Resolutie van het Europees Parlement van 26 mei 2016 over de strategie voor de interne markt (2015/2354(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien artikel 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en artikel 9 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),
– gezien Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad(1),
– gezien de mededeling van de Commissie van 28 oktober 2015 getiteld "De eengemaakte markt verbeteren: meer mogelijkheden voor mensen en ondernemingen" (COM(2015)0550),
– gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie van 28 oktober 2015 getiteld "Een strategie voor de eengemaakte markt voor Europa – analyse en onderzoeksgegevens" (SWD(2015)0202),
– gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie van 28 oktober 2015 getiteld "Integratie van de interne markt en concurrentiekracht in de EU en de lidstaten" (SWD(2015)0203),
– gezien de mededeling van de Commissie van 6 mei 2015 getiteld "Strategie voor een digitale eengemaakte markt voor Europa" (COM(2015)0192),
– gezien de mededeling van de Commissie van 13 april 2011 met als titel "Akte voor de interne markt Twaalf hefbomen voor het stimuleren van de groei en het versterken van het vertrouwen Samen werk maken van een nieuwe groei" (COM(2011)0206),
– gezien de mededeling van de Commissie van 3 oktober 2012 getiteld "Akte voor de interne markt II Samen voor nieuwe groei" (COM(2012)0573),
– gezien het verslag van 9 mei 2010 dat Mario Monti op verzoek van de voorzitter van de Europese Commissie heeft opgesteld over "Een nieuwe strategie voor de eengemaakte markt ten dienste van de Europese economie en samenleving",
– gezien zijn resolutie van 11 maart 2015 over de governance van de interne markt binnen het Europees semester 2015(2),
– gezien zijn resolutie van 11 december 2013 over het Europees actieplan inzake detailhandel in het belang van alle betrokken partijen(3),
– gezien zijn resolutie van 19 januari 2016 "Naar een akte voor een digitale interne markt"(4),
– gezien zijn resolutie van 14 januari 2014 over doeltreffende arbeidsinspecties als middel om de arbeidsomstandigheden in Europa te verbeteren(5),
– gezien de door de Commissie interne markt en consumentenbescherming bestelde studie van september 2014 over "De kosten van een niet-verenigd Europa voor de interne markt",
– gezien de door de Commissie interne markt en consumentenbescherming bestelde studie van september 2015 over "Een strategie voor voltooiing van de interne markt: de triljoen euro-bonus",
– gezien de door de Commissie bestelde studie van 20 november 2015 "Ex-post evaluatie van de richtlijn betalingsachterstand",
– gezien de door de Commissie bestelde studie van november 2014 "De situatie van de meubelmarkt in de EU en een mogelijk initiatief voor meubelproducten",
– gezien de in oktober 2015 verschenen editie van het onlinescorebord van de interne markt,
– gezien artikel 52 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie interne markt en consumentenbescherming en het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A8-0171/2016),
A. overwegende dat de interne of eengemaakte markt nog steeds de hoeksteen is van de EU-integratie en de motor voor duurzame groei en werkgelegenheid doordat zij de handel in de EU bevordert en daarbij een zeer concurrentiekrachtige sociale markteconomie verzekert zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, VEU;
B. overwegende dat de verdieping van de interne markt een essentiële economische uitdaging blijft, met name tegen de achtergrond van de ontwikkeling van nieuwe technologieën, waar de markt een zekere kritieke massa nodig heeft om de opkomst van innoverende en concurrerende spelers op het wereldtoneel te bevorderen;
C. overwegende dat de eengemaakte markt de laatste jaren vele positieve ontwikkelingen heeft gekend, maar in bijna alle opzichten meer zou kunnen bereiken – of het nu gaat om stimulering van de digitale markt, aanmoediging van startende ondernemers, integratie van mondiale aanleveringsketens, verbetering van de mobiliteit en sociale rechten van werknemers, omgaan met nieuwe bedrijfsmodellen en zorgen voor marktversoepeling, wederzijdse erkenning, standaardisering en toelating van professionals - als onterechte fysieke, juridische en technische obstakels worden weggenomen;
D. overwegende dat volgens eigen onderzoek van het Parlement bij voltooiing van de interne markt baten ten bedrage van 1 triljoen euro te verwachten zijn, wat betekent dat er voor 615 miljard euro per jaar aan efficiëntie te winnen zou zijn; overwegende dat versnippering van de interne markt een van de grootste belemmeringen voor hogere structurele economische groei vormt;
E. overwegende dat een werkelijk strategische benadering is geboden voor de verdere integratie van de interne markt, en dat de respons op de gestelde uitdagingen zowel van politieke als technische aard moet zijn, met name in het geval van ongerechtvaardigde niet-tarifaire belemmeringen binnen de interne markt;
F. overwegende dat de EU een werkelijk eengemaakte markt moet nastreven en deze moet behandelen als gemeenschappelijk vermogensbestanddeel van alle burgers, marktdeelnemers en lidstaten, en overwegende dat het potentieel van de interne markt alleen volledig kan worden benut wanneer alle lidstaten er ten volle achter staan en met elkaar samenwerken;
G. overwegende dat de normen en het optreden van de EU moeten worden ingepast in een samenhangende strategische visie en dus met elkaar moeten stroken en geen tegenstrijdigheden mogen vertonen; overwegende dat de lidstaten geen discriminerende maatregelen dienen te nemen zoals handels- en belastingwetten die alleen betrekking hebben op bepaalde sectoren of bedrijfsmodellen en die de concurrentie verstoren, waardoor het voor buitenlandse bedrijven moeilijk wordt om zich in een bepaalde lidstaat te vestigen, hetgeen een duidelijke inbreuk vormt op de beginselen van de interne markt;
H. overwegende dat de interne markt niet geïsoleerd van andere horizontale beleidsterreinen moet worden bekeken, met name de digitale interne markt, gezondheidszorg, sociale en consumentenbescherming, duurzame ontwikkeling, energie, vervoer en extern beleid;
I. overwegende dat de voltooiing van de interne markt voor goederen en diensten en het wegnemen van obstakels een topprioriteit is die een "fast track"-benadering van de lidstaten en de EU-instellingen vergt;
J. overwegende dat obstakels op de interne markt voor de consumenten leiden tot minder keuze en duurdere goederen en diensten;
K. overwegende dat ondernemingen in de sociale economie op Europees niveau slechts in geringe mate erkenning vinden en dat het merendeel van deze ondernemingen niet in een wettelijk kader op Europees niveau wordt erkend, maar slechts op nationaal niveau in sommige lidstaten, onder verschillende rechtsvormen; overwegende dat het ontbreken van een dergelijk Europees wettelijk kader hun vermogen om binnen de interne markt grensoverschrijdend te opereren belemmert;
L. overwegende dat namaak een grote bedreiging vormt voor de volksgezondheid en de openbare veiligheid en dat de wereldwijde handel in namaakproducten de afgelopen jaren is toegenomen, waardoor het schadelijke effect van namaak op innovatie, werkgelegenheid en imago van de Europese ondernemingen verder versterkt wordt;
M. overwegende dat de totstandbrenging van een uniforme kapitaalmarkt zou bijdragen tot een betere grensoverschrijdende risicospreiding en tot meer liquide markten;
N. overwegende dat uit het samenvattend verslag van de raadpleging van de Commissie inzake geoblockingpraktijken blijkt dat consumenten warm voorstander zijn van wetgevingsmaatregelen tegen geoblocking;
O. overwegende dat de economische gevolgen van de financiële crisis nog steeds voelbaar zijn en dat het bbp in diverse lidstaten nog altijd beneden het niveau ligt van 2008;
P. overwegende dat de interne markt wordt gekenmerkt door aanhoudend hoge werkloosheidspercentages; overwegende het aantal werklozen sinds de financiële crisis met meer dan 6 miljoen is toegenomen; overwegende dat de Unie eind 2015 meer dan 22 miljoen werklozen telde;
Beleidsdoelstellingen
1. stelt zich achter de algemene doelstellingen van de internemarktstrategie van de Commissie voor goederen en diensten: "De eengemaakte markt verbeteren: meer mogelijkheden voor mensen en ondernemingen", en onderschrijft haar belangrijkste acties om het volle potentieel van de interne markt vrij te maken in het belang van consumenten, werknemers en ondernemingen, met name startende ondernemers, van meer duurzame werkgelegenheid en omwille van de groei en ontwikkeling van kmo's; spoort de Commissie aan tot horizontale beleidsmaatregelen die gericht zijn op een eerlijker en competitievere interne markt, overeenkomstig Titel II van het VWEU over algemeen toepasselijke bepalingen;
2. merkt op dat de totstandbrenging van een interne markt waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal wordt gewaarborgd, een wezenlijke doelstelling is van de Unie;
3. stelt met voldoening vast dat de strategie bedoeld is om de inspanningen op andere terreinen aan te vullen; gelooft dat de strategie door verbeteren van reeds ondernomen initiatieven, goede mogelijkheden biedt om economische voorspoed te helpen bewerkstelligen, duurzame werkgelegenheid en groei te doen toenemen, het welzijn van de Europese burgers door middel van concrete maatregelen te verbeteren en de Europese Unie aantrekkelijk te maken voor investeerders en het Europese bedrijfsleven concurrerender te maken op mondiaal niveau; benadrukt evenwel dat bij de tenuitvoerlegging van deze strategie inconsistenties en overlappingen tussen de verschillende initiatieven moeten worden voorkomen; onderstreept dat voorstellen feitelijk moeten zijn onderbouwd en aan de beginselen van betere regelgeving moeten beantwoorden;
4. onderstreept dat het dringend zaak is de resterende belemmeringen voor de interne markt te verwijderen zodat tastbare en snelle resultaten kunnen worden behaald waar het gaat om concurrentievermogen, groei, onderzoek, innovatie, banenschepping, consumentenkeuze en nieuwe bedrijfsmodellen; is van mening dat er om deze doelstellingen te bereiken moet worden gestreefd naar meer harmonisering van wetgeving, waar nodig en dienstig, met behoud van een zo hoog mogelijk niveau van consumentenbescherming, en de nodige actie moet worden ondernomen tegen ongerechtvaardigde obstakels die door lidstaten worden opgeworpen;
5. is van mening dat bij de tussentijdse herziening van de EU 2020-strategie ambitieuze doelen moeten worden gesteld om voor 2020 een hoog competitieve sociale markteconomie en duurzame groei te verwezenlijken; benadrukt dat de interne markt centraal zou moeten staan bij het verwezenlijken van dat doel;
6. dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan vernieuwend te werk te gaan bij de tenuitvoerlegging van de internemarktwetgeving; wijst met klem op het grote potentieel dat arbeidsintensieve sectoren zoals de retailsector en de horeca bieden voor het scheppen van banen, integratie en de aanpak van jeugdwerkloosheid;
7. is van mening dat het verslag-Monti van 2010 getiteld "Een nieuwe strategie voor de interne markt" volledig ten uitvoer moet worden gelegd en in aanmerking moet worden genomen tijdens de werkzaamheden omtrent de internemarktstrategie;
8. benadrukt dat de strategie voor de interne markt niet voorbij mag gaan aan het potentieel van de industriesector als het gaat om duurzame groei en kwalitatief hoogwaardige werkgelegenheid in Europa;
9. is van mening dat de binnenlandse vraag - en in het bijzonder het versterken van de koopkracht, het treffen van innovatieve maatregelen en het investeren in de groene economie - essentieel is om het potentieel van de interne markt ten volle te benutten en duurzame groei te bevorderen;
Een moderne en meer innovatieve interne markt
10. stelt met voldoening vast dat de strategie zich richt op aspecten die bedrijven, met name kmo's, micro-ondernemingen en starters, mede in staat stellen hun activiteiten uit te breiden, en op de interne markt te groeien en zich staande te houden, wat de innovatie en banenschepping ten goede komt; onderstreept dat alle initiatieven ten behoeve van kmo's en startende ondernemingen om onmiddellijke actie vragen en als prioriteit te beschouwen zijn, maar herinnert eraan dat deze initiatieven oneerlijke bedrijven geen kansen mogen bieden om bestaande regels te omzeilen, geen verlaging van de normen voor werknemers en consumenten teweeg mogen brengen, en het risico op bedrijfsfraude, criminele activiteiten en brievenbusmaatschappijen niet mogen vergroten;
11. is van mening dat de strategie voor de interne markt nieuwe kansen kan bieden aan kmo's, die de ruggegraat van de economieën van de EU vormen, en aan micro-ondernemingen en innoverende start-ups; is van mening dat de totstandbrenging van een gunstig ondernemingsklimaat, door middel van betere kaders inzake particuliere participatie voor kmo's, bevordering van de toegang tot financiering, de ontwikkeling van degelijke wetgeving en de consequente toepassing van het "denk eerst klein"-principe in de hele interne markt, van essentieel belang is en de groei en het scheppen van werkgelegenheid zou kunnen ondersteunen;
12. is van mening dat het essentieel is voor het verwezenlijken van de doelstellingen van de strategie voor de interne markt dat de administratieve lasten worden gereduceerd, evenals de nalevingskosten voor ondernemingen, in het bijzonder voor kmo's, en dat overbodige wetgeving wordt ingetrokken, zonder dat daarbij afbreuk wordt gedaan aan de hoge normen inzake de bescherming van de consument, de werknemer, de gezondheid en het milieu;
13. acht het nodig dat wordt nagedacht over mogelijke objectieve criteria en indicatoren voor een definitie van "innovatieve" starters, kmo's en ondernemingen in de sociale economie, die als referentiepunt kunnen dienen voor de ter zake te treffen maatregelen; vraagt de Commissie met voorstellen te komen voor zo'n definitie;
14. benadrukt dat het nodig is om ondernemingen in de sociale economie binnen het internemarktbeleid te stimuleren, gezien het feit dat er in de EU circa 2 miljoen ondernemingen in de sociale economie zijn, ongeveer 10-12 % van alle Europese ondernemingen; benadrukt voorts dat de sociale economie snel groeit, kwalitatief hoogwaardige producten en diensten levert en voorziet in kwaliteitsbanen;
15. vraagt de Commissie om het REFIT-platform iets te laten doen aan de barrières die innovatie in de weg staan, en, in aanvulling op het voorstel voor de oprichting van een Europese innovatieraad, met voorstellen te komen voor manieren om die te verkleinen of op te ruimen; benadrukt dat dit proces niet mag leiden tot minder werkgelegenheid, minder consumentenbescherming en lagere milieunormen; is van mening dat om betere wetgeving te waarborgen bestaande wetgeving moet worden geëvalueerd en, waar nodig, vereenvoudigd, om haar op de doelstellingen af te stemmen, terwijl alle nieuwe wetgeving standaard toekomstbestendig en digitaal moet zijn, en gebaseerd op het "denk eerst klein"-beginsel;
16. wijst erop dat goede regelgeving zowel ondernemingen als werknemers ten goede kan komen en bovendien de economische groei en kwalitatief hoogwaardige werkgelegenheid op de interne markt kan helpen bevorderen; neemt kennis van de agenda voor betere regelgeving van de Commissie , die onder meer voorziet in grotere betrokkenheid van belanghebbenden, bijvoorbeeld door middel van het REFIT-platform, en betere effectbeoordelingen; benadrukt dat het belangrijk is om niet alleen de kortetermijneffecten te onderzoeken, maar tevens na te gaan wat de langetermijnwaarde van de regelgeving is en wat de gevolgen zijn van het niet uitvaardigen van wetten; is van mening dat betere, doeltreffendere en eenvoudigere wetgeving de administratieve lasten zal verminderen en groei en werkgelegenheid zal stimuleren, zonder dat daarbij afbreuk wordt gedaan aan de hoge normen inzake de bescherming van de consument, de werknemer, de gezondheid en het milieu;
17. is van mening dat verdere ontwikkeling van de interne markt het wegnemen van handelsbarrières tussen de lidstaten vereist; onderschrijft de Europese verklaring van concurrentievermogen van februari 2016, in het bijzonder de toezegging om wetgeving te vereenvoudigen en de lasten te verlichten, om meer te doen om de algehele regelgevingslasten van EU-wetgeving, met name voor kmo´s, te verminderen, en om, waar mogelijk, streefdoelen voor lastenvermindering in specifieke sectoren vast te stellen; pleit ervoor de werkzaamheden voor het vaststellen van dergelijke streefdoelen voor lastenvermindering onmiddellijk te laten beginnen;
18. is van mening dat de EU, om de doelstellingen van de interne markt te verwezenlijken en groei en werkgelegenheid te creëren, haar concurrentievermogen moet versterken aan de hand van de lijnen die zijn uitgezet in de verklaring van de Europese Raad over concurrentievermogen;
19. is verheugd over de vastbeslotenheid van de Commissie om iets te doen aan het gebrek aan coördinatie op belastinggebied binnen de EU en in het bijzonder aan de moeilijkheden die de kmo's ondervinden door complicaties met uiteenlopende nationale btw-regels; betuigt de Commissie zijn volle steun bij de btw-hervorming; verzoekt de Commissie na te denken over de vraag hoe de nieuwe regels voor btw op digitale diensten met betrekking tot de plaats van levering kunnen worden gewijzigd om te tegemoet te komen aan de specifieke behoeften van kleine en micro-ondernemingen; vraagt de Commissie de haalbaarheid na te gaan van verdergaande coördinatie en met name de mogelijkheid te verkennen van een vereenvoudigde btw-aanpak (voor dezelfde categorie goederen) in de e-handelssector;
20. schaart zich achter het streven van de Commissie om voor fiscale rechtvaardigheid in de Europese Unie te zorgen en agressieve belastingplanning en praktijken ter vermijding van belasting te bestrijden; spoort de Commissie aan haar aandacht te richten op de ontwikkeling van een rapportageplicht per land voor transnationale ondernemingen;
21. wijst op de moeilijkheden die het bedrijfsleven, meer bepaaldelijk de kmo's en startende ondernemingen, ondervinden bij het verkrijgen van financiering; benadrukt dat verschillen in externe factoren, zoals het gemak waarmee toegang tot krediet wordt verkregen, de fiscale stelsels en de arbeidsvoorschriften, ertoe leiden dat sommige kmo's benadeeld worden ten opzichte van andere; vraagt de Commissie om die ondernemingen haar waardevolle steun te blijven bieden via het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) en programma's als Horizon 2020, Cosme en de ESI-fondsen, en tegelijkertijd om te zien naar manieren waarmee de toegang tot deze en andere programma's en instrumenten, voor met name micro-ondernemingen nog meer kan worden vergemakkelijkt, bijvoorbeeld door aanvraagtermijnen te bekorten tot zes maanden, de desbetreffende procedures verder te vereenvoudigen en de zichtbaarheid van financiering met Europese middelen te vergroten; acht het een goede zaak dat de Commissie middelen van het COSME-programma wil gebruiken voor de financiering van informatiecampagnes voor innoverende jonge kmo's; dringt erop aan alle regionale en plaatselijke autoriteiten bij deze campagnes te betrekken die verantwoordelijk zijn voor het begeleiden van bedrijven, met name de bedrijven die deel uitmaken van het Enterprise Europe Network; is van mening dat vereenvoudiging een cruciaal element is om de toegang van kmo´s en startende ondernemingen tot financiering te bevorderen; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat crowdfunding probleemloos over de grenzen heen mogelijk is;
22. vraagt de Commissie haar gedachten te laten gaan over versterking van het netwerk van kmo-gezanten, door middel van een aantal acties – met vermijding van nog meer bureaucratie – waarmee onder de kmo's meer bekendheid en zichtbaarheid aan dit instrument moet worden gegeven, en de uitwisseling tussen de respectieve nationale netwerken van kmo-gezanten en de kmo-vertegenwoordigers moet worden geïntensiveerd, en van de activiteiten van het netwerk eenmaal per jaar aan het Parlement verslag te doen;
23. wijst erop dat, hoewel het Europees Parlement de richtlijn inzake de bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties in februari 2011 heeft goedgekeurd, elk jaar duizenden kmo's overal in Europa failliet gaan doordat hun debiteuren, waaronder ook nationale overheidsinstanties, op betaling van hun facturen laten wachten; vraagt de Commissie en de lidstaten hun inspanningen op te voeren om de toepassing en handhaving van de Richtlijn betalingsachterstand te vergemakkelijken; vraagt de lidstaten voorts om voor het geval van een onbevredigende uitvoering van de betalingsachterstand-richtlijn te denken aan vormen van adequate bescherming voor ondernemingen die van een overheidsinstantie geld te vorderen hebben, zodat zij niet failliet hoeven te gaan als gevolg daarvan;
24. neemt met waardering kennis van het wetgevingsvoorstel inzake ondernemingsinsolventie, met bepalingen inzake vroege herstructurering en tweede kansen, dat ervoor zorgt dat de lidstaten voorzien in een regelgevingsklimaat waarin wordt aanvaard dat mislukkingen zich nu eenmaal kunnen voordoen en innovatie wordt gestimuleerd, maar herinnert eraan dat de kosten en gevolgen van falende ondernemingen niet alleen de eigenaar en aandeelhouders van een bedrijf treffen, maar ook de crediteuren, werknemers, burgers en belastingbetalers; dringt er bij de Commissie op aan ervoor te zorgen dat met dit initiatief insolventieprocedures in de hele EU worden geharmoniseerd en de lengte en de kosten van deze procedures worden beperkt;
25. betreurt dat de Commissie niet genoeg nadruk heeft gelegd op de specifieke rol van de traditionele verwerkende industrie en kmo´s, die een belangrijke bijdrage leveren aan zowel het concurrentievermogen als de economische stabiliteit in Europa; spoort de Commissie aan om het potentieel van de digitalisering van en innovatie door de verwerkende industrie, en met name door micro- en kleine verwerkende ondernemingen en startende ondernemingen, volledig te benutten, alsook om in de minder geïndustrialiseerde regio´s te helpen de regionale ongelijkheid te verminderen en de lokale economieën opnieuw tot bloei te brengen; is van mening dat een sterker beleid ten aanzien van kmo´s en ambachtelijke bedrijven de komende jaren een van de topprioriteiten van alle Europese instellingen en de lidstaten zou moeten zijn;
26. is ingenomen met het initiatief van de Commissie voor één digitale toegangspoort die moet worden gebaseerd op bestaande één-loketsystemen in het kader van de dienstenrichtlijn en moet worden verbonden met andere soortgelijke internemarktnetwerken; vraagt de Commissie om alle mogelijkheden na te gaan voor een zo goed mogelijk gebruik van die enige digitale toegangspoort waardoor Europese startende ondernemingen geholpen worden in Europa tot schaalvergroting te komen en zich meer internationaal te oriënteren, door accurate en duidelijke informatie in verschillende talen te verstrekken over alle nodige procedures en formaliteiten om in eigen land of in een ander EU-land te opereren; dringt er bij de Commissie op aan om één loket voor bedrijven en consumenten te creëren met toegang tot alle informatie, bijstand en probleemoplossing betreffende de interne markt en tot de nodige nationale en EU-brede procedures voor grensoverschrijdende activiteiten in de EU; vraagt de Commissie dringend hieraan snel uitvoering te geven;
27. wijst erop dat bedrijven, met name kmo´s, ofwel niet op de hoogte zijn van de regels die in andere lidstaten gelden ofwel moeilijkheden ondervinden bij het vinden en begrijpen van de informatie over de regels en procedures die op hun bedrijf van toepassing zijn; dringt er bij de Commissie op aan alle verschillende webportalen, toegangspunten en informatiewebsites samen te brengen in een centrale toegangspoort waar kmo´s en startende ondernemingen gebruiksvriendelijke informatie kunnen krijgen zodat zij weloverwogen besluiten kunnen nemen, en tijd en kosten kunnen besparen;
28. dringt er bij de Commissie op aan de onestopshops om te vormen van een regelgevingswebportaal tot een systeem van volledig uitgeruste onlinebedrijfsportalen waar regelmatige uitwisseling van informatie door en tussen bedrijfsvertegenwoordigers wordt aangemoedigd en door middel waarvan nationale bedrijven en burgers worden geholpen om in andere EU-landen te concurreren;
29. herinnert eraan dat het belangrijk is om de bestaande instrumenten van de interne markt voor kmo's te versterken en te stroomlijnen, teneinde de grensoverschrijdende expansie van kmo's te vereenvoudigen; verzoekt de Commissie en de lidstaten met klem meer nadruk te leggen op het stroomlijnen en verbeteren van de productcontactpunten en de éénloketsystemen;
30. herinnert eraan dat de consument eenzelfde beschermingsniveau moet worden geboden, ongeacht of de handel wel of niet via internet plaatsvindt; benadrukt dat alle economische actoren op de interne markt, zij het op internet of daarbuiten, alle redelijke en adequate maatregelen moeten treffen om namaak te bestrijden teneinde de bescherming van de consument en de veiligheid van producten te waarborgen;
31. benadrukt dat de deeleconomie snel groeit en dat zij, aangezien zij verandering brengt in de manier waarop veel diensten en goederen worden geleverd en geconsumeerd, innovatie kan aanjagen en het potentieel heeft om bedrijven en consumenten aanvullende voordelen en kansen te bieden op de interne markt; benadrukt de economische, maatschappelijke en ecologische voordelen en uitdagingen die de deeleconomie brengt; dringt er bij de Commissie op aan de inspanningen van de lidstaten te coördineren bij het vinden van wetgevingsoplossingen voor de korte of lange termijn ten aanzien van de deeleconomie; verzoekt de Commissie en de lidstaten met voorstellen te komen om misbruik op arbeidsrechtelijk of fiscaal gebied in de deeleconomie te verhinderen;
32. verwelkomt het door de Commissie aangekondigde initiatief inzake de deeleconomie, en haar voornemen om de in dat segment gevestigde bedrijven nader te bezien, en door middel van richtsnoeren duidelijkheid te verschaffen over de wisselwerking tussen de bepalingen van bestaande EU-wetgeving en de toepassing ervan op en de functionering van bedrijfsmodellen van de deeleconomie; is van mening dat regelgeving op dit terrein gekenmerkt moet worden door voldoende flexibiliteit om onmiddellijk te kunnen worden aangepast aan en toegepast in een snel veranderende sector die behoefte heeft aan snelle en doeltreffende aanpassingen; benadrukt dat bestaande normen voor consumentenbescherming ook in de deeleconomie moeten worden toegepast en gehandhaafd; dringt er bij de Commissie op de best mogelijke voorwaarden voor de deeleconomie te garanderen, zodat deze tot ontwikkeling en bloei kan komen;
33. benadrukt dat nieuwe veiligheidskenmerken waarin de deeleconomie voorziet zoals de veiligheid van betalingen, geo-lokalisering en verzekeringen, de positie van consumenten versterken en daarom vragen om een beoordeling van de vraag in welke gevallen ex post rechtsmiddelen effectiever zouden zijn dan ex ante wetgeving; dringt er in dit verband bij de Commissie op aan publiek-private samenwerking verder te stimuleren, teneinde de bestaande belemmeringen in de deeleconomie weg te nemen, met name wat betreft het toegenomen gebruik van digitale identiteit om het vertrouwen van consumenten in onlinetransacties te vergroten, de ontwikkeling van digitale oplossingen voor het betalen van belasting, grensoverschrijdende verzekeringsregelingen en de modernisering van arbeidswetgeving;
34. meent dat in de deeleconomie de ontwikkeling van nieuwe bedrijfsmodellen, innovatieve diensten en het tijdelijk gebruik van activa moeten worden aangemoedigd, waarbij wel voor dezelfde diensten dezelfde regels moeten gelden, zodat een hoge kwaliteit van dienstverlening gewaarborgd blijft, ongeacht hoe de toegang tot die diensten en de verlening ervan is georganiseerd, en gezorgd wordt voor een gelijk speelveld, veiligheid voor de consument, onder vermijding van versnippering die de ontwikkeling van nieuwe bedrijfsmodellen zou belemmeren; meent stellig dat ten aanzien van de deeleconomie alleen een internemarktaanpak kan worden gehanteerd, aangezien versnippering van de interne markt als gevolg van lokale of nationale regelgeving het Europese bedrijven van de deeleconomie belet om op Europees niveau aan schaalvergroting te doen;
35. brengt de belangrijke rol onder de aandacht van technische normen op het niveau van de EU voor innovatie, concurrentiekracht en vooruitgang op de interne markt; wijst erop dat er tijdig meer hoge Europese normen inzake kwaliteit, interoperabiliteit en veiligheid moeten worden ontwikkeld ter bevordering van het industriebeleid van de EU en dat die normen ook internationaal moeten worden bevorderd; vraagt de Commissie dringend zich sterk te maken en te ijveren voor Europese normen, zoals reeds voorzien in Verordening (EU) nr. 1025/2012, en het kader voor standaardisering efficiënter te maken en beter op zijn doel toegesneden, onder meer door gebruikmaking van de gelegenheid die door internationale handelsbesprekingen worden geboden; beklemtoont dat normen op een marktgestuurde open, inclusieve en competitieve manier proces moeten worden bepaald, zodat zij door kmo's gemakkelijk te hanteren zijn en het risico van gesloten waardeketens wordt vermeden, terwijl de publicatie ervan desondanks geen vertraging mag lijden;
36. onderstreept de belangrijke rol van standaardiseringssysteem voor het vrije verkeer van producten en, in steeds grotere mate, diensten; neemt ter kennis dat het vrijwillige gebruik van normen tussen de 0,3% en 1,0% aan het bbp in Europa bijdraagt en ook een positieve bijdrage aan de arbeidsproductiviteit levert;
37. herinnert eraan dat verreweg de meeste normen worden ontwikkeld in reactie op een door het bedrijfsleven geïdentificeerde behoefte, na een "bottom-up"-benadering die beoogt ervoor te zorgen dat de normen relevant zijn voor de markt; steunt de toezegging in de strategie voor de interne markt dat Europa een voortrekkersrol zal blijven vervullen bij de mondiale ontwikkeling van normen; juicht standaardisering toe die verenigbaar is met een internationale benadering middels hetzij de ontwikkeling van mondiale internationale normen, hetzij de erkenning, in voorkomend geval, van equivalente internationale normen; neemt kennis van het voornemen om in het kader van een gemeenschappelijk initiatief voor standaardisering een kader en prioriteiten voor standaardisering vast te stellen; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat het gemeenschappelijk initiatief gestoeld blijft op een "bottom-up"-benadering waarbij de behoeften van het bedrijfsleven leidend zijn, en derhalve prioriteit toekent en tot normen leidt die aansluiten bij de geïdentificeerde behoeften en die relevant zijn voor de markt, en niet resulteert in onnodige normen of vereisten die niet consistent zijn met andere terzake vastgestelde normen;
38. stelt vast dat het voorstel betreffende een gemeenschappelijk initiatief voor Europese standaardisering voortbouwt op de onafhankelijke toetsing van het Europese standaardiseringssysteem, en stemt in met de bedoeling om de Europese standaardiseringsgemeenschap acties te laten ontwikkelen die het hele systeem ten goede komen, inclusief aanbevelingen betreffende inclusiviteit en ondersteuning van het concurrentievermogen van het Europese bedrijfsleven;
39. verzoekt de Commissie de Europese standaardiseringsorganisaties (ESO's) en hun nationale tegenhangers te helpen bij hun inspanningen gericht op het vergroten van de betrokkenheid van kmo's bij zowel het proces van het vaststellen van normen zelf, als de acceptatie van de normen nadat deze zijn vastgesteld; verzoekt de Commissie daarnaast nauw met de ESO's, de nationale standaardiseringsorganisaties en anderen samen te werken bij het verbeteren van de transparantie van het standaardiseringsproces, daarmee uitvoering gevend aan de toezeggingen in het werkprogramma voor Europese standaardisering voor 2016 en de onderliggende verordening;
40. is van oordeel dat de gemeenschappelijke initiatieven zich moeten richten op het voortdurend verbeteren van de werkpraktijken, met name door het ontwikkelen van procedures voor het toetsen van de samenstelling van technische comités en van maatregelen voor het bevorderen van openheid en inclusiviteit, waardoor een breed scala aan betrokken partijen aan de discussies in de technische comités zal kunnen deelnemen;
41. is van oordeel dat een transparanter een toegankelijker mechanisme voor het aantekenen van beroep tot meer vertrouwen zou leiden en het standaardiseringsproces in het algemeen ten goede zou komen; is van oordeel dat wanneer de Commissie in het verlengde van de vaststelling van EU-wetgeving om de vaststelling van een norm vraagt de ter zake bevoegde commissie van het Parlement een rol zou kunnen spelen in het proces van publieke toetsing en debat, voorafgaand aan - in voorkomend geval - de formulering van een negatief standpunt; onderstreept dat bij besluiten betreffende het aan standaardiseringsinstanties voorleggen van standaardiseringsverzoeken een proportionele en op risico's gebaseerde benadering moet worden gevolgd;
42. is van oordeel dat het vergroten van de openheid in verband met ontwerpnormen voorafgaand aan de definitieve goedkeuring ervan de verantwoordingsplicht en de transparantie ten goede zou komen en tot een robuuster proces zou leiden, in overeenstemming met de goede praktijken van de Europese standaardiseringsgemeenschap;
43. verzoekt de Commissie voor eind 2016 verslag uit te brengen aan het Parlement over de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk initiatief inzake Europese standaardisering, alsmede over de voortgang die de Europese standaardiseringsgemeenschap geboekt heeft wat betreft de implementatie van de aanbevelingen in het werkprogramma van de Unie voor 2016;
44. doet een beroep op de Commissie, aangezien zij verantwoordelijk is voor de mededinging op de interne markt, om in samenwerking met de nationale toezichtautoriteiten te zorgen voor gelijke concurrentievoorwaarden voor de concurrenten die de markt bedienen;
45. is ingenomen met de recente initiatieven voor efficiëntere en transparantere openbare aanbestedingsprocedures, door een beter gebruik van aanbestedingsgegevens en meer vrijwillige evaluaties van de aanbestedingsprocedures voor bepaalde grootschalige infrastructuurprojecten; dringt er bij de lidstaten op aan op aan met de lidstaten samen te werken om deze initiatieven ten uitvoer te leggen;
46. hoopt dat de Commissie de hervorming van het systeem van openbare aanbestedingen zal voortzetten, waarmee met de richtlijnen uit 2014 een begin is gemaakt en stappen zijn gezet in de richting van een toenemende specificering van de vraag op het gebied van aanbestedingen, teneinde technologische innovatie en energie-efficiëntie te belonen;
47. stelt vast dat de nieuwe (uit 2014 stammende) aanbestedingsregels minder omslachtig zijn en meer flexibiliteit bieden, en daarmee beter aansluiten bij overheidsbeleid op andere terreinen en bij nationale en/of plaatselijke bijzondere omstandigheden; wijst erop dat er bij overheidsopdrachten in de lidstaten nog steeds sprake is van aanzienlijke ondoelmatigheid die grensoverschrijdende uitbreiding en groei op de binnenlandse markt beperkt houdt;
48. is in principe ingenomen met de door de Commissie aangekondigde initiatieven ten behoeve van meer transparantie, efficiëntie en verantwoordingsplicht bij de gunning van overheidsopdrachten; benadrukt evenwel dat de omzetting en toepassing van de nieuwe EU-richtlijnen voorrang moeten krijgen vóór de invoering van nieuwe instrumenten zoals het aanbestedingsregister; onderstreept tegen deze achtergrond dat eventuele instrumenten voor gegevensanalyse niet tot nieuwe of bijkomende verslagleggingsplichten mogen leiden; wijst erop dat een ex-ante-beoordelingsmechanisme voor grote infrastructuurprojecten zuiver vrijwillig zou moeten zijn;
49. onderstreept dat er behoefte is aan een volledig elektronisch systeem voor openbare aanbesteding; wijst erop dat de richtlijn voor openbare aanbesteding snel en volledig in haar geheel ten uitvoer moet worden gelegd; wijst erop dat ruimschaliger gebruik van e-aanbestedingen nodig is om de markten voor kmo's te openen;
50. benadrukt het belang van het eenheidsoctrooi; staat achter het voornemen van de Commissie tot opheffen van de onzekerheid omtrent het naast elkaar bestaan van het eenheidsoctrooi, nationale octrooien en aanvullende beschermingscertificaten (SPC's, supplementary protection certificates), en omtrent mogelijke invoering van een eengemaakt SPC-recht, met inachtneming van de volksgezondheid en de patiëntenbelangen;
51. spoort de Commissie aan om vóór 2019 een ontheffing van de SPC-verplichting te introduceren om het mondiale concurrentievermogen van de Europese sector van generieke en biosimilaire geneesmiddelen te vergroten, alsook om in de EU voor nieuwe banen en groei te zorgen, zonder evenwel ondermijning van de marktexclusiviteit die in het kader van de SPC-regeling in beschermde markten wordt toegekend; is van oordeel dat dergelijke bepalingen een positieve invloed zouden kunnen hebben op de toegang tot kwalitatief hoogwaardige geneesmiddelen in ontwikkelings- en de minst ontwikkelde landen, en ertoe kunnen bijdragen dat productie niet naar elders wordt verplaatst;
52. dringt aan op maatregelen ter vergemakkelijking van het octrooistelsel in Europa voor alle micro-ondernemingen en kmo's die gebruik willen maken van het Europees octrooi met eenheidswerking bij het innoveren van hun producten en procedés, onder meer door verlaging van de verschuldigde taksen bij aanvraag of verlenging van een octrooi of hulp bij het vertalen van documenten; benadrukt het belang van zowel standaard-essentiële octrooien (SEP's) als oplossingen op het vlak van innovatieve open licentieverlening die soms meer draagvlak bieden voor innovatie; herinnert eraan dat octrooilicentie-overeenkomsten, binnen de perken van de Europese concurrentiewetgeving, onder eerlijke, redelijke en niet-discriminerende licentievoorwaarden (FRAND), belangrijk zijn voor het behoud van O&O en standaardiseringsprikkels, de bevordering van innovatie en de verzekering van eerlijke licentievoorwaarden;
53. vraagt de Commissie op zo kort mogelijke termijn een wetgevingsvoorstel in te dienen voor invoering van een enkel Europees systeem voor bescherming van geografische aanduidingen voor niet-landbouwproducten in de EU - iets waar het Parlement al lang op aandringt - , teneinde tot een Europees systeem te komen en daarmee een eind te maken aan de huidige, inadequate en uitermate versnipperde situatie in Europa, hetgeen veel positieve gevolgen zou hebben voor burgers, consumenten, producenten en het Europese sociaal-economische klimaat in het algemeen; benadrukt dat zo'n instrument de mogelijkheid zou bieden om de meerwaarde van talrijke lokale producten expliciet onder de aandacht te brengen, wat evidente voordelen oplevert voor de producenten, de betrokken regio en het consumentenbewustzijn;
54. wijst erop dat het potentieel dat publiek-private partnerschappen met zich meebrengen in de meeste Europese lidstaten niet voldoende wordt aangesproken; roept op om de kadernormen voor publiek-private partnerschappen in de lidstaten te harmoniseren, goede praktijken te verspreiden en deze formule te bevorderen;
55. roept de lidstaten op structuren op te zetten om grensarbeiders te adviseren en bij te staan in verband met de economische en sociale gevolgen die voortvloeien uit het feit dat ze in een andere lidstaat werken;
56. stelt vast dat de verdieping van de interne markt en de digitale interne markt nieuwe kansen en uitdagingen met zich mee kan brengen en vragen op zal roepen wat betreft vaardigheden, nieuwe vormen van werk, financiële structuren, sociale bescherming, en gezondheid en veiligheid op het werk, en dat hierop moet worden ingegaan; meent dat deze verdieping in gelijke mate ten goede moet komen aan werknemers, ondernemingen en consumenten;
57. vindt het jammer dat in de strategie voor de interne markt geen specifieke aandacht wordt besteed aan de discrepantie tussen het aanbod van en de vraag naar vaardigheden, die nog altijd een belemmering vormt voor groei op de interne markt; stelt met bezorgdheid vast dat tussen 40 % - 47 % van de bevolking in de EU over onvoldoende digitale vaardigheden beschikt en dat de vraag naar digitaal vaardige werknemers jaarlijks met 4 % toeneemt, terwijl de overheidsuitgaven voor onderwijs sinds 2010 met 3,2 % zijn afgenomen; wijst erop dat als gevolg hiervan de concurrentiepositie van de EU op de middellange termijn alsook de inzetbaarheid van haar beroepsbevolking bedreigd worden; spoort de lidstaten aan te investeren in digitaal onderwijs en digitale vaardigheden;
58. wijst erop dat met het maatregelenpakket voor arbeidsmobiliteit wordt beoogd bij te dragen tot het verdiepen en eerlijker maken van de interne markt; benadrukt evenwel dat ervoor moet worden gezorgd dat de maatregelen van dit pakket evenredig zijn en rekening houden met de gevolgen van het verschijnsel dat mobiliteit in belangrijke mate op bepaalde regio's kan zijn gericht;
59. wijst op de steun van de Commissie voor duale onderwijsstelsels, die naast de bevordering van persoonlijke ontwikkeling kunnen helpen om de vaardigheden en kwalificaties van Europese werknemers beter af te stemmen op de reële behoeften van de arbeidsmarkt; onderstreept dat duale onderwijsstelsels in geen geval nadelen mogen ondervinden van de strategie, terwijl de kwaliteit van stages en met name de arbeidsbescherming moeten worden gewaarborgd; wijst op de belangrijke rol die de sociale partners spelen bij de ontwikkeling van duale onderwijsstelsels; is van mening dat een duaal onderwijsstelsel in een bepaalde lidstaat niet eenvoudigweg kan worden gekopieerd in een andere lidstaat, maar dat er in Europees verband wel aandacht moet worden besteed aan de sterke onderlinge samenhang tussen duaal onderwijs en jeugdwerkgelegenheid;
60. is voorstander van maatregelen om de hiaten in de antidiscriminatiewetgeving van de EU op te vullen die verband houden met werkgelegenheid, in het bijzonder ten aanzien van personen met beperkingen; steunt voorts de onverwijlde tenuitvoerlegging van Richtlijn 2000/78/EG van de Raad tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep;
61. is ingenomen met de oprichting van een platform tegen zwartwerk en spoort de lidstaten en de sociale partners in het bijzonder aan er volop in te investeren om een meer doeltreffende strijd te kunnen voeren tegen zwartwerk en schijnzelfstandigheid;
62. hamert erop dat om de mogelijkheden te benutten die voortvloeien uit de digitalisering van banen, er gezorgd moet worden voor veilige, flexibele werktijdregelingen, stabiele arbeidsomstandigheden en sociale bescherming, terwijl ‘het slimme werken’ moet worden bevorderd teneinde de productiviteit en het evenwicht tussen privé- en beroepsleven te verbeteren; benadrukt dat het van belang is om in plattelandsgebieden digitale infrastructuur aan te leggen, zodat deze gebieden kunnen profiteren van de talloze kansen die de digitale agenda biedt, bijvoorbeeld telewerken;
63. onderstreept het belang van sterke en onafhankelijke sociale partners en een doeltreffende sociale dialoog; benadrukt dat de sociale partners in voorkomend geval betrokken moeten worden bij gesprekken over eventuele nationale hervormingen op het gebied van gereglementeerde beroepen;
64. onderstreept het belang van een sociale dialoog over de kansen en veranderingen die de interne markt op werkgelegenheidsgebied met zich meebrengt;
Een verdiepte eengemaakte markt
65. verzoekt de Commissie meer te doen op het gebied van de handhaving; wijst erop dat er al veel maatregelen zijn vastgesteld die nog niet goed worden gehandhaafd, waarmee het "level playing field" in de interne markt wordt ondermijnd; wijst er voorts op dat er volgens gegevens die de Commissie medio 2015 bekendmaakte, ongeveer 1 090 inbreukprocedures aanhangig waren die op de interne markt betrekking hadden; vraagt de Commissie om er met het oog op een betere omzetting, toepassing en handhaving van de internemarktwetgeving, voor te zorgen dat de administratieve coördinatie, samenwerking en handhaving op alle niveaus (EU, tussen de lidstaten en nationale, plaatselijke en regionale autoriteiten) prioriteit krijgen door gerichte, op transparante en objectieve criteria stoelende handhavingsmaatregelen te nemen, om te garanderen dat de economisch gezien belangrijkste gevallen van ongerechtvaardigde of disproportionele obstakels worden aangepakt; is met betrekking tot nationale maatregelen of implementatie van mening dat vroegtijdig ingrijpen doeltreffender kan zijn en dat er sneller resultaten mee kunnen worden geboekt dan met inbreukprocedures; onderstreept evenwel dat indien vroegtijdig ingrijpen geen resultaat oplevert de Commissie alle haar ter beschikking staande middelen, inclusief inbreukprocedures, moet inzetten om te garanderen dat de internemarktwetgeving volledig ten uitvoer wordt gelegd;
66. juicht het toe dat de strategie gericht is op totstandbrenging van een nalevingscultuur en een consequente nultolerantie jegens inbreuken op de regelgeving rond de interne markt; verzoekt de Commissie en de lidstaten te onderzoeken of de bevoegdheden van de Commissie in het kader van de inbreukprocedures niet zouden moeten worden gelijkgetrokken met haar bevoegdheden in het kader van het mededingingsbeleid;
67. dringt er bij de Commissie op aan de lidstaten verder te steunen bij de ontwikkeling van een sterke nalevings- en handhavingscultuur, waaronder het bevorderen en verder uitbouwen van het informatiesysteem voor de interne markt (IMI), het uitwerken van omzettingsschema's voor belangrijke nieuwe wetgeving, het organiseren van uitvoeringsdialogen met de lidstaten en opleidingen voor nationale ambtenaren die met handhaving belast zijn, en het stimuleren van effectievere coördinatie tussen nationale toezichthouders; vraagt de lidstaten om met volle inzet de EU-wetgeving toe te passen en te handhaven en het beginsel van wederzijdse erkenning te eerbiedigen; onderstreept dat correcte handhaving en betere regulering essentieel zijn vanwege de versnippering van de interne markt, die de economische bedrijvigheid en de keuze van de consument beperkt, en voor alle economische sectoren en voor bestaande en toekomstige wetgeving moeten gelden;
68. verzoekt de Commissie en de lidstaten de onnodige en niet door zwaarwegende redenen in verband het openbaar belang gerechtvaardigde beperkingen in de interne markt in kaart brengen, voorstellen te presenteren over hoe deze uitdagingen, in voorkomend geval, kunnen worden aangepakt en hierover in 2017 verslag uit te brengen;
69. vraagt de lidstaten de internemarktregels op coherente en consistente wijze om te zetten en deze regels en wetgeving volledig en op de juiste wijze uit te voeren; wijst er nadrukkelijk op dat eisen betreffende extra tests en registraties, de niet-erkenning van certificaten en normen, territoriale leveringsbeperkingen en soortgelijke maatregelen extra kosten voor consumenten en detailhandelaren met zich brengen, waardoor de Europese burgers niet ten volle van de voordelen van de interne markt kunnen profiteren; verzoekt de Commissie tevens, teneinde een goed bestuur te waarborgen, een adequaat beleid ten aanzien van lidstaten te voeren die de internemarktregels niet correct toepassen, door, in voorkomend geval, inbreukprocedures in te leiden en deze via een versnelde procedure te bespoedigen;
70. is van oordeel dat een stelselmatige, uniforme toepassing en geëigende handhaving van de EU-regels, in combinatie met regelmatig toezicht en evaluaties op basis van kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren, benchmarking en de uitwisseling van goede praktijken, een absolute "must" zijn voor een meer homogene toepassing van de bestaande internemarktwetgeving; wijst er daarom nog maar eens op dat de Europese regels betreffende de werking van de interne markt in alle lidstaten volledig en correct moeten worden omgezet en geïmplementeerd;
71. verzoekt de Commissie haar inspanningen op te voeren om mogelijke schendingen van de EU-wetgeving door de lidstaten in een pril stadium op te sporen en zich krachtig te verzetten tegen alle wetgevingsmaatregelen die in de nationale parlementen aangenomen of in behandeling zijn en die versnippering van de interne markt in de hand kunnen werken;
72. wijst erop dat het engagement en de bereidheid van de lidstaten om de EU-wetgeving behoorlijk ten uitvoer te leggen en toe te passen essentieel is om de interne markt te doen slagen; verzoekt de lidstaten onterechte en disproportionele belemmeringen voor de interne markt te verwijderen en geen discriminerende en protectionistische maatregelen te nemen om banen, groei en concurrentievermogen te bevorderen;
73. stelt vast dat de lidstaten een centrale rol vervullen bij het goed beheren en goed doen functioneren van de interne markt, en dat zij zich gezamenlijk verantwoordelijk moeten voelen voor en moeten werken aan een proactief beheer van die interne markt, onder andere door het genereren van een nieuwe politieke dynamiek via geconsolideerde verslagen over de "gezondheidstoestand" van de interne markt, regelmatige thematische discussies tijdens bijeenkomsten van de Raad Mededinging, specifiek aan de interne markt gewijde jaarlijkse vergaderingen van de Europese Raad en de opname van de interne markt als een van de pijlers voor governance in het Europees semester;
74. herhaalt dat de EU haar eigen pakket, op wetenschappelijke gegevens stoelende, onafhankelijke indicatoren voor het meten van de mate van integratie van de interne markt zou kunnen ontwikkelen en als onderdeel van de jaarlijkse groeistrategie zou kunnen publiceren, en roept op tot de goedkeuring van een strategiedocument van de vijf voorzitters/presidenten van de EU-organen met een routekaart voor een werkelijke interne markt;
75. onderstreept dat de Commissie interne markt en consumentenbescherming van het Europees Parlement haar banden met de nationale parlementen moet aanhalen, teneinde ten aanzien van kwesties in verband met de omzetting en implementatie van de regels betreffende de interne markt voor coördinatie te zorgen en deze aan te pakken;
76. onderstreept dat versterking van het Solvit-netwerk nodig is, met name door het verbeteren van de interactie tussen Solvit, CHAP, EU Pilot en Enterprise Europe Network (EEN), om het bredere kader van klachtenprocedures in de EU te stroomlijnen, en dat onder burgers en kmo's meer bekendheid moet worden gegeven aan dit netwerk en de rol daarvan voor oplossing van interpretatieproblemen rond de interne markt; is van oordeel dat de Commissie, wanneer zij overdenkt hoe de prioriteiten voor handhavingsmaatregelen moeten worden aangewezen, rekening moet houden met kwesties die in het Solvit-netwerk aan de orde zijn geweest; verzoekt de Commissie de lidstaten meer steun te geven bij het oplossen van de moeilijkste dossiers; verzoekt de lidstaten hun nationale Solvit-centra passend uit te rusten en te positioneren, teneinde hen in staat te stellen zich goed van hun taak te kwijten;
77. onderstreept dat transparantie ten aanzien van nationale regels van essentieel belang is voor het faciliteren van grensoverschrijdende handel in de interne markt en niet-tarifaire obstakels in kaart helpt brengen; spoort de lidstaten aan hun regels online beter toegankelijk te maken en in meer dan één taal, in belang van een toenemend handelsverkeer, waar allen baat bij hebben;
78. benadrukt dat de mobiliteit moet worden bevorderd door middel van opleidingen, stages, vaardigheden en inzetbaarheid, en via programma's zoals Erasmus+ en Eures, die miljoenen EU-werknemers de mogelijkheid bieden om waardevolle ervaringen op te doen;
79. betreurt het dat veel lidstaten het beginsel van wederzijdse erkenning niet goed toepassen; kijkt vooruit naar het voorstel van de Commissie terzake, dat als onderdeel van de versterking van de interne goederenmarkt, het wederzijds vertrouwen moet verbeteren door middel van actie waarmee aan het beginsel van wederzijds vertrouwen meer bekendheid wordt gegeven, naast betere toepassing en handhaving, en door herziening van de verordening inzake wederzijdse erkenning, onder meer met het oog op een verbetering van de instrumenten voor het beslechten van geschillen die ontstaan door een gebrekkige tenuitvoerlegging of toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning; onderstreept dat indien het beginsel van wederzijdse erkenning door de bevoegde autoriteiten in de hele EU correct werd toegepast het bedrijfsleven zich op zijn kerntaak zou kunnen concentreren, te weten zaken doen en het aanzwengelen van groei in de EU, en niet bezig zou hoeven zijn met het overwinnen van de problemen die deze niet-correcte toepassing door de lidstaten met zich meebrengt;
80. is daarnaast van mening dat de Commissie actiever moet vaststellen welke sectoren een groot potentieel vertegenwoordigen voor grensoverschrijdende handel en digitalisering en in welke sectoren het beginsel van wederzijdse erkenning kan worden toegepast;
81. verzoekt de Commissie te verduidelijken hoe de voorgestelde marktinformatie-instrumenten zouden moeten werken en wat de rechtsgrond ervoor is;
82. dringt er nogmaals op aan dat de Raad nu snel zijn goedkeuring hecht aan het Productveiligheids- en markttoezichtspakket en vraagt de Commissie in dit verband haar faciliterende rol bij het zoeken naar oplossingen ten volle waar te maken; onderstreept het belang van passende productinformatie voor de detailverkoop, en met name de aanduiding van het land van herkomst, zo cruciaal voor de bescherming van de consument en bestrijding van productvervalsing;
83. verzoekt de Commissie en de lidstaten de sancties op namaak aan te scherpen en erop toe te zien dat de bestaande Europese wetgeving ter zake onverkort wordt toegepast;
84. benadrukt dat de uiteenlopende regelgeving in de lidstaten op punt van etiketterings- of kwaliteitsvereisten onnodige obstakels opwerpt voor de activiteiten van leveranciers van goederen en voor de bescherming van de consumenten; onderstreept de meerwaarde van milieu-etikettering, vraagt de Commissie om te bezien welke etikettering essentieel is en welke niet om de consument van informatie te verzekeren, en na te denken over invoering van een verplichte regeling voor het verschaffen van essentiële informatie omtrent handgemaakte en industriële producten, zoals bijvoorbeeld op EU-niveau in de meubelsector is overwogen, zodat de consument van essentiële informatie wordt voorzien en voor een gelijke productkwaliteit in de verschillende lidstaten wordt gezorgd; verwacht van een dergelijk initiatief een heilzaam effect voor de consument, de industrie en de handel, doordat het kan zorgen voor transparantie, voor de nodige erkenning voor Europese producten, en voor geharmoniseerde regels voor marktdeelnemers op de interne markt;
85. benadrukt wat de interne dienstenmarkt betreft, dat er duidelijk behoefte bestaat aan een beter grensoverschrijdend dienstenaanbod, maar dat er tegelijkertijd op moet worden gelet dat sociale dumping niet wordt aangemoedigd; vraagt de lidstaten dringend op een deugdelijke en effectievere toepassing van de dienstenrichtlijn toe te zien, zonder deze met andere regelgeving op te tuigen; is tevreden met het Commissievoorstel voor verbetering van de kennisgevingsprocedure overeenkomstig de dienstenrichtlijn, aangezien de bestaande procedure inefficiënt is en niet transparant; is van mening dat de kennisgeving eerder in het wetgevingsproces moet plaatshebben, om een vroegtijdige feedback van de belanghebbenden en de lidstaten mogelijk te maken en vertragingen bij de vaststelling van nieuwe wetgeving tot een minimum te beperken; stemt in met uitbreiding van de in Richtlijn (EU) 2015/1535 geregelde kennisgevingsprocedure tot alle niet in die richtlijn genoemde sectoren; spreekt zich uit tegen een eventueel voornemen om het toepassingsgebied van de dienstenrichtlijn uit te breiden; vraagt de Commissie om een aanpak van de lasten in verband met de versplinterde bankensector in Europa die niet-ingezetenen problemen bezorgt, met name kmo's die een bankrekening willen openen in een andere lidstaat;
86. verzoekt de Commissie om ernaar te streven dat de procedure voor de grensoverschrijdende dienstverlening een vereenvoudigde vorm krijgt en gelijkgetrokken wordt, zodat kmo's beter in de interne markt kunnen worden geïntegreerd;
87. wijst erop dat de eisen aan een evenredige regeling in artikel 16, lid 1, van de dienstenrichtlijn en in de jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie duidelijk gedefinieerd zijn; herinnert eraan dat het feit dat een lidstaat minder strenge voorschriften vaststelt dan een andere, niet betekent dat de voorschriften van deze laatste onevenredig en dus niet verenigbaar met het Unierecht zouden zijn; herhaalt dat regelingen die grensoverschrijdende dienstverlening bemoeilijken, belemmeren of onaantrekkelijk maken alleen met de vereisten van de interne markt verenigbaar zijn als zij om dwingende redenen van algemeen belang noodzakelijk zijn, hiertoe ook werkelijk geschikt zijn en de vrijheid van diensten niet meer beperken dan nodig is voor de hiermee nagestreefde bescherming van het algemeen belang;
88. benadrukt dat het nodig is om te zorgen voor een consistente beoordeling van de evenredigheid van wettelijke eisen en beperkingen die gelden voor diensten; staat achter het voorstel van de Commissie voor invoering van een dienstenpaspoort om in essentiële economische sectoren als zakelijke diensten de ontwikkeling van bedrijven en de mobiliteit ervan in de interne markt te faciliteren; stelt dat dit initiatief moet strekken tot vereenvoudiging van administratieve procedures voor de dienstverrichter die actief wil zijn over de grens en voor de autoriteiten, en tot het aanpakken van belemmeringen in de vorm van regelgeving die deze bedrijven ervan afbrengen om zich op de markt te begeven in een andere lidstaat; dringt erop aan dat een eventueel dienstenpaspoort moet passen in de reeks horizontale instrumenten ter ondersteuning van de wetgeving voor de interne markt, zoals het informatiesysteem voor de interne markt (IMI) en het één-loketsysteem, die in de dienstenrichtlijn zijn voorzien als uniforme institutionele contactpunten voor het regelen van alle noodzakelijke administratieve procedures rond grensoverschrijdende dienstverlening; benadrukt dat de invoering van een dienstenpaspoort er niet toe mag leiden dat de jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie over dwingende redenen van algemeen belang, die een beperking van het grensoverschrijdend verkeer kunnen legitimeren, afgezwakt wordt of buiten werking wordt gesteld; onderstreept evenwel het feit dat een dienstenpaspoort overbodig kan zijn, als de dienstenrichtlijn behoorlijk ten uitvoer wordt gelegd en gehandhaafd; benadrukt dat dit echter niet gepaard mag gaan met invoering van het oorsprongslandbeginsel;
89. is tevreden met het feit dat sterk wordt gefocust op de rol van diensten op de interne markt en dat ervoor wordt gezorgd dat beroepsbeoefenaars en dienstenbedrijven, met name kleinhandelaars, niet opgesloten zitten in hun nationale markt; benadrukt het feit dat de verdere uitbreiding van de regelingen inzake een beroeps- en een dienstenpaspoort van centraal belang zullen zijn om de onnodige administratieve voorwaarden tussen lidstaten te voorkomen die onze burgers beletten over de grens te werken en handel te drijven;
90. herhaalt hoe belangrijk het is obstakels (waaronder taalkundige en administratieve obstakels en gebrek aan informatie) weg te nemen die de commerciële mogelijkheden van grensoverschrijdende e-handel beperken en het vertrouwen van de consumenten in de interne markt ondermijnen; benadrukt dat het van belang is om de operationele beperkingen voor de ontplooiing van retailactiviteiten weg te nemen, zoals de regulering van winkelopeningstijden, specifieke en selectieve retailbelasting en de onevenredige hoeveelheid informatie die van ondernemingen wordt gevraagd;
91. erkent de bevoegdheid van lokale overheden met betrekking tot stadsplanning; wijst er echter op dat stadsplanning niet mag worden gebruikt als voorwendsel om het recht van vrije vestiging te omzeilen; herinnert er in dit verband aan hoe belangrijk een goede handhaving van de dienstenrichtlijn is; roept de lidstaten op om belemmeringen voor het vrije verkeer uit de weg te ruimen en hun markt open te stellen teneinde het concurrentievermogen te stimuleren en een divers winkelaanbod te bevorderen, hetgeen van essentieel belang is als winkelgebieden, in het bijzonder in het centrum van steden, aantrekkelijk willen blijven;
92. onderstreept dat de detail- en groothandel de grootste bedrijfssector in Europa is; beschouwt het reduceren van onnodige regelgevings-, administratieve en praktische obstakels voor de detailhandel een prioriteit;
93. verzoekt de Commissie en de lidstaten om de detailhandel als pijler van de interne markt, waaronder de digitale interne markt, politiek maximaal op de voorgrond te plaatsen en administratieve en bureaucratische en praktische obstakels uit de weg te ruimen, die de oprichting, de ontwikkeling en het voortbestaan van ondernemingen bemoeilijken en die het voor detailhandelaren en ondernemers lastig maken om ten volle van de interne markt te profiteren; is van mening dat de wetgeving betreffende de kleinhandel moet steunen op gegevens, rekening houdend met de behoeften van de sector;
94. verzoekt de Commissie en de lidstaten een analyse te maken van de onnodige beperkingen voor de vestiging van detailhandelszaken in de interne markt die niet gerechtvaardigd zijn door zwaarwegende redenen in verband met het openbaar belang en indien nodig voorstellen in te dienen om deze problemen te overwinnen en hierover voorjaar 2017 verslag uit te brengen;
95. is wat de freelance-dienstensector betreft van mening dat uiteenlopende reguleringsconcepten op zichzelf geen belemmering voor de verdieping van de interne markt vormen; benadrukt dat regelingen inzake de toegang tot en uitoefening van beroepen nodig kunnen zijn om het algemeen belang te beschermen en dat de beoordeling ervan alleen in de desbetreffende nationale context zinvol is;
96. is het eens met de Commissie dat veel van de regelgeving van de lidstaten inzake de toegang tot en de uitoefening van gereglementeerde beroepen niet in verhouding staat tot de behoeften en belemmeringen opwerpt waarmee de toegang tot de uitoefening van deze beroepen wordt ingeperkt;
97. is van mening dat grensoverschrijdende verlening van diensten op tijdelijke basis, inclusief professionele dienstverrichting, moet worden beschouwd als essentieel element voor de interne markt, doordat deze diensten banen creëren en kwalitatief hoogstaande producten en diensten opleveren voor de EU-burgers; beschouwt de periodieke richtsnoeren daarom als een nuttig instrument voor de lidstaten, rekening houdend met de verschillende economische, geografische en sociale achtergronden van alle lidstaten;
98. is verheugd over het feit dat er in de strategie voor de interne markt weer aandacht wordt besteed aan de gereglementeerde en de vrije beroepen in Europa, die belangrijk zijn voor de groei en de werkgelegenheid op de interne markt; verzoekt de Commissie concrete maatregelen voor te stellen voor de uitvoering van de aanbevelingen van de werkgroep "Actielijnen ten behoeve van de vrije beroepen" van de Commissie;
99. is ingenomen met het voorstel van de Commissie om, als een belangrijke stap richting het openstellen van de interne markt en het stimuleren van de werkgelegenheid, de regelgevingsbelemmeringen weg te werken die de toegang tot bepaalde beroepen beperken;
100. steunt het initiatief van de Commissie inzake een evaluatie van gereglementeerde beroepen, maar wijst erop dat bij elke actie op dit gebied hoge kwaliteitsnormen voor banen en diensten, degelijke kwalificaties en de veiligheid van de consumenten behouden moeten blijven;
101. vermoedt dat het zonder concurrerende professionele en zakelijke diensten in de hele EU voor ondernemingen lastig is om concurrerend te blijven en nieuwe banen te creëren en in stand te houden;
102. onderstreept dat inefficiënte bezorgdiensten, met name wat de laatste kilometer betreft, een aanzienlijke belemmering zijn voor grensoverschrijdende verkoop in de EU; wijst erop dat toegankelijke, betaalbare, efficiënte en hoogwaardige bezorgdiensten een essentiële voorwaarde zijn voor een bloeiende interne markt; verzoekt de Commissie een algemeen actieplan in te dienen voor pakketbezorging en doelstellingen te bepalen die uiterlijk eind 2020 op deze markt moeten worden gerealiseerd; verzoekt de Commissie meer nadruk te leggen op het afbreken van de belemmeringen waarmee aanbieders bij grensoverschrijdende aflevering te maken krijgen;
103. dringt er bij de Commissie op aan samen te werken met de lidstaten om de procedures voor de erkenning van beroepskwalificaties te vereenvoudigen en te verkorten, onder meer door de invoering van gemeenschappelijke opleidingskaders te bevorderen en aan te moedigen, met volledige inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel; verzoekt de Commissie en de lidstaten om opleiding en onderwijs op ICT- en STEM-gebied te stimuleren, met als doel zowel de huidige als de toekomstige beroepsbevolking relevante e-vaardigheden bij te brengen;
104. is tevreden met het feit dat in de strategie wordt verwezen naar het hoge werkloosheidscijfer in de hele EU, maar betreurt het feit dat er geen specifieke stappen en maatregelen in worden gepresenteerd die mensen kunnen helpen werk te vinden, bijvoorbeeld een verbetering van de normen inzake onderwijs en opleiding, het halen van de doelstellingen inzake een leven lang leren en het aanpakken van onaangepaste vaardigheden en van de kwalificaties van werknemers en beroepsbeoefenaars; noemt het vanzelfsprekend dat de interne markt snel verandert door de digitalisering van de verschillende sectoren en dat de nieuwe banen een ander pakket vaardigheden en kwalificaties zullen vereisen;
105. keurt het af dat de Commissie in de strategie voor de interne markt geen specifieke maatregelen heeft vastgesteld om de behoeften aan te pakken van mensen en consumenten met een handicap, ouden van dagen en mensen die wonen in rurale en afgelegen gebieden;
106. is van mening dat het door de voorzitter van de Commissie, de heer Juncker, aanbevolen beginsel van gelijk loon voor gelijk werk op dezelfde werkplek essentieel is om marktverstoring tegen te gaan;
Een eerlijker interne markt
107. benadrukt dat een echte interne markt voordelen en bescherming moet bieden aan burgers, consumenten en bedrijven in de vorm van betere kwaliteit, een grotere variëteit, redelijke prijzen en veilige goederen en diensten; onderstreept dat ongerechtvaardigde, op geen enkel objectief of verifieerbaar criterium gebaseerde discriminatie van consumenten en ondernemers op grond van nationaliteit of woonplaats, online of offline, op de interne markt niet aanvaardbaar is; is evenwel van mening dat een verplichting voor bedrijven om te verkopen aan de hele EU niet haalbaar is;
108. vraagt de Commissie om met spoed een wetgevingsvoorstel uit te brengen dat ongerechtvaardigde geo-blocking en andere niet te rechtvaardigen vormen van discriminatie door marktdeelnemers moet tegengaan; vraagt de Commissie om bruikbare criteria te formuleren om het ongerechtvaardigde karakter van geo-blocking te meten; benadrukt het feit dat elk voorstel in deze zin het basisprincipe van de vrijheid van handel moet eerbiedigen; benadrukt eveneens dat de Commissie in haar voorstel rekening moet houden met het evenredigheidsbeginsel, met name ten aanzien van kleine en micro-bedrijven; merkt op dat marktdeelnemers vaak moeten overgaan tot marktselectie om bij de gegeven marktvoorwaarden te functioneren;
109. beaamt dat consumenten bij de aankoop van goederen en diensten op de interne markt transparante informatie nodig hebben en een reeks moderne en degelijke rechten voor de bescherming van hun belangen; is van mening dat bij elke herziening, samenvoeging of consolidatie van richtlijnen op het gebied van consumentenrecht moet worden voorzien in een niveau van consumentenbescherming dat echt hoog is en in afdwingbare rechten, volgens de beste praktijken in nationale wetgeving;
110. verzoekt de Commissie de bestaande juridische onzekerheden waarmee de consumenten te maken hebben, te analyseren en indien nodig te remediëren door middel van verduidelijking en aanvullingen van het juridische kader inzake consumentenrechten; herhaalt zich te verplichten tot het principe van flexibele harmonisatie voor alle EU-wetgeving met betrekking tot consumenten die wordt voorgesteld, waarbij volledige harmonisatie alleen wordt toegepast, als hierdoor een zeer hoog niveau van consumentenbescherming ontstaat en als deze harmonisatie duidelijke voordelen oplevert voor de consumenten;
111. benadrukt het feit dat ondernemingen van de sociale economie een divers scala aan bedrijfsmodellen te zien geven, hetgeen essentieel is voor een sterk concurrerende en eerlijker interne markt; verzoekt de Commissie de sociale economie te mainstreamen in haar beleid inzake de interne markt en een Europees actieplan voor ondernemingen van de sociale economie te ontwikkelen, om het volledige potentieel aan duurzame en inclusieve groei te benutten;
Conclusie
112. vraagt de Commissie de geplande wetgevingsvoorstellen en initiatieven na de nodige belanghebbendenraadplegingen en effectbeoordelingen snel aan de wetgevers voor te leggen, rekening houdende met bovenstaande suggesties, zodat zij binnen een kort tijdsbestek kunnen worden aangenomen;
o o o
113. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad, de Europese Raad en de regeringen en parlementen van de lidstaten.