Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2015/2238(IMM)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A8-0358/2015

Ingediende teksten :

A8-0358/2015

Debatten :

Stemmingen :

PV 15/12/2015 - 4.13
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P8_TA(2015)0436

Aangenomen teksten
PDF 159kWORD 63k
Dinsdag 15 december 2015 - Straatsburg
Verzoek om opheffing van de immuniteit van Georgios Kyrtsos
P8_TA(2015)0436A8-0358/2015

Besluit van het Europees Parlement van 15 december 2015 over het verzoek om opheffing van de immuniteit van Georgios Kyrtsos (2015/2238(IMM))

Het Europees Parlement,

–  gezien het verzoek om opheffing van de immuniteit van Georgios Kyrtsos, dat op 21 juli 2015 werd ingediend door het Openbaar Ministerie van het Griekse Hooggerechtshof in verband met een klacht van de dienst voor arbeidsinspectie van Oost-Attica inzake de niet-uitbetaling van lonen(1), en van de ontvangst waarvan op 9 september 2015 ter plenaire vergadering kennis werd gegeven,

–  gezien het feit dat Georgios Kyrtsos afstand heeft gedaan van zijn recht te worden gehoord, overeenkomstig artikel 9, lid 5, van zijn Reglement,

–  gezien de artikelen 8 en 9 van protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, en artikel 6, lid 2, van de Akte van 20 september 1976 betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen,

–  gezien de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 mei 1964, 10 juli 1986, 15 en 21 oktober 2008, 19 maart 2010, 6 september 2011 en 17 januari 2013(2),

–  gezien artikel 62 van de grondwet van de Helleense Republiek,

–  gezien artikel 5, lid 2, artikel 6, lid 1, en artikel 9 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A8-0358/2015),

A.  overwegende dat het Openbaar Ministerie van het Griekse Hooggerechtshof heeft verzocht om opheffing van de immuniteit van Georgios Kyrtsos, lid van het Europees Parlement in verband met een mogelijk proces over een vermeend strafbaar feit;

B.  overwegende dat in artikel 9 van Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie bepaald is dat de leden van het Europees Parlement op hun eigen grondgebied dezelfde immuniteiten genieten welke aan de leden van de volksvertegenwoordiging in hun land zijn verleend;

C.  overwegende dat in artikel 62 van de grondwet van de Helleense Republiek bepaald is dat de leden van het parlement tijdens hun parlementaire ambtsperiode niet kunnen worden vervolgd, gearresteerd, gevangen genomen of op andere wijze aan beperkingen worden onderworpen zonder voorafgaande toestemming van het parlement;

D.  overwegende dat Georgios Kyrtsos beschuldigd wordt van niet-betaling van een deel van het loon van een van zijn vroegere werknemers;

E.  overwegende dat deze beschuldiging betrekking heeft op een gedeelte van het loon van 2013 van een vroegere werknemer van twee krantenuitgeverijen waarvan Georgios Kyrtsos destijds de directeur was, en dat de beschuldiging gericht is aan het adres van Georgios Kyrtsos als voormalig directeur van deze uitgeverijen;

F.  overwegende dat het vermeende strafbare feit duidelijk geen verband houdt met het ambt van Georgios Kyrtsos als lid van het Europees Parlement, maar eerder in verband staat met zijn vroegere positie als directeur van twee krantenuitgeverijen;

G.  overwegende dat de vervolging geen betrekking heeft op meningen die de betrokkene in de uitoefening van zijn ambt als lid van het Europees Parlement heeft geuit dan wel een stem die hij in de uitoefening van dat ambt heeft uitgebracht in de zin van artikel 8 van Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie;

H.  overwegende dat er geen reden is om aan te nemen dat het proces bedoeld is om de politieke activiteiten van een EP-lid schade toe te brengen (fumus persecutionis), aangezien de vervolging was ingesteld enkele jaren voordat het lid zijn ambt opnam;

1.  besluit de immuniteit van Georgios Kyrtsos op te heffen;

2.  verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en het verslag van zijn bevoegde commissie onmiddellijk te doen toekomen aan de Griekse autoriteiten.

(1) Referentiedocument ABM:IB2014/8927.
(2) Arrest van het Hof van Justitie van 12 mei 1964, Wagner/Fohrmann en Krier, 101/63, ECLI:EU:C:1964:28; arrest van het Hof van Justitie van 10 juli 1986, Wybot/Faure e.a., 149/85, ECLI:EU:C:1986:310; arrest van het Gerecht van 15 oktober 2008, Mote/Parlement, T-345/05, ECLI:EU:T:2008:440; arrest van het Hof van Justitie van 21 oktober 2008, Marra/De Gregorio en Clemente, C-200/07 en C-201/07, ECLI:EU:C:2008:579; arrest van het Gerecht van 19 maart 2010, Gollnisch/Parlement, T-42/06, ECLI:EU:T:2010:102; arrest van het Hof van Justitie van 6 september 2011, Patriciello, C-163/10, ECLI: EU:C:2011:543; arrest van het Gerecht van 17 januari 2013, Gollnisch/Parlement, T-346/11 en T-347/11, ECLI:EU:T:2013:23.

Juridische mededeling - Privacybeleid