Besluit van het Europees Parlement van 2 februari 2016 over het verzoek om opheffing van de immuniteit van Florian Philippot (2015/2267(IMM))
Het Europees Parlement,
– gezien het verzoek om opheffing van de immuniteit van Florian Philippot, dat op 2 september 2015 werd ingediend door de minister van Justitie van de Franse Republiek in verband met zaak wegens laster (nr. JIJI215000010) voor de rechtbank van Nanterre, en van de ontvangst waarvan op 16 september 2015 ter plenaire vergadering kennis werd gegeven,
– na Florian Philippot te hebben gehoord, overeenkomstig artikel 9, lid 5, van zijn Reglement,
– gezien de artikelen 8 en 9 van protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, en artikel 6, lid 2, van de Akte van 20 september 1976 betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen,
– gezien de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 mei 1964, 10 juli 1986, 15 en 21 oktober 2008, 19 maart 2010, 6 september 2011 en 17 januari 2013(1),
– gezien artikel 26 van de Grondwet van de Franse Republiek,
– gezien artikel 5, lid 2, artikel 6, lid 1, en artikel 9 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A8-0014/2016),
A. overwegende dat de Franse justitiële autoriteiten vragen om opheffing van de immuniteit van de heer Philippot in verband met een door een derde staat ingestelde strafvervolging;
B. overwegende dat artikel 7 van Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie bepaalt dat tegen de leden van het Europees Parlement geen opsporing kan plaatsvinden, en dat zij evenmin kunnen worden aangehouden of vervolgd op grond van de mening of de stem, die zij in de uitoefening van hun ambt hebben uitgebracht;
C. overwegende dat artikel 9 van Protocol nr. 7 bepaalt dat de leden van het Europees Parlement op hun eigen grondgebied dezelfde immuniteiten genieten welke aan de leden van de volksvertegenwoordiging in hun land zijn verleend;
D. overwegende dat artikel 26 van de Grondwet van de Franse Republiek bepaalt dat leden van het Parlement niet kunnen worden vervolgd, aangehouden, in hechtenis genomen of berecht op grond van meningen die zij hebben geuit of een stem die zij hebben uitgebracht in de uitoefening van hun mandaat, en dat leden van het Parlement zonder toestemming van de vergadering waarvan zij deel uitmaken niet in een strafrechtelijke of correctionele zaak kunnen worden vervolgd of aangehouden of anderszins aan vrijheidsbenemende of -beperkende maatregelen worden onderworpen;
E. overwegende dat Florian Philippot door een derde staat, te weten Qatar, wordt beschuldigd van smaad, omdat hij in een radio-uitzending op 9 januari 2015 en een televisie-uitzending op 19 januari 2015 zou hebben gezegd dat die staat het terrorisme financiert;
F. overwegende dat zowel artikel 8 van protocol nr. 7 als artikel 26 van de Franse grondwet in de weg staan aan elke civiel- of strafrechtelijke procedure tegen een parlementslid op grond van een bij de uitoefening van diens mandaat uitgebrachte mening;
G. overwegende dat de bepalingen in het Franse rechtsstelsel die de volksvertegenwoordigers bij de uitoefening van hun mandaat beschermen, reeds dateren van 1789 en voortkomen uit eerbied voor de wil van het volk en het vereiste dat gekozen vertegenwoordigers in een democratische staat hun mandaat vrij moeten kunnen uitoefenen zonder vrees voor vervolging door of inmenging van de uitvoerende of rechterlijke macht(2);
H. overwegende dat deze absolute immuniteit van een lid van het Europees Parlement niet alleen ziet op meningen die in officiële vergaderingen van het Parlement worden geuit, maar ook bij elders, bijvoorbeeld in de media, verkondigde meningen, zolang er maar "een verband tussen de gedane mening en het parlementaire mandaat" bestaat(3);
I. overwegende dat het uitspreken van meningen in het openbaar over de buitenlandse politiek van de Unie en van derde staten tot de parlementaire taken van een lid van het Europees Parlement behoort;
J. overwegende dat aan de voorwaarden voor opheffing van de immuniteit van Florian Philippot dus niet is voldaan;
K. overwegende dat gesteld al dat artikel 8 van protocol nr. 7 niet van toepassing zou zijn op deze zaak, quod non, het verzoek van de Franse autoriteiten moet worden gezien als verzoek in de zin van artikel 9 van dat protocol, juncto artikel 26, lid 2, van de Franse grondwet, en dus als verzoek om toestemming om Florian Philippot voor een ernstig misdrijf of ander belangrijk strafbaar feit aan te houden of anderszins aan vrijheidsbenemende of -beperkende maatregelen te onderwerpen;
L. overwegende dat de parlementaire immuniteit in het algemeen bedoeld is om de wetgevende macht in staat te stellen haar constitutionele taken te verrichten zonder ongewenste inmenging van buitenaf, met name van de kant van de uitvoerende macht(4); overwegende dat dit beginsel uiteraard ook moet gelden wanneer een lid door een derde staat wegens laster wordt aangeklaagd;
M. overwegende dat daarom niet meer hoeft te worden onderzocht of er sprake is van fumus persecutionis, dat wil zeggen of er sprake is van een intentie het lid door deze strafrechterlijke procedure in zijn politieke activiteit te schaden;
1. besluit de immuniteit van Florian Philippot niet op te heffen;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en het verslag van zijn bevoegde commissie onmiddellijk te doen toekomen aan de bevoegde autoriteit van de Franse republiek en aan Florian Philippot.
Arrest van het Hof van Justitie van 12 mei 1964, Wagner/Fohrmann en Krier, 101/63, ECLI:EU:C:1964:28; arrest van het Hof van Justitie van 10 juli 1986, Wybot/Faure e.a., 149/85, ECLI:EU:C:1986:310; arrest van het Gerecht van 15 oktober 2008, Mote/Parlement, T-345/05, ECLI:EU:T:2008:440; arrest van het Hof van Justitie van 21 oktober 2008, Marra/De Gregorio en Clemente, C-200/07 en C-201/07, ECLI:EU:C:2008:579; arrest van het Gerecht van 19 maart 2010, Gollnisch/Parlement, T-42/06, ECLI:EU:T:2010:102; arrest van het Hof van Justitie van 6 september 2011, Patriciello, C-163/10, ECLI:EU:C:2011:543; arrest van het Gerecht van 17 januari 2013, Gollnisch/Parlement, T-346/11 en T-347/11, ECLI:EU:T:2013:23
Parliamentary Immunity. A Comprehensive Study of the Systems of Parliamentary Immunity of the United Kingdom, France, and the Netherlands in a European Context, Sascha Hardt, Intersentia, Ius Commune Europaeum Series, No. 119, ISBN 978-1-78068-191-7, Maastricht, juli 2013.