Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2015/2313(IMM)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A8-0015/2016

Ingediende teksten :

A8-0015/2016

Debatten :

Stemmingen :

PV 02/02/2016 - 6.6
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P8_TA(2016)0030

Aangenomen teksten
PDF 251kWORD 66k
Dinsdag 2 februari 2016 - Straatsburg
Verzoek om opheffing van de immuniteit van Robert Jarosław Iwaszkiewicz
P8_TA(2016)0030A8-0015/2016

Besluit van het Europees Parlement van 2 februari 2016 over het verzoek om opheffing van de immuniteit van Robert Jarosław Iwaszkiewicz (2015/2313(IMM))

Het Europees Parlement,

–  gezien het aan het Parlement voorgelegde verzoek om opheffing van de immuniteit van Robert Jarosław Iwaszkiewicz, dat op 13 augustus 2015 werd ingediend door de procureur-generaal van de Republiek Polen in verband met een door de Poolse inspecteur-generaal voor het wegvervoer aanhangig te maken procedure (Zaak nr. CAN-PST-SCW.7421.1209083.2014.9.A.0475), van de ontvangst waarvan op 29 oktober 2015 ter plenaire vergadering kennis werd gegeven,

–  gezien het feit dat Robert Jarosław Iwaszkiewicz afstand heeft gedaan van zijn recht te worden gehoord, overeenkomstig artikel 9, lid 5, van zijn Reglement,

–  gezien de artikelen 8 en 9 van protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, en artikel 6, lid 2, van de Akte van 20 september 1976 betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen,

–  gezien de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 mei 1964, 10 juli 1986, 15 en 21 oktober 2008, 19 maart 2010, 6 september 2011 en 17 januari 2013(1),

–  gezien de artikelen 105, lid 2, en 108 van de grondwet van de Republiek Polen en de artikelen 7b, lid 1, en 7c, lid 1, juncto artikel 10b, van de Poolse wet van 9 mei 1996 betreffende de uitvoering van het mandaat van parlementslid en senator,

–  gezien artikel 5, lid 2, artikel 6, lid 1, en artikel 9 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A8-0015/2016),

A.  overwegende dat de procureur-generaal van de Republiek Polen een verzoek heeft doorgezonden van de Poolse inspecteur-generaal voor het wegvervoer om opheffing van de immuniteit van Robert Jarosław Iwaszkiewicz, lid van het Europees Parlement, wegens het strafbare feit bedoeld in artikel 92a van het wetboek kleine overtredingen van 20 mei 1971, juncto artikel 20, lid 1, van de wegenverkeerswet van 20 juni 1997;

B.  overwegende dat in artikel 9 van protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie bepaald is dat de leden van het Europees Parlement op hun eigen grondgebied de immuniteiten genieten welke aan de leden van de volksvertegenwoordiging in hun land zijn verleend;

C.  overwegende dat ingevolge de artikelen 105, lid 2, en 108 van de grondwet van de Republiek Polen leden van het parlement of de senaat niet strafrechtelijk ter verantwoording mogen worden geroepen zonder voorafgaande toestemming van het parlement (Sejm) respectievelijk de senaat;

D.  overwegende dat het dus aan het Europees Parlement is om te beslissen of de immuniteit van Robert Jarosław Iwaszkiewicz al dan niet dient te worden opgeheven;

E.  overwegende dat Robert Jarosław Iwaszkiewicz ervan wordt beschuldigd de maximaal toegestane snelheid binnen de bebouwde kom te hebben overschreden;

F.  overwegende dat de verweten gedragingen geen rechtstreeks en voor de hand liggend verband vertonen met de uitoefening door Robert Jarosław Iwaszkiewicz van zijn taken als lid van het Europees Parlement;

G.  overwegende dat het Parlement in deze zaak geen bewijs heeft gevonden dat duidt op fumus persecutionis, d.w.z. een voldoende ernstig en precies vermoeden dat de zaak aanhangig is gemaakt met de bedoeling het lid politieke schade toe te brengen;

1.  besluit de immuniteit van Robert Jarosław Iwaszkiewicz op te heffen;

2.  verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en het verslag van zijn bevoegde commissie onmiddellijk te doen toekomen aan de bevoegde autoriteit van de Republiek Polen en aan Robert Jarosław Iwaszkiewicz.

(1) Arrest van het Hof van Justitie van 12 mei 1964, Wagner/Fohrmann en Krier, 101/63, ECLI:EU:C:1964:28; Arrest van het Hof van Justitie van 10 juli 1986, Wybot/Faure e.a., 149/85, ECLI:EU:C:1986:310; Arrest van het Gerecht van 15 oktober 2008, Mote/Parlement, T-345/05, ECLI:EU:T:2008:440; Arrest van het Hof van Justitie van 21 oktober 2008, Marra /De Gregorio en Clemente, C‑-200/07 en C-201/07, ECLI:EU:C:2008:579; Arrest van het Gerecht van 19 maart 2010, Gollnisch /Parlement, T-42/06, ECLI:EU:T:2010:102; Arrest van het Hof van Justitie van 6 september 2011, Patriciello, C‑-163/10, ECLI: EU:C:2011:543; Arrest van het Gerecht van 17 januari 2013, Gollnisch /Parlement, T-346/11 en T-347/11, ECLI:EU:T:2013:23.

Juridische mededeling - Privacybeleid