Besluit van het Europees Parlement van 4 oktober 2016 over het verzoek om opheffing van de immuniteit van Giorgos Grammatikakis (2016/2084(IMM))
Het Europees Parlement,
– gezien het verzoek om opheffing van de immuniteit van Giorgos Grammatikakis, dat op 1 april 2016 door de vice-procureur bij het Griekse Hooggerechtshof werd doorgezonden in verband met een door de openbare aanklager te Rethymno ingestelde strafvervolging wegens ambtsverzuim en andere delicten, begaan in de periode 2000-2002 te Rethymno, op Kreta (dossier ref: ABM:AB05/1956), welk verzoek op 27 april 2016 in de plenaire vergadering werd aangekondigd,
– gezien het feit dat Giorgos Grammatikakis afstand heeft gedaan van zijn recht te worden gehoord, overeenkomstig artikel 9, lid 5, van zijn Reglement,
– gezien de artikelen 8 en 9 van protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, en artikel 6, lid 2, van de Akte van 20 september 1976 betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen,
– gezien de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 mei 1964, 10 juli 1986, 15 en 21 oktober 2008, 19 maart 2010, 6 september 2011 en 17 januari 2013(1),
– gezien artikel 62 van de Griekse grondwet, artikel 54 van het Griekse wetboek burgerlijke rechtsvordering en artikel 83 van het Reglement van het Griekse parlement,
– gezien beschikking nr. 5181/18.11.2015 van de openbare aanklager bij het gerechtshof van Kreta,
– gezien het verslag van 7 april 2015 van de behandeling ter zitting waarbij Giorgos Grammatikakis is verschenen met een verdedigende verklaring en met ontlastende documenten,
– gezien beschikking nr. 104/2015 van de openbare aanklager bij het gerechtshof van Kreta,
– gezien artikel 5, lid 2, artikel 6, lid 1, en artikel 9 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A8-0279/2016),
A. overwegende dat de vice-procureur bij het Griekse Hooggerechtshof heeft gevraagd om opheffing van de parlementaire immuniteit van Giorgos Grammatikakis, lid van het Europees Parlement, in verband met vervolging wegens een strafbaar feit waarvan hij wordt beschuldigd;
B. overwegende dat artikel 9 van Protocol nr. 7 Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie bepaalt dat de leden van het Europees Parlement op hun eigen grondgebied dezelfde immuniteiten genieten welke aan de leden van de volksvertegenwoordiging in hun land zijn verleend,
C. overwegende dat ingevolge artikel 62 van de grondwet van de Helleense Republiek leden van het parlement tijdens de parlementaire zittingsperiode niet kunnen worden vervolgd, gearresteerd, gevangen genomen of op andere wijze aan beperkingen worden onderworpen dan alleen met voorafgaande toestemming van het parlement;
D. overwegende dat de Griekse autoriteiten Giorgos Grammatikakis, samen met anderen, willen vervolgen wegens verzuim van bepaalde wettelijke verplichtingen;
E. overwegende dat het in deze zaak gaat om een bespreking die op 8 maart 1996 zou hebben plaatsgevonden over een mogelijke nieuwe particuliere collectieve verzekering - naast de verplichte verzekering - voor alle werknemers van de Universiteit van Kreta en om onwettige betalingen in achtereenvolgende deelbedragen gedurende de periode 2000-2002;
F. overwegende dat een eerdere vervolging in dezelfde zaak voor de periode van na 2000 eindigde met de vrijspraak van alle beschuldigden;
G. overwegende dat de voorgenomen vervolging klaarblijkelijk geen verband houdt met de status van Giorgos Grammatikakis als lid van het Europees Parlement maar wel met zijn vroegere positie als rector van de senaat van de Universiteit van Kreta;
H. overwegende dat de voorgenomen vervolging geen betrekking heeft op een mening of stem die de afgevaardigde in de uitoefening van zijn ambt als lid van het Europees Parlement heeft geuit respectievelijk uitgebracht in de zin van artikel 8 van Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie;
I. overwegende dat de voorgenomen vervolging is uitgebreid tot de periode van 1996 tot 2000 en ook betrekking heeft op de laatste vergadering van de Senaat van de Universiteit van Kreta waarbij Giorgos Grammatikakis nog als rector aanwezig was, en waar de kwestie werd besproken zonder dat er een besluit werd genomen; overwegende dat er geen gronden zijn om aan te nemen dat de strafrechtelijke vervolging is bedoeld om de politieke activiteiten van het lid te schaden;
J. overwegende dat vervolging die tegen vele medeverdachte leden van de Senaat van de Universiteit van Kreta en van de ELKE-commissie werd ingesteld, steeds niet-ontvankelijk werd verklaard wegens verstrijken van de verjaringstermijn van 15 jaar, terwijl anderen in mei 2016 definitief werden vrijgesproken;
K. overwegende dat het verwondering wekt dat pas 20 jaar na de feiten om opheffing van de immuniteit wordt gevraagd, en dat het justitieapparaat in Griekenland al die tijd niet aan vervolging is toegekomen maar alsnog daartoe overgaat nu Giorgos Grammatikakis inmiddels lid is van het Europees Parlement;
L. overwegende dat een zo langzaam werkende rechtspleging nooit rechtvaardig kan zijn omdat de mensen om wie het gaat niet meer dezelfde zijn als 20 jaar geleden; overwegende dat rechtspleging die die naam verdient binnen redelijke tijd haar beslag moet krijgen;
1. besluit de immuniteit van Giorgos Grammatikakis op te heffen zoals Giorgos Grammatikakis zelf heeft gevraagd, zodat achter deze slepende rechtszaak een punt wordt gezet;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en het verslag van zijn bevoegde commissie onmiddellijk te doen toekomen aan de Griekse autoriteiten en aan Giorgos Grammatikakis.
Arrest van het Hof van Justitie van 12 mei 1964, Wagner/Fohrmann en Krier, 101/63, ECLI:EU:C:1964:28; arrest van het Hof van Justitie van 10 juli 1986, Wybot/Faure e.a., 149/85, ECLI:EU:C:1986:310; arrest van het Gerecht van 15 oktober 2008, Mote/Parlement, T-345/05, ECLI:EU:T:2008:440; arrest van het Hof van Justitie van 21 oktober 2008, Marra/De Gregorio en Clemente, C200/07 en C-201/07, ECLI:EU:C:2008:579; arrest van het Gerecht van 19 maart 2010, Gollnisch/Parlement, T-42/06, ECLI:EU:T:2010:102; arrest van het Hof van Justitie van 6 september 2011, Patriciello, C163/10, ECLI: EU:C:2011:543; arrest van het Gerecht van 17 januari 2013, Gollnisch/Parlement, T-346/11 en T-347/11, ECLI:EU:T:2013:23.