Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 28 april 2016 betreffende het standpunt van de Raad in eerste lezing met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (herschikking) (10579/1/2015 – C8-0416/2015 – 2013/0015(COD))
(Gewone wetgevingsprocedure: tweede lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het standpunt van de Raad in eerste lezing (10579/1/2015 – C8-0416/2015),
– gezien de gemotiveerde adviezen die in het kader van protocol nr. 2 betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid zijn ingediend door het Litouwse Parlement en het Zweedse parlement, en waarin het ontwerp van wetgevingshandeling in strijd met het subsidiariteitsbeginsel wordt geacht,
– gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 11 juli 2013(1),
– gezien het advies van het Comité van de Regio's van 7 oktober 2013(2),
– gezien zijn standpunt in eerste lezing(3) inzake het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2013)0030),
– gezien artikel 294, lid 7, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien artikel 76 van zijn Reglement,
– gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie vervoer en toerisme (A8-0071/2016),
1. hecht zijn goedkeuring aan het standpunt van de Raad in eerste lezing;
2. neemt kennis van de aan deze resolutie gehechte verklaring van de Commissie;
3. constateert dat het besluit is vastgesteld overeenkomstig het standpunt van de Raad;
4. stelt voor de handeling de "richtlijn Bilbao Barandica-Matīss betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (herschikking)"(4) te noemen;
5. verzoekt zijn Voorzitter het besluit samen met de voorzitter van de Raad overeenkomstig artikel 297, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te ondertekenen;
6. verzoekt zijn secretaris-generaal het besluit te ondertekenen nadat is nagegaan of alle procedures naar behoren zijn uitgevoerd, en met instemming van de secretaris-generaal van de Raad zorg te dragen voor publicatie ervan, samen met de daarop betrekking hebbende verklaring van de Commissie, in het Publicatieblad van de Europese Unie;
7. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Izaskun Bilbao Barandica en Anrijs Matīss hebben namens het Parlement respectievelijk de Raad de onderhandelingen over de handeling geleid.
BIJLAGE BIJ DE WETGEVINGSRESOLUTIE
Verklaring van de Commissie betreffende toelichtende stukken
De Commissie verwijst naar de Gezamenlijke politieke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 27 oktober 2011 over toelichtende stukken waarin de Instellingen hebben onderkend dat de inlichtingen die de lidstaten aan de Commissie verstrekken met betrekking tot de omzetting van richtlijnen in nationaal recht "duidelijk en nauwkeurig dienen te zijn" teneinde de vervulling door de Commissie van haar taak inzake toezicht op de toepassing van het recht van de Unie te vergemakkelijken. In onderhavig geval zouden toelichtende stukken hiertoe nuttig zijn geweest. De Commissie betreurt het dat de eindtekst geen bepalingen van deze strekking bevat.