Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2016/2558(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

RC-B8-0175/2016

Debatten :

Stemmingen :

PV 04/02/2016 - 8.3

Aangenomen teksten :

P8_TA(2016)0045

Aangenomen teksten
PDF 174kWORD 72k
Donderdag 4 februari 2016 - Straatsburg
De zaak van de vermiste boekuitgevers in Hongkong
P8_TA(2016)0045RC-B8-0175/2016

Resolutie van het Europees Parlement van 4 februari 2016 over de zaak van de vermiste boekhandelaars in Hongkong (2016/2558(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien zijn eerdere resoluties over de situatie in China, meer bepaald die van 16 december 2015 over de betrekkingen EU-China(1) en die van 13 maart 2014 over EU-prioriteiten voor de 25e vergadering van de VN-Raad voor de mensenrechten(2),

–  gezien de verklaring van 7 januari 2016 van de woordvoerder van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) over de verdwijning van personen die verbonden zijn aan de uitgeverij Mighty Current in Hongkong,

–  gezien de verklaring van 29 januari 2016 van de EDEO over EU-zorgen over de mensenrechtensituatie in China,

–  gezien het in april 2015 gepubliceerde jaarverslag 2014 van de Commissie over de Speciale Administratieve Regio Hongkong,

–  gezien de diplomatieke betrekkingen tussen de EU en China die op 6 mei 1975 zijn aangeknoopt,

–  gezien het in 2003 gelanceerde strategische partnerschap EU-China,

–  gezien de strategische agenda 2020 voor samenwerking tussen de EU en China, die op 21 november 2013 is aangenomen,

–  gezien de onderhandelingen over een nieuwe partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst die zijn opgeschort,

–  gezien de goedkeuring van de nieuwe wet op de nationale veiligheid door het permanente comité van het Chinese Nationale Volkscongres van 1 juli 2015 en de publicatie van het tweede ontwerp van een nieuwe wet op het beheer van buitenlandse ngo's van 5 mei 2015,

–  gezien de dialoog tussen de EU en China over de mensenrechten, die is gestart in 1995, en de 34e ronde hiervan die is gehouden op 30 november en 1 december 2015 in Peking,

–  gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 16 december 1966,

–  gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 1948,

–  gezien de slotopmerkingen van het VN-Mensenrechtencomité over het derde periodieke verslag over Hongkong, China, dat het tijdens de 107e zitting (11-28 maart 2013) heeft aangenomen,

–  gezien de slotopmerkingen van het VN-Comité tegen Foltering over het vijfde periodieke verslag over China, dat het tijdens de 1391e en 1392e zitting (2 en 3 december 2015) heeft aangenomen,

–  gezien de basiswet van de Speciale Administratieve Regio Hongkong van de Volksrepubliek China, meer bepaald de artikelen over persoonlijke vrijheden en persvrijheid, en het handvest van rechten van Hongkong,

–  gezien artikel 135, lid 5, en artikel 123, lid 4, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat de voorbije vier maanden vijf boekhandelaars, van wie er vier in Hongkong wonen en één niet, (Lui Bo, Gui Minhai, Zhang Zhiping, Lin Rongji en Lee Po) die verbonden zijn aan de uitgeverij Mighty Current of de boekwinkel van deze uitgeverij en literair werk verkochten waarin kritiek wordt geuit op Peking, onder mysterieuze omstandigheden zijn verdwenen; overwegende dat twee van hen EU-burger zijn: Gui Minhai is Zweeds staatsburger en Lee Po is Brits staatsburger; overwegende dat in januari 2016 werd bevestigd dat beide EU-burgers op het Chinese vasteland zijn en dat er vermoedens zijn dat de drie anderen zich daar ook bevinden; overwegende dat Lee Po op 23 januari 2016 tijdelijk met zijn echtgenote werd herenigd op een onbekende locatie op het Chinese vasteland; overwegende dat het voortdurende gebrek aan informatie over hun toestand en verblijfplaats uiterst zorgwekkend is;

B.  overwegende dat er overtuigende aantijgingen zijn in de media en vermoedens bij wetgevers, mensenrechtenorganisaties en talrijke burgers dat de vijf boekhandelaars werden ontvoerd door autoriteiten van het Chinese vasteland; overwegende meer bepaald dat Lee Po werd ontvoerd uit Hongkong en Giu Minhai uit zijn huis in Thailand is verdwenen;

C.  overwegende dat duizenden betogers op 10 januari 2016 in Hongkong op straat zijn gekomen om van het stadsbestuur actie te eisen om de verdwijning van de vijf boekhandelaars op te helderen; overwegende dat deze verdwijningen plaats hebben gevonden na een reeks gewelddadige aanvallen in 2013 en 2014 op Hongkongse journalisten die kritisch zijn voor Peking;

D.  overwegende dat Hongkong de vrijheid van meningsuiting en van publicatie erkent en beschermt; overwegende dat de publicatie van materiaal waarin kritiek wordt geuit op het Chinese leiderschap, in Hongkong legaal is, maar op het Chinese vasteland wordt verboden; overwegende dat het beginsel "één land, twee systemen" de waarborg is van de autonomie van Hongkong ten aanzien van Peking met eerbiediging van dergelijke vrijheden, zoals die zijn vastgesteld in artikel 27 van de basiswet;

E.  overwegende dat uit gepubliceerde onthullingen blijkt dat 14 uitgevers en 21 publicaties in Hongkong als doelwitten werden geïdentificeerd in een intern document van april 2015 van de Communistische Partij, waarin een strategie werd bekendgemaakt om verboden boeken aan de bron in Hongkong en Macau "uit te roeien"; overwegende dat sommige boekhandelaars in Hongkong uit vrees voor represailles boeken met kritiek op China uit de rekken gehaald;

F.  overwegende dat de regering van het Chinese vasteland de vrijheid van meningsuiting sterk beperkt en criminaliseert, in het bijzonder via censuur; overwegende dat de regering door middel van de "great firewall" van het internet in China elke politiek onaanvaardbare informatie kan censureren; overwegende dat China de vrijheid van meningsuiting nauwgezet beteugelt en dat de populariteit van boeken met kritiek op China bij lezers op het vasteland als een bedreiging van de sociale stabiliteit wordt beschouwd;

G.  overwegende dat Gui Minhai op 17 januari 2016 op het Chinese vasteland een persverklaring heeft afgelegd, waarin hij verkondigt vrijwillig naar het Chinese vasteland te zijn gereisd en, in wat een gedwongen bekentenis lijkt te zijn, bekent in het verleden veroordeeld te zijn geweest voor rijden onder invloed;

H.  overwegende dat zowel de Zweedse als de Britse autoriteiten de volledige steun van de Chinese autoriteiten hebben gevraagd om de rechten van hun twee burgers te beschermen alsook van de andere "verdwenen" personen;

I.  overwegende dat het VN-Comité tegen Foltering zijn ernstige bezorgdheid heeft geuit over consistente meldingen door verschillende bronnen dat de praktijk van het illegaal vasthouden in niet-erkende en officieuze detentiecentra, de zogenaamde zwarte gevangenissen, blijft bestaan; overwegende dat het VN-Comité tegen Foltering eveneens zeer bezorgd is over consistente meldingen dat de folter- en mishandelpraktijken nog steeds stevig verankerd zijn in het strafrechtsysteem, dat te veel steunt op bekentenissen als basis voor een veroordeling;

J.  overwegende dat China officieel en in naam de universaliteit van de mensenrechten heeft geaccepteerd en de laatste dertig jaar heeft gekozen voor het internationale mensenrechtenkader door een breed scala aan mensenrechtenverdragen te ondertekenen, waardoor het land deel uitmaakt van het internationale juridische en institutionele mensenrechtenkader;

K.  overwegende dat in artikel 27 van de basiswet, de de-factogrondwet van Hongkong, "de vrijheid van meningsuiting, pers en publicatie, de vrijheid van vereniging, vergadering, optocht en demonstratie" worden gewaarborgd; overwegende dat de basiswet, waarover China en het Verenigd Koninkrijk hebben onderhandeld, deze rechten gedurende een periode van 50 jaar garanderen, tot in 2047;

L.  overwegende dat de bilaterale betrekkingen tijdens de 17e EU-China-top van 29 juni 2015 tot een nieuw niveau werden getild en overwegende dat de EU in haar strategisch EU-kader voor mensenrechten en democratie belooft de mensenrechten centraal te stellen in de betrekkingen met alle derde landen, ook strategische partners;

M.  overwegende dat de EU en China al sinds 1995 een dialoog over de mensenrechten voeren en overwegende dat beide partijen mensenrechten als een belangrijk onderdeel van hun bilaterale betrekkingen beschouwen;

N.  overwegende dat uit het 21e jaarverslag van de Hong Kong Journalists Association (juli 2014) blijkt dat 2014 het somberste jaar voor de persvrijheid in Hongkong sinds decennia was; overwegende dat sommige journalisten fysiek werden aangevallen of werden ontslagen, terwijl andere journalisten met een kritische mening werden overgeplaatst naar minder gevoelige gebieden;

1.  uit zijn ernstige bezorgdheid over het ontbreken van informatie over de verblijfplaats en toestand van de vijf vermiste boekhandelaars; vraagt dat onmiddellijk gedetailleerde informatie over de verblijfplaats en toestand van Lee Po en Gui Minhai wordt vrijgegeven en dat zij onmiddellijk veilig worden vrijgelaten en het recht krijgen te communiceren; vraagt de onmiddellijke vrijlating van alle andere personen die willekeurig werden gearresteerd voor de uitoefening van hun recht op vrije meningsuiting en publicatie in Hongkong, onder wie de drie andere boekhandelaars;

2.  verzoekt de Chinese regering informatie in verband met de vermiste boekhandelaars onverwijld te melden en een directe, inclusieve en transparante dialoog en communicatie over de zaak aan te gaan tussen de autoriteiten op het vasteland en die in Hongkong; beschouwt de mededeling van Lee Po en de hereniging met zijn echtgenote als een positieve ontwikkeling;

3.  vraagt de relevante autoriteiten in China en Hongkong de omstandigheden van de verdwijningen te onderzoeken en op te helderen in overeenstemming met de rechtsstaat en, in de mate van het mogelijke, mee te werken aan de veilige terugkeer van de uitgevers;

4.  uit zijn bezorgdheid over de aantijgingen dat handhavingsinstanties van het Chinese vasteland in Hongkong actief zouden zijn; herinnert eraan dat het een schending van de basiswet zou vormen, als de wetshandhavingsinstanties van het Chinese vasteland in Hongkong actief zouden zijn; is van mening dat dit indruist tegen het beginsel "één land, twee systemen"; vraagt China de in de basiswet vastgelegde waarborgen van de autonomie van Hongkong te eerbiedigen;

5.  veroordeelt krachtig alle gevallen van mensenrechtenschendingen, in het bijzonder willekeurige arrestaties, uitlevering, gedwongen bekentenissen, geheime detentie, voorarrest in isolatie en schendingen van de vrijheid van publicatie en van meningsuiting; herinnert eraan dat de onafhankelijkheid van uitgevers, journalisten en bloggers moet worden gewaarborgd; dringt aan op de onmiddellijke beëindiging van de mensenrechtenschendingen en de politieke intimidatie;

6.  veroordeelt de beperkingen en de criminalisering van de vrijheid van meningsuiting en betreurt dat de beperkingen van de vrijheid van meningsuiting worden verstrengd; roept de Chinese regering op de onderdrukking van de vrije informatiestroom, onder meer door de beperking van het gebruik van het internet, te staken;

7.  spreekt zijn bezorgdheid uit over de op handen zijnde goedkeuring van de ontwerpwet inzake de omgang met buitenlandse ngo's, aangezien deze wet in haar huidige vorm de bewegingsruimte van het Chinese maatschappelijk middenveld zou beperken en de vrijheid van vereniging en meningsuiting in het land ernstig zou inperken, onder andere door te verbieden dat "buitenlandse ngo's" die niet zijn geregistreerd bij het Chinese ministerie van Openbare Veiligheid en provinciale afdelingen voor de openbare veiligheid Chinese individuen of organisaties financieren en door Chinese groepen te verbieden "activiteiten" te verrichten namens of met toestemming van niet-geregistreerde buitenlandse ngo's, inclusief ngo's die gevestigd zijn in Hongkong en Macau; verzoekt de Chinese autoriteiten deze ontwerpwet grondig te herzien om deze in overeenstemming te brengen met de internationale mensenrechtennormen, waaronder internationale verbintenissen van de Chinese Volksrepubliek;

8.  spreekt zijn bezorgdheid uit over het nieuwe wetsontwerp inzake cyberveiligheid, dat de bestaande praktijken op het gebied van internetcensuur en internettoezicht versterkt en institutionaliseert, over de goedgekeurde wet op de nationale veiligheid en over de ontwerpwet inzake terrorismebestrijding; merkt op dat hervormingsgezinde Chinese juristen en verdedigers van de burgerrechten vrezen dat deze wetten de vrijheid van meningsuiting verder zullen inperken en de zelfcensuur zullen doen toenemen;

9.  is van mening dat sterke permanente betrekkingen tussen de EU en China een doeltreffend platform moeten bieden voor een volwassen, betekenisvolle en open dialoog over de mensenrechten, op basis van wederzijds respect;

10.  benadrukt het engagement van de EU voor de versterking van de democratie, met inbegrip van de rechtsstaat, de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, de fundamentele vrijheden en de grondrechten, transparantie en vrijheid van informatie en meningsuiting, in Hongkong;

11.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regering en het parlement van de Volksrepubliek China en het hoofd van het bestuur en de Wetgevende Vergadering van de Speciale Administratieve Regio Hongkong.

(1) Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0458.
(2) Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0252.

Juridische mededeling - Privacybeleid