Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2015/2224(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A8-0032/2016

Ingediende teksten :

A8-0032/2016

Debatten :

PV 09/05/2016 - 15
CRE 09/05/2016 - 15

Stemmingen :

PV 10/05/2016 - 6.6
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P8_TA(2016)0211

Aangenomen teksten
PDF 210kWORD 100k
Dinsdag 10 mei 2016 - Straatsburg
Nieuwe instrumenten voor territoriale ontwikkeling in het cohesiebeleid 2014-2020
P8_TA(2016)0211A8-0032/2016

Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2016 over nieuwe instrumenten voor territoriale ontwikkeling in het cohesiebeleid 2014-2020: geïntegreerde territoriale investeringen (ITI) en door de gemeenschap aangestuurde lokale ontwikkeling (CLLD) (2015/2224(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name titel XVIII,

–  gezien Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad(1) (hierna "de GB-verordening"),

–  gezien Verordening (EU) nr. 1301/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en specifieke bepalingen met betrekking tot de doelstelling "Investeren in groei en werkgelegenheid", en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1080/2006(2),

–  gezien Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005(3) van de Raad,

–  gezien Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad(4),

–  gezien Verordening (EU) nr. 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende specifieke bepalingen voor steun uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling ter verwezenlijking van de doelstelling "Europese territoriale samenwerking"(5),

–  gezien de Territoriale agenda van de EU 2020 waarover overeenstemming werd bereikt op de informele bijeenkomst van de voor ruimtelijke ordening en territoriale ontwikkeling bevoegde ministers in Gödöllő op 19 mei 2011,

–  gezien het advies van het Comité van de Regio's van 29 november 2012 getiteld "Vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling"(6),

–  gezien het advies van het Comité van de Regio's van 9 juli 2015 over het resultaat van de onderhandelingen over de partnerschapsovereenkomsten en de operationele programma's(7),

–  gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 11 december 2014 getiteld "Vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling (CLLD) als instrument van het cohesiebeleid 2014-2020 voor de ontwikkeling van plaatselijke gemeenschappen, plattelandsgebieden, stedelijke en voorstedelijke regio's" (verkennend advies op verzoek van het Griekse voorzitterschap)(8),

–  gezien zijn resolutie van 15 november 2011 over demografische verandering en de gevolgen daarvan voor het toekomstig cohesiebeleid van de EU(9),

–  gezien zijn resolutie van 15 januari 2013 over de optimalisering van de rol van ruimtelijke ordening in het kader van het cohesiebeleid(10),

–  gezien zijn resolutie van 14 januari 2014 over de gereedheid van de EU-lidstaten voor een doeltreffende en tijdige aanvang van de nieuwe programmeringsperiode van het cohesiebeleid(11),

–  gezien zijn resolutie van 26 november 2015 "Naar vereenvoudiging en prestatiegerichtheid van het cohesiebeleid 2014-2020"(12),

–  gezien de briefing getiteld "Instrumenten voor de ondersteuning van de territoriale en de stedelijke dimensie in het cohesiebeleid: geïntegreerde territoriale investeringen (ITI) en door de gemeenschap aangestuurde lokale ontwikkeling (CLLD)", Directoraat-generaal intern beleid, Directoraat B: Structuur- en Cohesiebeleid, Europees Parlement, oktober 2015,

–  gezien de in juli 2015 door het Parlement gepubliceerde studie getiteld "Territoriaal bestuur en cohesiebeleid" (Directoraat-generaal intern beleid, Directoraat B: Structuur- en Cohesiebeleid, Europees Parlement, juli 2015,

–  gezien de in februari 2015 door het Parlement gepubliceerde studie getiteld "Strategische samenhang van het cohesiebeleid: vergelijking van de programmeringsperioden 2007-2013 en 2014-2020" (Directoraat-generaal intern beleid, Directoraat B: Structuur- en Cohesiebeleid),

–  gezien het zesde verslag van de Commissie inzake "Economische, sociale en territoriale cohesie: Investeren in groei en werkgelegenheid – Bevorderen van ontwikkeling en goed bestuur in regio's en steden van de EU", juli 2014,

–  gezien de in mei 2015 door de Europese Commissie gepubliceerde studie getiteld "Territorial Agenda 2020 put in practice – Enhancing the efficiency and effectiveness of Cohesion Policy by a place-based approach", deel II – casestudy's,

–  gezien het in september 2011 op verzoek van het Poolse voorzitterschap opgestelde rapport getiteld "How to strengthen the territorial dimension of "Europe 2020" and the EU Cohesion Policy based on the Territorial Agenda 2020",

–  gezien het rapport van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) van november 2014 getiteld "Job Creation and Local Economic Development",

–  gezien het rapport van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) van 2015 getiteld "Local Economic Leadership",

–  gezien artikel 52 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie regionale ontwikkeling en het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A8-0032/2016),

A.  overwegende dat territoriale cohesie een basisdoelstelling van de Europese Unie is, die in het verdrag van Lissabon vervat is;

B.  overwegende dat in het cohesiebeleid voor de periode 2014-2020 gekozen is voor geïntegreerde en plaatsgerichte benaderingen, en het gebruik ervan wordt aangemoedigd om economische, sociale en territoriale cohesie te bevorderen en tezelfdertijd territoriaal bestuur te stimuleren;

C.  overwegende dat geïntegreerde en plaatsgerichte benaderingen de efficiëntie en effectiviteit van het overheidsoptreden helpen verbeteren omdat ermee wordt ingespeeld op de specifieke behoeften van een gebied en de aantrekkelijkheid ervan kan worden vergroot;

D.  overwegende dat CLLD en ITI innovatieve instrumenten in het cohesiebeleid zijn – voor sommige landen zal het de eerste keer zijn dat ze dergelijke instrumenten in deze vorm zullen invoeren – die aanzienlijk kunnen bijdragen tot het bereiken van economische, sociale en territoriale cohesie, hoogwaardige plaatselijke werkgelegenheid, duurzame ontwikkeling en het behalen van de Europa 2020-doelstellingen;

E.  overwegende dat de nieuwe ITI's en de CLLD-initiatieven een stap voorwaarts zijn ten aanzien van het vermogen van lokale belanghebbenden om financieringsstromen te combineren en goed gerichte lokale initiatieven te plannen;

F.  overwegende dat de versterking van de regionale en lokale structuren van fundamenteel belang is voor de volledige uitvoering van het sociaaleconomische en territoriale cohesiebeleid; overwegende dat innovatieve benaderingen, waarbij prioriteit wordt verleend aan lokale kennis om lokale problemen aan te pakken met lokale oplossingen, steeds belangrijker zijn geworden; overwegende dat in het kader van participatieve governance, bijvoorbeeld participatieve begrotingsplanning, de nodige instrumenten voor inspraak van het publiek beschikbaar zijn om bevoegdheid voor besluitvorming toe te kennen op het niveau van de lokale gemeenschappen;

G.  overwegende dat CLLD is gebaseerd op de ervaringen die tijdens voorgaande financieringsperioden zijn opgedaan met de uitvoering van Leader, Urban en Equal en voornamelijk voortbouwt op de Leader-benadering, die sinds de invoering in 1991 tot een exponentiële groei van lokale actiegroepen (LAG's) heeft geleid en in hoge mate heeft bijgedragen tot de verbetering van de levenskwaliteit van de bevolking, in het bijzonder op het platteland;

H.  overwegende dat CLLD alleen voor het Elfpo verplicht is en optioneel is voor het EFRO, het ESF en het EFMZV;

I.  overwegende dat deze twee nieuwe instrumenten een belangrijke rol kunnen spelen bij de aanpassing aan de demografische veranderingen en de beëindiging van de ongelijkmatige ontwikkeling in de regio's;

J.  overwegende dat CLLD een bottom-upbenadering hanteert om doelstellingen vast te stellen en projecten te financieren die verband houden met de lokale behoeften van de gemeenschap, in plaats van op nationaal niveau doelstellingen op te leggen;

K.  overwegende dat ITI's instrumenten zijn die gebruikt kunnen worden om geïntegreerde maatregelen voor duurzame stedelijke ontwikkeling in te voeren, zoals bepaald in artikel 7 van Verordening (EU) nr. 1301/2013;

L.  overwegende dat er tussen de lidstaten grote niveauverschillen bestaan op het vlak van bestuursstructuur en ervaring met bottom-upontwikkelingsinitiatieven;

M.  overwegende dat de capaciteit en de betrokkenheid van regionale en lokale actoren essentieel zijn voor het succes van deze instrumenten en dat de voor de verschillende niveaus vastgestelde bevoegdheden in acht moeten worden genomen;

N.  overwegende dat de regionale en lokale autoriteiten inspraak moeten hebben in beslissingen over hun eigen ontwikkeling, en synergieën tussen de publieke en private sector moeten promoten als fundamentele richtsnoeren op basis waarvan de projecten op efficiënte wijze kunnen worden beheerd en de duurzaamheid van de aangegane verbintenissen kan worden gegarandeerd;

O.  overwegende dat het cruciaal is voor lokale en regionale overheden om bij beslissingen over hun eigen ontwikkeling hun troeven en strategische voordelen juist in te schatten in overeenstemming met de bijdrage van de gemeenschap, en hierop voort te bouwen bij de uitwerking van hun strategie voor lokale ontwikkeling, wat de levenskwaliteit ten goede zou komen door problemen op te helderen, prioriteiten te stellen en samen met de burgers duurzame oplossingen uit te stippelen;

P.  overwegende dat overeenkomstig artikel 7, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1301/2013 elke lidstaat, "rekening houdend met zijn specifieke territoriale situatie, de beginselen [opstelt] voor de selectie van stedelijke gebieden waar geïntegreerde maatregelen voor duurzame stedelijke ontwikkeling moeten worden uitgevoerd en een indicatieve toewijzing voor deze maatregelen op nationaal niveau";

Q.  overwegende dat het Rurban-initiatief voor samenwerking tussen landelijke en stedelijke gebieden bijdraagt tot versterking van het regionale concurrentievermogen en de oprichting van ontwikkelingspartnerschappen;

R.  overwegende dat op het niveau van de Europese Unie prestatiegebaseerde begrotingen worden gevraagd, en overwegende dat aan ITI en CLLD toegewezen middelen efficiënt moeten worden gebruikt via de verwezenlijking van de politieke doelstellingen en de vastgestelde prioriteiten, zodat de hoogst mogelijke toegevoegde waarde voor de beoogde doelstelling wordt bereikt, en overwegende dat de behaalde resultaten tegen de laagst mogelijke kosten moeten worden geleverd;

Algemene overwegingen

1.  merkt op dat echte betrokkenheid van regionale en lokale actoren vanaf de beginfase, hun inzet en inbreng bij de strategieën voor lokale ontwikkeling en een juiste overdracht van de verantwoordelijkheden en de middelen aan lagere besluitvormingsniveaus cruciaal zijn voor het slagen van de bottom-upbenadering; is van mening dat de betrokkenheid van partners de geïntegreerde en plaatsgerichte benadering kan versterken, met name wanneer CLLD en ITI weinig worden benut; benadrukt echter dat de plaatselijke actoren technische en financiële ondersteuning van het regionale, het nationale en het EU-niveau nodig hebben, met name in de beginfase van het implementatieproces;

2.  dringt aan op de ontwikkeling van strategieën in de beginfase van het implementatieproces in samenwerking met regionale en plaatselijke actoren, die met name betrekking hebben op specifieke en gespecialiseerde opleidingen en technische en financiële ondersteuning binnen een doeltreffend partnerschap tussen de regio's, de lidstaten en de EU;

3.  is van mening dat de subdelegatie van bevoegdheden en middelen binnen de ESI-fondsen verder moet worden bevorderd en dat de terughoudendheid van administratieve instanties om dit te doen het potentieel van de twee instrumenten kan beperken; dringt er bij de lidstaten op aan de bottom-upbenadering te verdedigen en bevoegdheden aan plaatselijke groeperingen toe te vertrouwen; verzoekt de Commissie om binnen de grenzen van haar bevoegdheden aanbevelingen en alomvattende richtsnoeren te verstrekken aan de lidstaten over het ondervangen van het gebrek aan vertrouwen en het wegwerken van de administratieve obstakels tussen de verschillende bestuursniveaus die te maken hebben met de implementatie van CLLD en ITI;

4.  benadrukt dat het ontwikkelen van kwalitatief hoogstaande geïntegreerde multisectorale innovatieve strategieën op lokaal niveau een uitdaging vormt, met name wanneer dat volgens een participatieve benadering moet plaatsvinden;

5.  vestigt de aandacht op het feit dat de in het kader van deze programma's getroffen maatregelen rekening moeten houden met de prioriteiten van de lokale actoren en daarnaast ook in overeenstemming moeten zijn met de overkoepelende doelstellingen van de operationele programma's en met andere Europese, nationale, regionale en plaatselijke ontwikkelingsstrategieën en strategieën voor slimme specialisatie, en dat daarbij moet worden voorzien in flexibiliteitmarges;

6.  herinnert eraan dat niet alleen EU-programma's, maar ook het reguliere nationale en regionale beleid flexibeler moeten zijn en beter moeten worden geïntegreerd; benadrukt dat het zorgen voor een meer algemene trend van bestuurshervorming zal waarborgen dat EU-middelen niet worden verstrekt in een kader dat "parallel" loopt aan het nationale en regionale beleid, maar in plaats daarvan worden geïntegreerd in een breder streven naar duurzame economische resultaten;

7.  is van mening dat de jeugdwerkloosheid het grootste probleem is in de lidstaten, naast het gebrek aan financiering voor kmo's; benadrukt dat in plaatselijke en territoriale ontwikkelingsstrategieën deze twee kwesties tot de grootste prioriteiten moeten behoren; roept lokale en regionale overheden op om te voorzien in belastingverlichting en andere prikkels ter bevordering van de werkgelegenheid en intraregionale mobiliteit bij jongeren, en om in samenwerking met opleidingsinstellingen prioriteit geven aan beroepsopleidingen;

8.  beveelt aan dat de lokale en regionale autoriteiten bijzondere aandacht besteden aan projecten voor de aanpassing van gebieden en regio's aan de nieuwe demografische situatie en de bestrijding van de daaruit voortvloeiende ongelijkheden door: 1. de sociale en mobiliteitsinfrastructuur aan de demografische veranderingen en migratiestromen aan te passen; 2. goederen en diensten aan te bieden die specifiek op de ouder wordende bevolking zijn gericht; 3. arbeidskansen voor ouderen, vrouwen en migranten te ondersteunen en zo de sociale inclusie te bevorderen; 4. digitale verbindingen te verbeteren en platforms tot stand te brengen die de deelname van burgers in de meest afgelegen gebieden aan en hun interactie met uiteenlopende administratieve, sociale en politieke diensten mogelijk maken en bevorderen en dit op alle beleidsniveaus (lokaal, regionaal, nationaal, Europees);

9.  verzoekt de Commissie en de lidstaten om te voorzien in bijkomende steun, opleiding en begeleiding voor de kleinere en minder ontwikkelde gebieden, die beperktere middelen en capaciteiten ter beschikking hebben en die het mogelijk moeilijk hebben met de administratieve last en complexiteit van deze instrumenten op het moment van de planning en implementatie; herinnert eraan dat territoriale cohesie van onder af aan begint en dat ook kleine administratieve entiteiten erbij moeten worden betrokken, zonder dat sprake is van uitsluiting en discriminatie bij de toegang tot ITI en CLLD; roept de Commissie op om de resultaten van de toepassing van goede praktijken in alle lidstaten te communiceren, en suggereert deze te delen via een onlinenetwerk dat de entiteiten gelijke kansen op toegang tot de beleidsmaatregelen biedt; moedigt de nationale en regionale instanties aan om oplossingen voor te stellen met het oog op de groepering van kleine administratieve entiteiten, met inachtneming van de territoriale dimensie en specifieke ontwikkelingsbehoeften;

10.  moedigt de lidstaten aan om een strategie te ontwikkelen die leidt tot een verhoogd gebruik van CLLD en ITI door financiering uit verschillende fondsen in te zetten, opdat meer doeltreffende strategieën voor regionale en lokale ontwikkeling gecreëerd worden, vooral in de in artikel 174 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie bedoelde gebieden; verzoekt de lidstaten waar mogelijk gebruik te maken van de flexibiliteit waarin is voorzien in artikel 33, lid 6, van de GB-verordening om beter in te spelen op de specifieke kenmerken van deze gebieden; moedigt specifieke maatregelen aan om steun en hulp bij capaciteitsopbouw te verlenen aan de administratieve organen in deze gebieden, gelet op hun isolement en hun soms nadelige concurrentiepositie;

11.  benadrukt dat de integratie van meervoudige fondsen een uitdaging blijft voor de betrokken partijen, vooral in de context van CLLD en ITI; is van mening dat meer inzet nodig is voor een vereenvoudiging van deze instrumenten om zo voorwaarden voor hun implementatie te creëren; is daarom verheugd over de oprichting van de deskundigengroep op hoog niveau voor toezicht op vereenvoudiging voor begunstigden van de Europese structuur- en investeringsfondsen, en de inspanningen van de Commissie op het vlak van betere regelgeving; benadrukt dat het noodzakelijk is een Europees kader te vinden bij het opstellen van aanbevelingen;

12.  benadrukt in het bijzonder dat het nodig is "gold-plating" tegen te gaan, waarbij bijkomende en vaak onnodige vereisten en belemmeringen worden gecreëerd op nationaal, regionaal en lokaal niveau; merkt op dat de vele lagen voor controle vaak de financiële en administratieve last voor de begunstigden verhogen; dringt erop aan dat administratieve taken elkaar niet mogen overlappen en wijst op het belang van het vastleggen van voorwaarden voor investeringen en publiek-private partnerschappen; beveelt aan dat de controle-activiteiten gestroomlijnd worden en dat het toezicht gericht is op de procedure en prestatiebeoordeling, evenwel met behoud van efficiëntie;

13.  roept de Commissie en de lidstaten op gerichte opleidingsactiviteiten over CLLD en ITI voor regionale en lokale actoren te ontwikkelen en in te voeren en verzoekt de Commissie aandacht te schenken aan opleidingsprogramma's die zich toespitsen op lokale begunstigden; acht het van cruciaal belang dat vertegenwoordigers van alle relevante maatschappelijke sectoren bij deze activiteiten worden betrokken; benadrukt het belang van een efficiënt en doeltreffend gebruik van technische bijstand bij het ondersteunen van deze instrumenten, zonder dubbele structuren;

14.  is verheugd over de nadruk die de Commissie legt op resultaten en uitkomsten, hetgeen de lokale beleidsmakers ook moet helpen om over te stappen van een overmatige aandacht voor de absorptie van fondsen en de catalogisering van uitvoeringsprocessen naar het vaststellen van echte, zinvolle doelstellingen die tastbare veranderingen zullen opleveren voor hun lokale ondernemingen en inwoners;

15.  spreekt zijn bezorgdheid uit over het gebrek aan daadwerkelijke onderlinge communicatie tussen de verschillende betrokken partijen; moedigt initiatieven ter verbetering van informatie-uitwisseling aan; verzoekt de Commissie om in samenwerking met de lidstaten de coördinatie en verspreiding van informatie over CLLD en ITI te verbeteren; dringt erop aan dat CLLD en ITI de burgerparticipatie in lokaal en regionaal bestuur vergroten door de burgers rechtstreeks te betrekken bij het besluitvormingsproces teneinde de verantwoordingsplicht bij besluitvorming uit te breiden, en verzoekt lokale en regionale overheden om geschikte maatregelen vast te stellen om burgers te betrekken bij openbare raadplegingen door een verder gevorderde cultuur van overleg en samenwerking te stimuleren;

16.  moedigt de Commissie, de lidstaten en de regio's aan om, waar mogelijk, ervoor te zorgen dat toereikende mechanismen voorhanden zijn om problemen tussen de beheersautoriteiten en de individuele partnerschappen te vermijden, en te garanderen dat mogelijke begunstigden voldoende geïnformeerd worden over en beschermd worden door deze mechanismen; wijst op de vertragingen die worden veroorzaakt door het beslechten van geschillen naar aanleiding van betwistingen en dringt aan op het vaststellen van een aantal specifieke regels om de procedure voor betwisting te bepalen en overheidsopdrachten snel af te handelen;

17.  verzoekt de Commissie, en in het bijzonder het directoraat-generaal Regionaal Beleid en Stadsontwikkeling, om een kader voor samenwerking met de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) in te stellen, zodat een beroep kan gedaan worden op haar ruime ervaring met de uitvoering van het LEED-programma ("Local Economic and Employment Development"), en om synergieën tussen de instrumenten te vinden, met name betreffende het versterken van de implementatiecapaciteit van lokale actoren;

18.  onderstreept dat zowel de lidstaten als de Commissie meer inspanningen moeten leveren om het gebruik van de nieuwe instrumenten in het kader van de Europese territoriale samenwerking (ETC) uit te breiden; benadrukt dat aangrenzende gebieden die door een grens worden gescheiden vaak met dezelfde uitdagingen worden geconfronteerd, die beter gezamenlijk op lokaal niveau kunnen worden aangepakt;

19.  is bezorgd over de hoge werkloosheidscijfers in veel lidstaten en EU-regio's; moedigt de lidstaten aan om deze instrumenten te gebruiken voor projecten die gericht zijn op het creëren van hoogwaardige werkgelegenheid en kansen voor kmo's, het stimuleren van investeringen, duurzame en inclusieve groei en sociale investeringen, het bestrijden van armoede en het bevorderen van sociale inclusie, met name in die gebieden en deelgebieden waar dit het hardst nodig is; wijst in dit verband op het belang van geïntegreerde financiering, en met name de combinatie van financiering uit het ESF en uit het EFRO; wijst erop dat het opnieuw investeren van een gedeelte van de lokale belastingen in prestatiegerichte activiteiten potentieel biedt; verzoekt de Commissie een speciale investeringsstrategie te ontwikkelen, in overeenstemming met het pakket sociale-investeringsmaatregelen, omdat de regio's en subregio's met de hoogste werkloosheidsgraad hier voordeel uit kunnen halen;

20.  wijst op de mogelijkheden die een bottom-upbenadering als CLLD biedt voor het ondersteunen van lokale ontwikkelingsstrategieën, het scheppen van werkgelegenheid en het stimuleren van duurzame plattelandsontwikkeling; is van mening dat met ITI en CLLD op een doelgerichtere en geschiktere wijze rechtstreeks gereageerd kan worden op plaatselijke behoeften en uitdagingen, wijst met klem op de noodzaak om stedelijke gebieden meer te betrekken in dit mechanisme en verzoekt de Commissie deze strategie actief na te streven; merkt op dat ITI's een doeltreffend mechanisme zijn om de tenuitvoerlegging van de geïntegreerde plannen voor stadsvernieuwing en –ontwikkeling te verwezenlijken; dringt er bij de Commissie op aan de regelgeving met betrekking tot CLLD- en ITI-financiering vanuit de ESIF in haar geheel ten uitvoer te leggen om meer synergieën tot stand te brengen;

21.  verzoekt de Commissie om bij de herziening van de Europa 2020-strategie en het MFK meer rekening te houden met de regionale en lokale context en de specifieke situatie van de betrokken gebieden, zodat tastbare vooruitgang geboekt kan worden voor het behalen van de Europa 2020-doelstellingen;

Vanuit de gemeenschap geleide plaatselijke ontwikkeling (CLLD, "Community-led local development")

22.  neemt met instemming kennis van de inwerkingtreding van het nieuwe CLLD-instrument, dat verder gaat dan het Leader-initiatief in de empowerment van lokale gemeenschappen en het verstrekken van specifieke plaatselijke oplossingen, niet enkel via het Elfpo, maar ook via de andere ESI-fondsen;

23.  wijst erop dat CLLD ook mogelijkheden voor stedelijke en voorstedelijke gebieden omvat en een integraal onderdeel is van bredere stadsontwikkelingsstrategieën, onder meer via grensoverschrijdende samenwerking; herinnert eraan dat, teneinde zo doeltreffend mogelijke territoriale ontwikkelingsstrategieën vast te stellen, de ontwikkeling van de stedelijke gebieden duurzaam en samenhangend moet zijn met die welke betrekking heeft op de omliggende perifere en plattelandsgebieden;

24.  betreurt dat in een aantal lidstaten CLLD ingevoerd zal worden op basis van financiering uit één fonds, waardoor er wellicht kansen gemist worden voor het creëren van meer doeltreffende strategieën voor lokale ontwikkeling; herinnert aan het belang van een geïntegreerde benadering en de noodzaak om hierbij zo veel mogelijk belanghebbenden van het lokale maatschappelijk middenveld te betrekken;

25.  is verheugd over de oprichting van de Horizontal Working Group on Partnership, die tot stand is gekomen dankzij DG REGIO;

26.  dringt aan op nauwgezette naleving van de Code of Conduct on Partnership, vooral wat betreft de toepassing van het partnerschapsbeginsel bij de implementatie van de instrumenten ITI en CLLD;

27.  moedigt inspanningen aan gericht op de capaciteitsopbouw, de bewustwording en de actieve deelname van de sociale en economische partners en van de actoren van het maatschappelijk middenveld, zodat zo veel mogelijk partners nog voor de deadline (31 december 2017) CLLD-strategieën kunnen voorstellen;

28.  is bezorgd dat CLLD in een aantal lidstaten soms neerkomt op een "afvinkoefening" in plaats van een echte bottom-upbenadering; staat er in dit verband op dat lokale actoren echte beslissingsbevoegdheden krijgen;

29.  verzoekt de Commissie om samen met de lidstaten het delen van beste praktijken voor LAG's, op basis van een voorlichtingsstrategie op Europees niveau met betrekking tot hun geslaagde projecten, te stimuleren, met gebruik van bestaande instrumenten en platformen zoals TAIEX REGIO PEER 2 PEER, URBACT en het netwerk voor stedelijke ontwikkeling;

30.  roept de Commissie en de lidstaten op om de CLLD-initiatieven ten volle te ondersteunen en meer flexibiliteit in de operationele programma's en in de context van de regionale, nationale en EU-beleidskaders te verlenen, zodat er meer rekening gehouden kan worden met de prioriteiten van de CLLD-strategieën; erkent het succes van LAG's op het gebied van projectbeheer en roept op om uitvoerigere financiering toe te kennen en een uitbreiding van het toepassingsgebied te overwegen; betreurt het feit dat CLLD in sommige lidstaten door de nationale overheid wordt beperkt tot slechts één specifieke beleidsdoelstelling; dringt er bij de Commissie op aan om de lidstaten te voorzien van richtsnoeren voor het financieren van CLLD vanuit meerdere fondsen en voor het aanmoedigen van het gebruik van financieringsinstrumenten;

31.  herinnert eraan dat de ESF-verordening voorziet in de mogelijkheid van een specifieke investeringsprioriteit voor "door de plaatselijke gemeenschappen geleide lokale ontwikkelingsstrategieën" onder thematische doelstelling 9, en spoort de lidstaten aan dit op te nemen in hun operationele programma's; wijst erop dat het fonds essentiële ondersteuning kan bieden aan territoriale werkgelegenheidspacten, strategieën voor stedelijke ontwikkeling en institutionele capaciteitsopbouw op lokaal en regionaal niveau, en verzoekt de Commissie aanvullende steun te verlenen aan de lidstaten bij de uitvoering van deze specifieke investeringsprioriteiten en informatie over de omvang van een dergelijke uitvoering op te nemen in haar jaarlijkse activiteitenverslagen; verzoekt de Commissie de tussentijdse herziening van het meerjarig financieel kader (MFK) aan te grijpen om de moeilijkheden die al gesignaleerd zijn bij de toepassing van de instrumenten aan te pakken en op zoek te gaan naar duurzame oplossingen;

32.  is van mening dat instrumenten zoals participatieve begrotingsplanning moeten worden opgenomen in de CLLD-strategie, omdat door deze democratische oefening aanzienlijk wordt bijgedragen tot grotere betrokkenheid van de sociale en economische partners om de sociale samenhang op lokaal niveau te versterken en de efficiëntie van de overheidsuitgaven te verhogen;

33.  benadrukt het fundamentele belang van een niet-discriminerende en transparante aanpak en van het tot een minimum beperken van mogelijke belangenconflicten in de interactie tussen publieke en particuliere actoren, teneinde een evenwicht te creëren tussen doeltreffendheid, vereenvoudiging en transparantie; neemt daarnaast met instemming kennis van de deelname van een breed scala aan partners bij LAG's; spreekt zijn steun uit voor de bepaling in het huidige wettelijk kader dat noch de overheden noch één enkele belangengroep meer dan 49 % van de stemrechten voor LAG's mogen hebben, omdat hierdoor de overstap van een administratieve benadering naar een resultaat- en innovatieve benadering mogelijk wordt; vraagt de Commissie om nauwlettend toezicht uit te oefenen op de implementatie van deze bepaling en een beoordeling ervan uit te voeren, met inbegrip van de omstandigheden waarin uitzonderingen mogelijk zijn, en te voorzien in gerichte ondersteuning voor capaciteitsopbouw en technische bijstand;

Geïntegreerde territoriale investering ("Integrated Territorial Investment", ITI)

34.  merkt op dat verschillende governancebenaderingen bij de implementatie van ITI's mogelijk zijn; meent desondanks dat het cruciaal is dat lokale partners als centrale actoren gezien worden bij de voorbereiding van de strategie voor territoriale ontwikkeling van een bepaalde ITI en ten volle betrokken zijn in de beheers-, toezicht- en controlebevoegdheden, wat bijdraagt tot een authentieke plaatselijke identificatie met de tussenkomsten in het kader van de ITI;

35.  benadrukt dat ITI's niet mogen worden beperkt tot stedelijke gebieden, maar in elk geografisch gebied mogelijk moeten zijn, bijvoorbeeld stadswijken, grootstedelijke gebieden, stedelijk-landelijke, subregionale of grensoverschrijdende gebieden; benadrukt dat middels ITI's het beste rekening kan worden gehouden met specifieke territoriale behoeften door de territoriale reikwijdte op flexibeler wijze te bepalen en dus een echte plaatsgerichte benadering te volgen; is van mening dat ITI's ook een passende structuur bieden om een oplossing te vinden voor gebieden waarin diensten moeilijk toegankelijk zijn en gemeenschappen geïsoleerd of benadeeld zijn; verzoekt de Commissie en de lidstaten om de menselijke en technische middelen optimaal te benutten en meer gebruik te maken van ITI's op het gebied van grensoverschrijdende samenwerking;

36.  benadrukt dat het belangrijk is om de regionale en lokale overheden en de belanghebbenden, waaronder het maatschappelijk middenveld, in een vroege fase bij de strategie voor territoriale ontwikkeling te betrekken, om meer bevoegdheden aan hen over te dragen, en om hun vanuit de basis een leidende rol te geven, teneinde verdere identificatie met, deelname aan en welslagen van de op lokaal niveau te implementeren strategie voor territoriale ontwikkeling te bereiken; benadrukt dat de capaciteit voor benutting van het eigen ontwikkelingspotentieel in overeenstemming met de lokale eigenschappen versterkt moet worden;

37.  moedigt de lidstaten aan om te kiezen voor een benadering van ITI vanuit meerdere fondsen om synergieën tussen fondsen in eenzelfde gebied te creëren en de uitdagingen met een totaalaanpak aan te gaan; benadrukt dat gerichte capaciteitsopbouw nodig is om de middelen van verschillende bronnen gemakkelijker te kunnen bundelen;

38.  benadrukt dat de late beslissing op nationaal niveau om het ITI-instrument te gebruiken is aangemerkt als een groot probleem voor de vaststelling van een passend kader voor de territoriale strategie, de uitwerking van de coördinatiestructuur, de vaststelling van de begroting en de voorbereiding van de nationale rechtsgrondslag voor ITI's;

39.  is verheugd over de inspanningen die de Commissie in samenwerking met de deskundigengroep voor territoriale samenhang en stedelijke aangelegenheden (TCUM) geleverd heeft voor de voorbereiding van ITI-scenario's; is van mening dat dergelijke begeleiding in de beginfase van het programmeringsproces moet worden geboden; vindt het nodig de begeleiding uit te breiden met praktijkvoorbeelden en lessen uit de geïmplementeerde ITI's;

40.  verzoekt de Commissie om rekening te houden met de resultaten van de enquête van het Comité van de Regio's van 2015, efficiënter gebruik te maken van IT-instrumenten waardoor minder papierwerk vereist is, flexibelere regels in te voeren voor landen/gebieden met zeer lage toewijzingen, de mechanismen voor medefinanciering in de lidstaten te verbeteren en in meer opleidingen te voorzien voor diegenen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en de absorptie van de middelen, met inbegrip van verkozen politici;

Aanbevelingen voor de toekomst

41.  is van mening dat de rol van CLLD en ITI in het nieuwe cohesiebeleid nog belangrijker moet worden; verzoekt de Commissie om vóór het nieuwe wetgevingsvoorstel een studie uit te voeren naar mogelijke scenario's na 2020 voor deze instrumenten en daarbij aandacht te besteden aan de sterke en zwakke punten, kansen en bedreigingen bij de tenuitvoerlegging van beide instrumenten (SWOT-analyse);

42.  vraagt dat in deze studie wordt onderzocht wat de impact van ITI en CLLD is, hoe effectief zij zijn en of het wenselijk is om in het cohesiebeleid na 2020 verplichtingen op te leggen betreffende deze instrumenten en te voorzien in toewijzingen voor deze instrumenten in operationele programma's; stelt voor dat de ontwikkeling van concrete stimulansen om lidstaten aan te moedigen CLLD en ITI te implementeren, wordt onderzocht, samen met de potentiële middelen om meer coherentie tussen de operationele programma's en CLLD en ITI te bereiken; benadrukt dat deze analyse aan de hand van duidelijke indicatoren moet gebeuren die zowel kwantitatieve als kwalitatieve elementen weerspiegelen;

43.  vraagt dat de bottom-upbenadering voor ITI formeel wordt opgenomen in het nieuwe cohesiebeleid, zowel tijdens de programmerings- als de uitvoeringsfase;

44.  moedigt de Commissie en de lidstaten aan om in samenwerking met de bevoegde lokale autoriteiten het gebruik van ITI-middelen te controleren, aangezien deze tegenwoordig kwantitatief belangrijker zijn dan vroeger vanwege hun samensmelting; benadrukt dat dit belangrijk is om de mogelijkheid tot corruptie in de lidstaten te beperken;

45.  herhaalt dat er bij de begeleiding behoefte is aan een tweevoudige aanpak: voor lidstaten die uitsluitend nationale operationele programma's hebben enerzijds, en voor lidstaten die eveneens regionale operationele programma's hebben anderzijds;

46.  dringt erop aan dat de begeleiding voor deze instrumenten beter gecoördineerd wordt tussen de Commissie, de lidstaten en de regio's; beveelt aan dat de begeleidingsdocumenten gelijktijdig met het voorstel voor nieuwe wetgeving voor het nieuwe cohesiebeleid voor de programmeringsperiode na 2020 ontwikkeld worden, en geregeld aangepast worden; benadrukt dat dit zal helpen om de begeleidingsdocumenten tijdig af te werken, voor meer rechtszekerheid voor alle partijen zal zorgen en zal verduidelijken hoe de voorgestelde bepalingen in de praktijk zullen worden geïmplementeerd;

o
o   o

47.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regionale en nationale parlementen.

(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320.
(2) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 289.
(3) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487.
(4) PB L 149 van 20.05.2014, blz. 1.
(5) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 259.
(6) PB C 17 van 19.1.2013, blz. 18.
(7) PB C 313 van 22.9.2015, blz. 31.
(8) PB C 230 van 14.7.2015, blz. 1.
(9) PB C 153 E van 31.5.2013, blz. 9.
(10) PB C 440 van 30.12.2015, blz. 6.
(11) Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0015.
(12) Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0419.

Juridische mededeling - Privacybeleid