Resolutie van het Europees Parlement van 20 januari 2016 ter ondersteuning van het vredesproces in Colombia (2015/3033(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien zijn resoluties over vrede en mensenrechten in Colombia,
– gezien de bijzondere betrekkingen die de EU met Colombia onderhoudt, met name in het kader van de meerpartijenhandelsovereenkomst tussen Colombia en Peru en de EU en haar lidstaten, die op 26 juli 2012 in Brussel is ondertekend, evenals de visumvrijstellingsovereenkomst tussen de Europese Unie en Colombia, die op 2 december 2015 is ondertekend,
– gezien punt 44 van de boodschap van de EP-delegatie in de Euro-Latijns-Amerikaanse Parlementaire Vergadering (EuroLat) aan de tweede top EU-Celac in Brussel over de beëindiging van het interne conflict tussen de regering van Colombia en de FARC, en de Verklaring van Brussel die op 11 juni 2015 aan het eind van de tweede top EU-Celac werd aangenomen,
– gezien de verklaring van de hoge vertegenwoordiger van de EU, Federica Mogherini, over de overeenkomst van 24 september 2015 over overgangsjustitie in Colombia, alsook haar verklaring van 1 oktober 2015 tot benoeming van Eamon Gilmore als speciale vertegenwoordiger van de Unie voor het vredesproces in Colombia,
– gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de EU en Colombia een kader voor nauwe politieke, economische en commerciële samenwerking handhaven dat is vastgelegd in het memorandum van overeenstemming van november 2009 en in de handelsovereenkomst tussen Colombia en Peru en de EU en haar lidstaten, die niet alleen tot doel hebben de economische en handelsbetrekkingen tussen de partijen te versterken, maar ook om bij te dragen tot de vrede, democratie, eerbiediging van de mensenrechten, duurzame ontwikkeling en het welzijn van de burgers;
B. overwegende dat deze nauwe banden zich uitstrekken tot internationale samenwerkingsgebieden in multilaterale kwesties van gemeenschappelijk belang, zoals de strijd voor vrede en tegen terrorisme en drugshandel;
C. overwegende dat het gewapende interne conflict in Colombia al meer dan vijftig jaar aanhoudt en de bevolking enorm leed heeft berokkend, zowel door terroristische acties als door acties van paramilitaire groepen, en dat dit conflict onder meer heeft geleid tot moorden, gedwongen verdwijningen, ontvoeringen, seksueel geweld, kindermisbruik, binnen- en buitenlandse ontheemding en verminkingen door landmijnen;
D. overwegende dat op 19 november 2012 in Havana (Cuba) van start werd gegaan met de rondetafelgesprekken tussen de regering van Colombia en de revolutionaire gewapende strijdkrachten van Colombia (FARC), nadat op 26 augustus 2012 het Algemeen Akkoord over de beëindiging van het conflict en de opbouw van een stabiele en duurzame vrede was ondertekend, waarmee gevolg werd gegeven aan de wens van het Colombiaanse volk om in vrede te leven en met name werd erkend dat de staat de plicht heeft de mensenrechten op het gehele grondgebied te bevorderen en dat eerlijke economische en maatschappelijke ontwikkeling een waarborg voor vrede is en een absolute voorwaarde vormt voor de inclusieve en duurzame groei van het land;
E. overwegende dat in verschillende fases van de onderhandelingen in Havana akkoorden werden bereikt over een nieuw Colombiaans platteland en een uitgebreide plattelandshervorming, over politieke participatie en democratische opening met het oog op vredesopbouw, en over de oplossing van het drugsprobleem;
F. overwegende dat de regering van Colombia en de FARC op 23 september 2015 aankondigden een akkoord te hebben bereikt over de instelling van een bijzondere rechtspraak voor vrede krachtens het internationale recht, die beantwoordt aan de rechten van de slachtoffers en een bijdrage levert aan de opbouw van een stabiele en duurzame vrede, waarbij de partijen overeenstemming hebben bereikt over de invoering van een integraal systeem voor waarheid, gerechtigheid, schadeloosstelling en niet-herhaling, dat de oprichting van een commissie voor het boven tafel krijgen van de waarheid, co-existentie en niet-herhaling omvat, alsook overeenkomsten op het gebied van schadeloosstelling van de slachtoffers;
G. overwegende dat de regering van Colombia en de FARC op 15 december 2015 hebben aangekondigd een overeenkomst te zullen sluiten over de slachtoffers van het conflict en de oprichting van de instellingen die zijn voorzien in het akkoord van 23 september 2015;
H. overwegende dat de regering, het parlement en de bevolking van Colombia de soevereine bevoegdheid hebben de parameters van deze bijzondere rechtspraak voor vrede vast te stellen, die voornamelijk ten doel heeft een einde maken aan straffeloosheid, de waarheid boven tafel te krijgen en de daders van de tijdens het conflict gepleegde misdrijven – in het bijzonder de meest ernstige en representatieve – te berechten en bestraffen, waarbij niet-herhaling wordt gewaarborgd en tevens wordt bijgedragen aan de schadeloosstelling van de slachtoffers;
I. overwegende dat de beëindiging van dit interne conflict, dat tijdens een periode van meer dan vijftig jaar miljoenen slachtoffers heeft geëist, en de totstandbrenging van een stabiele en duurzame vrede in Colombia in de eerste plaats prioriteit zijn voor dit land, maar tevens voor de Europese Unie en de internationale gemeenschap, hetgeen blijkt uit de talrijke steunbetuigingen aan het vredesproces van verschillende landen en regionale en internationale organisaties, waaronder de Europese Unie zelf;
1. staat positief tegenover en steunt de tot nu toe bereikte overeenkomsten tussen de Colombiaanse regering en de FARC voor het bereiken van vrede in Colombia, en wijst hierbij met name op de overeenkomsten over een uitgebreide plattelandshervorming, over politieke participatie en democratische opening met het oog op vredesopbouw, over de oplossing van het drugsprobleem en over de instelling van een bijzondere rechtspraak voor de vrede, die de oprichting van een commissie voor het boven tafel krijgen van de waarheid, co-existentie en niet-herhaling omvat, evenals een speciale eenheid voor de zoektocht naar personen die in de context en als gevolg van het conflict als vermist zijn opgegeven en een eenheid voor onderzoek naar en ontmanteling van criminele organisaties;
2. erkent de politieke inspanningen, het realisme en de volharding die zowel de regering van Colombia als de FARC hebben laten zien om hun botsende standpunten op één lijn te brengen, wat geleidelijk heeft geleid tot een ruimte voor compromis waardoor vorderingen konden worden geboekt bij het zoeken naar stabiele en duurzame vrede en kon worden gewerkt naar een akkoord dat uniek is in de geschiedenis, waarin de slachtoffers centraal staan en prioriteit wordt gegeven aan waarheid, gerechtigheid zonder straffeloosheid, daadwerkelijke schadeloosstelling en niet-herhaling; erkent eveneens de belangrijke rol die slachtofferverenigingen, ngo's en het maatschappelijk middenveld hebben gespeeld bij de totstandbrenging van deze overeenkomsten;
3. roept het nationaal bevrijdingsleger (ELN) op om onverwijld zijn krachtige en besliste medewerking te verlenen voor de vrede in Colombia, en pleit voor het aanvatten van een parallel onderhandelingsproces met de Colombiaanse regering dat langs soortgelijke lijnen kan verlopen;
4. spreekt de wens uit dat de onderhandelingen binnen een zo kort mogelijke termijn worden afgerond en een definitief einde van het conflict betekenen, en daardoor een mijlpaal worden in de moderne geschiedenis van Colombia; verzoekt alle partijen, alle Colombiaanse politieke krachten en de gehele Colombiaanse samenleving met het oog hierop een positieve bijdrage te leveren aan de beëindiging van het geweld;
5. verklaart nogmaals dat geweld geen legitieme methode voor politieke strijd vormt, en verzoekt diegenen die wel die overtuiging hadden, om de democratie met al haar gevolgen en verplichtingen te omhelzen, met als eerste stap het definitief neerleggen van de wapens en het uitdragen van hun overtuigingen en ambities door middel van democratische regels en de rechtsstaat;
6. erkent de belangrijke rol die tot dusver is gespeeld door Cuba en Noorwegen, die garant staan voor het vredesproces, en Chili en Venezuela, die het proces begeleiden, en spreekt eveneens zijn dankbaarheid uit voor de medewerking van paus Franciscus in dit verband;
7. is verheugd over het besluit dat de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid/vicevoorzitter van de Commissie, Federica Mogherini, op 1 oktober 2015 heeft genomen om Eamon Gilmore, voormalig vicepremier en voormalig minister van Buitenlandse Zaken en Handel van de Republiek Ierland, te benoemen tot speciale vertegenwoordiger van de Unie voor het vredesproces in Colombia, en is eveneens ingenomen met het feit dat het Bureau van de hoge commissaris van de VN voor de mensenrechten in Colombia na sluiting van de vredesakkoorden zal toezien op de mensenrechtensituatie;
8. verklaart zich nogmaals bereid alle nodige bijstand te verlenen ter ondersteuning van de uitvoering van het definitieve vredesakkoord, en roept de lidstaten van de Europese Unie in dit verband andermaal op ter ondersteuning tijdens de periode na het conflict een trustfonds op te richten waaraan gemeenschappen en maatschappelijke organisaties kunnen deelnemen, en daarbij rekening te houden met de door de slachtoffers aangegeven prioriteiten op het gebied van waarheid, gerechtigheid, schadeloosstelling en waarborgen voor niet-herhaling;
9. onderstreept hoe belangrijk het is dat de vredesopbouw gepaard gaat met aanhoudende inspanningen om ongelijkheid en armoede te bestrijden, rechtvaardige oplossingen voor ontheemde personen en gemeenschappen, toegang tot werk en de erkenning van de arbeidsrechten en sociale rechten in heel Colombia, en vindt dat bijzondere steun moet worden verleend aan bepaalde groepen die onevenredig veel geleden hebben onder het conflict, zoals de Afro-Colombianen en inheemse gemeenschappen;
10. is van mening dat de oprichting van een subcommissie inzake gender om ervoor te zorgen dat bij de onderhandelingen rekening wordt gehouden met het genderperspectief, en de deelname van slachtoffers van seksueel geweld en van vrouwenrechtenorganisaties aan de vredesbesprekingen, zonder precedent zijn en als inspiratiebron zouden moeten dienen voor andere vredesprocessen in de wereld;
11. stelt met voldoening vast dat geen mogelijkheid tot amnestie of kwijtschelding bestaat voor misdaden tegen de menselijkheid, genocide, ernstige oorlogsmisdrijven en schendingen van de mensenrechten, in overeenstemming met het internationaal strafrecht en humanitair recht, alsook met de toepasselijke instrumenten en internationale normen op het gebied van de mensenrechten;
12. is van mening dat het noodzakelijk is dat de straffen die aan daders van misdrijven worden opgelegd, bijdragen tot de schadeloosstelling van de slachtoffers en de sociale en politieke verzoening;
13. stelt vast dat de Colombiaanse instellingen inspanningen hebben geleverd met het oog op de volledige en blijvende eerbiediging van de mensenrechten, en vraagt ze deze inspanningen te verdubbelen om de subcultuur van geweld volledig uit te bannen in een land waar vijftig jaar conflict bij bepaalde instellingen weleens heeft geleid tot onwettige reacties en gedragingen die niet stroken met de rechtsstaat en de mensenrechten; herinnert de Colombiaanse staat in dit verband aan zijn verantwoordelijkheid de bescherming van de voorvechters van de mensenrechten en vakbondsleden te waarborgen, en verzoekt maatschappelijke organisaties mee te werken aan het herstel van een harmonieuze samenleving in Colombia;
14. hecht zijn goedkeuring aan de aankondiging van de Colombiaanse strijdkrachten dat zij de militaire doctrine van Colombia zullen herzien om zich voor te bereiden om op een doeltreffende en flexibele manier antwoord te kunnen bieden op de nieuwe uitdagingen in de fase na het conflict, en garant te staan voor de vredesakkoorden; is daarnaast ook van mening dat de recente aankondiging van de FARC dat zij hun militaire training opschorten om zich in de toekomst te kunnen wijden aan de politieke en culturele vorming in het kader van het proces dat een einde moet maken aan het gewapend conflict nog een hoopgevende stap in de juiste richting vormt;
15. beveelt zijn delegatie voor de betrekkingen met de landen van de Andesgemeenschap en zijn delegatie in de Euro-Latijns-Amerikaanse Parlementaire Vergadering aan de vredesakkoorden te volgen en te begeleiden;
16. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het roulerend voorzitterschap van de EU, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Euro-Latijns-Amerikaanse Parlementaire Vergadering en de regering en het parlement van de Republiek Colombia.