Resolutie van het Europees Parlement van 4 februari 2016 over de stelselmatige massamoord op religieuze minderheden door "ISIS/Da'esh" (2016/2529(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties van 27 februari 2014 over de situatie in Irak(1), van 18 september 2014 over de situatie in Irak en Syrië, en het IS-offensief, met inbegrip van de vervolging van minderheden(2), met name paragraaf 4, van 27 november 2014 over Irak: ontvoeringen en mishandeling van vrouwen(3), van 12 februari 2015 over de humanitaire crisis in Irak en Syrië, met name in de context van IS(4), met name paragraaf 27, van 12 maart 2015 over recente aanvallen en ontvoeringen door ISIS/Da'esh in het Midden-Oosten, met name van Assyriërs(5), met name paragraaf 2, van 12 maart 2015 over het jaarverslag inzake mensenrechten en democratie in de wereld in 2013 en het beleid van de Europese Unie ter zake(6), met name de paragrafen 129 en 211, van 12 maart 2015 over de prioriteiten van de EU voor de VN-Mensenrechtenraad in 2015(7), met name de paragrafen 66 en 67, van 30 april 2015 over de vervolging van christenen in de hele wereld, naar aanleiding van de moord op studenten in Kenia door de terreurgroepering Al-Shabaab(8), met name paragraaf 10, en van 30 april 2015 over de vernieling van cultuurgoederen door ISIS/Da'esh(9),
– gezien zijn aanbeveling aan de Raad van 18 april 2013 over het VN-beginsel van "verantwoordelijkheid tot bescherming" (Responsibility to Protect, R2P)(10),
– gezien de conclusies van de Raad van 16 maart 2015 over de regionale strategie van de EU voor Syrië en Irak en de dreiging die van ISIL/Da'esh uitgaat, van 20 oktober 2014 over de ISIL/Da'esh-crisis in Syrië en Irak, van 30 augustus 2014 over Irak en Syrië, van 14 april 2014 en 12 oktober 2015 over Syrië en van 15 augustus 2014 over Irak,
– gezien Besluit 2003/335/JBZ van de Raad van 8 mei 2003 inzake opsporing en vervolging van genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven(11),
– gezien: de EU-richtsnoeren over de bevordering en de bescherming van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging; de EU-richtsnoeren inzake de bevordering van de naleving van het internationaal humanitair recht; de EU-richtsnoeren inzake geweld tegen vrouwen en de bestrijding van alle vormen van discriminatie van vrouwen; de richtsnoeren voor een EU-beleid ten aanzien van derde landen inzake foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing; de EU-richtsnoeren over kinderen en gewapende conflicten; de EU-richtsnoeren over de bevordering en bescherming van de rechten van het kind; de EU-mensenrechtenrichtsnoeren inzake vrijheid van meningsuiting online en offline; en de EU-richtsnoeren voor de bevordering en de bescherming van alle mensenrechten van lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen, transgenders en interseksuelen (LGBTI),
– gezien de verklaringen over Irak en Syrië van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (vv/hv),
– gezien Resolutie 2091 (2016) over "buitenlandse strijders in Syrië en Irak", die op 27 januari 2016 werd aangenomen door de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa,
– gezien de verklaring van de Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten, Navi Pillay, van 25 augustus 2014 over Iraakse burgers die blootstaan aan verschrikkelijke, grootschalige en stelselmatige vervolging,
– gezien de recente resoluties van de VN-Veiligheidsraad over Irak en Syrië, met name Resolutie 2249 (2015) waarin de recente terroristische aanvallen door ISIS worden veroordeeld, en Resolutie 2254 (2015) met een stappenplan voor het vredesproces in Syrië en een tijdsschema voor gesprekken,
– gezien Resolutie S-22/1 van 3 september 2014, aangenomen door de VN-Mensenrechtenraad, over de mensenrechtensituatie in Irak en de Levant in het licht van de wandaden van de zogenoemde Islamitische Staat in Irak en de Levant en daaraan gelieerde groeperingen,
– gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 1948,
– gezien de VN-Verklaring inzake de uitbanning van alle vormen van intolerantie en discriminatie op grond van religie en overtuiging van 1981,
– gezien het VN-Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing van 1984,
– gezien het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide van 9 december 1948,
– gezien het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof, en met name de artikelen 5 t/m 8,
– gezien het analytisch kader, opgezet door het Bureau van de speciale adviseur van de VN inzake de preventie van genocide (OSAPG),
– gezien de verklaring van 12 augustus 2014 van de speciale adviseur van de secretaris-generaal van de VN inzake de preventie van genocide en van de speciale adviseur van de secretaris-generaal van de VN inzake de verantwoordelijkheid tot bescherming over de situatie in Irak,
– gezien het rapport van het Bureau van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de mensenrechten over de mensenrechtensituatie in Irak in het licht van de wandaden van de zogenoemde Islamitische Staat in Irak en de Levant en daaraan gelieerde groeperingen van 27 maart 2015, en met name paragraaf 16 over mensenrechtenschendingen door ISIL – aanvallen op religieuze en etnische groepen,
– gezien de verklaring van 13 oktober 2015 van de speciale adviseur van de secretaris-generaal van de VN inzake de preventie van genocide en van de speciale adviseur van de secretaris-generaal van de VN voor de verantwoordelijkheid tot bescherming over de escalatie van het aanzetten tot geweld op religieuze gronden in Syrië,
– gezien het rapport van de onafhankelijke internationale onderzoekscommissie voor de Arabische Republiek Syrië, dat op 13 augustus 2015 in de Mensenrechtenraad werd toegelicht, met name de paragrafen 165 t/m 173,
– gezien artikel 123, leden 2 en 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de gewelddadige extremistische ideologie, de terreurdaden, de voortdurende afschuwelijke stelselmatige en wijdverspreide aanvallen op burgers, de mensenrechtenschendingen en schendingen van het internationaal humanitair recht, ook op etnische of religieuze gronden, de vernietiging van cultureel erfgoed en handel in cultuurgoederen van "ISIS/Da'esh" een mondiale en ongekende bedreiging van de internationale vrede en veiligheid vormen, zoals wordt onderschreven in Resolutie 2249 (2015) van de VN-Veiligheidsraad;
B. overwegende dat religieuze en etnische minderheden zoals christenen (Chaldeeërs/Syriërs/Assyriërs, melkieten en Armeniërs), jezidi's, Turkmenen, Shabakken, kaka'i, Sabiërs-Mandaeërs, Koerden en sjiieten het doelwit geworden zijn van "ISIS/Da'esh", evenals vele Arabieren en soennitische moslims; overwegende dat velen vermoord, afgeslacht, geslagen, afgeperst, ontvoerd en gemarteld zijn; overwegende dat ze tot slaaf zijn gemaakt (voornamelijk vrouwen en meisjes die ook zijn blootgesteld aan andere vormen van seksueel geweld), gedwongen werden zich te bekeren en het slachtoffer zijn geworden van gedwongen huwelijken en mensenhandel; overwegende dat er ook kinderen onder dwang zijn geronseld; overwegende dat moskeeën, monumenten, heiligdommen, kerken en andere gebedsplaatsen, graftomben en begraafplaatsen zijn vernield;
C. overwegende dat genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven, waar en wanneer ze dan ook plaatsvinden, niet ongestraft mogen blijven, en overwegende dat de doeltreffende vervolging daarvan moet worden gewaarborgd met maatregelen op nationaal niveau, betere internationale samenwerking en via het Internationaal Strafhof en het internationale strafrecht;
D. overwegende dat oorlogsmisdrijven, misdrijven tegen de menselijkheid en genocide een bron van zorg zijn voor alle EU-lidstaten, die vastberaden zijn om samen te werken teneinde dergelijke misdrijven te voorkomen en een einde te maken aan de straffeloosheid van de daders, in overeenstemming met Gemeenschappelijk Standpunt 2003/444/GBVB van de Raad van 16 juni 2003;
E. overwegende dat in Resolutie 2249 (2015) van de VN-Veiligheidsraad toestemming wordt gegeven aan de lidstaten die daartoe de middelen hebben om in overeenstemming met het internationale recht, in het bijzonder het Handvest van de Verenigde Naties, en de wetgeving inzake internationale mensenrechten, vluchtelingen en humanitair recht, alle nodige maatregelen te nemen op de gebieden in Syrië en Irak die in handen zijn van "ISIS/Da'esh" om hun inspanningen voor het voorkomen en beëindigen van terreurdaden op te voeren en te coördineren;
F. overwegende dat de internationale juridische definitie van genocide, neergelegd in artikel II van het VN-Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide van 1948, luidt: "een van de volgende handelingen, gepleegd met de bedoeling om een nationale, etnische, godsdienstige groep, dan wel een groep, behorende tot een bepaald ras, geheel of gedeeltelijk als zodanig te vernietigen: a) het doden van leden van de groep; b) het toebrengen van ernstig lichamelijk of geestelijk letsel aan leden van de groep; c) het opzettelijk aan de groep opleggen van levensvoorwaarden die gericht zijn op haar gehele of gedeeltelijke lichamelijke vernietiging; d) het nemen van maatregelen, bedoeld om geboorten binnen de groep te voorkomen; en e) het gewelddadig overbrengen van kinderen van de groep naar een andere groep"; overwegende dat in artikel III van dat verdrag is bepaald dat niet alleen genocide strafbaar is, maar ook samenspanning om genocide te plegen, rechtstreeks en openbaar aanzetten tot genocide en medeplichtigheid aan genocide;
G. overwegende dat sinds 2014 naar schatting 5 000 jezidi's zijn vermoord en talloze andere zijn gemarteld of gedwongen zich tot de islam te bekeren; overwegende dat ten minste 2 000 jezidi-vrouwen als slavin worden gehouden en het slachtoffer zijn van gedwongen huwelijken en mensenhandel; overwegende dat meisjes van soms nog maar zes jaar zijn verkracht en jezidi-kinderen onder dwang zijn geronseld als soldaat voor "ISIS/Da'esh"; overwegende dat er duidelijke bewijzen zijn van massagraven van door "ISIS/Da'esh" ontvoerde jezidi's;
H. overwegende dat in de nacht van 6 augustus 2014 meer dan 150 000 christenen zijn gevlucht voor "ISIS/Da'esh" die oprukte naar Mosul, Qaraqosh en andere dorpen in de vlakte van Nineveh, nadat ze beroofd waren van hun bezittingen, en overwegende dat ze nog steeds ontheemd zijn en in erbarmelijke omstandigheden leven in het noorden van Irak; overwegende dat "ISIS/Da'esh" de mensen die niet konden vluchten uit Mosul en de vlakte van Nineveh gevangen heeft genomen, en overwegende dat de vrouwen en kinderen die geen moslims waren tot slaaf werden gemaakt, waarbij sommigen van hen werden verkocht en anderen op wrede wijze werden vermoord en gefilmd door de daders;
I. overwegende dat "ISIS/Da'esh" in februari 2015 meer dan 220 Assyrische christenen heeft ontvoerd na verschillende landbouwgemeenschappen op de zuidelijke oever van de rivier de Khabur in de noordoostelijke provincie Hassakeh te hebben veroverd, en overwegende dat tot nog toe slechts enkelen van hen zijn vrijgelaten, terwijl het lot van de anderen onbekend blijft;
J. overwegende dat in verschillende rapporten van VN-organen, met inbegrip van de speciale adviseur van de VN-secretaris-generaal inzake de preventie van genocide, de speciale adviseur van de VN-secretaris-generaal inzake de verantwoordelijkheid tot bescherming en het Bureau van de Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten, wordt verklaard dat de door "ISIS/Da'esh" begane daden als oorlogsmisdrijven, misdrijven tegen de menselijkheid en genocide kunnen worden beschouwd;
K. overwegende dat de internationale onafhankelijke onderzoekscommissie gemeld en gedocumenteerd heeft dat personen van etnische en religieuze minderheden die zich tegen "ISIS/Da'esh" en andere terroristische groeperingen, milities en gewapende niet-overheidsgroepen verzetten in gebieden die zich de facto onder hun controle bevinden, nog altijd vervolgd worden;
L. overwegende dat als een staat (of niet-statelijke actor) duidelijk nalaat zijn bevolking te beschermen of in feite zelf de pleger is van dergelijke misdrijven, de internationale gemeenschap volgens de beginselen van de verantwoordelijkheid tot bescherming (R2P) de verantwoordelijkheid heeft om gezamenlijk op te treden teneinde bevolkingsgroepen te beschermen, overeenkomstig het VN-Handvest;
M. overwegende dat in overeenstemming met het internationaal recht iedereen het recht heeft te leven overeenkomstig zijn of haar geweten en vrij is er religieuze en niet-religieuze overtuigingen op na te houden en van religieuze en niet-religieuze overtuigingen te veranderen; overwegende dat het de taak is van de politieke en religieuze leiders, op alle niveaus, om alle vormen van extremisme te bestrijden en het wederzijdse respect tussen mensen en religieuze groeperingen te bevorderen;
1. spreekt met klem zijn afkeuring uit over "ISIS/Da'esh" en diens afschuwelijke mensenrechtenschendingen, die volgens het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof (ICC) kunnen worden gelijkgesteld met misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven, en is van mening dat er actie moet worden ondernomen zodat de VN-Veiligheidsraad deze daden erkent als genocide; maakt zich buitengewoon grote zorgen over het feit dat deze terroristische groepering het in het kader van haar pogingen om alle etnische en religieuze minderheden in de gebieden die zij in handen heeft, uit te roeien, uitdrukkelijk gemunt heeft op christenen (Chaldeeërs/Syriërs/Assyriërs, melkieten en Armeniërs), jezidi's, Turkmenen, sjiieten, Shabakken, Sabiërs, kaka'i en soennieten, die het oneens zijn met haar interpretatie van de islam;
2. is van mening dat de vervolging, wreedheden en internationale misdrijven aangemerkt kunnen worden als oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid; benadrukt dat "ISIS/Da'esh" zich schuldig maakt aan het plegen van genocide jegens christenen, jezidi's en andere religieuze en etnische minderheden die het oneens zijn met de interpretatie van de islam van "ISIS/Da'esh", en dat hiervoor dus actie vereist is op grond van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de voorkoming en bestraffing van genocide uit 1948; onderstreept dat degenen die met opzet, om etnische of religieuze redenen wreedheden beramen, plannen, aanmoedigen, begaan of pogen te begaan, hierbij betrokken zijn of deze steunen, berecht en vervolgd moeten worden voor schendingen van het internationaal recht, te weten oorlogsmisdrijven, misdrijven tegen de menselijkheid en genocide;
3. verzoekt alle partijen bij het VN-Verdrag inzake de voorkoming en bestraffing van genocide, dat op 9 december 1948 in Parijs werd ondertekend, en de partijen bij andere relevante internationale overeenkomsten, in het bijzonder de EU-lidstaten, met klem oorlogsmisdrijven, misdrijven tegen de menselijkheid en genocide op hun grondgebied te voorkomen; verzoekt Syrië en Irak met klem de jurisdictie van het Internationaal Strafhof te erkennen;
4. dringt er bij de leden van de VN-Veiligheidsraad op aan zich te scharen achter een verwijzing door de Veiligheidsraad naar het Internationaal Strafhof om een onderzoek in te stellen naar de schendingen die door "ISIS/Da'esh" in Irak en Syrië zijn begaan jegens christenen, jezidi's en andere religieuze en etnische minderheden;
5. verzoekt alle partijen bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de voorkoming en bestraffing van genocide uit 1948, en de partijen bij andere relevante internationale overeenkomsten ter voorkoming en bestraffing van oorlogsmisdrijven, misdrijven tegen de menselijkheid en genocide, en in het bijzonder de bevoegde autoriteiten van landen – en hun onderdanen – die deze misdrijven op enigerlei wijze steunen, financieren, daaraan meewerken of daarbij betrokken zijn, met klem om hun juridische verplichtingen uit hoofde van dit verdrag en andere soortgelijke internationale overeenkomsten volledig na te leven;
6. dringt er bij de bevoegde autoriteiten van de landen die deze oorlogsmisdrijven, misdrijven tegen de menselijkheid en genocide op enigerlei wijze direct of indirect steunen, financieren, daaraan meewerken of daarbij betrokken zijn, met klem om hun juridische verplichtingen uit hoofde van het internationaal recht volledig na te leven en een einde te maken aan deze wandaden waarmee de Iraakse en Syrische samenleving enorme schade wordt toegebracht en de buurlanden en de internationale vrede en veiligheid ernstig worden gedestabiliseerd;
7. herinnert eraan dat de lidstaten van de VN op basis van Resolutie 2253 (2015) van de VN-Veiligheidsraad de verplichting hebben elke vorm van hulp aan "ISIS/Da'esh" en andere terroristische organisaties, in het bijzonder de levering van wapens en financiële hulp, inclusief de illegale handel in olie, te verbieden, en spoort hen met klem aan dit soort hulp in hun nationale wetgeving strafbaar te stellen; herinnert eraan dat lidstaten die zich niet aan de resolutie in kwestie houden het internationaal recht schenden en dat andere lidstaten in dat geval de juridische plicht hebben de resolutie van de VN-Veiligheidsraad ten uitvoer te leggen door de verantwoordelijke personen en entiteiten voor het gerecht te brengen;
8. hekelt in niet mis te verstane bewoordingen de vernietiging van religieuze en culturele plaatsen en kunstvoorwerpen door "ISIS/Da'esh" en beschouwt dit als een aanval op het culturele erfgoed van alle inwoners van Syrië en Irak en van de mensheid als geheel; verzoekt alle landen meer inspanningen te leveren voor strafrechtelijke onderzoeken en gerechtelijke samenwerking om alle groepen te identificeren die verantwoordelijk zijn voor illegale handel in cultuurgoederen en de beschadiging of vernieling van cultureel erfgoed dat toebehoort aan alle mensen in Syrië, Irak en de regio's Midden-Oosten en Noord-Afrika;
9. verzoekt alle landen van de internationale gemeenschap, met inbegrip van de EU-lidstaten met klem radicalisering actief te bestrijden en hun wettelijke en gerechtelijke stelsels te verbeteren om te voorkomen dat hun onderdanen en burgers het land kunnen verlaten om zich bij "ISIS/Da'esh" aan te sluiten en deel te hebben aan schendingen van mensenrechten en het internationaal humanitair recht, en ervoor te zorgen dat zij, indien zij dat toch doen, zo snel mogelijk strafrechtelijk worden vervolgd, ook voor het online aanzetten tot en de ondersteuning van deze misdrijven;
10. verzoekt de EU een permanente speciale vertegenwoordiger voor vrijheid van godsdienst en levensovertuiging aan te stellen;
11. erkent het onvervreemdbare recht van alle etnische en religieuze minderheden en anderen in Irak en Syrië om in hun historische en traditionele thuislanden te blijven leven, met garanties betreffende waardigheid, gelijkheid en veiligheid, en om hun religie en levensovertuigingen ongehinderd te belijden zonder enige vorm van dwang, geweld of discriminatie, en steunt dit recht en eist dat het door eenieder wordt gerespecteerd; is van mening dat, om een eind te maken aan het lijden en de massale uittocht van christenen, jezidi's en andere gemeenschappen uit de regio, alle politieke en religieuze leiders in de regio op duidelijke en ondubbelzinnige wijze moeten verklaren dat zij de aanwezigheid van deze groepen in de regio ten volle steunen en dat deze groepen als burgers van hun land volledige en gelijke rechten hebben;
12. verzoekt de internationale gemeenschap en haar lidstaten, waaronder de EU en haar lidstaten, de veiligheidsvoorwaarden en -omstandigheden te creëren die nodig zijn om alle mensen die het gebied waar ze woonden gedwongen hebben verlaten of die ontheemd zijn op zo kort mogelijke termijn in staat te stellen gebruik te maken van hun recht op terugkeer, hun huizen, land, eigendommen en bezittingen, alsmede hun kerken en religieuze en culturele plaatsen te beschermen, en een waardig leven en een waardige toekomst te hebben;
13. erkent dat de aanhoudende vervolging van religieuze en etnische groepen in het Midden-Oosten een rol speelt bij massamigratie en interne ontheemding;
14. onderstreept dat het belangrijk is dat de internationale gemeenschap bescherming en hulp biedt, waaronder militaire bescherming en hulp, overeenkomstig het internationaal recht, aan alle mensen op wie "ISIS/Da'esh" en andere terroristische organisaties in het Midden-Oosten het gemunt hebben, zoals etnische en religieuze minderheden, en dat deze mensen een rol kunnen spelen bij toekomstige politieke, duurzame oplossingen; verzoekt alle bij het conflict betrokken partijen de universele mensenrechten te eerbiedigen en de levering van humanitaire hulp en bijstand via alle mogelijke kanalen mogelijk te maken; pleit voor de totstandbrenging van humanitaire corridors; meent dat de opvang van vluchtelingen in veilige gebieden die beschermd worden door troepen onder VN-mandaat een deel van de oplossing zou kunnen zijn voor de enorme uitdaging om tijdelijke bescherming te bieden aan miljoenen mensen die op de vlucht zijn voor het conflict in Syrië en Irak;
15. bekrachtigt zijn volledige en actieve steun voor de internationale diplomatieke inspanningen en het werk van de speciale afgezant van de VN, Staffan de Mistura, dat erop gericht is de komende dagen in Genève vredesgesprekken tussen alle Syrische partijen op gang te brengen, waaraan wordt deelgenomen door alle relevante mondiale en regionale actoren, alsmede zijn voorstellen voor plaatselijke staakt-het-vuren; verzoekt de EU en de internationale gemeenschap druk uit te oefenen op alle donoren om hun beloften na te komen en zich volledig in te zetten voor het verlenen van financiële steun aan de landen waar de vluchtelingen worden opgevangen, in het bijzonder in de aanloop naar de donorconferentie voor Syrië die op 4 februari 2016 zal worden gehouden in Londen;
16. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de regering en het parlement van Syrië, de regering en de Raad van Volksvertegenwoordigers van Irak, de regionale regering van Koerdistan, de instellingen van de Organisatie van Islamitische Samenwerking (Organisation of Islamic Cooperation, OIC), de Raad voor Samenwerking van de Arabische Golfstaten (Gulf Cooperation Council, GCC), de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, de VN-Veiligheidsraad en de VN-Mensenrechtenraad.