Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 28 oktober 2015 betreffende het standpunt van de Raad in eerste lezing met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Protocol nr. 3 betreffende het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie (09375/1/2015 – C8-0166/2015 – 2011/0901B(COD))
(Gewone wetgevingsprocedure: tweede lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het standpunt van de Raad in eerste lezing (09375/1/2015 – C8-0166/2015),
– gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt(1) inzake het verzoek van het Hof van Justitie dat aan het Europees Parlement en de Raad is voorgelegd (02074/2011),
– gezien de schriftelijke toezegging van de vertegenwoordiger van de Raad van 21 oktober 2015 om het standpunt van het Europees Parlement in tweede lezing goed te keuren, overeenkomstig artikel 294, lid 8, onder a) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien artikel 294, lid 7, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien artikel 69 van zijn Reglement,
– gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie juridische zaken (A8-0296/2015),
1. stelt onderstaand standpunt in tweede lezing vast;
2. hecht zijn goedkeuring aan de gemeenschappelijke verklaring van het Europees Parlement en de Raad die als bijlage bij de deze resolutie is gevoegd;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad, het Hof van Justitie, en de Commissie, alsmede aan de nationale parlementen.
Standpunt van het Europees Parlement in tweede lezing vastgesteld op 28 oktober 2015 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU, Euratom) 2015/... van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Protocol nr. 3 betreffende het statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie
(Aangezien het Parlement en de Raad tot overeenstemming zijn geraakt, komt het standpunt van het Parlement overeen met de definitieve rechtshandeling: Verordening (EU) 2015/2422.)
BIJLAGE BIJ DE WETGEVINGSRESOLUTIE
Gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement en de Raad
Aan het einde van het hervormingsproces zal het Gerecht uit twee rechters per lidstaat bestaan. Omwille van de gelijkheid van vrouwen en mannen, die overeenkomstig artikel 3 VEU een doelstelling van de Europese Unie is, moeten de regeringen van de lidstaten daarom bij de benoeming van rechters van het Gerecht overeenkomstig artikel 254 VWEU zoveel mogelijk zorgen voor een gelijke vertegenwoordiging van vrouwen en mannen.