Resolutie van het Europees Parlement van 8 oktober 2015 over de doodstraf (2015/2879(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties over de afschaffing van de doodstraf, in het bijzonder die van 7 oktober 2010(1),
– gezien de gezamenlijke verklaring van 10 oktober 2014 van Federica Mogherini, vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, en Thorbjørn Jagland, secretaris-generaal van de Raad van Europa, over de Europese en Werelddag tegen de doodstraf,
– gezien de protocollen 6 en 13 bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens,
– gezien artikel 2 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
– gezien de richtsnoeren van de EU inzake de doodstraf,
– gezien de EU-exportcontroleregeling voor goederen die kunnen worden gebruikt voor de doodstraf, die momenteel wordt geactualiseerd,
– gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) en het tweede facultatieve protocol daarbij,
– gezien het VN-Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing van 1984,
– gezien de studie over de gevolgen van de drugsproblematiek in de wereld voor de uitoefening van de mensenrechten, die de Hoge VN-commissaris voor de mensenrechten in september 2015 heeft uitgebracht,
– gezien de resoluties van de Algemene Vergadering van de VN, met name die van 18 december 2014 over het moratorium op de toepassing van de doodstraf (A/RES/69/186),
– gezien de slotverklaring van het vijfde Wereldcongres tegen de doodstraf dat werd gehouden van 12 t/m 15 juni 2013 in Madrid,
– gezien de Werelddag en de Europese Dag tegen de doodstraf, die jaarlijks wordt gehouden op 10 oktober,
– gezien artikel 128, lid 5, en artikel 123, lid 4, van het Reglement,
A. overwegende dat de wereldwijde afschaffing van de doodstraf een van de belangrijkste doelstellingen van het mensenrechtenbeleid van de EU is;
B. overwegende dat de Werelddag tegen de doodstraf op 10 oktober 2015 gericht is op "bewustmaking rond de toepassing van de doodstraf voor drugsgerelateerde delicten";
C. overwegende dat volgens het Bureau van de hoge commissaris voor de mensenrechten van de VN meer dan 160 lidstaten van de VN, met uiteenlopende rechtsstelsels, tradities, culturen en religieuze achtergronden, de doodstraf hebben afgeschaft of niet toepassen;
D. overwegende dat volgens de meest recente cijfers van minstens 2 466 mensen in 55 landen bekend is dat zij in 2014 ter dood zijn veroordeeld – een toename met bijna 23 % ten opzichte van 2013; overwegende dat er in 2014 wereldwijd ten minste 607 terechtstellingen hebben plaatsgevonden; overwegende dat deze cijfers niet het aantal mensen omvatten dat vermoedelijk is geëxecuteerd in China, dat meer mensen is blijven executeren dan de rest van de wereld samen, terwijl het nog eens duizenden ter dood veroordeelt; overwegende dat er ook in 2015 sprake is van een alarmerend aantal doodvonnissen en executies; overwegende dat de stijging van het aantal doodvonnissen nauw verband houdt met uitspraken in massaprocessen betreffende terrorisme-gerelateerde delicten in landen zoals Egypte en Nigeria; overwegende dat de mogelijke herinvoering van de doodstraf wordt overwogen in Tsjaad en Tunesië; overwegende dat nog steeds terdoodveroordelingen worden uitgesproken en uitgevoerd in bepaalde staten van de VS;
E. overwegende dat volgens berichten mensen zijn veroordeeld tot de doodstraf door steniging in Pakistan, Nigeria, Afghanistan, Iran, Irak, Soedan, Somalië en Saudi-Arabië en overwegende dat de laatste jaren honderden vrouwen zijn gestenigd voor overspel; overwegende dat steniging als methode voor de uitvoering van de doodstraf wordt beschouwd als een vorm van foltering;
F. overwegende dat in acht landen in de wetgeving is voorzien in de doodstraf voor homoseksualiteit (Mauritanië, Soedan, Iran, Saudi-Arabië, Jemen, Pakistan, Afghanistan en Qatar) en dat provincies in Nigeria en Somalië officieel de doodstraf uitvoeren voor seksuele handelingen tussen personen van hetzelfde geslacht;
G. overwegende dat de doodstraf vaak gebruikt wordt tegen achtergestelden, geestelijk gestoorden en leden van nationale en culturele minderheden;
H. overwegende dat 33 landen de doodstraf opleggen voor drugsgerelateerde delicten, hetgeen leidt tot circa 1 000 terechtstellingen per jaar; overwegende dat het bekend is dat de doodstraf voor dergelijke delicten in 2015 is voltrokken in China, Iran, Indonesië en Saudi-Arabië; overwegende dat in 2015 nog steeds doodvonnissen werden opgelegd voor drugsgerelateerde delicten in China, Indonesië, Iran, Koeweit, Maleisië, Saudi-Arabië, Sri Lanka, de Verenigde Arabische Emiraten en Vietnam; overwegende dat deze delicten betrekking kunnen hebben op verschillende aanklachten in verband met drugshandel of -bezit;
I. overwegende dat er de afgelopen 12 maanden wereldwijd sprake was van een heropleving van de toepassing van de doodstraf voor drugsdelicten, waarbij een aantal landen aanzienlijk meer mensen heeft terechtgesteld wegens drugsgerelateerde delicten, heeft getracht de doodstraf voor drugsdelicten opnieuw in te voeren, of een einde heeft gemaakt aan een langdurig moratorium op de doodstraf;
J. overwegende dat Iran in de eerste helft van 2015 naar verluidt 394 drugsdelinquenten heeft terechtgesteld, ten opzichte van 367 in heel 2014; overwegende dat de helft van alle doodvonnissen in Saudi-Arabië dit jaar zijn voltrokken wegens drugsdelicten, vergeleken met slechts 4 % van het totale aantal in 2010; overwegende dat in Pakistan ten minste 112 drugsdelinquenten wachten op hun terechtstelling;
K. overwegende dat een aantal burgers van EU-lidstaten wegens drugsgerelateerde misdaden in derde landen is geëxecuteerd of in afwachting is van zijn executie;
L. overwegende dat in artikel 6, lid 2, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten wordt bepaald dat de doodstraf enkel voltrokken mag worden naar aanleiding van de "ernstigste misdrijven"; overwegende dat het VN-Comité voor de mensenrechten en de speciale VN-rapporteurs voor buitengerechtelijke, standrechtelijke en willekeurige executies en voor foltering hebben bepaald dat de doodstraf niet mag worden opgelegd wegens drugsgerelateerde delicten; overwegende dat de verplichte oplegging van de doodstraf en het gebruik ervan wegens drugsgerelateerde delicten in strijd zijn met het internationaal recht en de internationale normen;
M. overwegende dat het Internationaal Comité van toezicht op verdovende middelen staten die de doodstraf opleggen, heeft aangespoord om de doodstraf af te schaffen voor drugsgerelateerde delicten;
N. overwegende dat de Commissie en de lidstaten ten minste 60 miljoen EUR hebben geschonken aan de drugsbestrijdingsprogramma's van het VN-Bureau voor drugs- en misdaadbestrijding (UN Office on Drugs and Crime, UNODC) die gericht zijn op de opsporing van drugsdelicten in landen die de doodstraf voor drugsdelicten actief toepassen; overwegende dat in recente rapporten van ngo's bezorgdheid is uitgesproken over het feit dat door Europa gefinancierde drugsbestrijdingsprogramma's in landen waar de doodstraf nog bestaat, kunnen leiden tot meer terdoodveroordelingen en executies en overwegende dat deze rapporten moeten worden beoordeeld;
O. overwegende dat de Commissie in het kader van het instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede (IcSP) en het voorgaande instrument, het stabiliteitsinstrument, twee grootschalige regionale maatregelen op het gebied van drugsbestrijding heeft voorgesteld, te weten de programma's voor de cocaïne- en heroïneroute, waar landen onder vallen die de doodstraf opleggen wegens drugsdelicten; overwegende dat de Commissie uit hoofde van artikel 10 van de IcSP-verordening verplicht is gebruik te maken van operationele richtsnoeren voor de eerbiediging van de mensenrechten en het humanitair recht in verband met maatregelen tegen de georganiseerde misdaad;
1. veroordeelt andermaal de toepassing van de doodstraf en is groot voorstander van de invoering van een moratorium op de doodstraf, als stap in de richting van de afschaffing ervan; benadrukt eens te meer dat de afschaffing van de doodstraf ertoe bijdraagt de menselijke waardigheid te versterken en dat de volledige afschaffing van de doodstraf het uiteindelijke doel van de EU is;
2. veroordeelt alle terechtstellingen, waar zij ook plaatsvinden; blijft uiterst bezorgd over de oplegging van de doodstraf aan minderjarigen en personen met een mentale of verstandelijke handicap en verzoekt om onmiddellijke, definitieve beëindiging van deze praktijken, die een inbreuk vormen op de internationale normen op het gebied van de mensenrechten; spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over de recente massaprocessen die geleid hebben tot een groot aantal doodvonnissen;
3. spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over de praktijk van steniging, die in diverse landen nog steeds gangbaar is, en dringt er bij de regeringen van de betrokken landen op aan onmiddellijk wetgeving vast te stellen om steniging te verbieden;
4. verzoekt de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en de lidstaten te blijven strijden tegen voltrekking van de doodstraf en hun krachtige steun uit te spreken voor het moratorium en zo een stap te zetten in de richting van afschaffing, en te blijven aandringen op wereldwijde afschaffing, alsook de landen die nog steeds de doodstraf voltrekken met klem te verzoeken de internationale minimumnormen na te leven, het toepassingsgebied en de voltrekking van de doodstraf terug te brengen en duidelijke en accurate cijfers openbaar te maken over het aantal straffen en executies; dringt er bij de EDEO op aan waakzaam te blijven voor ontwikkelingen in alle landen, met name Belarus als enig Europees land dat vasthoudt aan de doodstraf, en alle beschikbare middelen om invloed uit te oefenen te gebruiken;
5. is tevreden met de afschaffing van de doodstraf in bepaalde staten van de VS en moedigt de EU aan haar dialoog met de VS met het oog op volledige afschaffing voort te zetten, om samen de doodstraf wereldwijd aan te pakken;
6. verzoekt de Commissie, wat hulp en politieke steun betreft, bijzondere aandacht te schenken aan landen die vooruitgang boeken met de afschaffing van de doodstraf of pleiten voor een wereldwijd moratorium op de doodstraf; moedigt aan dat er tussen de lidstaten, de EU, de VN, derde landen en andere regionale organisaties bilaterale en multilaterale initiatieven worden ontplooid met betrekking tot vraagstukken die verband houden met de doodstraf;
7. wijst er andermaal op dat de doodstraf onverenigbaar is met waarden als eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waarop de Unie is gebaseerd, en dat elke lidstaat die de doodstraf opnieuw invoert, zich schuldig maakt aan de schending van de Verdragen en het EU-Handvest van de grondrechten;
8. maakt zich met name zorgen over het toenemend gebruik in een aantal landen van de doodstraf in de context van terrorismebestrijding en door de mogelijkheid in andere landen dat de doodstraf wordt heringevoerd;
9. veroordeelt met name de toepassing van de doodstraf om de oppositie te onderdrukken, of wegens godsdienstige overtuiging, homoseksualiteit of overspel, dan wel wegens andere feiten die ofwel als triviaal ofwel helemaal niet als strafbaar worden beschouwd; verzoekt daarom landen die homoseksualiteit strafbaar stellen, om er niet de doodstraf voor op te leggen;
10. blijft er volledig van overtuigd dat de doodstraf geen afschrikkend effect heeft op drugshandel en evenmin voorkomt dat individuen het slachtoffer worden van drugsmisbruik; vraagt landen waar de doodstraf van kracht is, alternatieven voor de doodstraf in te voeren voor drugsdelicten, waarbij met name moet worden gefocust op programma's voor drugspreventie en schadebeperking;
11. beveelt de Commissie en de lidstaten nogmaals aan de afschaffing van de doodstraf voor drugsgerelateerde delicten als voorwaarde te stellen voor financiële bijstand, technische bijstand, capaciteitsopbouw en andere vormen van ondersteuning van het drugsbestrijdingsbeleid;
12. verzoekt de Commissie en de lidstaten het categorische principe te bevestigen dat Europese hulp en bijstand, inclusief voor drugsbestrijdingsprogramma's van het UNODC, geen rechtshandhavingsoperaties mogen faciliteren die leiden tot terdoodveroordelingen en de executie van gearresteerden;
13. dringt er bij de Commissie op aan de controles op de export van goederen die gebruikt kunnen worden voor de doodstraf te intensiveren;
14. maakt zich grote zorgen door het gebrek aan transparantie van de hulp en bijstand op het gebied van drugsbestrijding die de Commissie en de lidstaten verlenen voor operaties voor de opsporing van drugsdelicten in landen die de doodstraf voor drugsdelicten actief toepassen; vraagt de Commissie jaarlijks een overzicht te publiceren van haar middelen voor drugsbestrijdingsprogramma's in landen waar nog de doodstraf geldt voor drugsdelicten, met een beschrijving van de waarborgen waarin is voorzien op het gebied van mensenrechten, om ervoor te zorgen dat de financiering geen terdoodveroordelingen mogelijk maakt;
15. dringt er bij de Commissie op aan om onverwijld uitvoering te geven aan de operationele richtsnoeren als bedoeld in artikel 10 van de IcSP-verordening en deze strikt toe te passen op de programma's voor de cocaïne- en heroïneroute;
16. dringt er bij de Commissie op aan de aanbeveling na te leven in het EU-actieplan inzake drugs (2013-2016) dat een "instrument voor aansturing ten aanzien van de mensenrechten en voor effectbeoordeling" wordt ontwikkeld en ten uitvoer gelegd, om te zorgen voor de "daadwerkelijke mainstreaming van mensenrechten in het extern drugsoptreden van de EU";
17. dringt er bij de EDEO, de Commissie en de lidstaten op aan richtsnoeren op te stellen voor een algemeen en effectief Europees beleid met betrekking tot de doodstraf ten aanzien van tientallen Europese burgers die aankijken tegen executie in derde landen, met als verplicht onderdeel krachtige en versterkte mechanismen voor identificatie, verstrekking van juridische bijstand en diplomatieke vertegenwoordiging;
18. verzoekt de EU en haar lidstaten ervoor te zorgen dat tijdens de bijzondere zitting van de Algemene Vergadering van de VN over het mondiale drugsprobleem in april 2016 de kwestie van het gebruik van de doodstraf voor drugsgerelateerde delicten wordt aangepakt en veroordeelt de toepassing ervan;
19. steunt alle VN-organisaties, intergouvernementele regionale organen en ngo's bij hun niet-aflatende inspanningen om landen ertoe te bewegen de doodstraf af te schaffen; verzoekt de Commissie projecten op dit gebied te blijven financieren via het Europees instrument voor democratie en mensenrechten;
20. is verheugd dat het aantal staten dat partij is bij het tweede facultatieve protocol bij het IVBPR, dat de afschaffing van de doodstraf ten doel heeft, door een aantal recente ratificaties is gestegen tot 81; roept alle staten die geen partij zijn bij het protocol, het onmiddellijk te bekrachtigen;
21. verzoekt de lidstaten van de Raad van Europa die de protocollen 6 en 13 bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens nog moeten ratificeren, om dit te doen, teneinde ervoor te zorgen dat de doodstraf effectief wordt afgeschaft in het hele gebied van de Raad van Europa;
22. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de secretaris-generaal van de VN, de voorzitter van de Algemene Vergadering van de VN en de regeringen van de lidstaten van de VN.