Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2015/2632(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : B8-1230/2015

Ingediende teksten :

B8-1230/2015

Debatten :

PV 23/11/2015 - 11
CRE 23/11/2015 - 11

Stemmingen :

PV 26/11/2015 - 11.4
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P8_TA(2015)0415

Aangenomen teksten
PDF 183kWORD 80k
Donderdag 26 november 2015 - Straatsburg
Stand van zaken van de Doha-ontwikkelingsagenda aan de vooravond van de tiende Ministeriële Conferentie van de WTO
P8_TA(2015)0415B8-1230/2015

Resolutie van het Europees Parlement van 26 november 2015 over de stand van zaken met betrekking tot de Doha-ontwikkelingsagenda (DDA) aan de vooravond van de tiende Ministeriële Conferentie van de WTO (2015/2632(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien de ministeriële verklaring van Doha van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) van 14 november 2001(1),

–  gezien de ministeriële verklaring van Hongkong van de WTO van 18 december 2005(2),

–  gezien zijn resolutie van 4 april 2006 over de evaluatie van de Doha-ronde na de ministersconferentie van de WTO in Hongkong(3),

–  gezien zijn resolutie van 24 april 2008 over een routekaart voor hervorming van de Wereldhandelsorganisatie(4),

–  gezien zijn eerdere resoluties over de Doha-ontwikkelingsagenda (DDA), met name die van 9 oktober 2008(5), 16 december 2009(6), 14 september 2011(7) en van 21 november 2013(8),

–  gezien de resultaten van de negende Ministeriële Conferentie op Bali in december 2013 en met name de overeenkomst inzake handelsfacilitatie die daar is bereikt(9),

–  gezien het slotdocument dat op 17 februari 2015 bij consensus werd goedgekeurd tijdens de jaarlijkse bijeenkomst van de Parlementaire Conferentie over de WTO in Genève(10),

–  gezien de verklaringen die zijn afgelegd tijdens de vergadering van de delegatiehoofden van de WTO op 17 juni 2015,

–  gezien de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling van de Verenigde Naties(11),

–  gezien de vijfde mondiale evaluatie van Aid for Trade ("hulp voor handel"), die van 30 juni t/m 2 juli 2015 plaatsvond in Genève(12),

–  gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat de Doha-ronde in 2001 van start is gegaan, met als doel nieuwe kansen voor de handel te creëren, de multilaterale handelsregels te versterken en de onevenwichtigheden van het handelssysteem aan te pakken door de behoeften en belangen van de ontwikkelingslanden, en dan met name de minst ontwikkelde landen (MOL's), centraal te stellen in de onderhandelingen; overwegende dat deze doelstellingen voortkomen uit de overtuiging dat een multilateraal systeem, gebaseerd op eerlijkere en billijkere regels, kan bijdragen tot een eerlijke en vrije handel ten dienste van de ontwikkeling van alle continenten en de bestrijding van armoede;

B.  overwegende dat de EU voortdurend heeft gepleit voor een sterke, op multilaterale regels gebaseerde benadering van handel, waarbij altijd werd erkend dat aanvullende benaderingen zoals bilaterale, regionale en multilaterale overeenkomsten ertoe kunnen bijdragen dat markten worden ontsloten en dat economieën worden ontwikkeld, met name door liberalisering te bewerkstelligen en de regels en disciplines aan te scherpen in beleidssectoren die minder uitgebreid aan bod komen in de WTO, en het multilaterale systeem kunnen ondersteunen, mits dergelijke overeenkomsten in overeenstemming zijn met de WTO, gebaseerd zijn op gedeelde regels en de voorwaarden creëren voor een mogelijke toekomstige multilateralisering;

C.  overwegende dat, hoewel de WTO en de regels die zijn verankerd in de in WTO-verband gesloten overeenkomsten van essentieel belang zijn geweest om verstrekkend en wijdverbreid protectionisme tegen te gaan in reactie op de ernstigste financiële en economische crisis sinds de jaren 30 van de vorige eeuw, in een WTO-rapport van november 2014 wordt vermeld dat van de 1 244 beperkende maatregelen die sinds het begin van de crisis in 2008 zijn vastgelegd, er slechts 282 zijn opgeheven, waardoor de behoefte aan meer acties tegen dergelijke maatregelen toeneemt; overwegende dat er, als de regels niet worden aangescherpt, nieuwe en innovatieve manieren kunnen ontstaan om binnenlandse markten en producenten te beschermen;

D.  overwegende dat open en eerlijke multilaterale handel sterker wordt belemmerd door verschillende niet-tarifaire belemmeringen (NTB's) dan door douanerechten, waarvan steeds vaker wordt afgezien ten gevolge van de globalisering;

E.  overwegende dat het niettemin belangrijk is rekening te houden met de gevoeligheid van bepaalde sectoren wat betreft de openstelling van de markt, met name van de landbouwsector;

F.  overwegende dat de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) de bijdrage van de Europese Unie vormt aan de verwachtingen van de Doha-ronde;

G.  overwegende dat de resultaten van de negende Ministeriële Conferentie van 2013, en dan in het bijzonder de overeenkomst inzake handelsfacilitatie (TFA) die de geschiedenis zal ingaan als de eerste multilaterale overeenkomst van de WTO sinds haar oprichting in 1995, van systemisch belang zijn voor de organisatie; overwegende dat de Europese Unie de TFA op 5 oktober 2015 heeft geratificeerd;

H.  overwegende dat uit recente discussies over de voortgang van de DDA duidelijk is gebleken dat het ambitieniveau moet worden herzien met het oog op haalbare resultaten voor alle onderhandelingspijlers en dat hierbij ten volle rekening moet worden gehouden met de realiteit van het huidige handelsklimaat;

I.  overwegende dat de tiende Ministeriële Conferentie van de WTO van 15 t/m 18 december 2015 in Kenia zal plaatsvinden en dat dit de eerste ministeriële conferentie van de WTO zal zijn die plaatsvindt in een Afrikaans land; overwegende dat de EU zich nog steeds krachtig achter de DDA schaart en dat het sluiten van een politieke deal over de voortgang van de DDA van belang zal zijn om ervoor te zorgen dat de onderhandelingsfunctie van de WTO van essentieel belang blijft voor verdere liberalisering van de handel op mondiale schaal;

1.  schaart zich andermaal volledig achter het multilaterale handelssysteem en verzoekt om een handelsagenda die gebaseerd is op vrije en eerlijke handel die eenieder ten goede komt en waarin ontwikkeling centraal staat;

2.  benadrukt dat er in de onderhandelingen ten volle rekening moet worden gehouden met de speciale behoeften en belangen van de minst ontwikkelde landen (MOL's) en ontwikkelingslanden met lage inkomsten; acht een duidelijke definitie van ontwikkelingslanden met lage inkomsten en opkomende economieën noodzakelijk; onderstreept nogmaals dat het beginsel van speciale en gedifferentieerde behandeling (S&DT) een integraal onderdeel vormt van de onderhandelingen en dat het de uiteenlopende ontwikkelingsniveaus van WTO-leden als bedoeld in paragraaf 44 van de ministeriële verklaring van Doha weerspiegelt; is van mening dat zinvolle S&DT-bepalingen nauwkeuriger moeten worden geformuleerd, periodiek moeten worden herzien en gericht moeten zijn op de behoeften van de meest behoeftige ontwikkelingslanden en MOL's; prijst het voorbeeld dat de overeenkomst inzake handelsfacilitatie (TFA) biedt wat betreft de operationalisering van het S&DT-beginsel voor uitvoeringsfasen, wat nuttig kan zijn om de S&DT-bepalingen te herzien en te richten op de behoeften;

3.  pleit voor een structurele hervorming van de WTO om betere waarborgen te bieden voor een op gemeenschappelijke en toegepaste regels gebaseerd, open, eerlijk en non-discriminatoir handelssysteem, dat meer rekening houdt met de rol en de belangen van een breed scala economische actoren zoals mkb's, micro-ondernemingen en innovatieve startups;

4.  wijst erop dat het van belang is voort te bouwen op de besluiten van de negende Ministeriële Conferentie van de WTO, teneinde substantiële vooruitgang te boeken tijdens de tiende Ministeriële Conferentie in Nairobi in december 2015 en een snelle afronding van de Doha-ronde mogelijk te maken;

5.  is van mening dat handelsliberalisering een belangrijk instrument is om duurzame economische groei en ontwikkeling te realiseren, maar dat die liberalisering gepaard moet gaan met het juiste flankerend beleid, waaronder macro- en micro-economische maatregelen, begrotingstransparantie, belastingmaatregelen, fiscale rechtvaardigheid, administratieve vereenvoudiging, onderwijs en opleiding, institutionele hervormingen en sociaal beleid, om de voordelen van handelshervormingen te maximaliseren en beter te spreiden en om negatieve gevolgen op effectieve wijze te compenseren;

6.  vestigt de aandacht op de vijfde Aid for Trade-toetsingsconferentie, getiteld "reducing trade costs for inclusive, sustainable growth", die in juli 2015 is gehouden in Genève en die voornamelijk gericht was op de tenuitvoerlegging van de overeenkomst inzake handelsfacilitatie;

7.  verzoekt alle WTO-leden om een snelle ratificatie en implementatie van de overeenkomst inzake handelsfacilitatie, zodat de overeenkomst nog vóór MC10 in werking kan treden; is van mening dat deze overeenkomst ten goede zal komen aan alle WTO-leden, en met name aan de ontwikkelingslanden en de betrokken marktdeelnemers, doordat er meer transparantie en rechtszekerheid zal komen en de administratieve kosten en de duur van de douaneprocedures zullen afnemen, hetgeen die landen in staat zal stellen optimaal te profiteren van de mogelijkheden die ontstaan als gevolg van het feit dat de toeleveringsketens steeds vaker regionaal en mondiaal zijn, terwijl de mkb's profijt zullen kunnen trekken uit meer open markten; wijst erop dat voor zowel ontwikkelingslanden als de minst ontwikkelde landen capaciteitsopbouw en technische bijstand beschikbaar moeten blijven, waarbij one-stop-shops en de vereenvoudiging van elektronische documentatie centraal moeten staan, zodat ze hun productiecapaciteit kunnen opvoeren en daardoor kunnen profiteren van een groter aandeel in de waardevermeerdering in de mondiale waardeketens;

8.  moedigt de WTO-leden aan om op een proactieve manier steun te verlenen aan de inspanningen van de WTO om doeltreffende en nauwere samenwerking tot stand te brengen met andere internationale organisaties die een belangrijke rol spelen in mondiale handelsbesprekingen, met name de Internationale Arbeidsorganisatie, de Wereldgezondheidsorganisatie en de VN en haar agentschappen en organen, zoals de Conferentie voor handel en ontwikkeling, de Voedsel- en Landbouworganisatie, het Milieuprogramma, het Ontwikkelingsprogramma en het Raamverdrag inzake klimaatverandering, alsook het IMF, de Wereldbank en de OESO, teneinde te zorgen voor wederzijdse ondersteuning en synergie tussen handels- en niet handelsgerelateerde belangen; steunt het streven naar de vaststelling van internationale normen en samenwerking op regelgevingsgebied;

9.  verzoekt dat er grondig wordt nagedacht over hoe in de regels van de WTO beter rekening kan worden gehouden met andere dan handelsbelangen, zodat de WTO-leden legitieme beleidsdoelstellingen kunnen nastreven zonder de toegang tot de markt te belemmeren; benadrukt in dit verband dat inspanningen voor de vaststelling van internationale normen krachtig moeten worden ondersteund en dat aan ontwikkelingslanden de nodige hulp moet worden geboden om aan die normen te kunnen voldoen;

10.  is ervan overtuigd dat doordat onvoldoende rekening wordt gehouden met de grote verschillen tussen ontwikkelingslanden in hun economische ontwikkelingsniveaus en specifieke behoeften, de vaststelling van doeltreffende maatregelen ten behoeve van deze landen conform het verklaarde doel van de Doha-ronde kan worden belemmerd en dat dit fnuikend is voor de meest behoeftige ontwikkelingslanden; vraagt de meer ontwikkelde ontwikkelingslanden met klem al in de huidige ronde hun deel van de verantwoordelijkheid op zich te nemen en een bijdrage te leveren die in verhouding staat tot hun ontwikkelingsniveau en sectorale concurrentiekracht; benadrukt bovendien dat er voor de differentiatie effectieve criteria moeten worden toegepast waarbij niet alleen rekening wordt gehouden met de groei van het bbp maar ook met indicatoren als de economische-kwetsbaarheidsindex en de handels- en ontwikkelingsindex;

11.  acht het van essentieel belang dat de jarenlange Doha-ronde met een vervuld ontwikkelingsmandaat wordt afgerond; dringt er derhalve bij alle WTO-leden op aan met dat einddoel voor ogen alle mogelijke opties na te gaan om een ambitieus, mondiaal, evenwichtig en realistisch resultaat te behalen;

12.  is ingenomen met de tot op heden geboekte vorderingen met betrekking tot plurilaterale initiatieven, zoals de overeenkomst inzake milieugoederen en de informatietechnologieovereenkomst, en initiatieven zoals de overeenkomst betreffende de handel in diensten (TiSA); meent dat plurilaterale overeenkomsten een aanvulling kunnen vormen op de multilaterale benadering en deze kunnen bevorderen, met als uiteindelijk doel een kritische massa van leden binnen te halen en vervolgens tot multilateralisering over te gaan;

13.  dringt erop aan dat de EU een leidende rol blijft spelen bij de bevordering van tastbare voortgang tijdens de lopende WTO-onderhandelingen, opdat de ontwikkelingsronde van Doha spoedig volledig kan worden afgerond, alsook bij het vergemakkelijken van de volledige deelname van de MOL's aan de wereldhandel door te bemiddelen tussen de verschillende standpunten van WTO-leden;

14.  benadrukt dat de WTO niet alleen een doorslaggevende rol speelt ten aanzien van een op regels gebaseerde wereldhandel en bij de uitvoering en naleving van bindende toezeggingen en de beslechting van handelsgeschillen, maar ook een unieke bijdrage levert aan de bevordering van transparantie en onderlinge evaluatie, met name door middel van de regeling inzake toetsing van het handelsbeleid (TPRM);

15.  verzoekt de Commissie en de Raad ervoor te zorgen dat het Parlement nauw betrokken blijft bij de voorbereidingen van de tiende Ministeriële Conferentie, voortdurend op de hoogte wordt gehouden en indien nodig tijdens de Ministeriële Conferentie wordt geraadpleegd; verzoekt de Commissie andere WTO-leden te blijven wijzen op het belang van een sterkere parlementaire dimensie van de WTO;

16.  roept de WTO-leden op de democratische legitimiteit en transparantie te waarborgen door de parlementaire dimensie van de WTO te versterken; benadrukt in dit verband dat parlementsleden betere toegang moeten krijgen tot handelsbesprekingen en moeten worden betrokken bij de formulering en uitvoering van WTO-besluiten, en dat handelsbeleid in het belang van de burgers naar behoren moet worden getoetst;

17.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en de parlementen van de lidstaten en de directeur-generaal van de WTO.

(1) Ministeriële Conferentie van de WTO, Doha, 2001: ministeriële verklaring WT/MIN(01)/DEC/1 van 20 november 2001https://www.wto.org/english/thewto_e/minist_e/min01_e/mindecl_e.htm
(2)Ministeriële verklaring van Hongkong WT/MIN(05)/DEC, van 18 december 2005https://www.wto.org/english/thewto_e/minist_e/min05_e/final_text_e.htm
(3) PB C 293 E van 2.12.2006, blz. 155.
(4) PB C 259 E van 29.10.2009, blz. 77.
(5) PB C 9 E van 15.1.2010, blz. 31.
(6) PB C 286 E van 22.10.2010, blz. 1.
(7)PB C 51 E van 22.2.2013, blz. 84.
(8) Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0511.
(9) Ministeriële verklaring van Bali (WT/MIN(13)/DEC) van 7 december 2013https://www.wto.org/english/thewto_e/minist_e/mc9_e/balideclaration_e.htm
(10) http://www.ipu.org/splz-e/trade15/outcome.pdf
(11) http://www.un.org/millenniumgoals/
(12) https://www.wto.org/english/tratop_e/devel_e/a4t_e/global_review15prog_e/global_review15prog_e.htm

Juridische mededeling - Privacybeleid