit mogelijk is, financiering onder auspiciën van de EIB aan te vragen; verzoekt de Commissie en de EIB de gevolgen van de economische crisis voor het bankwezen en de uiteindelijke begunstigden van EIB-financiering te beoordelen, met name ten aanzien van kmo's, de sociale economie en overheidsbedrijven; vraagt de EIB de gevolgen voor de reële economie en de resultaten van haar steun aan kmo's in Europa voor de jaren 2010-2014 te evalueren en er uitvoerig verslag over uit te brengen;

27.  vestigt de aandacht op het hoge percentage micro-ondernemingen in de Europese economie en is verheugd over de stappen die de EIB heeft gezet om in Europa kredieten toe te kennen in de vorm van microfinanciering; dringt aan op voortzetting van investeringen in deze sector vanwege het belang van micro-ondernemingen bij het scheppen van werkgelegenheid;

28.  wijst in het bijzonder op de reële voordelen van de toepassing van het risicodelingsmechanisme ter bevordering van de financiering van kmo's de en innovatie in Europa;

29.  neemt kennis van de grotere steun voor kmo's in de Europese Unie, die neerkwam op 21,9 miljard EUR, waardoor meer dan 230 000 kmo's toegang tot financiering kregen;

30.  verzoekt de EIB haar leencapaciteit voor kmo's en innovatieve starters verder te vergroten; wijst op het belang van versterking van andere EIB-instrumenten, zoals de Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit;

31.  is verheugd over de uitvoering en de ontwikkeling van nieuwe activiteiten op het gebied van handelsfinanciering in de landen die getroffen zijn door de economische crisis, met name met de handelsfinancieringsfaciliteit voor kmo's of financiële oplossingen op maat, zoals de Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit voor financiële inclusie; moedigt de EIB aan de voordelen van deze nieuwe instrumenten uit te breiden naar nieuwe begunstigden op Europees niveau;

32.  benadrukt dat in de evaluatie die de Commissie in december 2014 heeft uitgevoerd, rekening moet worden gehouden met zowel de negatieve als de positieve effecten van projecten in de proeffase van het PBI (initiatief inzake projectobligaties); acht het betreurenswaardig dat de EIB enkele infrastructuurprojecten heeft ondersteund die niet levensvatbaar en niet duurzaam zijn gebleken; is van mening dat de EIB moet investeren in projecten die tastbare economische resultaten opleveren, klimaatvriendelijk zijn en tegemoet komen aan de behoeften en de belangen van de bevolking die ermee moet worden gediend;

33.  betreurt de rol die door de EIB en de Commissie wordt gespeeld in het Castorproject, dat in het kader van het PBI wordt gefinancierd, met een risicobeoordeling waarin geen rekening is gehouden met het risico van toegenomen seismische activiteit als gevolg van de injectie van gas, ondanks het bestaan van studies waarin duidelijk voor de mogelijke gevaren wordt gewaarschuwd(8); dringt er bij de Commissie en de EIB op aan actie te ondernemen om te voorkomen dat Spaanse burgers via een groter begrotingstekort of via hogere energiekosten 1 300 miljoen EUR compensatie moet betalen voor een project dat op rampzalige wijze is beoordeeld; verzoekt de Commissie de aanbevelingen van de Europese Ombudsman te volgen en te onderzoeken of de beslissingen van de Spaanse regering over Castor zouden kunnen worden beschouwd als verboden staatssteun;

34.  betreurt het dat de EIB de rondweg "Passante di Mestre" heeft gefinancierd, nadat de Italiaanse autoriteiten de aanhouding van de ceo van de voornaamste onderaannemer wegens belastingfraude hadden bekendgemaakt; verzoekt de EIB om, gezien het nog lopende onderzoek van de Italiaanse autoriteiten naar het corruptieschandaal rond de aanleg en het beheer van de Passante di Mestre, dit project niet te financieren in het kader van het PBI of een ander financieel instrument, en ervoor te zorgen dat zij haar beleid van nul tolerantie van fraude uitvoert wanneer zij het gebruik van projectobligaties overweegt;

35.  verzoekt de EIB haar risicodragende capaciteit te vergroten door de kredietverstrekking te bevorderen aan de sectoren van de economie die de potentie hebben om groei en banen te genereren, maar moeite hebben om zonder goede garanties financiering te verkrijgen;

36.  vraagt daarom om een algemene beoordeling van de proefprojecten op basis van een inclusief en open raadplegingsproces met deelname van nationale en lokale overheidsinstanties; wijst er eveneens op dat bij de beoordeling van gefinancierde projecten moet worden nagegaan of is voldaan aan de voorwaarden inzake meerwaarde, milieu, productiviteit en werkgelegenheid; wijst erop dat het PBI zich nog in de proeffase bevindt; verzoekt voorts de Commissie om via de gewone wetgevingsprocedure een wetgevingsvoorstel in te dienen voor een beter kader voor de toekomstige strategie op het gebied van projectobligaties, inclusief een verbetering van de prestatie-indicatoren van de EIB met betrekking tot investeringen van hoge kwaliteit, om zowel de impact van de gefinancierde projecten in termen van externe kosten als het maatschappelijke en ecologische rendement ervan zo breed mogelijk te kunnen identificeren en meten;

37.  is bezorgd over de mogelijkheid dat PBI's over de hele linie worden gebruikt als een manier om de kosten voor privé-investeringen te verlagen, ofwel door lagere rentetarieven ofwel door socialisering van verliezen, in plaats van de beperktere insteek dat steun wordt verleend voor investeringen van algemeen belang waarbij privé-investeringen aantoonbaar onmisbare expertise of knowhow verschaffen die niet voorhanden is in de publieke sector;

Energie en klimaat

38.  verzoekt de EIB te zorgen voor een goede toepassing van haar nieuwe kredietverleningscriteria voor energieprojecten en periodiek en openbaar verslag uit te brengen over de toepassing van deze criteria;

39.  verzoekt de EIB haar investeringsinspanningen op te voeren met het oog op een significante beperking van haar koolstofvoetafdruk, en verzoekt haar te werken aan beleidsmaatregelen die de EU helpen haar klimaatdoelstellingen te bereiken; juicht het toe dat de EIB in 2015 een klimaatbeoordeling en een evaluatie van al haar activiteiten uitvoert en om publicatie van een en ander zal verzoeken, hetgeen wellicht tot een vernieuwd klimaatbeschermingsbeleid leidt; hoopt dat het energiebeleid van de EIB concreet zal worden geschraagd door haar prestatienorm voor emissies, die moet worden toegepast op alle projecten voor energieopwekking met behulp van fossiele brandstoffen, teneinde investeringen uit te filteren waarvan de verwachte koolstofemissies boven een drempelwaarde uitkomen; verzoekt de EIB de prestatienorm voor emissies voortdurend te toetsen en strengere verplichtingen op te leggen;

40.  juicht alle stappen van de EIB in de richting van een omschakeling naar hernieuwbare energie toe; vraagt een correctie van de regionale ongelijkheid in de kredietverlening voor energie uit hernieuwbare bronnen, in het bijzonder om projecten te steunen in lidstaten die afhankelijk zijn van niet-hernieuwbare energiebronnen, rekening houdend met de verschillen tussen de economieën van de lidstaten, en wenst dat in de toekomst meer aandacht wordt besteed aan kleinschalige, los van het net staande gedecentraliseerde projecten voor hernieuwbare energie waarbij burgers en gemeenschappen betrokken worden; is van mening dat dankzij deze energiebronnen de sterke afhankelijkheid van Europa van energie uit derde landen kan worden teruggedrongen, de voorzieningszekerheid wordt verbeterd en groene groei en het scheppen van groene banen een stimulans krijgen; onderstreept het belang van financiering van energie-efficiëntie, energienetwerken en daarmee verband houdend O&O;

41.  verzoekt de EIB het volume van haar kredietverlening voor projecten op het gebied van energie-efficiëntie in alle sectoren te vergroten, met name waar het gaat om procesoptimalisatie, kmo's, gebouwen en het stedelijk milieu; verzoekt de EIB overeenkomstig het cohesiebeleid prioriteit te geven aan sterk achtergestelde gebieden;

42.  dringt er bij de EIB op aan een evaluatieverslag in te dienen waarin de mogelijkheid wordt onderzocht van gefaseerde afschaffing van haar kredietverlening voor projecten op het gebied van niet-hernieuwbare energie;

Infrastructuur

43.  benadrukt dat investeringen in duurzame infrastructuurprojecten essentieel zijn voor het verbeteren van het concurrentievermogen en het herstel van de groei en de werkgelegenheid in Europa; wenst daarom dat de EIB-financiering naar de gebieden gaat die het meest te kampen hebben met hoge werkloosheid; wijst erop dat de EIB-financiering zich voornamelijk moet richten op landen die achterblijven wat betreft de kwaliteit en ontwikkeling van hun infrastructuur;

44.  stimuleert een sterkere gerichtheid op sociale duurzaamheid bij de activiteiten van de EIB op het gebied van stedelijke investeringen; merkt op dat de EIB-financiering voor sociale woningbouw is verbeterd, maar benadrukt dat in het kader van duurzame stadsvernieuwing meer onderzoek en activiteiten nodig zijn op het gebied van sociale duurzaamheid;

Onderzoek en innovatie

45.  juicht het toe dat de eerste activiteiten van het initiatief voor financiering van groei (GFI) van start zijn gegaan, en onderstreept het belang van een adequate financiering van onderzoeks- en innovatieprojecten en innovatieve starters;

Werkgelegenheid en sociale zaken

46.  neemt kennis van de start van het initiatief "Vaardigheden en banen - Investeren voor de jeugd" en vraagt de EIB met klem om de tenuitvoerlegging van dit initiatief te versnellen en na te denken over uitbreiding ervan;

Governance, transparantie en verantwoordingsplicht

47.  verzoekt de EIB de tenuitvoerlegging van projecten scherper te controleren, in samenwerking met de lidstaten, om te zorgen voor meer efficiëntie en een behoorlijk beheer van de toegewezen middelen;

48.  wijst erop dat de geografische verdeling van de door de EIB verstrekte financiering significante verschillen in de kredietverstrekking aan de verschillende lidstaten aan het licht brengt; verzoekt daarom de EIB de redenen voor dergelijke verschillen te bekijken en ervoor te zorgen dat de financiële instellingen in alle lidstaten volledig in staat zijn EIB-programma's te beheren en ten uitvoer te leggen; roept voorts op tot speciale voorlichtingscampagnes in alle lidstaten met als doel meer bekendheid te geven aan specifieke EIB-programma's; roept tevens op tot een sterkere samenwerking tussen de EIB en de nationale autoriteiten om de knelpunten aan te pakken die de ondertekening en uitvoering van EIB-projecten in de weg staan;

49.  herinnert eraan dat de Raad en het Parlement het erover een zijn dat de tijd rijp is om de rationalisatie van het stelsel van Europese financiële overheidsinstellingen te onderzoeken(9);

50.  dringt er bij de EIB op aan de onafhankelijkheid en de effectiviteit van haar dienst klachtenbehandeling te verbeteren; verzoekt de directie van de EIB de aanbevelingen van deze dienst over te nemen; verzoekt de EIB te adviezen van de Europese Ombudsman op te volgen en een betere samenwerking te betrachten, om situaties als het onderzoek naar de tegen de EIB ingediende klacht nr. 178/2014/AN te voorkomen(10);

51.  is van mening dat er nog steeds aanzienlijke manoeuvreerruimte bestaat voor het verbeteren van de transparantie en het beoordelen van de economische en sociale impact van de kredieten en de doeltreffendheid van de toepassing van het zorgvuldigheidsbeginsel; verzoekt de EIB nogmaals om nadere informatie over de manier waarop deze kwesties versneld zullen worden aangepakt, en verzoekt de EIB om samen met de Commissie een lijst van strenge criteria voor de selectie van deze financiële tussenpersonen vast te stellen en om deze lijst openbaar te maken;

52.  betreurt de uitkomst van de evaluatie van het transparantiebeleid van de EIB; constateert dat het nieuwe transparantiebeleid zwakker is dan het oorspronkelijke beleid en er niet in slaagt voorgoed een einde te maken aan de vroegere geheimhoudingscultuur van de EIB, dringt erop aan dat de EIB in haar werk uitgaat van principiële openbaarmaking in plaats van principiële vertrouwelijkheid; herinnert eraan dat de EIB verplicht is ervoor te zorgen dat haar transparantiebeleid in overeenstemming is met de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie; betreurt het dat uit de index van 2013 inzake de transparantie van ontwikkelingshulp(11) blijkt dat de EIB pover presteert op het punt van transparantie en het afleggen van verantwoording;

53.  verzoekt de EIB zich te onthouden van samenwerking met financiële tussenpersonen die een negatieve reputatie hebben op het gebied van transparantie, belastingontduiking of praktijken van agressieve fiscale planning of andere schadelijke fiscale praktijken zoals "fiscale rulings" en misbruik van intragroep-facturering, fraude, corruptie of ecologische en sociale effecten, of die geen aanzienlijke plaatselijke eigen inbreng hebben, en haar beleid inzake witwassen en het bestrijden van de financiering van terrorisme bij te werken; onderstreept dat er behoefte is aan meer transparantie met betrekking tot de verlening van mondiale kredieten, om een grondig toezicht op de impact van dit soort indirecte kredietverlening te verzekeren; moedigt de EIB aan zowel directe financiering als financiering via intermediairs afhankelijk te stellen van de openbaarmaking van fiscaal relevante gegevens per land overeenkomstig de CRD IV-bepaling voor kredietinstellingen alsook van de openbaarmaking van informatie over de uiteindelijke begunstigden; verzoekt de EIB daartoe een nieuw beleid gericht op verantwoordelijke belastingheffing op te stellen, uitgaande van de evaluatie van haar beleid inzake niet-coöperatieve rechtsgebieden (NCJ-beleid) in 2015;

54.  dringt er bij de EIB op aan niet samen te werken met entiteiten die opereren vanuit rechtsgebieden met geheimhoudingsregelingen "die met name gekenmerkt [worden] door het ontbreken van belastingen of de toepassing van nominale belastingtarieven, een gebrek aan daadwerkelijke informatie-uitwisseling met buitenlandse belastingautoriteiten en het ontbreken van transparantie in wetgevings-, rechts- of bestuursbepalingen, of [zijn aangewezen] door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling of de financiële taskforce (...)"(12);

55.  dringt er bij de EIB op aan een leidende rol en voorbeeldfunctie te vervullen waar het gaat om fiscale transparantie en verantwoordelijkheid; verzoekt de EIB in het bijzonder nauwkeurige gegevens te verzamelen over de belastingbetalingen die voortvloeien uit haar investeringen en kredietverstrekking, met name over de belasting op ondernemingswinsten en in het bijzonder in ontwikkelingslanden, en deze gegevens jaarlijks te analyseren en te publiceren;

56.  is tevreden met de instelling in 2014 van een openbaar documentenregister overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1367/2006;

57.  betreurt het dat de EIB in de context van een recente zaak (Mopani/Glencore) weigert bekend te maken wat de bevindingen van haar interne onderzoek zijn; neemt aandachtig nota van de aanbevelingen van de Europese Ombudsman in klachtenprocedure 349/2014/OV(13) dat de EIB terugkomt op haar weigering om toegang te verlenen tot haar onderzoeksverslag over aantijgingen van belastingontduiking jegens Glencore in verband met de financiering van de Mopani-kopermijn in Zambia; vraagt de EIB aan de aanbevelingen van de Europese Ombudsman gevolg te geven;

58.  betreurt het gebrek aan verscheidenheid in het directiecomité, de Raad van gouverneurs en de raad van bestuur van de EIB, in het bijzonder wat genderevenwicht betreft; verzoekt de EIB de richtlijn kapitaalvereisten naar de geest uit te voeren, die in artikel 88, lid 2, banken ertoe verplicht om "[...] een streefcijfer vast [te stellen] voor de vertegenwoordiging van het ondervertegenwoordigde geslacht in het leidinggevend orgaan en [...] een beleid uit [te stippelen] om het aantal vertegenwoordigers van het ondervertegenwoordigde geslacht in het leidinggevend orgaan te vergroten en op die manier het streefcijfer te halen. Het streefcijfer, de beleidslijn en de uitvoering ervan worden bekendgemaakt [...]";

59.  herinnert eraan dat er is overeengekomen dat de gouverneur van de EBWO voor de Unie jaarlijks aan het Europees Parlement verslag uitbrengt over het kapitaalgebruik, de maatregelen voor transparantie over de wijze waarop de EBWO aan de doelstellingen van de Unie heeft bijgedragen, het nemen van risico's en de samenwerking tussen de EIB en de EBWO buiten de Unie; betreurt het dat de gouverneur en de Commissie niet proactief hebben gehandeld ten aanzien van de uitvoering van deze wettelijke bepaling(14);

60.  is tevreden over het feit dat de EIB het Internationaal Initiatief inzake transparantie van ontwikkelingshulp (IATI) heeft ondertekend en dienovereenkomstig is begonnen met de openbaarmaking van informatie over haar kredietverstrekking buiten de Europese Unie;

Extern beleid

61.  herinnert eraan dat het externe beleid van de EIB, met name de regionale technische operationele richtsnoeren, moet stroken met de doelstellingen van het externe optreden van de Unie overeenkomstig artikel 21 van het VEU; dringt aan op volledige naleving van de wetgeving van de begunstigde landen;

62.  is tevreden met de instelling van het kader voor resultatenmeting (Results Measurement Framework, REM) voor activiteiten buiten de EU en met de verslagen over de tenuitvoerlegging hiervan;

63.  verzoekt de EIB na te gaan of het mogelijk is de externe financiering voor de landen van de oostelijk nabuurschap en in het zuidelijke Middellandse-Zeegebied binnen het huidige mandaat te verhogen;

64.  juicht het toe dat de EIB overeenkomstig het nieuwe mandaat voor kredietverlening in derde landen voor de periode 2014-2020 verplicht is rapporten over de voltooiing van projecten te publiceren; verwacht van de EIB dat zij deze verplichting al in 2015 nakomt;

65.  verzoekt de Europese Rekenkamer nogmaals om vóór de tussentijdse evaluatie van het externe mandaat van de EIB een speciaal verslag op te stellen over de resultaten van de externe kredietverleningsactiviteiten van de EIB en de aansluiting daarvan op het EU-beleid en om de toegevoegde waarde daarvan af te zetten tegen de eigen middelen van de EIB; verzoekt de Rekenkamer tevens om in haar analyse te differentiëren tussen de uit de EU-begroting verleende garanties, de door het EOF gegarandeerde investeringsfaciliteit, de verschillende mengvormen die worden gebruikt in het kader van het EU-Afrika-trustfonds voor infrastructuur, het Caribisch investeringsfonds en de investeringsfaciliteit voor het Stille Oceaangebied, alsook het gebruik van terugvloeiende middelen voor deze investeringen; vraagt de Europese Rekenkamer in haar analyse ook in te gaan op het beheer door de EIB van de middelen die zij uit de EU-begroting ontvangt in de context van de investeringsfaciliteit via het Europees Ontwikkelingsfonds en via de verschillende mengvormen binnen gecombineerde EU-faciliteiten, en het gebruik van terugvloeiende middelen voor deze investeringen;

Verdere aanbevelingen

66.  wenst dat de EIB en het Parlement een platform opzetten voor een dialoog tussen de EIB en de relevante parlementaire commissies; vraagt in het verlengde hiervan dat de EIB elk kwartaal naar het Parlement komt om verslag uit te brengen over de voortgang en activiteiten van de EIB en deze te bespreken; stelt voor om een geregelde structurele dialoog tussen de president van de EIB en het Parlement op te zetten, vergelijkbaar met de monetaire dialoog die vier maal per jaar plaatsvindt tussen de ECB en het Parlement, om het parlementaire toezicht op de activiteiten van de EIB te verbeteren en versterkte samenwerking en coördinatie tussen de twee instellingen mogelijk te maken;

67.  wijst op de aanhoudende klachten van met name kleine ondernemingen over de geringe toegang tot financiering afkomstig van de externe leencapaciteit van de EIB, alsmede tot financiering van het EIF; verzoekt daarom om een jaarlijks overzicht van het aantal kmo's, met name micro-ondernemingen, dat van deze faciliteiten heeft geprofiteerd, en van de maatregelen die de EIB heeft genomen inzake het beleid van intermediairs waar de EIB gebruik van maakt om kmo's daadwerkelijk een betere toegang tot financiering te geven;

68.  pleit voor een grondige evaluatie van en een rapport over de risico's en controlesystemen in verband met gecombineerde financiering met de Europese Commissie, waarin de impact van gecombineerde activiteiten niet alleen wordt belicht vanuit de invalshoek van het toezicht, maar ook vanuit de governance-opties;

69.  is verheugd over de hoge kwaliteit van de activa van de EIB, met een aandeel probleemkredieten van bijna 0 % (0,2 %) van de totale kredietportefeuille; acht het van het grootste belang dat de EIB haar triple A-kredietstatus behoudt, zodat zij steeds onder optimale financieringsvoorwaarden toegang tot de internationale kapitaalmarkten heeft, met de daaruit voortvloeiende positieve gevolgen voor de duur van projecten, de belanghebbenden en het bedrijfsmodel van de EIB;

70.  wijst erop dat de in artikel 287, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie genoemde tripartiete regeling voor de samenwerking tussen de EIB, de Commissie en de Rekenkamer inzake de controle door de Rekenkamer van de activiteiten die de EIB uitvoert in verband met het beheer van de middelen van de Unie en van de lidstaten, in 2015 hernieuwd zal worden; verzoekt de EIB de taakomschrijving van de Rekenkamer in dit verband te actualiseren en deze uit te breiden met alle nieuwe EIB-faciliteiten die werken met openbare middelen van de EU of van het Europees Ontwikkelingsfonds;

71.  vindt het verheugend dat de raad van bestuur van de EIB in 2013 een geactualiseerd beleid inzake fraudebestrijding heeft goedgekeurd, waarin de "zero tolerance"-aanpak van de bank wordt bevestigd;

72.  dringt aan op meer doelgerichtheid, minder regulering en meer flexibiliteit bij de toekenning van EIB-middelen;

73.  dringt er bij de EIB op aan deel te nemen aan een structureel communicatieproces met parlementen, regeringen en sociale partners, teneinde op reguliere basis de werkgelegenheidsinitiatieven te identificeren waarmee het concurrentievermogen van Europa duurzaam kan worden versterkt;

74.  is ingenomen met de steun die aan kmo's wordt verstrekt in regio's waar de jeugdwerkloosheid hoger is dan 25 %;

75.  is ingenomen met de focus op "midcaps" (ondernemingen met tussen 250 en 3 000 werknemers) door middel van het midcap-initiatief en het financieringsinitiatief voor groei, waarmee de leningverstrekking aan met name innovatieve midcaps wordt gestimuleerd;

76.  is ingenomen met het nieuwe initiatief van de EIB "Vaardigheden en banen - Investeren in de jeugd", dat zich richt op de financiering van voorzieningen voor beroepsopleiding en mobiliteit van studenten/leerlingen, teneinde jongeren duurzame arbeidskansen te bieden, en dringt aan op meer aandacht voor beroepsopleidingstrajecten en meer investeringen in dit leningenprogramma in de komende jaren; is evenwel van mening dat dit initiatief geen financiële middelen mag onttrekken aan het huidige beurzenstelsel, met name het Erasmus+-programma; benadrukt dat mobiliteit als een mogelijkheid moet worden beschouwd en vrijwillig moet blijven en geen instrument mag worden dat bijdraagt tot de ontvolking en marginalisering van gebieden die door werkloosheid worden getroffen; wil dat de aandacht uitgaat naar projecten die het mogelijk maken kwalitatief goede banen te scheppen, met bijzondere nadruk op projecten voor het scheppen van banen voor jongeren, de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt te vergroten, de langdurige werkloosheid te verminderen en de kansen op werk voor achtergestelde groepen te verbeteren;

77.  is ingenomen met de uitgebreide ervaring van de EIB op het gebied van de financiering van onderwijs en opleiding door middel van studentenleningen die in heel Europa worden verstrekt, in het bijzonder nu de EIB-groep in 2015 daadwerkelijk van start gaat met de "Erasmus Master Mobile Student Loans Guarantees" (leninggaranties voor masterstudenten die in het buitenland studeren); benadrukt het belang van voordelige terugbetalingsregelingen, zodat leningen volledig en eenvoudig toegankelijk zijn voor alle studenten, ongeacht hun economische achtergrond;

78.  dringt er bij de EIB op aan om bij de selectie van haar projecten op basis van de drie-pijler-evaluatiemethode bijzondere aandacht te besteden aan het bij de eerste pijler ondergebrachte criterium, namelijk de bijdrage aan groei en werkgelegenheid; onderstreept het belang van banen, opleiding en leerlingplaatsen voor jongeren met het oog op de overgang naar een duurzaam model dat werkgelegenheid creëert;

79.  herinnert aan de toezegging van vicevoorzitter Katainen om het potentieel van de EIB niet alleen op het gebied van infrastructuur, maar ook op het gebied van jeugdwerkgelegenheid en onderwijs te vergroten, en verzoekt de EIB om in haar volgende jaarverslag uiteen te zetten welke vooruitgang op dit terrein is geboekt; is van mening dat reeds in gang gezette maatregelen ten behoeve van de jeugdwerkgelegenheid sneller ten uitvoer gelegd en geleidelijk uitgebreid dienen te worden;

80.  is van mening dat de EIB in aanzienlijke mate moet investeren in maatregelen die duurzame banen voor de jongere generaties opleveren, in aanvulling op de maatregelen die reeds in het kader van het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief zijn doorgevoerd;

o
o   o

81.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de EIB en de regeringen en parlementen van de lidstaten.

(1) PB C 72 E van 11.3.2014, blz. 51.
(2) Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0057.
(3) Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0201.
(4) PB C 349 E van 29.11.2013, blz. 27.
(5) Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0161.
(6) PB L 177 van 7.7.2012, blz. 1.
(7) PB L 280 van 27.10.2011, blz. 1.
(8) Zie: Observatori de l’Ebre (CSIC, URLL). Evaluación de Impacto Ambiental (SGEA/SHG; Ref.: GAD/13/05) -‘Almacenamiento subterráneo de gas natural Amposta (Permiso Castor) Tarragona); IAM 2109-07 - Estudio elaborado por la Dirección General de Política Ambiental y Sostenibilidad del Departamento de Medio Ambienta y Vivienda de la Generalitat de Catalunya sobre el estudio de impacto ambiental del Proyecto de almacén subterráneo de gas natural Castor’; en Simone Cesca, Francesco Grigoli, Sebastian Heimann, Álvaro González, Elisa Buforn, Samira Maghsoudi, Estefania Blanch y Torsten Dahm (2014): ‘The 2013 September–October seismic sequence offshore Spain: a case of seismicity triggered by gas injection?’, Geophysical Journal International, 198, 941–953.
(9) Overweging 8 van Besluit nr. 1219/2011/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de inschrijving door de Europese Unie op nieuwe aandelen in het kapitaal van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) ingevolge het besluit dit kapitaal te verhogen (PB L 313 van 26.11.2011, blz. 1).
(10) Besluit van de Europese Ombudsman als afsluiting van het onderzoek naar klacht 178/2014/AN tegen de Europese Investeringsbank - http://www.ombudsman.europa.eu/cases/decision.faces/en/58171/html.bookmark
(11) http://newati.publishwhatyoufund.org/2013/index-2013/results/
(12) Overweging 13 van Besluit nr. 1219/2011/EU.
(13) http://www.ombudsman.europa.eu/cases/draftrecommendation.faces/en/58471/html.bookmark
(14) Artikel 3 van Besluit nr. 1219/2011/EU.

Juridische mededeling - Privacybeleid