Besluit van het Europees Parlement van 26 mei 2016 over het verzoek om opheffing van de immuniteit van Gianluca Buonanno (2016/2003(IMM))
Het Europees Parlement,
– gezien het verzoek om toestemming om bij telefoonmaatschappijen de belgegevens op te vragen voor het nummer dat in gebruik is bij Gianluca Buonanno, welk verzoek op 20 november 2015 werd doorgezonden door de plaatsvervangend aanklager bij de rechtbank van Vercelli, Italië, en op 14 december 2015 in de plenaire vergadering werd aangekondigd, in verband met een strafzaak voor de rechtbank van Vercelli naar aanleiding van de aangifte die Gianluca Buonanno heeft gedaan van telefonische bedreigingen die hij op 14 april 2015van een anonieme beller op zijn mobieltje zegt te hebben ontvangen (Ref. No 2890/15 R.G.N.R. mod. 44),
– na Gianluca Buonanno te hebben gehoord, overeenkomstig artikel 9, lid 5, van zijn Reglement,
– gezien artikel 9 van protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, en artikel 6, lid 2, van de Akte van 20 september 1976 betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen,
– gezien de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 mei 1964, 10 juli 1986, 15 en 21 oktober 2008, 19 maart 2010, 6 september 2011 en 17 januari 2013(1),
– gezien artikel 68 van de Grondwet van de Franse Republiek,
– gezien artikel 4 van wet nr. 140 van 20 juni 2003 houdende bepalingen ter uitvoering van artikel 68 van de grondwet in verband met vervolging van personen in een hoog staatsambt(2),
– gezien artikel 5, lid 2, artikel 6, lid 1, en artikel 9 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A8-0180/2016),
A. overwegende dat de plaatsvervangend aanklager bij de rechtbank van Vercelli een verzoek heeft doorgezonden om toestemming om bij telefoonmaatschappijen de belgegevens op te vragen voor het nummer dat in gebruik is bij een in Italië gekozen lid van het Europees Parlement, Gianluca Buonanno, in verband met een strafzaak voor de rechtbank van Vercelli naar aanleiding van de aangifte van dat parlementslid van telefonische bedreigingen die hij op 14 april 2015 van een anonieme beller op zijn mobieltje zegt te hebben ontvangen;
B. overwegende dat in artikel 9 van Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie bepaald is dat de leden van het Europees Parlement op hun eigen grondgebied dezelfde immuniteiten genieten welke aan de leden van de volksvertegenwoordiging in hun land zijn verleend;
C. overwegende dat artikel 68 van de grondwet van de Italiaanse Republiek bepaalt dat "leden van het parlement niet zonder toestemming van dit Huis mogen worden onderworpen aan fouillering of huiszoeking, niet mogen worden aangehouden of anderszins in hun bewegingsvrijheid worden beperkt of gedetineerd, tenzij krachtens definitieve veroordeling of bij betrapping op heterdaad bij een delict dat verplicht tot aanhouding moet leiden. Ook voor het natrekken van gesprekken of berichten of onderschepping van de post van het parlementslid is die toestemming vereist";
D. overwegende dat artikel 4 van wet nr. 140 van 20 juni 2003 houdende bepalingen ter uitvoering van artikel 68 van de grondwet in verband met vervolging van personen in een hoog staatsambt onder meer bepaalt dat wanneer de belgegevens van een parlementslid moeten worden opgevraagd, de bevoegde autoriteit daarvoor de toestemming moet vragen van de kamer waarin de betrokkene zitting heeft;
E. overwegende dat het de opsporingsinstantie met dit verzoek om opheffing van de immuniteit van Gianluca te doen is om toegang tot de belgegevens van de betrokkene 's mobiele nummer van de dag waarop hij zegt telefonische dreigementen te hebben ontvangen;
F. overwegende dat de plaatsvervangend aanklager in zijn verzoek toegeeft er niet zeker van te zijn dat dit parlementaire voorrecht ook geldt in gevallen dat het parlementslid wordt verondersteld het slachtoffer van een delict te zijn; overwegende dat hij niettemin tot de slotsom komt dat dit voorrecht naar de meest waarschijnlijke uitlegging van de nationale wetgeving aan een lid van het EP toekomt ongeacht diens processuele positie; overwegende dat hij zijn conclusie evenwel niet met nationale jurisprudentie weet te onderbouwen;
G. overwegende dat het niet aan het Europees Parlement staat om uitlegging te geven aan nationaalrechtelijke regels omtrent voorrechten en immuniteiten van leden van het Parlement; overwegende dat het dienstig is eraan te herinneren dat artikel 9 van Protocol nr. 7 voornamelijk tot doel heeft de onafhankelijkheid van de EP-leden te waarborgen door te zorgen dat er niet met dreiging van arrestaties of rechtszaken druk op hen wordt uitgeoefend zolang zij in het Europees Parlement zitting hebben; overwegende dat het in onderhavig geval duidelijk is dat er geen sprake is van druk die op het betrokken lid wordt uitgeoefend, nu deze zelf, als slachtoffer, van de gestelde telefonische bedreigingen aangifte heeft gedaan;
H. overwegende dat er voor de plaatsvervangend aanklager in Vercelli dus geen noodzaak lijkt te hebben bestaan om het Europees Parlement om toestemming te vragen voor het opvragen van de belgegevens van Gianluca Buonanno van 14 april 2015;
I. overwegende dat het niettemin omwille van de rechtszekerheid dienstig voorkomt het verzoek van de plaatsvervangend aanklager in Vercelli voor alle zekerheid in te willigen;
1. besluit de immuniteit van Gianluca Buonanno op te heffen;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en het verslag van zijn bevoegde commissie onmiddellijk te doen toekomen aan de plaatsvervangend aanklager bij de rechtbank van Vercelli in Italië, en aan Gianluca Buonanno.
Arrest van het Hof van Justitie van 12 mei 1964, Wagner/Fohrmann en Krier, 101/63, ECLI:EU:C:1964:28; arrest van het Hof van Justitie van 10 juli 1986, Wybot/Faure e.a., 149/85, ECLI:EU:C:1986:310; arrest van het Gerecht van 15 oktober 2008, Mote/Parlement, T-345/05, ECLI:EU:T:2008:440; arrest van het Hof van Justitie van 21 oktober 2008, Marra/De Gregorio en Clemente, C-200/07 en C-201/07, ECLI:EU:C:2008:579; arrest van het Gerecht van 19 maart 2010, Gollnisch/Parlement, T-42/06, ECLI:EU:T:2010:102; arrest van het Hof van Justitie van 6 september 2011, Patriciello, C-163/10, ECLI: EU:C:2011:543; arrest van het Gerecht van 17 januari 2013, Gollnisch/Parlement, T-346/11 en T-347/11, ECLI:EU:T:2013:23.
Legge n. 140, disposizioni per l’attuazione dell’articolo 68 della Costituzione nonché in materia di processi penali nei confronti delle alte cariche dello Stato, van 20 juni 2003 (GURI No 142, 21 juni 2003).