Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2015/2015(IMM)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A8-0191/2015

Ingediende teksten :

A8-0191/2015

Debatten :

Stemmingen :

PV 24/06/2015 - 23.1
CRE 24/06/2015 - 23.1
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P8_TA(2015)0234

Aangenomen teksten
PDF 163kWORD 64k
Woensdag 24 juni 2015 - Brussel
Verzoek om opheffing van de immuniteit van Sotirios Zarianopoulos
P8_TA(2015)0234A8-0191/2015

Besluit van het Europees Parlement van 24 juni 2015 over het verzoek om opheffing van de immuniteit van Sotirios Zarianopoulos (2015/2015(IMM))

Het Europees Parlement,

–  gezien het aan het Parlement voorgelegde verzoek om opheffing van de immuniteit van Sotirios Zarianopoulos, in verband met de voor de enkelvoudige derde strafkamer van de rechtbank van Thessaloniki aanhangige procedure G2010/1744, welk verzoek op 8 december 2014 werd ingediend door de vice-procureur van het Hooggerechtshof van Griekenland, en van de ontvangst waarvan op 13 januari 2015 ter plenaire vergadering kennis werd gegeven,

–  na Sotirios Zarianopoulos te hebben gehoord, overeenkomstig artikel 9, lid 5, van zijn Reglement,

–  gezien de artikelen 8 en 9 van protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, en artikel 6, lid 2, van de Akte van 20 september 1976 betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen,

–  gezien de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 mei 1964, 10 juli 1986, 15 en 21 oktober 2008, 19 maart 2010, 6 september 2011 en 17 januari 2013(1),

–  gezien artikel 62 van de grondwet van de Helleense Republiek,

–  gezien artikel 5, lid 2, artikel 6, lid 1, en artikel 9, van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A8-0191/2015),

A.  overwegende dat de vice-procureur van het Hooggerechtshof van Griekenland heeft verzocht om opheffing van de immuniteit van Sotirios Zarianopoulos, lid van het Europees Parlement, in verband met een gerechtelijk onderzoek naar een vermeend strafbaar feit;

B.  overwegende dat krachtens artikel 9 van protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, de leden van het Europees Parlement op hun eigen grondgebied de immuniteiten genieten welke aan de leden van de volksvertegenwoordiging in hun land zijn verleend;

C.  overwegende dat overeenkomstig artikel 62 van de grondwet van de Helleense Republiek leden van het parlement tijdens de parlementaire zittingsperiode niet kunnen worden vervolgd, gearresteerd, gevangen genomen of op andere wijze aan beperkingen worden onderworpen zonder voorafgaande toestemming van het parlement;

D.  overwegende dat Theodoros Zagorakis ervan wordt verdacht dat hij, dreigend met lichamelijk geweld, op 4 maart 2010 de zetel van de Griekse staatstelevisie ERT-3 op illegale wijze is binnengedrongen om het nieuws van twaalf uur 's middags te onderbreken en een bericht voor te lezen;

E.  overwegende dat het ten laste gelegde strafbare feit duidelijk geen enkel verband houdt met de positie van Sotirios Zarianopoulos als lid van het Europees Parlement, aangezien dit strafbare feit in verband kan worden gebracht met een actie van de Griekse vakbond PAME en Sotirios Zarianopoulos ten tijde van de feiten geen lid van het Europees Parlement was;

F.  overwegende dat overeenkomstig artikel 8 van protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie en de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie, een mening die is uitgebracht in de uitoefening van het mandaat van lid van het Europees Parlement wordt gedefinieerd als een subjectieve beoordeling die een rechtstreeks en voor de hand liggend verband vertoont met de uitoefening van het parlementair ambt, maar dat de feiten die Sotirios Zarianopoulos te laste zijn gelegd niet onder deze definitie vallen;

G.  overwegende dat de strafprocedure dan ook geen verband houdt met een mening of stem uitgebracht in de uitoefening van het mandaat van lid van het Europees Parlement overeenkomstig artikel 8 van protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie;

H.  overwegende dat, overeenkomstig artikel 9, lid 7, van zijn Reglement, de Commissie juridische zaken, zich in geen enkel geval uitspreekt over de vraag of het betrokken lid al dan niet schuldig is, noch over de wenselijkheid het betrokken lid wegens de meningen of handelingen die het lid worden ten laste worden gelegd, strafrechtelijk te vervolgen, zelfs indien de commissie door de behandeling van het verzoek uitgebreide kennis van de zaak krijgt;

I.  overwegende dat, aangezien Sotirios Zarianopoulos beweert dat de beschuldiging politiek gemotiveerd is, de commissie na het verhoor van het parlementslid en de bestudering van de door hem voorgelegde documenten, ook de verklaringen heeft bestudeerd die de getuigen hebben afgelegd aan de met het onderzoek belaste autoriteiten in 2010, die de basis voor de beschuldiging vormen;

J.  overwegende dat deze verklaringen zijn afgelegd in het kader van de juridische procedure tegen Sotirios Zarianopoulos en dat deze commissie niet bevoegd is om een onderzoek in te stellen naar de materiële punten, laat staan om een besluit te nemen over de vraag of het lid van het Europees Parlement dat het onderwerp van een juridische procedure is, al dan niet schuldig is;

K.  overwegende dat, op basis van de informatie waarover de commissie beschikt, er dan ook geen reden is om aan te nemen dat de procedure is ingesteld om de politieke activiteit van het lid te verstoren (fumus persecutionis), ook gezien het feit dat de procedure een aantal jaar vóór de aanvang van het mandaat van afgevaardigde, in gang is gezet;

1.  besluit de immuniteit van Sotirios Zarianopoulos op te heffen;

2.  verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en het verslag van zijn bevoegde commissie onmiddellijk te doen toekomen aan de procureur van het Hooggerechtshof van Griekenland en aan Sotirios Zarianopoulos.

(1) Arrest van het Hof van Justitie van 12 mei 1964, Wagner/Fohrmann en Krier, 101/63, ECLI:EU:C:1964:28; arrest van het Hof van Justitie van 10 juli 1986, Wybot/Faure e.a., 149/85, ECLI:EU:C:1986:310; arrest van het Gerecht van 15 oktober 2008, Mote/Parlement, T-345/05, ECLI:EU:T:2008:440; arrest van het Hof van Justitie van 21 oktober 2008, Marra/De Gregorio en Clemente, C-200/07 en C-201/07, ECLI:EU:C:2008:579; arrest van het Gerecht van 19 maart 2010, Gollnisch/Parlement, T-42/06, ECLI:EU:T:2010:102; arrest van het Hof van Justitie van 6 september 2011, Patriciello, C-163/10, ECLI: EU:C:2011:543; arrest van het Gerecht van 17 januari 2013, Gollnisch/Parlement, T-346/11 en T-347/11, ECLI:EU:T:2013:23.

Juridische mededeling - Privacybeleid