Resolutie van het Europees Parlement van 21 januari 2016 over de activiteiten van de Commissie verzoekschriften in 2014 (2014/2218(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties over de uitkomst van de beraadslagingen van de Commissie verzoekschriften,
– gezien de artikelen 10 en 11 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU),
– gezien het belang van het recht om verzoekschriften in te dienen en het belang voor het Parlement om onmiddellijk kennis te nemen van de specifieke zorgen van de burgers en ingezetenen van de Unie, zoals bepaald in de artikelen 24 en 227 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),
– gezien artikel 228 van het VWEU,
– gezien artikel 44 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie inzake het recht om verzoekschriften in te dienen bij het Europees Parlement,
– gezien de bepalingen van het VWEU met betrekking tot de inbreukprocedure, en met name de artikelen 258 en 260,
– gelet op artikel 52, artikel 215, artikel 216, lid 8 en artikel 218 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie verzoekschriften (A8-0361/2015),
A. overwegende dat in 2014 2 714 verzoekschriften zijn ontvangen, bijna 6 % minder dan in 2013, toen het Parlement 2 885 verzoekschriften ontving; overwegende dat 790 verzoekschriften ontvankelijk zijn verklaard en in behandeling zijn genomen; overwegende dat 1 070 verzoekschriften niet-ontvankelijk verklaard zijn; overwegende dat 817 verzoekschriften ontvankelijk verklaard zijn en afgehandeld zijn; overwegende dat van 37 verzoekschriften de aanbeveling betwist is; overwegende dat uit deze cijfers blijkt dat bijna tweemaal zoveel verzoekschriften zijn ontvangen als in 2009; overwegende dat het aantal ambtenaren dat met de behandeling van deze verzoekschriften belast is, niet dienovereenkomstig verhoogd is;
B. overwegende dat het jaarverslag over de activiteiten van de Commissie verzoekschriften is bedoeld om een analyse van de in 2014 ontvangen verzoekschriften te bieden alsmede om van gedachten te wisselen over mogelijke verbeteringen van de procedures en van de betrekkingen met andere instellingen;
C. overwegende dat het aantal ontvangen verzoekschriften bescheiden is in verhouding tot het aantal inwoners van de Europese Unie, wat erop wijst dat de meeste burgers zich nog niet bewust zijn van het recht om verzoekschriften in te dienen, of van het mogelijke nut ervan als middel om de aandacht van de Europese instellingen en de lidstaten te vestigen op aangelegenheden die hen aangaan en zorgen baren; overwegende dat sommige burgers weliswaar op de hoogte zijn van de verzoekschriftenprocedure, maar dat er nog steeds wijdverbreide verwarring bestaat over de werkzaamheden van de EU, zoals blijkt uit het grote aantal ingediende niet-ontvankelijke verzoekschriften (39,4 %);
D. overwegende dat een deugdelijke behandeling van verzoekschriften tijdens de hele procedure cruciaal is om aan te tonen dat het petitierecht wordt geëerbiedigd; overwegende dat degenen die verzoekschriften indienen doorgaans burgers zijn die zich inzetten voor de verbetering en het toekomstige welzijn van onze samenlevingen; overwegende dat de wijze waarop deze burgers de afhandeling van hun verzoekschrift ervaren hun toekomstige mening over het Europese project kan bepalen;
E. overwegende dat 1 887 verzoekschriften, waarvan 1 070 niet-ontvankelijk waren, in 2014 zijn afgehandeld; overwegende dat slechts 29,1 % van de verzoekschriften ontvankelijk werd verklaard en werd behandeld, terwijl 39,4 % niet-ontvankelijk werd verklaard en 30,1 % ontvankelijk werd verklaard en direct werd afgehandeld;
F. overwegende dat de burgers van de EU worden vertegenwoordigd door de enige EU-instelling waarvan de leden rechtstreeks door hen worden gekozen – het Europees Parlement; overwegende dat het recht om verzoekschriften in te dienen hun de kans biedt de aandacht van de door hen gekozen vertegenwoordigers te trekken;
G. overwegende dat de burgers van de EU en de cultuur van dienstverlening aan hen altijd centraal moeten staan in de werkzaamheden van het Parlement en met name in die van de Commissie verzoekschriften, en aan alle andere overwegingen of doelmatigheidscriteria voorafgaan; overwegende dat het huidige niveau van beschikbare personele middelen binnen de afdeling Verzoekschriften de naleving van deze fundamentele beginselen in gevaar brengt;
H. overwegende dat het recht om verzoekschriften in te dienen, indien de essentie ervan volledig wordt geëerbiedigd, de communicatie tussen het Parlement en de burgers en ingezetenen van de EU kan versterken als er een open, democratisch, inclusief en transparant mechanisme in alle fasen van de verzoekschriftenprocedure tot stand wordt gebracht, met als doel problemen op te lossen die met name verband houden met de toepassing van de EU-wetgeving;
I. overwegende dat het petitierecht een essentieel onderdeel is van de participerende democratie;
J. overwegende dat met het petitierecht, alsmede met de Europese Ombudsman, wordt beoogd het wanbestuur aan te pakken van EU-instellingen of van nationale instellingen bij de uitvoering van EU-wetgeving;
K. overwegende dat verzoekschriften waardevolle feedback opleveren voor wetgevers en uitvoerende organen op zowel Europees als nationaal niveau, met name over mogelijke lacunes bij de tenuitvoerlegging van EU-wetgeving; overwegende dat verzoekschriften een vroegtijdige waarschuwing kunnen zijn voor lidstaten die achterblijven bij de uitvoering van EU-wetgeving;
L. overwegende dat de tot de Commissie verzoekschriften gerichte verzoekschriften vaak een nuttige en directe inbreng zijn gebleken voor andere commissies van het Parlement bij hun respectieve wetgevende werkzaamheden;
M. overwegende dat de Commissie verzoekschriften niet als enige de taak heeft om te zorgen dat het fundamentele petitierecht naar behoren wordt geëerbiedigd, maar dat het veeleer een gemeenschappelijk streven van alle commissies van het Parlement, alsook van de andere EU-instellingen, zou moeten zijn; overwegende dat in afwachting van de reacties van andere commissies geen enkel verzoekschrift mag worden afgehandeld;
N. overwegende dat de Commissie verzoekschriften ernaar moet streven meer gebruik te maken van haar prerogatieven en algemene en specifieke commissie-instrumenten, zoals mondelinge vragen en korte resoluties, om zodoende zichtbaarheid te geven aan de verschillende in de ontvangen verzoekschriften tot uiting gebrachte punten van zorg van burgers en inwoners van de EU, door die tijdens de plenaire vergadering van het Parlement ter sprake te brengen;
O. overwegende dat ieder verzoekschrift zorgvuldig, efficiënt, vlot, transparant, afzonderlijk en onder eerbiediging van het participatierecht van de leden van de Commissie verzoekschriften moet worden beoordeeld en behandeld; overwegende dat iedere indiener binnen een redelijke termijn een antwoord moet ontvangen met mededeling van de redenen waarom het verzoekschrift in kwestie werd afgesloten of van de getroffen follow-up-, uitvoerings- en toezichtmaatregelen; overwegende dat betere institutionele coördinatie met nationale, regionale en EU-instellingen van wezenlijk belang is om in verzoekschriften aangehaalde kwesties onmiddellijk aan te pakken;
P. overwegende dat een efficiënte en vlotte behandeling van verzoekschriften ook moet worden gegarandeerd wanneer een nieuw Parlement aantreedt en ten gevolge daarvan personeelsveranderingen plaatsvinden;
Q. overwegende dat het vooral in het belang van de ontvankelijke en gegronde verzoekschriften is als het werk van de Commissie verzoekschriften niet wordt belemmerd door het feit dat zij zich onredelijk lang moet bezighouden met niet-ontvankelijke en ongegronde verzoekschriften;
R. overwegende dat de indiener naar behoren moet worden geïnformeerd over de redenen waarom het verzoekschrift in kwestie niet-ontvankelijk werd verklaard;
S. overwegende dat de verzoekschriften worden besproken tijdens de vergaderingen van de Commissie verzoekschriften en dat de indieners kunnen deelnemen aan deze besprekingen, het recht hebben hun verzoekschrift te presenteren en nader toe te lichten en actief kunnen bijdragen aan het werk van de Commissie verzoekschriften door aanvullende informatie te verstrekken aan de leden van de Commissie verzoekschriften en aan de Europese Commissie, alsook aan de eventueel aanwezige vertegenwoordigers van de lidstaten; overwegende dat in 2014 127 indieners een vergadering hebben bijgewoond en betrokken waren bij de besprekingen van de commissie; overwegende dat dit een vrij laag cijfer van rechtstreekse participatie blijft en zou moeten worden verhoogd, mede door gebruik te maken van technologie voor communicatie op afstand en door een planning te hanteren zodat de indieners hun komst naar de commissie beter kunnen organiseren;
T. overwegende dat de behandeling van de verzoekschriften na het openbare debat tijdens de commissievergaderingen in veel gevallen niet wordt afgesloten en nadere follow-up is voorzien en feedback wordt verwacht, namelijk in de vorm van aanvullende inlichtingen van de Europese Commissie of parlementaire commissies of concrete uitwisseling met de betreffende nationale of regionale autoriteiten;
U. overwegende dat meer vergadertijd nodig is om een breed scala aan onderwerpen te bespreken en de kwaliteit van elke bespreking te waarborgen; overwegende dat vergaderingen van fractiecoördinatoren cruciaal zijn voor een soepele planning en uitvoering van de commissiewerkzaamheden, en dat daarom voldoende tijd moet worden besteed om tot een democratische besluitvorming te komen;
V. overwegende dat de werkzaamheden van de Commissie verzoekschriften gebaseerd zijn op de schriftelijke informatie van de indieners en hun mondelinge en audiovisuele bijdragen tijdens de vergaderingen, aangevuld met expertise van de Europese Commissie, de lidstaten, de Ombudsman en andere politieke vertegenwoordigingsorganen;
W. overwegende dat de bezwaren van indieners in alle stadia van de verzoekschriftenprocedure naar behoren en op een grondige manier moeten worden onderzocht; overwegende dat voor deze procedure verschillende fasen nodig kunnen zijn, waaronder meerdere ronden van feedback van de indiener en de betreffende Europese instellingen en nationale autoriteiten;
X. overwegende dat verzoekschriften, overeenkomstig de ontvankelijkheidscriteria die zijn vastgelegd in het Verdrag en het Reglement van het Parlement, moeten voldoen aan de formele ontvankelijkheidsvoorwaarden (artikel 215 van het Reglement), met andere woorden dat zij betrekking moeten hebben op een kwestie die binnen het kader van de werkzaamheden van de Europese Unie valt en indiener rechtstreeks aangaat, en dat indieners burger moeten zijn van de Europese Unie of er moeten verblijven; overwegende dat sommige verzoekschriften dientengevolge niet-ontvankelijk worden verklaard omdat ze niet aan deze formele criteria voldoen; overwegende dat het besluit inzake de ontvankelijkheid veeleer aan dergelijke juridische en technische criteria moet voldoen, en niet mag worden bepaald door politieke beslissingen; overwegende dat het webportaal voor verzoekschriften een doeltreffend instrument moet zijn door indieners te voorzien van de nodige informatie en richtsnoeren in verband met de ontvankelijkheid;
Y. overwegende dat nu een specifieke procedure is aangenomen voor de afhandeling van verzoekschriften die betrekking hebben op kinderen, aangezien in deze gevallen iedere vertraging verregaande gevolgen kan hebben voor de betrokkenen;
Z. overwegende dat de verzoekschriften een instrument kunnen zijn waarmee de burgers van de EU kunnen controleren of het EU-recht correct wordt opgesteld en toegepast; overwegende dat de burgers van de EU op deze manier een waardevolle bron van informatie kunnen zijn ten aanzien van het EU-recht en schendingen daarvan, met name op het gebied van milieu, interne markt, erkenning van beroepskwalificaties, consumentenbescherming en de financiëledienstensector;
AA. overwegende dat verzoekschriften vaak gelijktijdig worden ingediend met een klacht bij de Europese Commissie, wat kan leiden tot de instelling van een inbreukprocedure of een vordering wegens nalatigheid; overwegende dat uit de statistieken (zie het 23e verslag van de Commissie over de controle op de toepassing van het EU-recht (COM(2006)0416)) blijkt dat een kwart tot een derde van de verwerkte verzoekschriften en klachten verband houdt met of aanleiding geeft tot inbreukprocedures; overwegende dat de betrokkenheid van het Parlement bij deze verzoekschriftenprocedures een aanvullende toetsing oplevert van het onderzoekswerk van de bevoegde EU-instellingen; overwegende dat verzoekschriften niet mogen worden afgehandeld in afwachting van het onderzoek van de Commissie;
AB. overwegende dat de belangrijkste punten van zorg die in de verzoekschriften aan bod komen, zoals het milieurecht (met name op het gebied van afval- en waterbeheer, de exploratie naar en ontginning van koolwaterstoffen en grootschalige infrastructuur- en ontwikkelingsprojecten), de grondrechten (met name de rechten van het kind en van personen met een handicap, in het bijzonder omdat een vierde van de Europese kiezers verklaart in enige mate aan fysieke gebreken of beperkingen te lijden), het vrije verkeer van personen, discriminatie, immigratie, werkgelegenheid, de onderhandelingen over het trans-Atlantisch partnerschap voor handel en investeringen (TTIP), dierenwelzijn, rechtspraak en de sociale inclusie van personen met een handicap;
AC. overwegende dat het webportaal van de Commissie verzoekschriften met een jaar vertraging op 19 november 2014 werd gelanceerd, ter vervanging van het oude elektronische platform voor het indienen van verzoekschriften op de Europarlwebsite, en ontworpen was om het petitierecht en de actieve betrokkenheid van de burgers bij de EU te bevorderen; overwegende dat dit nog niet volledig operationele portaal erop gericht is een geïntegreerde oplossing te bieden om in de specifieke behoeften van de verzoekschriftenprocedure te voorzien en om de Europese burgers die een verzoekschrift willen indienen een beter webinstrument te bieden, met de mogelijkheid om de verschillende stadia van hun verzoekschrift in realtime te volgen; overwegende dat verscheidene tekortkomingen zijn vastgesteld, met name wat de zoekfunctie betreft, die de rol van het portaal als openbaar register van verzoekschriften ondermijnen, en overwegende dat de tweede fase, waarin alle bestaande problemen worden opgelost, al zou moeten zijn afgerond; overwegende dat het webportaal kan bijdragen tot een betere dienstverlening en zichtbaarheid voor de burgers en de commissieleden en zal fungeren als een elektronisch register (als bedoeld in artikel 216, lid 4, van het Reglement van het P arlement) waarmee de burgers verzoekschriften kunnen indienen en volgen, en een elektronische handtekening kunnen plaatsen onder hun eigen verzoekschriften; overwegende dat het nieuwe portaal is bedoeld om de verzoekschriftenprocedure transparanter en interactiever te maken en de administratieve efficiëntie te verbeteren, in het belang van de indieners, de leden en het grote publiek; overwegende dat het webportaal het instrument moet zijn waarmee meer transparantie van de verzoekschriftenprocedure kan worden bereikt, indieners beter toegang krijgen tot informatie en burgers bewust worden gemaakt van de capaciteit en de mogelijkheden van de Commissie verzoekschriften om hun situatie te helpen verbeteren; benadrukt dat het gebruik van nieuwe informatie- en communicatietechnologie verder moet worden verhoogd en bevorderd om het werk van de commissie dichter bij de burger te brengen;
AD. overwegende dat het Europees burgerinitiatief een belangrijk instrument is om burgers in staat te stellen deel te nemen aan het politieke besluitvormingsproces van de EU, waarvan het potentieel volledig zou moeten worden benut; overwegende dat het instrument, om de beste resultaten te behalen op het vlak van de participatie van burgers, verder moet worden verbeterd, dat het niveau van vertegenwoordiging en de praktische aspecten ervan moeten worden vergroot, en dat het volledig door de Europese instellingen (en met name de Commissie) moet worden geëerbiedigd en ten uitvoer moet worden gelegd;
AE. overwegende dat de Commissie verzoekschriften actieve belangstelling blijft tonen voor de wijze waarop de verordening inzake het Europees burgerinitiatief wordt toegepast, en zich bewust is van de behoefte aan een nieuwe verordening om het hoofd te bieden aan de vele tekortkomingen, hindernissen en zwakten ervan, alsook aan de omslachtige aard van het bestaande rechtskader en de voorgeschreven mechanismen om een Europees burgerinitiatief te starten en op te volgen, met name wat het daadwerkelijk verzamelen van handtekeningen betreft;
AF. overwegende dat de Commissie verzoekschriften van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) nr. 211/2011, drie jaar na de inwerkingtreding ervan op 1 april 2012, moet worden geëvalueerd om eventuele tekortkomingen op te sporen en haalbare oplossingen voor te stellen voor een snelle herziening, met het oog op een betere tenuitvoerlegging;
AG. overwegende dat de organisatie van openbare hoorzittingen voor succesvolle initiatieven een succes is geweest en dat de betrokkenheid en participatie van de Commissie verzoekschriften als medeverantwoordelijke commissie bij de hoorzittingen in het kader van de Europese burgerinitiatieven bijzonder werd geapprecieerd door de leden en door het maatschappelijk middenveld; overwegende dat de Commissie verzoekschriften dit proces steunt en haar ruime ervaring met de burgers in dienst stelt van dit streven; overwegende dat van de Commissie een concrete follow-up van geslaagde Europese burgerinitiatieven mag worden verwacht;
AH. overwegende dat er dient te worden opgemerkt dat er, vanwege de werklast van de Commissie verzoekschriften en de noodzaak het secretariaat van de Commissie verzoekschriften extra te bemannen, geen enkele onderzoeksmissie heeft plaatsgevonden voor de verzoekschriften waarvoor er in 2014 een onderzoek liep; overwegende dat in de toekomst in geval van passende verzoekschriften onderzoeksmissies zullen plaatsvinden;
AI. overwegende dat in 2016 het gebruikelijke aantal onderzoeksmissies moet plaatsvinden, gezien het feit dat dit een specifieke bevoegdheid van de commissie en een essentieel onderdeel van haar werkzaamheden betreft, waaronder ook de interactie met burgers en autoriteiten in de desbetreffende lidstaten valt; overwegende dat leden van deze delegaties op gelijke voet aan alle gerelateerde activiteiten deelnemen, met inbegrip van verslaglegging;
AJ. overwegende dat de Commissie verzoekschriften verantwoordelijkheden heeft met betrekking tot het Bureau van de Europese Ombudsman, dat bevoegd is om klachten van Europese burgers over mogelijk wanbeheer binnen de instellingen en organen van de Europese Unie te onderzoeken, waarover de commissie ook een jaarverslag opstelt op basis van het jaarverslag van de Europese Ombudsman zelf; overwegende dat de Commissie verzoekschriften in 2014 actief en rechtstreeks heeft meegewerkt aan de organisatie van de verkiezing van de Europese Ombudsman krachtens artikel 204 van het Reglement van het Parlement; overwegende dat mevrouw Emily O'Reilly in december 2014 voor een mandaat van vijf jaar is herkozen als Ombudsman, en dat deze verkiezingen op een doeltreffende en transparante manier zijn verlopen;
AK. overwegende dat de Commissie verzoekschriften lid is van het Europees Netwerk van ombudsmannen, dat ook een aantal verzoekschriftencommissies van nationale parlementen omvat, voor zover deze bestaan; overwegende dat het van belang is dat de parlementen van de lidstaten verzoekschriftencommissies in het leven roepen of deze versterken waar ze al bestaan, en dat de onderlinge samenwerking wordt verbeterd;
1. benadrukt de werkzaamheden die door de Commissie verzoekschriften moeten worden uitgevoerd, waardoor de burgers en ingezetenen van de Unie enige inspraak krijgen bij het verdedigen en bevorderen van hun rechten en het toezicht op de correcte toepassing van de communautaire wetgeving, daar hun verzoekschriften zorgen van burgers aan de oppervlakte brengen zodat hun legitieme grieven binnen een redelijk tijdsbestek kunnen worden opgelost; wijst erop dat ontvankelijke verzoekschriften negen maanden na indiening in de commissie moeten worden behandeld; wijst er opnieuw op dat betere institutionele coördinatie met nationale, regionale en EU-instellingen alsook andere organen, van wezenlijk belang is om in verzoekschriften aangehaalde kwesties onmiddellijk aan te pakken;
2. benadrukt dat de Commissie verzoekschriften (als aanspreekpunt voor de burgers), de Europese Ombudsman en het Europees burgerinitiatief samen een reeks fundamentele instrumenten vormen voor een grotere politieke betrokkenheid van de burgers, die verzekerd moeten zijn van een transparante, passende toegang tot deze instrumenten en een betrouwbare werking ervan; onderstreept dat deze instanties verantwoordelijk zijn voor het bevorderen van het Europees burgerschap en het vergroten van de zichtbaarheid en geloofwaardigheid van de EU-instellingen; dringt er bij de EU-instellingen op aan het werk van de Europese Ombudsman meer in overweging te nemen; dringt aan op meer mechanismen voor rechtstreekse betrokkenheid van de burgers bij het besluitvormingsproces van de Europese instellingen;
3. benadrukt dat nauwere samenwerking met de nationale, regionale en lokale overheden bij vraagstukken betreffende de toepassing van het EU-recht onontbeerlijk is met het oog op het herstel van het contact met de Europese burgers en de versterking van de democratische legitimiteit en de verantwoordingsplicht in het besluitvormingsproces van het Europees Parlement; merkt op dat samenwerking wordt verbeterd door proactieve uitwisseling van informatie, op alle institutionele niveaus, en dat dit essentieel is om door indieners aangehaalde kwesties aan te pakken; betreurt het dat in bepaalde gevallen nationale, regionale en lokale autoriteiten niet reageren op verzoeken van de Commissie verzoekschriften;
4. waarschuwt voor de aanhoudende achterstand bij de behandeling van verzoekschriften, vanwege het gebrek aan beschikbaar personeel in het commissiesecretariaat, dat duidelijke gevolgen heeft voor de tijd die beschikbaar is voor de afhandeling van verzoekschriften, met name wat de vaststelling van de ontvankelijkheid betreft; is van mening dat dergelijke vertragingen niet aanvaardbaar zijn als een uitmuntende dienstverlening wordt beoogd, en daardoor niet alleen het daadwerkelijke petitierecht wordt ondermijnd maar ook de geloofwaardigheid van de Europese instellingen wordt aangetast in de ogen van de desbetreffende burgers; dringt er bij de verantwoordelijke politieke en administratieve organen van het Parlement op aan om, in samenwerking met de Begrotingscommissie, een passende oplossing te vinden die ervoor zorgt dat de Commissie verzoekschriften overeenkomstig de geest van de Verdragen kan functioneren;
5. onderstreept dat de niet-ontvankelijkheid respectievelijk het afsluiten van de behandeling van een verzoekschrift wegens ongegrondheid zorgvuldig tegenover de indieners moet worden gemotiveerd;
6. verzoekt de Commissie verzoekschriften en eventueel de voor wijziging van het Reglement bevoegde organen van het Europees Parlement om het onderscheid tussen de criteria voor het vaststellen van ontvankelijkheid en van gegrondheid alsmede tussen het aanhouden en het afsluiten van een verzoekschrift duidelijker uit te werken en dit onderscheid ook voor potentiële indieners van verzoekschriften inzichtelijk te maken;
7. benadrukt de belangrijke ondersteunende rol van de Commissie bij de behandeling van de zaken die door indieners aan de orde zijn gesteld, en verzoekt de Commissie om proactief en tijdig toezicht te houden op door indieners aan de kaak gestelde projecten waarbij sprake is of zal zijn van inbreuk op het EU-recht door de tenuitvoerlegging van officiële planning; verzoekt de Commissie, als hoedster van de verdragen, een oplossing te vinden voor gevallen van onjuiste of niet-omzetting van het EU-recht, die in een groot aantal aan het Parlement gerichte verzoekschriften aan de orde worden gesteld; verzoekt de Commissie daarbij ook minder aarzelend op te treden als het gaat om het instellen van inbreukprocedures; onderstreept dat bij het instellen van inbreukprocedures niet de indruk mag ontstaan dat met grotere lidstaten sterker rekening wordt gehouden; verzoekt de Commissie om de Commissie verzoekschriften regelmatig op de hoogte te houden van de voortgang en de concrete uitkomst van inbreukprocedures die rechtstreeks verband houden met verzoekschriften;
8. verzoekt de Commissie zich volledig in te zetten in het verzoekschriftenproces, namelijk door ontvankelijke, aan haar toegewezen zaken grondig te onderzoeken en de indieners uiteindelijk tijdig van nauwkeurige en geactualiseerde antwoorden te voorzien; verwacht dat deze antwoorden nader worden toegelicht in de mondelinge debatten over deze kwesties tijdens de openbare vergaderingen van de Commissie verzoekschriften; is van mening dat de Commissie met het oog op de institutionele geloofwaardigheid in dergelijke debatten moet worden vertegenwoordigd door een functionaris met passende rang; is van mening dat de Commissie zich, als hoedster van de Verdragen, intensiever moet bezighouden met de essentie van zaken, daarbij rekening houdend met de achterliggende bedoeling van de desbetreffende EU-wetgeving;
9. verzoekt dat, omwille van de transparantie en in de geest van loyale samenwerking tussen de verschillende EU-instellingen, de Commissie de toegang tot documenten met alle toepasselijke informatie over EU-proefprocedures vergemakkelijkt, met name in het geval van ontvangen verzoekschriften, met inbegrip van de uitwisseling van vragen en antwoorden tussen de Commissie en de betreffende lidstaat, ten minste wanneer de procedure is afgerond;
10. benadrukt het belang van proactief toezicht en tijdige preventieve maatregelen van de Commissie wanneer er gegrond bewijs is dat bepaalde geplande en bekendgemaakte projecten mogelijk een inbreuk vormen op de EU-wetgeving; is ongerust over de huidige neiging tot terughoudendheid binnen de Commissie bij onderzoek naar de problematiek van veel verzoekschriftenop puur procedurele gronden; is het niet eens met de telkens terugkerende voorstellen om tal van dossiers van specifieke verzoekschriften te sluiten zonder de resultaten van de onderzoeken naar de aangekaarte kwesties af te wachten, en meent dat dit niet strookt met de geest van haar ultieme rol als hoedster van de Verdragen; pleit voor nog meer nauwgezette aandacht en daaropvolgende maatregelen, vooral in zaken waar het gaat om mogelijke inbreuken op de EU-wetgeving door de Commissie zelf, bijvoorbeeld op het vlak van toegang van het publiek tot documenten, zoals gewaarborgd door het Verdrag van Aarhus;
11. wijst erop dat het belangrijk is te waarborgen dat de Commissie alle verzoekschriften gedetailleerd, proactief en zo snel mogelijk beantwoordt;
12. wenst dat het secretariaat meer personeel ter beschikking krijgt, gezien de bijzondere aard van deze commissie en de zware werklast die voortvloeit uit het contact met de duizenden burgers en ingezetenen die elk jaar verzoekschriften indienen;
13. onderstreept de noodzaak van een betere correspondentie met burgers met het oog op de behandeling van hun verzoeken;
14. acht het belangrijk om de samenwerking met de nationale parlementen en hun relevante commissies alsmede met de regeringen van de lidstaten te versterken en om de autoriteiten van de lidstaten ertoe aan te sporen het EU-recht op volledig transparante wijze om te zetten en toe te passen; wijst op het belang van de samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten met het oog op een doeltreffender en transparanter bescherming van de rechten van burgers, en pleit voor de aanwezigheid van vertegenwoordigers van de lidstaten tijdens de vergaderingen; beklemtoont dat er vertegenwoordigers van de Raad en de Commissie van een zo hoog mogelijk niveau aanwezig moeten zijn bij vergaderingen en hoorzittingen van de Commissie verzoekschriften, wanneer de inhoud van de besproken kwesties de betrokkenheid van deze instellingen vereist; herhaalt het in zijn resolutie van 11 maart 2014 over de werkzaamheden van de Commissie verzoekschriften in 2013(1) geformuleerde verzoek om een versterking van de gestructureerde dialoog met de lidstaten, namelijk door met regelmaat vergaderingen met leden van nationale verzoekschriftencommissies of andere bevoegde instanties te houden;
15. verzoekt de lidstaten wettelijk te regelen dat in de nationale parlementen een goed functionerende verzoekschriftencommissie moet worden ingesteld, waardoor de samenwerking tussen de Commissie verzoekschriften en de nationale parlementen doeltreffender zou worden;
16. acht het belangrijk dat de commissie verzoekschriften de samenwerking met andere parlementaire commissies versterkt door hun advies te vragen over verzoekschriften, hun leden uit te nodigen voor deelname aan de bespreking van tot hun bevoegdheidsgebied behorende vraagstukken en als medeadviserende commissie meer deel te nemen aan de opstelling van bepaalde verslagen, met name verslagen met betrekking tot de correcte omzetting en tenuitvoerlegging van het EU-recht in de lidstaten; verzoekt de bevoegde commissies de nodige aandacht te besteden aan de aan hen doorgezonden verzoekschriften en passende feedback te verstrekken voor de correcte afhandeling van verzoekschriften;
17. onderstreept het groeiende belang van de Commissie verzoekschriften als toetsingscommissie, die een referentiepunt zou moeten zijn voor de omzetting en tenuitvoerlegging van de Europese wetgeving op administratief niveau in de lidstaten; herhaalt de in bovengenoemde resolutie over de werkzaamheden van de Commissie verzoekschriften 2013 geformuleerde oproep tot meer politieke debatten tijdens de plenaire vergaderingen en tot een levendiger communicatie over de verzoekschriften van Europese burgers;
18. betreurt dat niet meer indieners hun geval rechtstreeks aan de Commissie verzoekschriften kunnen presenteren, deels vanwege een gebrek aan vergadertijd en aan personeel in het secretariaat; dringt aan op een verbetering van de termijnen waarbinnen indieners in kennis worden gesteld van de behandeling van hun verzoekschriften en van hun verschijning voor de commissie; pleit ervoor meer gebruik te maken van videoconferenties of andere middelen waarmee indieners actief aan de werkzaamheden van de Commissie verzoekschriften kunnen deelnemen, ook als ze niet fysiek aanwezig kunnen zijn;
19. pleit voor de onmiddellijke totstandbrenging van een informeel netwerk voor verzoekschriften binnen het Parlement, met deelname van leden die alle parlementaire commissies vertegenwoordigen, om te zorgen voor een soepele en doeltreffende coördinatie van de werkzaamheden met betrekking tot verzoekschriften, waardoor de uitoefening van het petitierecht zal verbeteren;
20. wijst erop dat de overige commissies van het Parlement een belangrijke rol vervullen, onder meer omdat zij tijdens hun vergaderingen aangelegenheden behandelen die aan de orde zijn gesteld in de verzoekschriften die betrekking hebben op hun bevoegdheidsterreinen, en de ontvangen relevante verzoekschriften als informatiebron voor wetgevingsprocedures gebruiken;
21. betreurt dat het Handvest van de grondrechten niet in alle lidstaten is aangenomen en dat de tenuitvoerlegging ervan onduidelijk en tot op zekere hoogte onbevredigend is voor een groot aantal burgers; betreurt eveneens dat het Handvest van de grondrechten nog niet door de EU is aangenomen zoals bedoeld in artikel 6, lid 2, van het VEU en dat de Europese burgers niet voldoende op de hoogte zijn van de procedures die hiervoor bestaan; betreurt de strikte uitlegging door de Europese Commissie van artikel 51 van het Handvest van de grondrechten, waarin wordt bepaalt dat de bepalingen van het Handvest zijn gericht tot de instellingen, organen en instanties van de Europese Unie met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, alsmede, uitsluitend wanneer zij het EU-recht ten uitvoer brengen, tot de lidstaten; herinnert eraan dat de Europese Commissie vaak heeft verklaard dat het haar onmogelijk was om op te treden op het gebied van de grondrechten, wanneer de commissie haar daarom had verzocht, vanwege artikel 51 van het Handvest van de grondrechten; onderstreept dat de verwachtingen van de burgers vaak verder gaan dan hetgeen op grond van de zuiver juridische bepalingen van het Handvest kan worden waargemaakt; verzoekt de Europese Commissie dichter bij de verwachtingen van de burgers te staan en een nieuwe aanpak te zoeken voor de uitlegging van artikel 51;
22. wijst op het belangrijke werk dat de Commissie verzoekschriften heeft verricht in de context van de tenuitvoerlegging van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap; neemt in dit verband terdege kennis van de slotopmerkingen van het VN-Comité voor de rechten van personen met een handicap in verband met het initiële verslag van de Europese Unie(2); beklemtoont dat het kader van de Europese Unie van voldoende middelen moet worden voorzien, overeenkomstig de voorschriften van het Verdrag; verzoekt in dit verband om een vergroting van de capaciteit van de Commissie verzoekschriften en haar secretariaat, waardoor de commissie haar beschermende rol naar behoren kan vervullen; pleit voor de aanstelling van een aangewezen functionaris met de taak om kwesties op het gebied van handicaps te behandelen; benadrukt de bereidheid van de commissie om nauw samen te werken met andere wetgevingscommissies die deel uitmaken van het netwerk van het Parlement voor handicaps; stelt vast dat de commissie zich meer moet inspannen en meer actie moet ondernemen ten aanzien van de bescherming van personen met een handicap, zoals acties gericht op de bevordering van de spoedige ratificering van het Verdrag van Marrakesh;
23. wijst op de bezorgdheid van de burgers ten opzichte van de onderhandelingen voor het trans-Atlantisch partnerschap voor handel en investeringen (TTIP) waaraan de Commissie deelneemt, zoals blijkt uit talrijke verzoekschriften die in 2014 zijn ontvangen; onderstreept dat de Commissie dringend de aanbevelingen van de Europese Ombudsman in dit verband ten uitvoer moet leggen;
24. wijst op het advies van de Commissie verzoekschriften inzake aanbevelingen aan de Europese Commissie voor de onderhandelingen over TTIP, waarin zij het als ISDS bekendstaande instrument voor geschillenbeslechting afwijst, waarop in vele ontvangen verzoekschriften werd aangedrongen, en betreurt dat het Europees burgerinitiatief tegen TTIP is verworpen;
25. betreurt het dat enkele lidstaten het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap nog niet hebben geratificeerd en verzoekt hen dit verdrag zo spoedig mogelijk te ondertekenen en te ratificeren;
26. verzoekt de EU en de lidstaten het Facultatief Protocol bij het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap te ondertekenen en te ratificeren;
27. verzoekt de lidstaten het Verdrag van Marrakesh tot bevordering van de toegang tot gepubliceerde werken voor personen die blind zijn, visueel gehandicapt of anderszins een leeshandicap hebben, onverwijld te ondertekenen en te ratificeren;
28. stelt vast dat bijzondere aandacht wordt besteed aan bepaalde verzoekschriften over het plan om mogelijke oliereserves op de Canarische eilanden te verkennen en exploiteren; wijst erop dat indieners die op grond van milieuoverwegingen tegen het plan waren aanzienlijk hebben bijgedragen aan de opheldering van het debat; beseft dat milieuvraagstukken een prioriteit voor de indieners blijven, en dat hierdoor duidelijk wordt waar de lidstaten op dit gebied in gebreke blijven; merkt op dat een aantal van deze verzoekschriften over afvalbeheer, waterveiligheid, kernenergie, fracking en de bescherming van diersoorten gaan;
29. wijst op het hoge aantal ontvangen verzoekschriften waarin bezwaar wordt gemaakt tegen het gebruik van fracking om gas en aardolie uit de ondergrond te halen en wordt gewezen op de ecologische, economische en sociale gevolgen die aan het gebruik van deze techniek verbonden zijn;
30. hekelt met name het opsplitsen van dossiers, een praktijk die herhaaldelijk voorkomt bij grote infrastructuur- of boorprojecten die ten grondslag liggen aan tal van verzoekschriften over milieukwesties;
31. wijst op de bezorgdheid van indieners over vermeende onrechtvaardigheden bij de administratieve en gerechtelijke procedures inzake echtscheidingen en kwesties met betrekking tot het gezag over kleine kinderen en gedwongen adopties; merkt in dit verband op dat in enkele lidstaten, in geval van paren met een gemengde nationaliteit, sprake kan zijn van discriminatie op grond van nationaliteit ten voordele van de ouder die onderdaan is van de lidstaat waar de procedure plaatsvindt, en ten nadele van de ouder die geen onderdaan is van die lidstaat, wat vaak zeer ernstige en omvangrijke gevolgen heeft voor de rechten van het kind; onderstreept dat er gevallen zijn voorgelegd uit verscheidene lidstaten (Duitsland – vooral met betrekking tot de activiteiten van het bureau voor kinder- en jeugdzorg, Frankrijk, Nederland, Slowakije, Denemarken) en uit Noorwegen, en is in dit verband ingenomen met de in 2016 geplande herziening van de verordening Brussel II bis; benadrukt dat in 2015 binnen de Commissie verzoekschriften een nieuwe werkgroep is opgericht om deze punten van zorg snel en samenhangend aan te pakken, en dat deze werkgroep een onderzoeksmissie naar het Verenigd Koninkrijk heeft uitgevoerd om dergelijke klachten ter plaatse te bestuderen;
32. wijst op het grote aantal ontvangen verzoekschriften waarin het migratie-, het handels- en het buitenlands beleid van de EU zwaar op de korrel wordt genomen en wordt gewaarschuwd voor de gevolgen ervan waar het gaat om de eerbiediging van de mensenrechten van migranten; stipt aan dat alle agentschappen, organen en instellingen van de EU, met inbegrip van Frontex, op hun werkterrein te allen tijde de eerbiediging van de mensenrechten en de naleving van het Handvest van de grondrechten moeten waarborgen;
33. is verheugd over de maatschappelijke dialoog die de Commissie sinds 2007 jaarlijks organiseert onder de naam "Europees Forum voor de rechten van het kind", dat tot doel heeft de rechten van het kind in het interne en externe optreden van de EU te bevorderen; merkt op dat aan deze dialoog wordt deelgenomen door vertegenwoordigers van de lidstaten, vertrouwenspersonen voor de rechten van het kind, het Comité van de Regio's, het Europees Economisch en Sociaal Comité, de Raad van Europa, Unicef en een aantal ngo's;
34. benadrukt dat in de verzoekschriften van burgers de meest uiteenlopende vraagstukken aan bod komen, zoals de grondrechten, de mensenrechten, de rechten van personen met een handicap, de interne markt, het milieurecht, arbeidsverhoudingen, het migratiebeleid, handelsovereenkomsten, volksgezondheidsvraagstukken, kinderwelzijn, vervoer, dierenrechten en discriminatie; verzoekt de Commissie verzoekschriften haar werkzaamheden nader te specialiseren voor de belangrijkste beleidsterreinen waar de indieners naar verwijzen; verzoekt om de toewijzing van meer middelen aan haar secretariaat zodat de commissie al deze uiteenlopende verzoekschriften die veel aandacht vereisen, kan behandelen;
35. is van mening dat de organisatie van openbare hoorzittingen een nuttig middel is om de door de burgers aan de orde gestelde problemen te onderzoeken; wil de aandacht vestigen op de openbare hoorzittingen die werden georganiseerd met de Commissie milieubeheer in het kader van het Europees burgerinitiatief "Water is een mensenrecht" en met de Commissie juridische zaken in het kader van het Europees burgerinitiatief "Een van ons"; is van mening dat het Europees burgerinitiatief een instrument is dat transnationale, participatieve en representatieve democratie bevordert en, zodra een nieuwe verordening is goedgekeurd, de burgers de mogelijkheid biedt directer deel te nemen aan het aankaarten en hoog op de agenda plaatsen van te behandelen Europese beleidsmaatregelen en wetgevingskwesties; bevestigt nogmaals dat het vastbesloten is proactief deel te nemen aan de organisatie van openbare hoorzittingen voor succesvolle initiatieven; verbindt zich ertoe om, op institutioneel niveau, prioriteit te verlenen aan de doeltreffendheid van dit participatief proces en ervoor te zorgen dat in voorkomend geval voor wetgevende follow-up wordt gezorgd; is ingenomen met de toegankelijkheidsvoorzieningen die tijdens de hoorzittingen aan personen met een handicap worden geboden, zoals het scherm voor de omzetting van tekst naar spraak;
36. betreurt het antwoord van de Commissie op het beperkte aantal Europese burgerinitiatieven en is teleurgesteld dat er weinig follow-up is gegeven aan het enige instrument van transnationale participatieve democratie in de EU;
37. vestigt de aandacht op verscheidene resoluties die in 2014 zijn aangenomen, zoals zijn resolutie van 12 maart 2014 betreffende het verslag over het EU-burgerschap 2013 met als titel "EU-burgers: uw rechten, uw toekomst"(3), dat geleid heeft tot debatten over de harmonisatie van pensioenrechten en over het actief en passief kiesrecht van burgers; vestigt de aandacht op het jaarverslag van de Commissie over de werkzaamheden van de Commissie verzoekschriften in 2013 (A7-0131/2014), en op zijn resolutie van 15 januari 2015 over het jaarverslag over de activiteiten van de Ombudsman in 2013(4), met name ten aanzien van de TTIP-overeenkomst;
38. waardeert het besluit van de Commissie om de in 2013 aangevangen activiteiten van het "Europees Jaar van de burger" in 2014 voort te zetten, met een sterkere nadruk op de Europese verkiezingen (die hebben plaatsgevonden tussen 22 en 25 mei 2014); vindt het een goede zaak dat de Commissie de Europese burgers wil informeren over de instrumenten waarover zij beschikken om te kunnen deelnemen aan het Europees besluitvormingsproces, en hun informatie en advies wil verstrekken met betrekking tot hun rechten en de democratische instrumenten waarover zij beschikken om die rechten af te dwingen; benadrukt dat meer aandacht moet worden besteed aan bewustmaking ten aanzien van de verkiezingen voor het Europees Parlement, aangezien de opkomst bij de verkiezingen in 2014 in veel lidstaten lager dan 50 % was;
39. onderstreept hoe belangrijk het is ervoor te zorgen dat de Commissie verzoekschriften een volledig operationeel webportaal heeft, dat de indieners de mogelijkheid biedt zich op doeltreffende wijze te registreren, een verzoekschrift in te dienen, de begeleidende documenten te uploaden, ontvankelijk verklaarde verzoekschriften te steunen, informatie te ontvangen over hun verzoekschrift en via automatische e-mails op de hoogte te worden gebracht van veranderingen in de status daarvan, en rechtstreeks in contact te treden met ambtenaren van de EU-instellingen voor directe en duidelijke informatie over de vorderingen in de kwesties die zij in hun verzoekschriften aan de orde hebben gesteld; betreurt het dat het tijdschema niet is gehaald en dat veel van de verwachte mogelijkheden nog niet volledig functioneren; dringt er bij de verantwoordelijke administratieve organen op aan de uitvoering van de resterende projectfasen te versnellen, waarbij alle bestaande tekortkomingen worden gecorrigeerd; beklemtoont dat meer stappen moeten worden gezet om de transparantie van de verzoekschriftenprocedure te verhogen;
40. wenst dat het Parlement, de nationale parlementen en de autoriteiten op lagere niveaus in de lidstaten, met passende klachteninstanties, een gezamenlijke lijn volgen om de burgers op begrijpelijke wijze duidelijk te maken op welk niveau en tot welke instantie zij hun verzoekschriften kunnen richten;
41. verzoekt om een effectieve beoordeling van het secretariaat van de Commissie verzoekschriften die gericht is op wat in kwalitatief en kwantitatief opzicht nodig is om aan de grote accumulatie van verzoekschriften en de aanhoudende vertraging bij de verwerking daarvan een einde te maken; is van mening dat adequate behandeling van en voldoende aandacht aan goedgekeurde verzoekschriften, tezamen met billijke feedback aan indieners essentieel is om de banden tussen het Europees maatschappelijk middenveld en de Europese instellingen aan te halen;
42. benadrukt dat het noodzakelijk is burgers op constructievere wijze te informeren over het webportaal van de Commissie verzoekschriften door in de lidstaten voorlichtingsseminars te organiseren;
43. benadrukt de belangrijke rol van het SOLVIT-netwerk, dat regelmatig problemen in verband met de uitvoering van de internemarktwetgeving aan het licht brengt en oplost; dringt er bij de Commissie op aan dit instrument te versterken, de leden van de Commissie verzoekschriften toegang te verschaffen tot alle informatie die via SOLVIT beschikbaar is en hen op de hoogte te houden in zaken die verband houden met ingediende verzoekschriften;
44. wijst erop dat de Commissie verzoekschriften nauwer moet samenwerken met de overige instellingen en organen van de Europese Unie en met de nationale autoriteiten in de lidstaten; acht het noodzakelijk om te komen tot een dialoog en een systematische samenwerking met de lidstaten, met name met de verzoekschriftencommissies van de nationale parlementen; beveelt alle parlementen van de lidstaten die dat nog niet hebben gedaan aan om verzoekschriftencommissies in het leven te roepen; is van mening dat het bezoek van een delegatie van het Schotse parlement aan de Commissie verzoekschriften op 2 december 2014 een voorbeeld van deze samenwerking is en dat dergelijke partnerschappen de beste manier zijn om ervaringen en optimale werkwijzen uit te wisselen, alsmede om verzoekschriften op een meer systematische en efficiënte manier door te verwijzen naar de bevoegde organen;
45. benadrukt dat nauwe samenwerking met de lidstaten van essentieel belang is voor de werkzaamheden van de Commissie verzoekschriften; moedigt de lidstaten aan een proactieve rol te spelen bij de behandeling van verzoekschriften die verband houden met de toepassing en handhaving van de EU-wetgeving, en hecht zeer veel belang aan de aanwezigheid en actieve participatie van de vertegenwoordigers van de lidstaten bij de vergaderingen van de Commissie verzoekschriften; wijst erop dat vertegenwoordigers van de Griekse regering aanwezig waren bij de bespreking van het verslag over de onderzoeksmissies naar Griekenland in verband met afvalbeheer (18 t/m 20 september 2013) tijdens de vergadering van 10 februari 2014;
46. herinnert eraan dat onderzoeksmissies een van de belangrijkste onderzoeksinstrumenten zijn waarover de Commissie verzoekschriften beschikt, zoals in de regels is voorzien, hoewel in 2014 geen enkele onderzoeksmissie heeft plaatsgevonden; acht het zeer belangrijk dat de behandeling van verzoekschriften tijdens de onderzoeksmissies niet tot stilstand komt, ook niet tussen de Europese verkiezingen en de constituering van het nieuwe Parlement, en verzoekt de parlementaire commissies hiervoor de nodige voorzieningen te treffen; benadrukt dat onderzoeksmissies moeten resulteren in duidelijke aanbevelingen die gericht zijn op de oplossing van de problemen van de indiener; verwacht dat de reguliere activiteit van de Commissie verzoekschriften wat de onderzoeksmissies betreft in 2016 wordt hervat;
47. verzoekt Griekenland kennis te nemen van de aanbevelingen in het door de commissie in februari 2014 goedgekeurde verslag over de onderzoeksmissies met betrekking tot de afvalinzameling en de stortplaatsen in Griekenland; verzoekt de Commissie nauwgezet toezicht te houden op de besteding van de voor afvalverwijdering toegekende middelen; verzoekt de lidstaten de richtlijnen van de Europese Unie inzake afvalrecycling te eerbiedigen;
48. hecht zeer veel belang aan de aanwezigheid en de actieve participatie van vertegenwoordigers van de lidstaten bij de vergaderingen van de Commissie verzoekschriften; is verheugd over en voorstander van de aanwezigheid, de participatie en de actieve samenwerking van overheidsfunctionarissen uit de betrokken lidstaten; moedigt alle lidstaten aan actief deel te nemen aan de verzoekschriftenprocedure;
49. benadrukt het belang van samenwerking met de Europese Ombudsman, alsook van de betrokkenheid van het Parlement bij het Europees Netwerk van ombudsmannen; juicht de uitstekende betrekkingen binnen het institutionele kader tussen de Ombudsman en de Commissie verzoekschriften toe; waardeert in het bijzonder de regelmatige bijdragen die de Ombudsman in de loop van het jaar heeft geleverd aan de werkzaamheden van de Commissie verzoekschriften;
50. kijkt uit naar nauwere samenwerking met verzoekschriftencommissies van nationale en regionale parlementen van de verschillende lidstaten, indien aanwezig; verbindt zich ertoe richtsnoeren te geven voor het instellen van dergelijke commissies in de resterende lidstaten die daartoe bereid zijn;
51. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie, en het verslag van de Commissie verzoekschriften, te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese Ombudsman, de regeringen en parlementen van de lidstaten, hun verzoekschriftencommissies en hun nationale ombudsman of soortgelijke bevoegde organen.
Aangenomen door het VN-comité tijdens zijn veertiende bijeenkomst (17 augustus t/m 4 september 2015); zie: http://tbinternet.ohchr.org/_layouts/treatybodyexternal/Download.aspx?symbolno=CRPD%2fC%2fEU%2fCO%2f1&Lang=en