Besluit van het Europees Parlement van 13 september 2016 over het verzoek om opheffing van de immuniteit van István Ujhelyi (2015/2237(IMM))
Het Europees Parlement,
– gezien het verzoek om opheffing van de immuniteit van István Ujhelyi, bij beschikking van 26 november 2014 van de arrondissementsrechtbank van Pest (Hongarije), in verband met een voor die rechtbank dienende strafrechtelijke procedure, dat op 15 juli 2015 door de permanent vertegenwoordiger van Hongarije werd doorgezonden en op 7 september 2015 in de plenaire vergadering werd aangekondigd,
– na István Ujhelyi op 28 januari 2016 te hebben gehoord, overeenkomstig artikel 9, lid 5, van zijn Reglement,
– gezien de artikelen 8 en 9 van protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, en artikel 6, lid 2, van de Akte van 20 september 1976 betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen,
– gezien de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 mei 1964, 10 juli 1986, 15 en 21 oktober 2008, 19 maart 2010, 6 september 2011 en 17 januari 2013(1),
– gezien artikel 4, lid 2 van de basiswet van Hongarije,
– gezien artikel 10(2) van de Hongaarse wet LVII van 2004 inzake de Status van Hongaarse leden van het Europees Parlement,
– gezien de artikelen 74(3) en 79(2) van de Hongaarse wet XXXVI van 2012 inzake de Nationale Vergadering,
– gezien artikel 5, lid 2, artikel 6, lid 1, en artikel 9 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A8-0229/2016),
A. overwegende dat de arrondissementsrechtbank van Pest verzoekt om opheffing van de immuniteit van István Ujhelyi, lid van het Europees Parlement, in verband met een voor die rechtbank dienende procedure;
B. overwegende dat het verzoek van de rechtbank betrekking heeft op een strafzaak wegens smadelijke uitlatingen van István Ujhelyi op 25 april 2014 jegens een persoon in Hongarije;
C. overwegende dat volgens artikel 8 van het Protocol tegen de leden van het Europees Parlement geen opsporing kan plaatsvinden, en zij evenmin kunnen worden aangehouden of vervolgd op grond van de mening of de stem, die zij in de uitoefening van hun ambt hebben uitgebracht;
D. overwegende dat ingevolge artikel 9 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, de leden van het Europees Parlement op hun eigen grondgebied dezelfde immuniteiten genieten welke aan de leden van de volksvertegenwoordiging in hun land zijn verleend;
E. overwegende dat, overeenkomstig artikel 4, lid 2, van de Basiswet van Hongarije, de nationale parlementsleden een bezoldiging en immuniteit genieten met het oog op hun onafhankelijkheid;
F. overwegende dat overeenkomstig afdeling 10(2) van de Hongaarse wet LVII van 2004 over de status van de Hongaarse leden van het Europees Parlement, een lid van het Europees Parlement dezelfde immuniteit krijgt als een lid van het Hongaarse parlement;
G. overwegende dat ingevolge artikel 74(3) van de Hongaarse wet XXXVI van 2012 inzake de Nationale Vergadering een verzoek om opheffing van de immuniteit voor de aanklacht door de hoofdaanklager, en na de aanklacht door de rechtbank bij de parlementsvoorzitter moet worden ingediend;
H. overwegende dat ingevolge artikel 79(2) van de Hongaarse wet XXXVI van 2012 inzake de Nationale Vergadering een geregistreerde kandidaat voor de parlementsverkiezingen dezelfde immuniteit geniet, zodat de gewraakte uitlatingen van 25 april 2014 onder de absolute immuniteit van het Hongaarse parlement kunnen vallen, zij het dat over de opheffing daarvan wordt beslist door de nationale kiesraad en een verzoek daartoe moet worden gericht aan de voorzitter van de kiesraad;
I. overwegende dat de bewuste uitlatingen werden gedaan op 25 april 2014, toen István Ujhelyi geen lid was van het Europees Parlement maar van het nationale parlement;
J. overwegende dat de beschuldigingen die tegen István Ujhelyi zijn ingebracht geen verband houden met een mening die hij in de uitoefening van zijn mandaat als lid van het Europees Parlement heeft geuit dan wel een stem die hij in de uitoefening van dat ambt heeft uitgebracht, zodat artikel 8 van het Protocol hier niet van toepassing is;
1. besluit de immuniteit van István Ujhelyi op te heffen;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en het verslag van zijn bevoegde commissie onmiddellijk te doen toekomen aan de Hongaarse autoriteiten.
Arrest van het Hof van Justitie van 12 mei 1964, Wagner/Fohrmann en Krier, 101/63, ECLI:EU:C:1964:28; arrest van het Hof van Justitie van 10 juli 1986, Wybot/Faure e.a., 149/85, ECLI:EU:C:1986:310; arrest van het Gerecht van 15 oktober 2008, Mote/Parlement, T-345/05, ECLI:EU:T:2008:440; arrest van het Hof van Justitie van 21 oktober 2008, Marra/De Gregorio en Clemente, C-200/07 en C-201/07, ECLI:EU:C:2008:579; arrest van het Gerecht van 19 maart 2010, Gollnisch/Parlement, T-42/06, ECLI:EU:T:2010:102; arrest van het Hof van Justitie van 6 september 2011, Patriciello, C-163/10, ECLI: EU:C:2011:543; arrest van het Gerecht van 17 januari 2013, Gollnisch/Parlement, T-346/11 en T-347/11, ECLI:EU:T:2013:23.