Resolutie van het Europees Parlement van 7 juli 2016 over het ontwerp van verordening van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 432/2012 tot vaststelling van een lijst van toegestane gezondheidsclaims voor levensmiddelen die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaan (D44599/02 – 2016/2708(RPS))
Het Europees Parlement,
– gezien het ontwerp van verordening van de Commissie (D44599/02),
– gezien Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen(1), en met name artikel 13, lid 3,
– gezien het advies van 12 april 2016 van het in artikel 25, lid 1, van bovengenoemde verordening bedoelde comité,
– gezien artikel 5 bis, lid 3, onder b), van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(2),
– gezien de ontwerpresolutie van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid,
– gezien artikel 106, leden 2 en 3 en lid 4, onder c), van zijn Reglement,
A. overwegende dat op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1924/2006 de Commissie verplicht is om tegen 19 januari 2009 specifieke voedingsprofielen op te stellen waaraan levensmiddelen of bepaalde categorieën levensmiddelen moeten voldoen om van voedings- of gezondheidsclaims voorzien te mogen zijn, evenals de voorwaarden voor het gebruik van voedings- of gezondheidsclaims met betrekking tot de voedingsprofielen;
B. overwegende dat overeenkomstig artikel 2, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1924/2006 onder gezondheidsclaim wordt verstaan een claim die stelt, de indruk wekt of impliceert dat er een verband bestaat tussen een levensmiddelencategorie, een levensmiddel of een bestanddeel daarvan en de gezondheid;
C. overwegende dat er terecht bezorgdheid bestaat over het feit dat de claims dat cafeïne bijdraagt aan een toename van de alertheid en dat cafeïne bijdraagt aan een verbetering van de concentratie geen verband aantonen tussen de consumptie van cafeïne en de gezondheid;
D. overwegende dat de Commissie deze voedingsprofielen nog niet heeft opgesteld;
E. overwegende dat een blikje energiedrank van 250 ml tot 27 g suiker en 80 mg cafeïne kan bevatten;
F. overwegende dat de Wereldgezondheidsorganisatie aanbeveelt dat volwassenen en kinderen ten hoogste 10% van hun dagelijkse energie-inname via vrije suikers binnenkrijgen, en dat een verdere reductie tot minder dan 5% (ongeveer 25g) per dag aanvullende gezondheidsvoordelen zou opleveren(3);
G. overwegende dat de EFSA over bewijzen beschikt dat een hoge inname van suikers in de vorm van met suikers gezoete dranken tot gewichtstoename zou kunnen leiden;
H. overwegende dat het gebruik van de voorgestelde gezondheidsclaims waarschijnlijk tot een grotere consumptie van energiedranken zal leiden en dat er redelijkerwijs vanuit kan worden gegaan dat de dagelijkse inname van suiker en cafeïne hierdoor boven de aanbevolen dagelijkse inname zal komen te liggen;
I. overwegende dat artikel 3, onder c), van Verordening (EG) nr. 1924/2006 het gebruik van gezondheidsclaims die de excessieve consumptie van een levensmiddel stimuleren, verbiedt;
J. overwegende dat op grond van de ontwerpverordening van de Commissie, de claims dat cafeïne bijdraagt aan een toename van de alertheid en dat cafeïne bijdraagt aan een verbetering van de concentratie niet mogen worden gebruikt voor levensmiddelen die voor kinderen en tieners bedoeld zijn;
K. overwegende dat tieners de grootste groep consumenten van energiedranken vertegenwoordigen;
L. overwegende dat 68% van de tieners en 18% van de kinderen regelmatig energiedranken drinken;
M. overwegende dat de vrijwillige gedragscode voor het in de handel brengen en de etikettering van energiedranken (Code of Practice for the Marketing and Labelling of Energy Drinks) van de energiedrankindustrie slechts de afspraak bevat om geen energiedranken voor kinderen jonger dan 12 jaar in de handel te brengen(4);
N. overwegende dat het in de praktijk moeilijk is erop toe te zien dat energiedranken met de voorgestelde claims niet aan kinderen worden verkocht, ongeacht of ze op kinderen of tieners gericht zijn, hetgeen betekent dat het doel van de met de voorgestelde claims verbonden gebruiksvoorwaarde niet wordt bereikt; overwegende dat sowieso niets de marketing van dergelijke dranken aan tieners in de weg staat;
O. overwegende dat overeenkomstig artikel 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 1924/2006 de gebruikte voedings- en gezondheidsclaims niet dubbelzinnig of misleidend mogen zijn;
P. overwegende dat de voorwaarde of beperking dat de voorgestelde claims niet gebruikt mogen worden voor op kinderen of tieners gerichte levensmiddelen de claims dubbelzinnig maakt wat betreft de mogelijke negatieve effecten van dergelijke levensmiddelen voor de menselijke gezondheid;
Q. overwegende dat de Commissie in het verleden geweigerd heeft (zoals bevestigd door het arrest van het Gerecht in de zaak Dextro Energy tegen de Europese Commissie) vergunningen toe te kennen voor claims die consumenten tegenstrijdig en dubbelzinnig informeerden, zelfs indien de vergunningen afhankelijk werden gemaakt van specifieke gebruiksvoorwaarden en/of indien aan de claims bijkomende informatie of waarschuwingen werden toegevoegd(5);
R. overwegende dat de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid in haar wetenschappelijk advies over de veiligheid van cafeïne heeft geconcludeerd er onvoldoende informatie beschikbaar is op basis waarvan een veilig niveau van cafeïnegebruik voor kinderen kan worden vastgesteld maar dat een gebruik van 3 mg per kg lichaamsgewicht per dag de veiligheid van kinderen en tieners waarschijnlijk niet in gevaar brengt(6);
S. overwegende dat in artikel 3, onder c), van Verordening (EG) nr. 1924/2006 is bepaald dat voedings- en gezondheidsclaims niet "de excessieve consumptie van een levensmiddel [mogen] stimuleren of vergoelijken";
T. overwegende dat 25% van de tieners die energiedranken drinken, drie of meer blikjes achter elkaar drinken en dat de voorgestelde claims de consumptie van nog grotere hoeveelheden van dergelijke energiedranken in de hand zouden kunnen werken;
U. overwegende dat de voorgestelde waarschuwing (gebruiksvoorwaarden) geen enkele waarschuwing bevat betreffende de maximale consumptie per afzonderlijke inname, maar uitsluitend betrekking heeft op de maximale dagelijkse inname;
V. overwegende dat energiedranken in verband zijn gebracht met hoofdpijn, slaapproblemen en gedragsproblemen bij kinderen en tieners die deze dranken regelmatig consumeren;
1. maakt bezwaar tegen de vaststelling van het ontwerp van verordening van de Commissie;
2. is van mening dat het ontwerp van verordening van de Commissie niet verenigbaar is met het doel en de inhoud van Verordening (EG) nr. 1924/2006;
3. verzoekt de Commissie haar ontwerp van verordening in te trekken;
4. verzoekt de lidstaten te overwegen regels in te voeren voor het in de handel brengen van dranken met een hoog cafeïnegehalte of levensmiddelen met toegevoegde cafeïne voor kinderen en tieners;
5. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.