Resolutie van het Europees Parlement van 26 oktober 2016 over de tussentijdse herziening van het MFK (2016/2931(RSP))
Het Europees Parlement,,
– gezien de artikelen 311, 312 en 323 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020(1), en met name artikel 2,
– gezien Verordening (EU, Euratom) 2015/623 van 21 april 2015 tot wijziging van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020(2),
– gezien het Interinstitutioneel Akkoord (IIA) van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer(3),
– gezien zijn resolutie van 6 juli 2016 over de voorbereiding van de postelectorale herziening van het MFK 2014-2020: bijdrage van het Parlement in afwachting van het Commissievoorstel(4),
– gezien het voorstel van de Commissie van 14 september 2016 voor een verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (COM(2016)0604) en de bijbehorende documenten (SWD(2016)0299),
– gezien het voorstel van de Commissie van 14 september 2016 voor een wijziging van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer COM(2016)0606,
– gezien de mededeling van de Commissie van 25 oktober 2016 over de tussentijdse herziening van het MFK,
– gezien de ontwerpresolutie van de Begrotingscommissie,
– gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,
1. benadrukt dat het Europees Parlement zich onverminderd zorgen maakt over de ontoereikende middelen die beschikbaar zijn in het huidige meerjarig financieel kader (MFK); wijst op de nieuwe crises en prioriteiten die de afgelopen jaren zijn ontstaan, met name de migratie- en vluchtelingencrisis, externe noodsituaties, kwesties op het gebied van interne veiligheid, de crisis in de landbouw, de financiering van het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) en het aanhoudend hoge werkloosheidsniveau, vooral onder jongeren; wijst ook op de recente ratificatie - door de EU - van de overeenkomst inzake klimaatverandering;
2. benadrukt, na een evaluatie van de werking van het MFK in de eerste helft van de programmeringsperiode als gepresenteerd in zijn resolutie van 6 juli 2016, dat er voor een doeltreffend antwoord op die uitdagingen een aanzienlijke hoeveelheid bijkomende middelen van de EU-begroting nodig is die niet volledig geleverd kon worden in de eerste jaren van het huidige perspectief, vanwege de beperkte financiële middelen die beschikbaar waren in het huidige MFK; benadrukt dat de EU-begroting in overeenstemming moet zijn met de politieke voornemens en strategische doelstellingen van de Europese Unie; herinnert in dit verband aan artikel 311 VWEU, waarin staat dat de Unie zich van de middelen voorziet die nodig zijn om haar doelstellingen te verwezenlijken en haar beleid ten uitvoer te leggen;
3. is van mening dat de herziening van het MFK een unieke kans biedt om een antwoord te bieden op de budgettaire problemen die momenteel de geloofwaardigheid van de Europese Unie aantasten; roept de Raad daarom op zijn verantwoordelijkheid te nemen door de daad bij het woord te voegen en te zorgen voor een realistische, geloofwaardige, samenhangende en duurzame EU-begroting voor de resterende jaren van het huidige perspectief; is van mening dat bij de herziening gestreefd moet worden naar een evenwicht tussen het verwezenlijken van politieke prioriteiten op lange termijn van de Unie en het inspelen op nieuwe uitdagingen; herhaalt zijn beginselstandpunt dat de nieuwe beleidsinitiatieven niet mogen worden gefinancierd ten koste van de bestaande programma's en beleidsmaatregelen; benadrukt dat de EU-begroting transparanter en toegankelijker moet zijn voor de Europese burgers, teneinde hen het vertrouwen in het Europese project te doen herwinnen;
Kader voor de aanstaande onderhandelingen over de MFK-herziening
4. herinnert eraan dat een verplichte postelectorale herziening van het MFK een van de hoofdeisen van het Parlement was bij de onderhandelingen over de vaststelling van het huidige financiële kader; verwelkomt daarom het besluit van de Commissie om een voorstel tot herziening van de MFK-verordening en het IIA in te dienen, na uitvoering van een evaluatie van het MFK 2014-2020, als voorzien in artikel 2 van de MFK-verordening; is van mening dat dit voorstel een goed uitgangspunt voor onderhandelingen vormt;
5. wijst er nogmaals op dat in zijn resolutie over het MFK van 6 juli 2016 zijn mandaat voor de komende onderhandelingen over het MFK uiteen wordt gezet, met inbegrip van alle aspecten van de tussentijdse herziening van het MFK, alsmede belangrijke elementen met betrekking tot het MFK na 2020;
6. benadrukt dat alle wijzigingen die tijdens deze herziening worden overeenkomen zo spoedig mogelijk doorgevoerd moeten worden en reeds moeten worden geïntegreerd in de EU-begroting 2017; vraagt de Raad met klem snel en constructief op het voorstel van de Commissie te reageren en zijn voorzitterschap nu op zo kort mogelijke termijn een onderhandelingsmandaat te geven; is bereid snel te beginnen met constructieve onderhandelingen met de Raad over de tussentijdse herziening van het MFK in het kader van de bemiddelingsprocedure over de begroting 2017, op basis van een gezamenlijk overeengekomen tijdschema en specifieke regelingen voor de onderhandeling; betreurt het dat, terwijl de begrotingsbemiddeling op het punt van beginnen staat, de Raad nog niet gereed is onderhandelingen over het MFK te starten; bevestigt opnieuw ernaar te streven om voor eind 2016 een akkoord te bereiken over beide dossiers;
Antwoord van het Parlement op het Commissievoorstel: naar een ambitieus akkoord over de herziening van het MFK
7. staat positief tegenover de voorgestelde wijzigingen van het MFK-pakket, met name inzake flexibiliteit; betreurt echter dat de Commissie geen voorstellen doet om de huidige MFK-maxima te verhogen, hetgeen een heldere en duurzame oplossing zou bieden voor de financiering van de geraamde behoeften van het EU-beleid tot aan het einde van deze periode; benadrukt zijn standpunt dat de maxima van de rubrieken 1a (Concurrentievermogen voor groei en banen), 1b (Economische, sociale en territoriale samenhang), 3 (Veiligheid en burgerschap) en 4 (Europa als wereldspeler) ontoereikend zijn en verhoogd moeten worden om de Unie in staat te stellen de uitdagingen aan te gaan en haar politieke doelstellingen te verwezenlijken;
8. herinnert in het bijzonder aan zijn eisen betreffende een volledige compensatie van de verlagingen in verband met het EFSI die ten koste gingen van Horizon 2020 en de Connecting Europe Facility (CEF), de voortzetting van het Werkgelegenheidsinitiatief voor de jeugd met hetzelfde jaarlijkse niveau van de kredieten als in 2014 en 2015, en een aanzienlijke verhoging van de middelen voor de aanpak van de migratie- en vluchtelingencrisis in de rubrieken 3 en 4; is positief over het gehele pakket van bijkomende gerichte verhogingen als voorgesteld door de Commissie, die gefinancierd kunnen worden binnen de beschikbare marges tot aan het einde van deze periode, maar benadrukt dat dit voorstel niet ver genoeg gaat om te voldoen aan de verwachtingen van het Parlement op de respectieve terreinen;
9. wijst erop dat de bedragen in het voorstel van de Commissie neerkomen op 12,8 miljard EUR en verschillende componenten omvat; wijst met name op de verhogingen van Horizon 2020 en CEF-Vervoer (elk 0,4 miljard EUR), Erasmus+ en COSME (elk 0,2 miljard EUR) en het Werkgelegenheidsinitiatief voor jongeren (1 miljard EUR), die samen 2,2 miljard EUR aan nieuwe kredieten vertegenwoordigen; wijst erop dat een aantal door de Commissie gepresenteerde wetgevingsvoorstellen, parallel aan de tussentijdse herziening van het MFK (verlenging van het EFSI, Extern Investeringsplan, met inbegrip van het kader voor migratiepartnerschappen, en Wifi4EU) neerkomen op nog eens 1,6 miljard EUR; herinnert eraan dat de Commissie bij de presentatie van de ontwerpbegroting 2017 reeds een verhoging van 1,8 miljard EUR voor migratie had doorgevoerd en haar financiële planning had verhoogd met 2,55 miljard EUR in rubriek 3, naar aanleiding van lopende wetgevingsprocedures; wijst er daarnaast op dat een deel van de voorgestelde verhogingen van de middelen in de rubrieken 1a en 4 reeds deel uitmaken van nota van wijziging nr. 1/2017; wijst er tot slot op dat de technische aanpassing van de bedragen voor het cohesiebeleid, neerkomend op 4,6 miljard EUR, voortvloeit uit een technische exercitie van de Commissie en reeds is toegekend als onderdeel van de technische aanpassing van het financieel kader voor 2017;
10. is van mening dat de mobiliteit van jongeren cruciaal is voor het vergroten van het Europees bewustzijn en de Europese identiteit, met name in de context van de dreigingen van populisme en de verspreiding van onjuiste informatie; beschouwt het als een politieke plicht om aan de hand van de EU-begroting verder te investeren in de Europese jeugd; pleit voor de uitvoering van nieuwe initiatieven zoals het onlangs voorgestelde programma "18th birthday Interrail Pass for Europe", dat inhoudt dat elke Europese burger die 18 wordt een gratis Interrail Pass ontvangt; vraagt dat, in de context van de tussentijdse herziening van het MFK, de nodige financiering voor dit voorstel wordt gegarandeerd;
11. gaat zich er voor inzetten dat de kwestie van het budgetteren van de betalingen van de speciale MFK-instrumenten voor eens en voor altijd wordt geregeld; herinnert eraan dat de Commissie en het Parlement enerzijds en de Raad anderzijds wat deze kwestie betreft nog altijd van mening verschillen, en dat dit bij alle begrotingsonderhandelingen in de loop van het huidige MFK een prominent probleem is geweest; herhaalt zijn standpunt dat betalingskredieten die het resultaat zijn van de gebruikmaking van speciale instrumenten in vastleggingskredieten moeten worden meegeteld naast en bovenop de jaarlijkse MFK-betalingsmaxima; is van mening dat, in overeenstemming met de analyse en voorspelling van de Commissie, de huidige maxima van het MFK alleen gehandhaafd kunnen blijven indien de kwestie in deze zin wordt opgelost;
12. spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over de huidige vertragingen bij de tenuitvoerlegging van EU-programma's onder gedeeld beheer, zoals met name blijkt uit OGB 4/2016, waarmee het begrote betalingsniveau voor 2016 wordt verlaagd met 7,3 miljard EUR; verwacht dat deze vertragingen zullen leiden tot een aanzienlijke ophoping van betalingsaanvragen tegen het einde van het huidige MFK; herinnert eraan dat in het begrotingsjaar 2015 nog betaalbaar te stellen vastleggingen weer hun eerdere hoge niveaus hebben bereikt en dat de uit toekomstige begrotingen te financieren bedragen tot 339 miljard EUR zijn opgelopen; is ervan overtuigd dat al het mogelijke moet worden gedaan om het ontstaan van een nieuwe ophoping van nog niet betaalde rekeningen en een nieuwe crisis met de betalingen, zoals tijdens de vorige periode, te voorkomen; pleit daarom krachtig voor een nieuw, bindend betalingsplan voor de periode 2016-2020, dat door de drie instellingen gezamenlijk moet worden ontwikkeld en vastgesteld; is bovendien van mening dat het volledige gebruik van de overkoepelende marge voor de betalingen, zonder jaarlijkse maxima, een absolute voorwaarde is om deze uitdagingen aan te kunnen gaan;
13. herinnert eens te meer aan zijn vaste standpunt dat elk overschot dat is ontstaan door onderbesteding van de EU-begroting of door boetes als extra inkomsten in de EU-begroting opgenomen moet worden, zonder compenserende aanpassing van de bni-bijdragen (bni = bruto nationaal inkomen); betreurt dat de Commissie dit element niet in zijn voorstel voor de tussentijdse herziening van het MFK heeft opgenomen;
14. benadrukt dat flexibiliteitsbepalingen in de eerste jaren van het huidige MFK van essentieel belang waren voor de financiering van de aanpak van de migratie- en vluchtelingencrisis en de nieuwe politieke initiatieven, boven hetgeen mogelijk was met de strenge MFK-maxima; verwelkomt daarom het voorstel van de Commissie om deze bepalingen verder te verlengen; steunt met name de opheffing van de beperking van de omvang en het bereik van de overkoepelende marge voor vastleggingen, zoals eveneens gevraagd door het Parlement; wijst erop dat de nieuwe jaarlijkse bedragen, voorgesteld voor het flexibiliteitsinstrument en de reserve voor noodhulp, dicht bij de feitelijke niveaus liggen die in 2016 zijn bereikt als gevolg van overdrachten, terwijl het door het Parlement gevraagde bedrag twee keer zo hoog was (respectievelijk 1 miljard EUR en 2 miljard EUR);
15. benadrukt dat de doeltreffende uitvoering van de EU-begroting de hoogste prioriteit blijft voor het Parlement; verwelkomt met name het voorstel van de Commissie om kredieten die zijn geannuleerd als gevolg van het niet uitvoeren van de acties waar ze oorspronkelijk voor waren bedoeld weer op de EU-begroting te plaatsen, en benadrukt dat dit een van de hoofdeisen van het Parlement was in zijn resolutie over het MFK van 6 juli 2016; benadrukt dat deze annuleringen in feite kredieten zijn die reeds door de begrotingsautoriteit zijn goedgekeurd met de bedoeling ze volledig ten uitvoer te leggen en daarom niet kunnen worden beschouwd als nieuwe of bijkomende last voor de nationale schatkisten;
16. steunt het voorstel van de Commissie voor de invoering van een Europese crisisreserve als instrument om snel te reageren op crises, alsmede op gebeurtenissen met ernstige gevolgen op humanitair gebied of voor de veiligheid; is van mening dat de gebruikmaking van dit speciale instrument in geval van een crisis een duidelijke en doeltreffende oplossing zal bieden voor de levering van de benodigde bijkomende middelen; schaart zich achter het voorstel van de Commissie om geannuleerde kredieten te gebruiken, maar is van mening dat dit niet de enige bron kan zijn voor de financiering van dit instrument;
17. wijst nogmaals op het kernbeginsel van de eenheid van de EU-begroting dat wordt ondermijnd door de toename van multinationale fondsen; vraagt dan ook dit beginsel snel toe te passen en het Europees Parlement ondertussen in staat te stellen de vereiste parlementaire controle op deze fondsen uit te oefenen;
18. beschouwt de lopende herziening van het IIA als de gelegenheid bij uitstek om ervoor te zorgen dat de stemprocedures voor de mobilisatie van de speciale MFK-instrumenten geharmoniseerd en afgestemd worden op die welke gelden voor de vaststelling van de algemene begroting van de Unie; vraagt de desbetreffende bepalingen dienovereenkomstig aan te passen;
Parallelle wetgevingsvoorstellen
19. is het volledig eens met het voornemen van de Commissie om de financiële regelgeving te vereenvoudigen, en is van mening dat dit element een belangrijk onderdeel vormt van de tussentijdse herziening van het MFK; wijst in dit verband op het voorstel van de Commissie voor een volledige herziening van het Financieel Reglement alsmede voor wijzigingen van 15 sectorale verordeningen; benadrukt dat de vereenvoudiging gericht moet zijn op het verbeteren en rationaliseren van de uitvoeringspraktijk voor begunstigden; neemt zich voor hiertoe te zullen werken aan een succesvol resultaat binnen een redelijke termijn;
20. wijst erop dat het Parlement en de Raad in het kader van de gewone wetgevingsprocedure besluiten zullen nemen over de wetgevingsvoorstellen over de verlenging van het EFSI, het Extern Investeringsplan, met inbegrip van het kader voor migratiepartnerschappen, en Wifi4EU, die door de Commissie zijn gepresenteerd op hetzelfde moment als de voorstellen over de tussentijdse herziening van het MFK;
Het MFK na 2020
21. wijst erop dat de tussentijdse herziening van het MFK ook het begin moet vormen van een proces voor het opbouwen van consensus over het MFK na 2020; benadrukt dat in dat verband krachtige toezeggingen moeten worden gedaan, met name om de herziening van het stelsel van eigen middelen aan te pakken, met inbegrip van het introduceren van nieuwe eigen middelen, hetgeen het aandeel van de bni-bijdragen in de EU-begroting aanzienlijk kan reduceren, en het geleidelijk afschaffen van alle vormen van korting, alsmede het gelijktrekken van de duur van het MFK met de politieke cycli van de instellingen;
o o o
22. roept de Commissie op de begrotingsautoriteit alle relevante informatie te verstrekken over de budgettaire gevolgen voor het huidige MFK van het referendum in het VK van 23 juni 2016, en daarop aansluitend de uittreding van het VK uit de Europese Unie, zonder vooruit te lopen op de resultaten van de onderhandelingen tussen de twee partijen;
23. benadrukt dat vrede en stabiliteit kernwaarden zijn die door de Unie gehandhaafd moeten worden; is van mening dat het Goede Vrijdagakkoord, dat van cruciaal belang is gebleken voor vrede en verzoening, moet worden beschermd; onderstreept de noodzaak van specifieke maatregelen en programma's om steun te waarborgen voor de regio's die in bijzondere mate getroffen worden in geval van een onderhandelde uittreding uit de EU, nadat artikel 50 van het Verdrag van Lissabon is ingeroepen;
24. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de overige betrokken instellingen en organen, en de regeringen en parlementen van de lidstaten.