Resolutie van het Europees Parlement van 14 april 2016 over het verslag 2015 over Bosnië en Herzegovina (2015/2897(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Bosnië en Herzegovina, anderzijds(1),
– gezien de aanvraag tot lidmaatschap van de Europese Unie door Bosnië en Herzegovina op 15 februari 2016,
– gezien het besluit van de Raad van 21 april 2015 tot sluiting van de stabilisatie- en associatieovereenkomst met Bosnië en Herzegovina,
– gezien de conclusies van de Europese Raad van 19 en 20 juni 2003 over de Westelijke Balkan en de bijlage daarbij met als titel "De agenda van Thessaloníki voor de Westelijke Balkan: op weg naar Europese integratie",
– gezien de conclusies van de Raad van 16 maart, 12 oktober en 15 december 2015 inzake Bosnië en Herzegovina,
– gezien de eerste bijeenkomst van het Parlementair Stabilisatie- en associatiecomité EU-Bosnië en Herzegovina, die op 5 en 6 november 2015 in Sarajevo werd gehouden, en de eerste bijeenkomsten van de Stabilisatie- en associatieraad en het Stabilisatie- en associatiecomité tussen Bosnië en Herzegovina en de EU, die respectievelijk op 11 en 17 december 2015 werd gehouden,
– gezien de definitieve verklaring van de voorzitter van de Westelijke Balkan-top in Wenen van 27 augustus 2015 en de aanbevelingen van organisaties uit het maatschappelijk middenveld in aanloop naar de top in Wenen in 2015,
– gezien de mededeling van de Commissie van 10 november 2015 getiteld "EU-uitbreidingsstrategie" (COM(2015)0611), samen met het werkdocument van de diensten van de Commissie getiteld "Bosnia and Herzegovina 2015 Report" (SWD(2015)0214),
– gezien de schriftelijke belofte om te integreren in de EU die het presidentschap van Bosnië en Herzegovina op 29 januari 2015 heeft gedaan en waaraan de parlementaire vergadering van Bosnië en Herzegovina op 23 februari 2015 zijn goedkeuring heeft gehecht, alsook de hervormingsagenda 2015-2018 voor Bosnië en Herzegovina die alle drie bestuursniveaus in juli 2015 hebben aangenomen,
– gezien zijn eerdere resoluties over het land, waaronder die van 9 juli 2015 over de herdenking van Srebrenica(2) en die van 17 december 2015 over het vredesakkoord van Dayton, dat twintig jaar geleden werd gesloten(3),
– gezien de op 9 december 2015 in de gebouwen van het Europees Parlement gehouden conferentie over de Europese toekomst van Bosnië en Herzegovina - 20 jaar na het vredesakkoord van Dayton-Parijs,
– gezien de werkzaamheden van Cristian Dan Preda als de vaste rapporteur over Bosnië en Herzegovina van de Commissie buitenlandse zaken,
– gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de EU zich blijft inzetten voor het Europees perspectief van Bosnië en Herzegovina en voor de territoriale integriteit, soevereiniteit en eenheid van het land;
B. overwegende dat toetreding tot de EU een inclusief proces is dat een consensus over de hervormingsagenda vereist; overwegende dat de burgers van Bosnië en Herzegovina centraal moeten staan bij de institutionele, economische en sociale hervormingen;
C. overwegende dat de EU voor een vernieuwde benadering van Bosnië en Herzegovina heeft gekozen, zodat het land nader tot de EU kan komen en de nog resterende sociaal-economische en rechtsstatelijke problemen kan aanpakken, waardoor het zich kan voorbereiden op toekomstig lidmaatschap; overwegende dat in het kader van deze benadering op 1 juni 2015 de stabilisatie- en associatieovereenkomst in werking is getreden;
D. overwegende dat een efficiënt coördinatiemechanisme voor EU-aangelegenheden tussen de verschillende bestuursniveaus onontbeerlijk is om de interactie met de EU te verbeteren, om de aanpassing, tenuitvoerlegging en handhaving van EU-wetgeving te vergemakkelijken en om de aanvraag van Bosnië en Herzegovina voor EU-lidmaatschap een succes te maken; overwegende dat de ministerraad van Bosnië en Herzegovina op 26 januari 2016 het "Besluit over een coördinatiesysteem in het proces van Europese integratie in Bosnië en Herzegovina" heeft goedgekeurd; overwegende dat vorderingen op het gebied van de coördinatie van EU-aangelegenheden Bosnië en Herzegovina de mogelijkheid bieden om volop de vruchten te plukken van EU-financiering;
E. overwegende dat er in Bosnië en Herzegovina nog altijd 84 500 binnenlandse ontheemden zijn en dat een groot aantal vluchtelingen uit Bosnië en Herzegovina in naburige landen verblijft, zowel in Europa als elders;
F. overwegende dat krachtige politieke steun van belang is om de institutionele structuur doeltreffender te maken;
1. is ingenomen met het eerste positievere verslag van de Commissie over Bosnië en Herzegovina en verklaart nogmaals zich zeer zeker te zullen inzetten voor het Europees perspectief van Bosnië en Herzegovina; dringt er bij de autoriteiten op aan de hervormingen vastberaden voort te zetten en gestaag vooruitgang te boeken in de richting van de EU; vraagt om transparantie in het proces van planning en uitvoering van hervormingen; is ingenomen met het gezamenlijk actieplan van de overheid en de deelstaten voor de uitvoering van de hervormingsagenda 2015-2018 en dringt aan op een geharmoniseerde tenuitvoerlegging ervan, opdat in het hele land werkelijke, zichtbare veranderingen worden teweeggebracht en de leefomstandigheden van de bevolking van Bosnië en Herzegovina worden verbeterd;
2. is verheugd dat Bosnië en Herzegovina op 15 februari 2016 een aanvraag voor EU-lidmaatschap heeft ingediend; vraagt de Raad deze aanvraag zo spoedig mogelijk te bestuderen en onverwijld te doen toekomen aan de Commissie, zodat met de voorbereiding van het advies kan worden begonnen;
3. is verheugd dat de ministerraad van Bosnië en Herzegovina op 26 januari 2016 zijn goedkeuring heeft gehecht aan een besluit tot instelling van een efficiënt coördinatiemechanisme voor EU-aangelegenheden en op 9 februari 2016 zijn onderhandelingsstandpunt heeft vastgesteld met betrekking tot de aanpassing van de stabilisatie- en associatieovereenkomst na de toetreding van Kroatië tot de EU; wijst erop dat deze elementen, naast aanzienlijke vooruitgang bij de uitvoering van de hervormingsagenda, noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat de EU de aanvraag tot lidmaatschap serieus in overweging neemt; wenst dat de standpunten van de entiteiten met betrekking tot het goedgekeurde coördinatiemechanisme onverwijld worden geharmoniseerd en spoort alle belanghebbenden aan samen te werken bij de verdere verbetering ervan; vraagt om de spoedige tenuitvoerlegging ervan en dringt aan op constructieve samenwerking ten aanzien van EU-aangelegenheden; benadrukt dat dit mechanisme onontbeerlijk is voor efficiënte besluitvorming in het toetredingsproces tot de EU; is ingenomen met de eerste concrete raadplegingen – op parlementair niveau – met het oog op de volledige tenuitvoerlegging van het coördinatiemechanisme en verzoekt met klem om de frequentie van dergelijke bijeenkomsten voor institutionele belanghebbenden op te voeren; dringt er nogmaals op aan om de in het kader van de stabilisatie- en associatieovereenkomst toegekende handelsconcessies aan te passen; beschouwt de volledige tenuitvoerlegging van de stabilisatie- en associatieovereenkomst, met inbegrip van de aanpassing ervan, als een belangrijk element van de toewijding van Bosnië en Herzegovina aan de EU en als een van de noodzakelijke voorwaarden voor de ondersteuning van zijn kandidatuur voor lidmaatschap; raadt Bosnië en Herzegovina aan ook met de EU-lidstaten in gesprek te treden over de vooruitgang in de richting van de EU;
4. herhaalt dat overeenkomstig de in zijn vorige resolutie vermelde beginselen, met inbegrip van de criteria van Kopenhagen, het acquis van de Unie, de aanbevelingen van de Commissie van Venetië, het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (EVRM) en de relevante besluiten van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), ook de constitutionele, juridische en politieke hervormingen om Bosnië en Herzegovina om te vormen tot een doeltreffende, inclusieve en volledig functionerende staat, moeten worden voortgezet, en daarbij de gelijkheid en de democratische vertegenwoordiging van alle bevolkingsgroepen en burgers te waarborgen, en ervoor te zorgen dat alle burgers, ongeacht hun etnische of religieuze achtergrond, zich kandidaat kunnen stellen, verkiesbaar zijn en op gelijke voet op alle politieke niveaus kunnen dienen; dringt er bij de autoriteiten op aan de beginselen van legitieme vertegenwoordiging, federalisme, decentralisatie en subsidiariteit actief te bevorderen, evenals de Europese waarden en het belang van het Europees perspectief; wenst dat de EU-instellingen actief worden betrokken bij de inspanningen om te zoeken naar een duurzame oplossing voor de grondwettelijke regelingen van Bosnië en Herzegovina;
5. spoort de politieke en religieuze leiders aan zich te onthouden van tweedracht zaaiende nationalistische en separatistische retoriek die tot polarisatie in de samenleving leidt, en de politieke dialoog en de activiteiten voort te zetten die gericht zijn op wederzijds respect, consensus en samenwerking tussen legitieme politieke vertegenwoordigers en die de bescherming van de diversiteit van hun samenleving beogen; vraagt alle burgers om in te zetten op verzoening en samenwerking, daar dit twee belangrijke voorwaarden zijn voor de verwezenlijking van de Europese aspiraties;
6. wijst erop dat maatschappelijke grassrootsorganisaties een belangrijke rol spelen in het proces van vredesopbouw en verzoening, in het bijzonder als het gaat om de deelname van jongeren aan interculturele dialoog en uitwisseling, alsook aan de politiek; merkt op dat bij het stimuleren van de dialoog en het begrip tussen de verschillende groepen in de maatschappij een belangrijke rol is weggelegd voor cultureel activisten, kunstenaars, schrijvers en academici ; spoort aan het onderwijs te stimuleren en zo de democratie, de grondrechten en het burgerschap in Bosnië en Herzegovina te bevorderen;
7. neemt kennis van de aankondiging van de president van de Republika Srpska (RS) om het referendum uit te stellen dat in de RS zou worden gehouden over het nationale rechtsstelsel van Bosnië en Herzegovina; betreurt echter dat het parlement van de Republika Srpska dit besluit niet heeft aangenomen; verzoekt om volledig af te zien van het idee van een referendum, aangezien de cohesie, de soevereiniteit en de integriteit van het land erdoor op het spel worden gezet en de inspanningen om de sociaal-economische situatie van de bevolking van Bosnië en Herzegovina te verbeteren en verdere vooruitgang te boeken met de integratie in de EU erdoor in het gedrang dreigen te komen; benadrukt dat alle tekortkomingen in de rechterlijke organisatie van Bosnië en Herzegovina in een geest van samenwerking en in het kader van de gestructureerde dialoog over justitie moeten worden aangepakt, en niet middels unilaterale initiatieven; herinnert eraan dat de Republika Srpska op grond van het akkoord van Dayton geen recht op afscheiding heeft;
8. maakt zich ernstig zorgen over de uitspraken van de minister van Binnenlandse Zaken van de Republika Srpska met betrekking tot de plannen om speciale politie-eenheden op te leiden in de Russische Federatie, de samenwerking te verdiepen, met name op het gebied van de uitwisseling van inlichtingen, en Russisch militair materieel aan te schaffen; dringt er bij de autoriteiten in de Republika Srpska op aan geen onafhankelijk buitenlands en veiligheidsbeleid te voeren dat het beleid op staatsniveau kan ondermijnen;
9. is ingenomen met de inwerkingtreding van de stabilisatie- en associatieovereenkomst en is verheugd dat op basis ervan al één gemeenschappelijk orgaan is opgericht, namelijk het Parlementair Stabilisatie- en associatiecomité; betreurt evenwel ten zeerste dat het comité, vanwege pogingen om etnische blokkeermogelijkheden in te voeren in de stemregels, er niet in is geslaagd zijn reglement van orde vast te stellen; brengt in herinnering dat krachtens de stabilisatie- en associatieovereenkomst een reglement van orde dient te worden vastgesteld, en dat niet-vaststelling de tenuitvoerlegging ervan rechtstreeks schendt; verzoekt de Bosnische delegatie in dit verband op constructieve wijze te blijven toewerken naar de onverwijlde goedkeuring van het reglement van orde tijdens de volgende bijeenkomst van het Parlementair Stabilisatie- en associatiecomité; is ingenomen met de eerste bijeenkomst van de Stabilisatie- en associatieraad tussen Bosnië en Herzegovina en de EU, die op 11 december 2015 werd gehouden;
10. betreurt dat corruptie, met inbegrip van politieke corruptie op het hoogste niveau, nog altijd alomtegenwoordig is en dat de politieke toezeggingen niet in concrete resultaten zijn omgezet; blijft zich zorgen maken over het zwakke juridische en institutionele kader voor corruptiebestrijding, waarmee corruptie juist in de hand wordt gewerkt, en over het geringe aantal uiteindelijke veroordelingen in corruptiezaken; dringt aan op verbetering van het beoordelingskader voor doeltreffend onderzoek en vervolging, zowel bij ophefmakende corruptiezaken – waarbij politici, hoge ambtenaren en regelgevende instanties zijn betrokken – als in het kader van overheidsopdrachten en privatisering; is verheugd over de vaststelling van de strategie en het actieplan voor corruptiebestrijding 2015-2019 en dringt erop aan dat er voldoende financiële middelen beschikbaar worden gesteld voor de uitvoering ervan; wenst dat de landelijke samenwerking tussen instanties aanzienlijk wordt versterkt; roept op tot de vaststelling van speciale structuren ter voorkoming en bestrijding van corruptie, en tot de goedkeuring van beleidsnota's inzake het voorkomen van corruptie op alle bestuursniveaus; wenst dat de GRECO-aanbevelingen onmiddellijk volledig ten uitvoer worden gelegd;
11. onderstreept dat een functionerend en stabiel rechtsstelsel van het grootste belang is voor het waarborgen van de rechtsstaat in het land en voor de verdere vooruitgang van Bosnië en Herzegovina in de richting van de EU; vindt het zorgwekkend dat politieke actoren meer druk zijn gaan uitoefenen op de rechterlijke macht; wijst op de dringende noodzaak om de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in Bosnië en Herzegovina te versterken; maakt zich met name zorgen over gevallen van politieke inmenging in rechtszaken, de politisering van benoemingsprocedures binnen het gerechtelijk apparaat, de verdere versnippering vanwege de vier verschillende rechtsstelsels en het ontbreken van een doeltreffend en objectief systeem voor de beoordeling van de professionele kwaliteiten van rechters; is ingenomen met de bijgewerkte strategie voor de hervorming van het rechtswezen 2014-2018 en dringt aan op een actieplan voor de uitvoering ervan waarbij het accent wordt gelegd op nationale harmonisatie-inspanningen; acht het van essentieel belang om een professioneler, onafhankelijker en verantwoordelijker rechtsstelsel tot stand te brengen en daarbij te waarborgen dat objectieve criteria voor benoemingen systematisch worden toegepast; is verheugd over het door de ministers van Justitie op nationaal en deelstaatniveau gesloten protocol om zowel de rechterlijke instanties op staatsniveau als de Hoge Raad voor Justitie en Rechtsvervolging te hervormen; vindt het positief dat er ombudsmannen worden benoemd, maar maakt zich zorgen over het feit dat het bureau van de ombudsman voortdurend te kampen heeft met financiële en personele problemen; wenst dat de wet inzake de hervorming van de diensten van de ombudsman binnen afzienbare tijd wordt aangenomen;
12. blijft het zorgelijk vinden dat de toegang tot gratis rechtsbijstand zeer beperkt is; vraagt de bevoegde autoriteiten op staatsniveau om een nieuwe wet inzake gratis rechtsbijstand aan te nemen, als een eerste voorwaarde voor het waarborgen van gelijke, daadwerkelijke en niet-discriminerende toegang tot de rechter; is van mening dat de tenuitvoerlegging van een dergelijke wet essentieel is om ervoor te zorgen dat de burgers meer vertrouwen krijgen in de rechtsstaat;
13. veroordeelt ten stelligste de wet inzake openbare orde die nog altijd van kracht is in de Republika Srpska en die een aantasting inhoudt van de fundamentele democratische vrijheden, te weten de vrijheid van vergadering, de vrijheid van vereniging en de persvrijheid; dringt aan op de volledige tenuitvoerlegging van de wet inzake de vrije toegang tot informatie die nog steeds ongelijk en vaak beperkt is wanneer er een beroep wordt gedaan op het recht op privacy en de bescherming van de commerciële belangen van ondernemingen die zakendoen met overheden en daarmee burgers de mogelijkheid ontneemt op deze efficiënte manier beroep aan te tekenen wanneer de toegang tot informatie wordt geweigerd; is ingenomen met de goedkeuring van de wijzigingen van het Wetboek van Strafrecht van Bosnië en Herzegovina, waarmee de bepalingen inzake foltering, gedwongen verdwijning en verkrachting in overeenstemming worden gebracht met de internationale normen; moedigt de autoriteiten aan de strafbare feiten die vermeld staan in het Aanvullend Protocol bij het Internationaal Verdrag inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken op te nemen in het Wetboek van Strafrecht;
14. acht het belangrijk de samenwerking tussen de parlementen op het niveau van de staat, de deelstaten en het district Brčko te verbeteren en onderling gezamenlijke vergaderingen te houden; neemt kennis van de toezeggingen die in het kader van het parlementaire samenwerkingsverband zijn gedaan, en dringt aan op de spoedige tenuitvoerlegging van de hieruit voortvloeiende aanbevelingen en op de operationalisering van het overeengekomen samenwerkingskader; is in het licht hiervan ingenomen met de ondertekening van het "Concept van het mechanisme voor samenwerking tussen de parlementen in Bosnië en Herzegovina inzake activiteiten die verband houden met het proces van integratie in de EU"; wenst dat de algemene coördinatie met de kantonnale assemblees wordt verbeterd;
15. neemt kennis van de rol die de gemengde parlementaire commissie voor veiligheid en defensie vervuld heeft bij het waarborgen van democratische controle over de gewapende strijdkrachten van Bosnië en Herzegovina; vindt het zorgwekkend dat de bevolking op grote schaal illegale wapens in haar bezit heeft en is bezorgd over de grote voorraden munitie en wapens die nog altijd onder de verantwoordelijkheid van de strijdkrachten vallen; prijst de vorderingen die de strijdkrachten hebben gemaakt met het vernietigen van de meest onstabiele munitie en met het opbouwen van duurzame capaciteit om de overige voorraden te beheren; dringt aan op een alomvattende aanpak voor het oplossen van de resterende problemen die het moeilijk maken om het land tegen 2019 te ontmijnen; verzoekt de Commissie en de VV/HV om meer ondersteuning te bieden bij deze activiteiten;
16. roept de leden van de werkgroep op met wijzigingen van de kieswet van Bosnië en Herzegovina te komen en ervoor te zorgen dat met deze wetswijzigingen de grondslag wordt gelegd voor eerlijke democratische verkiezingen als een uiting van soevereiniteit; benadrukt dat het alleen mogelijk is om democratische verkiezingen te houden als een groot aantal andere mensenrechten en fundamentele vrijheden permanent kan worden uitgeoefend, zonder dat er sprake is van discriminatie op grond van etniciteit, religie, geslacht, politieke of andere overtuiging, eigendom, geboorte of andere status, of van willekeurige en onredelijke beperkingen;
17. is van mening dat de versnippering en de politisering van de overheidsdiensten en de zwakke beleidscoördinatie niet alleen een belemmering vormen voor institutionele en wetgevingshervormingen, maar ook de openbare dienstverlening aan de burgers negatief beïnvloeden; verzoekt de bevoegde instanties op alle niveaus om de beleidsplanning op middellange termijn te verbeteren en een nationaal alomvattend strategisch kader voor de hervorming van het openbaar bestuur en een programma voor het beheer van de overheidsfinanciën te ontwikkelen, overeenkomstig de Europese beginselen inzake overheidsbestuur die door de OESO/SIGMA zijn vastgesteld voor kandidaten voor het EU-lidmaatschap;
18. erkent dat de landbouw voor Bosnië en Herzegovina een belangrijke economische sector is, aangezien zo'n 20% van de bevolking van Bosnië en Herzegovina direct of indirect afhankelijk is van de sector; is daarom ingenomen met de vooruitgang die op het gebied van voedselveiligheid en veterinair beleid is geboekt, alsook met het besluit van de Commissie tot goedkeuring van de export van melk en zuivelproducten uit Bosnië en Herzegovina naar de EU; spoort ertoe aan meer inspanningen te leveren om de officiële veterinaire en fytosanitaire controle in overeenstemming te brengen met de Europese normen en om de institutionele structuren in te stellen die nodig zijn om het instrument voor pretoetredingssteun te kunnen inzetten voor plattelandsontwikkeling; roept de regering op de instelling op staatsniveau van een ministerie van Landbouw te ondersteunen, evenals de vaststelling van een bijbehorende ontwikkelingsstrategie;
19. uit zijn bezorgdheid over het feit dat de mechanismen voor samenwerking tussen de regering en organisaties uit het maatschappelijk middenveld ontoereikend zijn, waardoor hun mogelijkheden om deel te nemen aan de politieke dialoog over de hervormingsagenda ook beperkt zijn; acht het essentieel om zowel de rol van het maatschappelijk middenveld te versterken als burgers bij het EU-toetredingsproces te betrekken; herhaalt zijn oproep om transparante en inclusieve openbare raadplegingsmechanismen in het leven te roepen en ten uitvoer te leggen; verzoekt de bevoegde autoriteiten op alle niveaus het desbetreffende juridische en financiële kader te verbeteren, een nationale strategie inzake organisaties uit het maatschappelijk middenveld vast te stellen en voor transparante overheidsfinanciering van organisaties uit het maatschappelijk middenveld te zorgen, om zo in het hele land een meer participatieve en inclusieve democratie tot stand te brengen; vraagt activisten en organisaties uit het maatschappelijk middenveld hun capaciteiten en structuren aanzienlijk te versterken en in gesprek te treden met de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina, de EU en de internationale gemeenschap; roept laatstgenoemde instanties op hen hierbij te helpen;
20. neemt kennis van de ongecoördineerde uitvoering van de strategie 2014-2016 inzake de bestrijding van georganiseerde misdaad; roept op tot de vaststelling en de tenuitvoerlegging van een nieuwe strategie en een nieuw actieplan ter bestrijding van witwaspraktijken, in overeenstemming met de aanbevelingen van Moneyval; benadrukt de noodzaak van een slachtoffergerichte aanpak en een multidisciplinaire en alomvattende strategie ter bestrijding van drugshandel en mensenhandel; dringt er bij de EU en de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina op aan samen te werken om mensenhandel op doeltreffende wijze te bestrijden en slachtoffers bescherming te bieden; is verheugd over de goedkeuring van het actieplan 2016-2019 ter bestrijding van de mensenhandel in Bosnië en Herzegovina, met inbegrip van de nadruk die wordt gelegd op problemen in verband met migrerende werknemers en gedwongen bedelarij door kinderen, en dringt erop aan het actieplan daadwerkelijk ten uitvoer te leggen; blijft zich zorgen maken over de grote voorraad illegale wapens in Bosnië en stelt dat deze wapens gemakkelijk kunnen worden overgedragen aan de EU; vraagt de bevoegde autoriteiten zich meer inspanningen te getroosten om wapenhandelaars en -smokkelaars te vervolgen en om de ongecontroleerde verspreiding van de illegale handel in wapens, en dan vooral kleine en lichte wapens, tegen te gaan, onder meer door middel van nauwere regionale samenwerking en samenwerking tussen Bosnië en Herzegovina en de EU;
21. verzoekt de autoriteiten een actieplan uit te werken voor de tenuitvoerlegging van de strategie 2015-2020 ter voorkoming en bestrijding van terrorisme; vraagt de autoriteiten zich meer inspanningen te getroosten om ervoor te zorgen dat de politie-, inlichtingen- en veiligheidsdiensten op nationaal niveau doeltreffender gaan samenwerken als het aankomt op de bestrijding van terrorisme en gewelddadig extremisme; wenst dat de capaciteit van Bosnië en Herzegovina voor de bestrijding van terrorisme verder wordt versterkt; verzoekt de autoriteiten zich meer toe te leggen op de bestrijding van de financiering van terrorisme, onder meer door een rechtskader te scheppen voor het bevriezen van de activa van terroristische groeperingen; vindt het uiterst belangrijk dat de veiligheidsoperaties in Bosnië en Herzegovina worden gecoördineerd en dat er gegevens worden gedeeld binnen het land; onderstreept dat nauwere samenwerking tussen de regionale veiligheidsdiensten eveneens van groot belang is, en moedigt in dat opzicht verdere samenwerking aan;
22. benadrukt dat Bosnië en Herzegovina ernstig te lijden heeft onder het verschijnsel van buitenlandse strijders en radicalisering; maakt zich zorgen over de radicalisering van jongeren, die zich – in vergelijking met andere landen in de regio – in groten getale bij Da’esh hebben aangesloten; roept op tot handhaving en aanscherping van de maatregelen tegen radicalisering en terrorisme; is ingenomen met de inspanningen om de interreligieuze dialoog te bevorderen, zoals de gezamenlijke verklaring van politieke en religieuze leiders waarin zij terrorisme en gewelddadig extremisme veroordelen; is verheugd over de eerste veroordelingen van buitenlandse strijders op grond van strafbare feiten zoals het financieren van terroristische activiteiten, het openlijk aanzetten tot terroristische activiteiten en het ronselen voor en zich aansluiten bij Da’esh; dringt erop aan met spoed doeltreffende deradicaliseringsprogramma's te ontwikkelen en jongeren in Bosnië en Herzegovina, overeenkomstig de "Positieve agenda voor jongeren in de Westelijke Balkan", een beter economisch perspectief te bieden en daarmee te voorkomen dat ze zich aansluiten bij groeperingen die radicale en extreme ideologieën aanhangen; moedigt de media, de academische gemeenschap en het maatschappelijk middenveld aan zich ervoor in te zetten om de risicofactoren op basis waarvan radicalisering kan uitgroeien tot gewelddadig extremisme, meer onder de aandacht te brengen; spoort ertoe aan om, op basis van beste praktijken en hulpmiddelen van het EU-brede netwerk voor voorlichting over radicalisering, nationale en regionale netwerken voor voorlichting over radicalisering op te zetten; dringt aan op nauwere samenwerking met de veiligheidsdiensten van de EU en de omliggende landen, onder meer wat de uitwisseling van informatie betreft; roept ertoe op in heel Bosnië en Herzegovina grootschalige politieacties op touw te zetten waarbij personen die worden verdacht van het organiseren, steunen en financieren van terroristische activiteiten, worden gearresteerd;
23. wijst erop dat het wettelijk en institutioneel kader voor de eerbiediging van de mensenrechten aanzienlijk moet worden verbeterd; vraagt om in samenwerking met organisaties uit het maatschappelijk middenveld een nationale antidiscriminatiestrategie uit te werken; verzoekt nogmaals een duidelijke definitie van genderidentiteit, seksuele gerichtheid, leeftijd en handicap als gronden voor discriminatie op te nemen in de antidiscriminatiewetgeving; wenst dat de strategie daadwerkelijk ten uitvoer wordt gelegd en dat de rol van de ombudsman voor de mensenrechten wordt versterkt; is bezorgd over de discriminatie van personen met een beperking als het gaat om werkgelegenheid, onderwijs, toegang tot gezondheidszorg en de verstrekking van andere diensten; maakt zich zorgen over haatgeweld, haatzaaiende uitingen en de toename van het aantal meldingen van bedreigingen ten aanzien van personen uit de LGBTI-gemeenschap; spoort de regering aan deze kwestie onder meer aan te pakken door met bewustmakingsacties te komen om de rechten van personen uit de LGBTI-gemeenschap onder de aandacht te brengen van de rechterlijke macht, de rechtshandhavingsinstanties en het grote publiek; stelt vast dat er aanzienlijke vooruitgang is geboekt wat betreft de voltooiing van het proces voor de inschrijving van Roma in het bevolkingsregister, maar blijft zich zorgen maken over de beperkte maatregelen ter verbetering van hun gezondheid, onderwijs en werkgelegenheidsvooruitzichten; roept de autoriteiten in het bijzonder op discriminatie op grond van geslacht te bestrijden; dringt aan op intrekking van de bepaling inzake de doodstraf die in de grondwet van de deelstaat Republika Srpska is opgenomen;
24. vindt het betreurenswaardig dat de vonnissen in de zaken Sejdić-Finci en Zornić nog steeds niet ten uitvoer zijn gelegd en herinnert eraan dat Bosnië en Herzegovina hiermee inbreuk blijft plegen op de arresten van het EHRM in deze zaken; onderstreept andermaal dat het verzuim om vonnissen ten uitvoer te leggen tot discriminatie van burgers van Bosnië en Herzegovina blijft leiden en daardoor een struikelblok kan vormen in het toetredingsproces tot de EU;
25. dringt erop aan haatdelicten en haatzaaiende uitingen, met inbegrip van haatzaaiende uitingen op etnische gronden en de verspreiding van extremistische ideologieën via sociale media, krachtdadiger aan te pakken en naar behoren te onderzoeken; betreurt het dat de Federatie van Bosnië en Herzegovina het enige gebied is op de Westelijke Balkan waar de bestraffing van haatmisdrijven nog niet wordt gereguleerd door het strafrecht en dringt erop aan in het wetboek van strafrecht van Bosnië en Herzegovina een bepaling over haatdelicten op te nemen; wenst evenzo dat in het strafrecht van alle deelstaten een bepaling over haatzaaiende uitingen wordt opgenomen;
26. herhaalt dat de kieswet en het kiesstelsel zowel alle drie de constituerende bevolkingsgroepen als alle andere burgers in staat moeten stellen om vrij en autonoom hun eigen legitieme politieke vertegenwoordigers van de instellingen en autoriteiten te kiezen;
27. wijst erop dat organisaties uit het maatschappelijk middenveld een belangrijke rol spelen bij de bescherming en de bevordering van minderheidsrechten in het land, de sociale harmonie en tolerantie stimuleren en de bevolking een beter begrip bijbrengen van de voordelen van diversiteit; roept ertoe op organisaties uit het maatschappelijk middenveld meer te betrekken bij het aanpakken van de uitdagingen op het vlak van etnische verdeeldheid, om zo het land te helpen nader tot de EU te komen; pleit met het oog op betere handhaving van de wet inzake minderheden voor een betere coördinatie tussen de bevoegde autoriteiten en organisaties uit het maatschappelijk middenveld;
28. is ingenomen met de vaststelling van de strategie 2015-2018 voor de tenuitvoerlegging van het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld; wenst dat de raamstrategie voor de tenuitvoerlegging van de overeenkomst van Istanbul zo spoedig mogelijk wordt aangenomen en wordt toegepast; vindt het zorgwekkend dat het op staatsniveau ontbreekt aan een alomvattend rechtskader voor seksueel geweld, alsmede aan een passende schadeloosstellingsregeling voor slachtoffers; verzoekt de bevoegde autoriteiten voor behoorlijke financiering en verbetering van de wetgeving inzake "blijf-van-mijn-lijfhuizen" te zorgen en een geharmoniseerd systeem op te zetten voor toezicht op en verzameling van gegevens over gevallen van geweld tegen vrouwen; wenst dat daarnaast alles in het werk wordt gesteld om de deelname van vrouwen aan de politiek en aan de arbeidsmarkt te bevorderen, hun sociale en economische situatie te verbeteren, in het bijzonder ten aanzien van de toegang tot het recht op moederschapsverlof en -uitkeringen, en hun rechten te bevorderen, te beschermen en te versterken; vraagt de regeringen op alle niveaus om deze kwesties met hulp van het maatschappelijk middenveld meer voor het voetlicht te brengen, teneinde ervoor te zorgen dat vrouwen de bescherming inroepen waarin de wet voorziet;
29. wijst erop dat onderwijs een essentiële rol speelt bij de totstandbrenging en de bevordering van een tolerante en inclusieve samenleving en bij de bevordering van de samenwerking en binding tussen groepen met verschillende culturele, religieuze en etnische achtergronden; stelt tot zijn spijt vast dat slechts langzaam vooruitgang wordt geboekt bij de aanpak van het verschijnsel van "twee scholen onder één dak" en andere vormen van segregatie en discriminatie op school, en vindt het betreurenswaardig dat er nog steeds geen gemeenschappelijk kerncurriculum wordt ontwikkeld; dringt aan op concrete maatregelen om de desegregatie van het onderwijssysteem in gang te zetten; benadrukt dat er een aanzienlijke hoeveelheid werk moet worden verzet om ervoor te zorgen dat het versnipperde onderwijssysteem efficiënter gaat functioneren en dat daarnaast het recht op gelijke onderwijskansen in alle officiële talen van Bosnië en Herzegovina wordt gewaarborgd, evenals het recht van iedere gemeenschap op onderwijs in de eigen taal; vraagt de autoriteiten om te waarborgen dat de beginselen van inclusief onderwijs met betrekking tot kinderen met een beperking daadwerkelijk ten uitvoer worden gelegd;
30. is verheugd over de actieve deelname van Bosnië en Herzegovina aan het Platform Westelijke Balkan voor onderwijs en vorming, alsmede over zijn blijvende deelname aan Erasmus+ en het Western Balkans Youth Window, die allemaal een uiterst belangrijke rol spelen in de strijd tegen het zeer hoge werkloosheidspercentage onder jongeren; is tevens ingenomen met de toezegging van Bosnië en Herzegovina om deel te nemen aan de PISA-studie 2018 van de OESO; beschouwt deze studie als een nuttig instrument om de kwaliteit van het onderwijs en de noodzakelijke hervormingen aan de orde te stellen; waardeert het dat alle 13 ministeries van Onderwijs en alle aanverwante agentschappen zich bereid hebben getoond om een bijdrage te leveren aan deze gezamenlijke inspanning; wenst dat de Commissie overweegt om de deelname van Bosnië en Herzegovina aan de studie te financieren via het instrument voor pretoetredingssteun;
31. benadrukt dat onafhankelijke en professionele media-instellingen een van de belangrijkste componenten zijn van een bloeiende democratische samenleving; vindt het daarom zorgwekkend dat de vrijheid van meningsuiting weer is beknot en maakt zich zorgen over gevallen van politieke druk en intimidatie ten aanzien van journalisten, met inbegrip van de in naam financiële en andere inspecties die door lokale en nationale politieke autoriteiten zijn uitgevoerd bij een aantal mediabedrijven, en de voortdurende polarisatie van de media langs politieke en etnische scheidslijnen; verzoekt de bevoegde autoriteiten een grondig onderzoek in te stellen naar aanvallen op journalisten en een rechtskader te scheppen voor de bescherming van journalisten; roept voorts op tot dringende maatregelen om de politieke, institutionele en financiële onafhankelijkheid van de toezichthoudende instantie voor de communicatiesector te waarborgen en te zorgen voor transparantie ten aanzien van de eigendomsstructuur van media door alle mazen in de wetgeving te dichten die een systematische belemmering vormen voor volledige transparantie; wijst erop dat de tenuitvoerlegging van deze maatregelen van essentieel belang is voor het uitbannen van ontoelaatbare politieke beïnvloeding; vraagt om maatregelen om te zorgen voor pluralisme in de media en uitzendingen in alle officiële talen; wenst dat de redactionele en financiële onafhankelijkheid van de publieke omroepen wordt vergroot, omdat het bestaan van een publieke omroep van belang is voor de eenheid van Bosnië en Herzegovina; maakt zich zorgen dat personen die gerichte elektronische aanvallen tegen websites uitvoeren niet worden vervolgd;
32. is verheugd over de vorderingen ten aanzien van het wegwerken van de achterstand bij de afhandeling van oorlogsmisdaden; stelt vast dat het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië zich er zorgen over maakt dat het openbaar ministerie onvoldoende gehoor geeft aan herhaalde verzoeken om de behandeling van oorlogsmisdaden af te ronden; dringt aan op een herziening van de nationale strategie inzake oorlogsmisdaden, een doeltreffendere en betere vervolging van gevallen van seksueel geweld in oorlogstijd en verbeterde bescherming voor slachtoffers; vraagt om maatregelen om het recht op het ontvangen van compensatie te waarborgen;
33. stelt vast dat er enige actie is ondernomen ten aanzien van de duurzame terugkeer van binnenlands ontheemden en vluchtelingen, onder meer op het gebied van werkgelegenheid, onderwijs, sociale bescherming, de teruggave van eigendom en gezondheidszorg op lokaal niveau, maar wenst dat er meer vooruitgang wordt geboekt; wijst andermaal op het belang van het stimuleren van de duurzame terugkeer van vluchtelingen naar Bosnië en Herzegovina in het algemeen en naar de Republika Srpska in het bijzonder; verzoekt de autoriteiten op alle niveaus om vluchtelingen te beschermen en alle wetgevende en administratieve maatregelen te nemen en uit te voeren die nodig zijn om hun terugkeerproces te versnellen; vraagt dat de herziene strategie met betrekking tot bijlage VII van het vredesakkoord van Dayton effectief wordt uitgevoerd; roept de Commissie op passende financiële steun en projectbijstand te verlenen om dit proces te bevorderen; merkt op dat er nog altijd een groot aantal personen wordt vermist en verzoekt de bevoegde autoriteiten intensief te gaan samenwerken en zich meer ervoor in te zetten om de 7 019 personen op te sporen die al sinds de oorlog vermist zijn; benadrukt hoe belangrijk het is dat alternatieve benaderingen ten aanzien van justitie verder worden uitgewerkt, onder meer door voort te bouwen op de UNDP-strategie inzake overgangsjustitie; roept de autoriteiten in Bosnië en Herzegovina op voldoende te investeren in de desbetreffende programma's;
34. merkt op dat er, hoewel het naoorlogse herstel en de wederopbouw van Bosnië en Herzegovina grotendeels succesvol zijn geweest en het land dichter bij de EU hebben gebracht, uitdagingen zijn blijven bestaan ten aanzien van de duurzaamheid van het verzoeningsproces; benadrukt daarom het belang van educatie over verzoening en wederzijds begrip in de samenleving;
35. is verheugd over de toename van geregistreerde arbeid en de eerste stappen die zijn gezet om de beleidscoördinatie te vergroten en het ondernemingsklimaat te verbeteren; blijft bezorgd over de invloed van de overheid op de economie, de kwaliteit van de overheidsfinanciën, de hoge mate van afhankelijkheid van financiering uit internationale leeninvesteringen, de onduidelijke herkomst van internationale investeringen en de moeilijke omstandigheden op de arbeidsmarkt; benadrukt dat het aanhoudend hoge percentage langdurige werkloosheid (27,6%), met inbegrip van de zeer hoge jeugdwerkloosheid (62,7%), en de omvangrijke informele economie moeten worden aangepakt, en dat de werking van de arbeidsmarkt moet worden verbeterd;
36. is verheugd dat beide entiteiten nieuwe arbeidswetgeving hebben aangenomen; betreurt dat het ontbreekt aan een eengemaakte economische ruimte, waardoor het ondernemingsklimaat wordt geschaad; dringt erop aan het ondernemingsklimaat verder te verbeteren door de rechtsstaat te versterken, de handhaving van contracten te vereenvoudigen en corruptie te bestrijden; betreurt het dat Bosnië en Herzegovina geen nationale strategie voor kmo's heeft ontwikkeld;
37. benadrukt de noodzaak om de gefragmenteerde stelsels van sociale bescherming op basis van de behoeften van de burgers te hervormen en harmoniseren, zodat iedereen een gelijke behandeling wordt geboden; merkt op dat de arbeids- en vakbondsrechten nog steeds beperkt zijn, met inbegrip van de wetgeving op het gebied van gezondheid en veiligheid, en benadrukt het belang van verdere versterking en harmonisatie van deze wetgeving in het hele land;
38. dringt aan op de vaststelling van nationale sectorale strategieën inzake vervoer, energie en milieu; benadrukt dat deze strategieën onder meer nodig zijn om ten volle profijt te trekken van de EU-pretoetredingssteun;
39. is ingenomen met de deelname van Bosnië en Herzegovina aan het initiatief van "de Zes van de Westelijke Balkan"; onderstreept het belang van twee aanzienlijke investeringsprojecten, "Stara Gradiška" en "Svilaj", die een impuls zullen geven aan de handel, regionale integratie en duurzame groei; dringt er bij de autoriteiten op aan dat de technische normen en zachte maatregelen op het gebied van vervoer waarover tijdens de Westelijke Balkan-top in Wenen in 2015 overeenstemming werd bereikt (zoals het op elkaar afstemmen en vereenvoudigen van de procedures voor grensoverschrijding, informatiesystemen, onderhoudsplannen, ontvlechting en toegang van derden tot netwerken), binnen afzienbare tijd – en wel vóór de komende top in 2016 in Parijs – volledig ten uitvoer worden gelegd;
40. wenst dat de resultaten van de volks- en woningtelling zonder verder uitstel bekend worden gemaakt, omdat deze resultaten van groot belang zijn voor de economische en sociale planning; wijst er tevens op dat de gegevens van de volkstelling van 2013 noodzakelijk zijn voor het invullen van de vragenlijst die Bosnië en Herzegovina van de Commissie zal ontvangen;
41. verzoekt de bureaus voor de statistiek van Bosnië en Herzegovina hun statistieken af te stemmen op de Eurostat-normen;
42. maakt zich zorgen over de achteruitgang op het gebied van de informatiemaatschappij; vraagt om dringend werk te maken van de digitale omschakeling; dringt aan op de instelling van het toezichthoudend orgaan voor de goedkeuring van de wetten inzake elektronische handtekeningen en e-handel op staatsniveau, aangezien het ontbreken van een dergelijk orgaan ertoe leidt dat deze wetten nog niet ten uitvoer zijn gelegd; roept de verantwoordelijke autoriteiten op vaart te zetten achter de invoering van het Europese alarmnummer 112 dat in 2009 in het leven werd geroepen;
43. constateert dat er op beperkte schaal maatregelen zijn genomen en activiteiten zijn ontplooid met het oog op de aanpassing aan de klimaatverandering, en dat de eerste stappen zijn gezet om het Natura 2000-netwerk voor natuurbescherming te ontwikkelen; dringt er bij de autoriteiten op aan een geharmoniseerd rechtskader vast te stellen voor milieubescherming en klimaatactie, en de strategische planning en de tenuitvoerlegging van het acquis op deze gebieden te versterken; verzoekt de bevoegde autoriteiten om overeenkomstig de milieunormen van de Unie maatregelen te nemen ter preventie van ernstige milieuvervuiling, zoals de vervuiling die wordt veroorzaakt door de olieraffinaderij in Brod; benadrukt andermaal dat Bosnië en Herzegovina zijn verplichtingen krachtens het Verdrag inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband (Espoo, 1991) en het Protocol betreffende strategische milieueffectrapportage (Kiev, 2003) volledig moet nakomen;
44. verzoekt de regering van Bosnië en Herzegovina de ontwikkeling van waterkrachtcentrales in ecologisch kwetsbare gebieden en in beschermde en voor bescherming in aanmerking komende gebieden te reguleren en te monitoren, en de bestaande nationale parken, zoals Sutjeska en Una, ongeschonden te houden; bepleit de verbetering van de kwaliteit van milieueffectbeoordelingen zodat rekening wordt gehouden met de EU-normen die zijn vastgesteld bij de vogel- en de habitatrichtlijn en de kaderrichtlijn water; spoort de regering van Bosnië en Herzegovina aan de transparantie te vergroten door middel van inspraak en raadpleging van lokale gemeenschappen, wetenschappelijke deskundigen en de civiele sector over geplande projecten;
45. juicht het toe dat Bosnië en Herzegovina in 2016 het voorzitterschap van de energiegemeenschap gaat bekleden; maakt zich echter zorgen over de sancties die de energiegemeenschap aan Bosnië en Herzegovina oplegt; roept Bosnië en Herzegovina nogmaals op te zorgen voor aansluiting op de energie-infrastructuren van buurlanden en herhaalt zijn oproep tot naleving van alle contractuele verplichtingen waartoe het land zich uit hoofde van het Energiegemeenschapsverdrag heeft verbonden;
46. verwerpt de wet inzake openbare rust en orde die in februari 2015 in de Republika Srpska is aangenomen, op grond waarvan alle berichten op sociale media strafbaar worden gesteld die de openbare orde verstoren of onfatsoenlijke, aanstootgevende of beledigende inhoud bevatten, aangezien hiermee niet alleen de weg wordt vrijgemaakt voor wettelijke beperkingen van de vrijheid van meningsuiting en vrije media online, maar ook zelfcensuur onder gebruikers van sociale media in de hand kan worden gewerkt;
47. prijst de constructieve en proactieve rol van Bosnië en Herzegovina bij het bevorderen van de regionale samenwerking; is van mening dat concrete samenwerking op gebieden van gemeenschappelijk belang kan bijdragen tot de stabilisatie van de situatie op de Westelijke Balkan; is verheugd over de grensovereenkomst met Montenegro; dringt aan op verdere inspanningen om een oplossing te vinden voor openstaande bilaterale vraagstukken, met inbegrip van de grensafbakeningsgeschillen met Servië en Kroatië, en kwesties in verband met grensoverschrijdende milieuvervuiling; is ingenomen met de eerste gezamenlijke zitting van de ministerraad van Bosnië en Herzegovina en de Servische regering, die op 4 november 2015 plaatsvond in Sarajevo;
48. is verheugd dat het percentage van afstemming op de GBVB-besluiten is toegenomen van 52% tot 62%; acht het, in het licht van de aanvraag van Bosnië en Herzegovina om lid te worden van de EU, noodzakelijk het buitenlands beleid grotendeels af te stemmen op het GBVB van de EU;
49. roept de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina in het kader van de aanstaande gemeenteraadsverkiezingen op de desbetreffende aanbevelingen van internationale en lokale waarnemers en de OVSE/het ODIHR ten uitvoer te leggen, teneinde de geloofwaardigheid en integriteit van het verkiezingsproces te waarborgen; dringt er bij de autoriteiten op aan de lokale verkiezingen in Mostar met spoed te reguleren;
50. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de VV/HV, de Raad, de Commissie, het presidentschap van Bosnië en Herzegovina, de ministerraad van Bosnië en Herzegovina, de Parlementaire Vergadering van Bosnië en Herzegovina, de regeringen en parlementen van de Federatie van Bosnië en Herzegovina en de Republika Srpska, en de besturen van de tien kantons.