Resolutie van het Europees Parlement van 26 oktober 2016 over het Europees semester voor coördinatie van het economisch beleid: uitvoering van de prioriteiten voor 2016 (2016/2101(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), met name artikel 121, lid 2, en artikel 136,
– gezien de mededeling van de Commissie van 18 mei 2016 over het "Europees semester 2016: landspecifieke aanbevelingen" (COM(2016)0321),
– gezien de conclusies van de Europese Raad van 28 en 29 juni 2016 (EUCO 26/16),
– gezien zijn resolutie van 25 februari 2016 over het Europees semester voor coördinatie van het economisch beleid: jaarlijkse groeianalyse 2016(1),
– gezien de mededeling van de Commissie van 7 april 2016 getiteld "Europees Semester 2016: beoordeling van structurele hervormingen, preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden, en resultaten van diepgaande evaluaties ingevolge Verordening (EU) nr. 1176/2011" (COM(2016)0095),
– gezien de verslagen van de Commissie getiteld "Jaarlijkse groeianalyse 2016" (COM(2015)0690), "Waarschuwingsmechanismeverslag 2016" (COM(2015)0691), en "Ontwerp van het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid" (COM(2015)0700), de aanbeveling van de Commissie voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone (COM(2015)0692), en het voorstel van de Commissie van 26 november 2015 voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het steunprogramma voor structurele hervormingen voor de periode 2017-2020 (COM(2015)0701),
– gezien het verslag van de vijf voorzitters van 22 juni 2015, getiteld "De voltooiing van Europa's Economische en Monetaire Unie",
– gezien zijn resolutie van 24 juni 2015 over de evaluatie van het kader voor economische governance: balans en uitdagingen(2),
– gezien zijn resolutie van 1 december 2011 over het Europees semester voor economische beleidscoördinatie(3),
– gezien de mededeling van de Commissie van 13 januari 2015 getiteld "Optimaal benutten van de flexibiliteit binnen de bestaande regels van het stabiliteits- en groeipact" (COM(2015)0012),
– gezien Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2015 betreffende het Europees Fonds voor strategische investeringen, de Europese investeringsadvieshub en het Europese investeringsprojectenportaal en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1291/2013 en (EU) nr. 1316/2013 – het Europees Fonds voor strategische investeringen(4),
– gezien de mededeling van de Commissie van 26 november 2014 getiteld "Een investeringsplan voor Europa" (COM(2014)0903),
– gezien het Groenboek van de Commissie van 18 februari 2015 getiteld "Het opbouwen van een kapitaalmarktunie" (COM(2015)0063),
– gezien de mededeling van de Commissie van 17 juni 2015 getiteld "Een eerlijk en doeltreffend vennootschapsbelastingstelsel in de Europese Unie: vijf belangrijke actiegebieden" (COM(2015)0302),
– gezien zijn resoluties van 5 februari 2013(5) en 15 september 2016(6) over betere toegang tot financiering voor kmo's,
– gezien artikel 52 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken en de adviezen van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, de Commissie interne markt en consumentenbescherming, de Commissie regionale ontwikkeling en de Commissie cultuur en onderwijs (A8-0309/2016),
A. overwegende dat de voorjaarsprognose 2016 van de Commissie een verwachte groei van 1,6 % voor de eurozone vermeldt en van 1,8 % voor de EU in 2016;
B. overwegende dat er nog altijd veel te weinig wordt geïnvesteerd in Europa, en dat de interne vraag moet worden aangezwengeld en de macro-economische onevenwichtigheden moeten worden gecorrigeerd, naast het bevorderen van de investeringen in de EU;
C. overwegende dat de werkloosheid in het algemeen (en de structurele werkloosheid in het bijzonder) in de EU nog steeds een van de grootste uitdagingen vormt voor de lidstaten, aangezien deze momenteel bijzonder hoog is (10,5 miljoen langdurig werklozen in de EU); overwegende dat de cijfers zich in vergelijking met de voorgaande jaren wel enigszins hebben verbeterd, maar dat de jeugdwerkloosheid en de werkloosheidsniveaus in het algemeen in de Europese periferie nog altijd veel hoger zijn dan de gemiddelden in kwestie in de EU;
D. overwegende dat de dalende olieprijzen en de geringe economische groei aan het begin van 2016 bijkomende factoren lijken te zijn voor het negatieve inflatiecijfer;
E. overwegende dat politieke ontwikkelingen zoals de resultaten van het referendum in het VK en de betrekkingen met Rusland, alsook de onzekere mondiale economische ontwikkelingen, het investeringsklimaat nog verder negatief hebben beïnvloed;
F. overwegende dat de instroom van vluchtelingen in de lidstaten de investeringen in de lidstaten ook hebben belemmerd;
G. overwegende dat de aanbevelingen van het Europees semester aan de lidstaten door de landen in ongeveer gelijke mate worden opgevolgd als de unilaterale OESO-aanbevelingen (29% tegenover 30% in 2014);
H. overwegende dat het Europees Parlement - in zijn resolutie over de jaarlijkse groeianalyse 2016 - zowel de verbeterde beleidsmix heeft toegejuicht, als om speciale aandacht voor de eurozone heeft gevraagd; verder overwegende dat het Parlement de nadruk heeft gelegd op meer investeringen, duurzame hervormingen en gezonde overheidsfinanciën, met het oog op het verder bevorderen van hogere groeicijfers en herstel in Europa;
Europa's uitdagingen in het kader van de wereldwijde economische vertraging
1. merkt bezorgd op dat de EU-economie minder zal groeien dan op basis van de Europese economische lenteprognose 2016 werd verwacht, aangezien het bbp in de eurozone naar verwachting met slechts 1,6 % zal toenemen, om in 2017 uit te komen op 1,8 %;
2. benadrukt dat de uitdagingen in de EU gerelateerd zijn aan het verslechterende internationale klimaat, het feit dat geen duurzame hervormingen worden doorgevoerd en de verschillen tussen de economische en sociale resultaten in verschillende delen van de Unie; onderstreept dat verbeteringen nodig zijn op de gebieden groei, cohesie, productiviteit en concurrentievermogen; is van oordeel dat de achterblijvende duurzame investeringen en de problemen bij de voltooiing van de interne markt betekenen dat het groeipotentieel van de EU niet volledig tot wasdom komt;
3. is verheugd over de aandacht die de Commissie in haar landspecifieke aanbevelingen voor 2016 besteedt aan de drie hoofdprioriteiten om de economische groei verder te ontwikkelen, namelijk steun voor investeringen voor innovatie, groei en nieuwe werkgelegenheid, het doorvoeren van sociaal evenwichtige structurele hervormingen, en het bevorderen van gezonde overheidsfinanciën; onderstreept evenwel dat de Commissie - overeenkomstig het pact voor stabiliteit en groei - meer moet doen om de duurzaamheid van de overheidsfinanciën te verbeteren, onder andere door de flexibiliteitsclausules van het pact volledig te gebruiken, in overeenstemming met de mededeling van de Commissie van 13 januari 2015 (COM(2015)0012);
4. is zich bewust van het belang van samenhang tussen de instrumenten van het cohesiebeleid en het bredere kader van de economische governance, met het oog op ondersteuning van de nodige herstelinspanningen om te zorgen voor naleving van de regels van het Europees semester; onderstreept echter dat de legitimiteit van het cohesiebeleid voortvloeit uit de Verdragen, en dat dit beleid de Europese solidariteit belichaamt, gezien het feit dat het als hoofddoelstellingen heeft de economische, sociale en territoriale samenhang in de EU te versterken door de verschillen tussen de ontwikkelingsniveaus van de verschillende regio's te beperken, investeringen te financieren die verband houden met de Europa 2020-doelstellingen en de EU dichter bij haar burgers te brengen; is dan ook van mening dat maatregelen die de doeltreffendheid van ESI-fondsen koppelen aan een gezonde economische governance met de nodige voorzichtigheid en op evenwichtige wijze moeten worden toegepast, maar alleen als laatste redmiddel, en dat verslag moet worden uitgebracht over het effect ervan; herinnert er tevens aan dat de toepassing van dergelijke maatregelen altijd gerechtvaardigd en transparant moet zijn en rekening moet houden met de sociaal-economische omstandigheden in de betrokken lidstaat, om een beperking van de regionale en lokale investeringen te voorkomen, die absoluut essentieel zijn voor de economieën van de lidstaten, in het bijzonder voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's), daar hun investeringen de groei en de werkgelegenheid maximaliseren en het concurrentievermogen en de productiviteit stimuleren, met name in tijden waarin de overheidsuitgaven onder grote druk staan; wijst, met betrekking tot de gevallen van de twee lidstaten die het voorwerp vormden van de besluiten van de Raad van 12 juli 2016 in het kader van de procedure bij buitensporige tekorten op basis van artikel 126, lid 8, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), op het voorstel van de Commissie van 27 juli 2016 en het daaropvolgende besluit van de Raad van 8 augustus 2016 om de boetes die opgelegd hadden kunnen worden te annuleren, rekening houdend met de met redenen omklede verzoeken van de lidstaten, de moeilijke economische situatie, de hervormingsinspanningen van beide landen en hun toezegging om zich aan de regels van het groei- en stabiliteitspact te zullen houden; is in deze context van mening dat bij het voorstel om de vastleggingen voor de ESI-fondsen voor 2017 gedeeltelijk op te schorten in het kader van maatregelen die de doeltreffendheid van ESI-fondsen koppelen aan een gezonde economische governance, rekening moet worden gehouden met de standpunten van het Parlement die in de gestructureerde dialoog worden ingenomen;
5. is verheugd over het aanhoudende streven van de Commissie om het aantal aanbevelingen te beperken en het semester te stroomlijnen door zich bij het formuleren van de beleidsdoelstellingen voor de komende 18 maanden vooral te richten op belangrijke prioritaire thema’s van macro-economische en sociale relevantie; herhaalt dat dit de tenuitvoerlegging van aanbevelingen vergemakkelijkt in overeenstemming met de reeks alomvattende en zinvolle economische en sociale benchmarks; onderstreept dat minder aanbevelingen ook tot een grotere thematische focus moet leiden; beklemtoont dat het belangrijk is economische verschillen te verkleinen en tussen de lidstaten tot opwaartse convergentie te komen;
6. staat volledig achter de geleverde inspanningen voor een grotere nationale betrokkenheid bij het formuleren en toepassen van landspecifieke aanbevelingen als onderdeel van een aanhoudend hervormingsproces; is van oordeel dat, teneinde de betrokkenheid van het nationale niveau te vergroten en tot een doeltreffender tenuitvoerlegging van de landspecifieke aanbevelingen te komen, en gezien het feit dat de plaatselijke en regionale autoriteiten meer dan de helft van de aanbevelingen in kwestie ten uitvoer moeten leggen, de aanbevelingen in kwestie helder vorm moeten worden gegeven rond op Europees niveau, met betrokkenheid van de nationale parlementen en, in voorkomend geval, de regionale en plaatselijke autoriteiten, nauw afgebakende en gestructureerde prioriteiten; herhaalt dat, gezien de verdeling der machten en bevoegdheden in de verschillende lidstaten, de landspecifieke aanbevelingen beter ingang zouden kunnen vinden middels de actieve participatie van de plaatselijke en regionale autoriteiten, en steunt in dit verband het voorstel - van het Comité van de Regio's - voor een gedragscode voor de deelname van de plaatselijke en regionale autoriteiten in het Europees semester; verzoekt de lidstaten hun nationale hervormingsprogramma's aan een gedegen democratische toetsing in hun respectieve nationale parlementen te onderwerpen;
7. beklemtoont dat de lange economische crisis in Europa duidelijk heeft gemaakt dat er grote behoefte bestaat aan investeringen in bijvoorbeeld onderwijs, innovatie en onderzoek & ontwikkeling, en dat het concurrentievermogen van de EU moet worden vergroot middels duurzame structurele hervormingen gericht op nieuwe kwalitatief hoogwaardige werkgelegenheid, en middels gezondmaking van de overheidsfinanciën, teneinde te komen tot een beter klimaat voor banen, het bedrijfsleven (met name kmo's) en investeringen; neemt - één jaar na de oprichting ervan - kennis van de resultaten van het Europees Fonds voor strategische investeringen; beklemtoont dat het belangrijk is ervoor te zorgen dat het EFSI in minder ontwikkelde en overgangsregio's meer ingang vindt, te wijzen op het aanvullende karakter van zijn investeringen en te werken aan investeringsplatforms, waaronder op regionaal niveau;
8. onderstreept dat de nog altijd te hoge werkloosheidscijfers, met name voor jongeren, laten zien dat in een aantal lidstaten de capaciteit om kwalitatief hoogwaardige banen te creëren beperkt is, en dat - in overleg met de sociale partners en in overeenstemming met de nationale praktijken - meer moet worden gedaan om te komen tot meer investeringen in vaardigheden, arbeidsmarkten inclusiever te maken en de sociale uitsluiting en de toenemende inkomensongelijkheid en verschillende in rijkdom te reduceren, in combinatie met het gezond houden van de overheidsfinanciën; constateert dat ondersteunende maatregelen om kmo's gemakkelijker toegang te geven tot financiering, noodzakelijk zijn om de aanhoudende hoge werkloosheid in een groot aantal lidstaten effectief te bestrijden;
9. beklemtoont dat de huidige economische situatie, waarin liquiditeitsoverschotten samengaan met rentetarieven die zich bewegen in de richting van de nulgrens, zwakke vraagvooruitzichten en geringe investeringen en bestedingen door huishoudens en bedrijven, vraagt om toepassing van de vernieuwde beleidsmix zoals voorgesteld door de Commissie om groei tot stand te brengen; geeft aan dat monetair beleid alléén - wanneer het niet wordt aangevuld met investeringen en duurzame structurele hervormingen- niet volstaat om groei tot stand te brengen;
Prioriteiten en doelstellingen van de aanbevelingen voor 2016
10. wijst erop dat de Commissie aanbevolen heeft voor drie landen de buitensporigtekortprocedure (PTB) stop te zetten; is het eens met de Commissie dat grote en constante overschotten op de lopende rekening aangeven dat de vraag en investeringen, met name langetermijninvesteringen, gestimuleerd moeten worden om de uitdagingen van de toekomst op de gebieden transport en communicatie, de digitale economie, onderwijs en onderzoek, klimaatverandering, energie, milieubescherming en de vergrijzende bevolking het hoofd te kunnen bieden; verzoekt de Commissie verantwoord en duurzaam begrotingsbeleid, dat een sterke basis schept voor groei en herstel in alle lidstaten, actief te blijven aanmoedigen, door meer nadruk te leggen op investeringen en doeltreffende overheidsuitgaven, en duurzame en sociaal evenwichtige structurele hervormingen te ondersteunen;
11. is daarnaast van oordeel dat er aanvullende maatregelen nodig zijn om de financieringsmogelijkheden, met name voor kmo's, te vergroten en het aantal oninbare leningen in de eurozone in overeenstemming met de EU-wetgeving terug te dringen, teneinde de bankbalansen gezonder te maken en banken tegelijkertijd meer mogelijkheden te geven tot kredietverstrekking aan de reële economie; onderstreept het belang van het stapsgewijs voltooien en ten uitvoer leggen van de bankenunie, en van het ontwikkelen van de kapitaalmarktenunie, teneinde tot een stabiel klimaat voor investeringen en groei te komen, en versnippering van de financiële markt in de eurozone te vermijden;
12. onderstreept het feit dat investeringen tot dusver zijn achtergebleven en niet tot duurzame en inclusieve groei in de EU hebben geleid, en het ondernemersklimaat niet mede hebben helpen verbeteren; is van oordeel dat het monetair beleid moet worden aangevuld met geëigende maatregelen op het vlak van de overheidsfinanciën ter verbetering van de groei in de EU, overeenkomstig de regels van het stabiliteits- en groeipact, met inbegrip van de flexibiliteitsclausules daarvan; merkt op dat de investeringen op het niveau van de plaatselijke en regionale overheden de voorbije jaren sterk zijn gedaald, maar desalniettemin nog altijd goed zijn voor ongeveer 60 % van de overheidsinvesteringen in de EU; onderstreept dat investeringsbeleidsinstrumenten zoals het EFSI en de ESIF-fondsen zowel goed gecombineerd moeten worden, alsook onderling complementair moeten zijn, teneinde de toegevoegde waarde van de inspanningen van de Unie te vergroten door middel van het aantrekken van aanvullende middelen van particuliere investeerders; benadrukt derhalve dat lokale en regionale overheden moeten worden betrokken bij het opzetten en ontwikkelen van projecten in het kader van het steunprogramma voor structurele hervormingen (SRSP);
Beleidsreacties en conclusies
13. benadrukt dat het algemene vermogen van de EU om groei te genereren en kwaliteitsbanen te scheppen en vast te houden, en daarmee de hoge werkloosheid aan te pakken, moet worden vergroot door een groeibevorderend regelgevingskader tot stand te brengen; is van oordeel dat migratie van nut kan zijn bij het compenseren van de negatieve gevolgen van de vergrijzing, waarbij dit afhangt van het vermogen van de lidstaten om de vaardigheden van de migranten beter te gebruiken en de systemen voor het beheer van arbeidsmigratie af te stemmen op de behoeften van de arbeidsmarkt;
14. beklemtoont het belang van inclusieve onderwijsstelsels (met name wat beroepsopleidingen betreft) die innovatie en creativiteit bevorderen en vaardigheden bijbrengen waar op de arbeidsmarkt vraag naar is; geeft aan dat - in overeenstemming met de EU-waarden van solidariteit en subsidiariteit - een passende balans moet worden gevonden tussen economische, sociale en menselijke kosten, onder vermijding van een neerwaartse spiraal bij zowel lonen, als arbeidsomstandigheden, en dat tegelijkertijd het belang voor ogen moet worden gehouden van investeringen in menselijk kapitaal, onderzoek & ontwikkeling, de opwaardering van onderwijsstelsels en beroepsopleidingen, inclusief een leven lang leren; is van oordeel dat goeddoordacht beleid nodig is ter bevordering van innovatie en onderzoek & ontwikkeling, het aanzwengelen van productiviteit en stabiele en duurzame groei, en ter bestrijding van de bestaande structurele uitdagingen, waarmee de innovatiekloof met andere economieën kan worden gedicht;
15. vraagt de Commissie prioriteit toe te kennen aan maatregelen die iets doen aan de belemmeringen voor méér investeringen en handel, die het gevolg zijn van het gebrek aan duidelijkheid op het niveau van de EU over de te volgen strategieën, en dat met name op de volgende gebieden: energie, transport, communicatie en de digitale economie; neemt kennis van de gevolgen voor de kredietverstrekking door banken – in het verlengde van de oprichting van de bankenunie en ook op nationaal niveau – van complexe rechtsstelsels, corruptie, onvoldoende transparantie in de financiële sector, achterhaalde bureaucratie, tekortschietende automatisering van publieke diensten, een verkeerde inzet van middelen, obstakels voor de interne markt in de bank- en verzekeringssector, en een mismatch tussen de onderwijsstelsels enerzijds en de behoeften van de arbeidsmarkt en de voltooiing van de interne markt anderzijds;
16. betreurt het dat, wat de Europa 2020-strategie betreft, in het kader waarvan de bestrijding van armoede voor het eerst deel van een EU-programma uitmaakte, de doelstelling van het reduceren van de omvang van de armoede in de Unie niet zal worden gehaald; is van mening dat armoedebestrijding vanaf de ontwerpfase in alle EU-beleid moet worden opgenomen;
17. onderstreept dat het belangrijk is buitensporige belastingheffing op arbeid te vermijden, aangezien excessieve belasting ertoe leidt dat de inactieve bevolking, werklozen, tweede kostwinners en mensen met een laag inkomen minder gestimuleerd zijn om weer aan het werk te gaan;
18. neemt kennis van de lopende gesprekken tussen de Commissie en de lidstaten over de methode voor het berekenen van de outputkloof;
19. wijst erop dat eraan moet worden gewerkt de resterende investeringsbelemmeringen in de lidstaten weg te werken en een geschiktere beleidsmix te ontwikkelen gericht op duurzame groei, met inbegrip van een echte focus op uitgaven voor onderzoek & ontwikkeling; is van mening dat publieke en private steun voor onderzoek en instellingen voor hoger onderwijs van cruciaal belang is voor een concurrerender Europese economie, en dat de zwakte of zelfs het ontbreken van deze infrastructuur bepaalde landen enorm benadeelt; benadrukt dat er geen ideaal, uniform recept voor een EU-innovatiebeleid bestaat, maar dat, om de innovatiecapaciteitskloof in de EU te dichten, er voldoende gedifferentieerde innovatiebeleidsmaatregelen in de lidstaten nodig zijn, die voortbouwen op reeds behaalde successen;
20. verwelkomt het in december 2015 in Parijs op de klimaatconferentie (COP21) bereikte akkoord en vraagt de lidstaten en de Commissie het akkoord ten uitvoer te leggen;
Sectorale bijdragen aan het Europees semester 2016
Werkgelegenheid en sociale zaken
21. is van mening dat de Raad en de Commissie ernaar moeten streven dat de begrotingsconsolidatie geflankeerd wordt door maatregelen die bijdragen aan het verkleinen van de ongelijkheid, en wijst erop dat het Europees-semesterproces antwoorden moet helpen geven op bestaande en nieuwe sociale uitdagingen, waardoor de economie doeltreffender kan werken; wijst erop dat sociale investeringen in menselijk kapitaal een belangrijke aanvullende maatregel moeten vormen, aangezien menselijk kapitaal een groeifactor is en mededinging en ontwikkeling aandrijft; verzoekt om belangrijke structurele hervormingen die in LSA's worden bepleit, gepaard te laten gaan met een sociale effectbeoordeling voor de korte, middellange en lange termijn, om tot een beter inzicht te komen in de sociale en economische gevolgen en de gevolgen voor de werkgelegenheid, en met name het effect op het scheppen van nieuwe banen en de economische groei;
22. benadrukt dat de werkloosheid, en met name de jeugdwerkloosheid, een allesoverheersend probleem voor de Europese maatschappijen blijft, en dat volgens de Commissie de werkloosheid weliswaar geleidelijk blijft afnemen, maar met 21,2 miljoen werklozen in april 2016 nog steeds hoger ligt dan in 2008 en dat de verschillen tussen de lidstaten enorm zijn; wijst op de behoefte aan een kwalitatieve en kwantitatieve evaluatie van de gecreëerde werkgelegenheid, om uit te sluiten dat de werkgelegenheidscijfers alleen maar zijn gestegen als gevolg van onzekere dienstverbanden of een afname van de actieve bevolking; stelt vast dat ondanks de resultaten op het gebied van vaardigheden en kennis de onderwijs- en opleidingsstelsels van sommige lidstaten op internationaal niveau zwak presteren en tot een toenemend tekort aan vaardigheden leiden, wat ertoe bijdraagt dat 39 % van de bedrijven nog steeds moeite heeft om personeel met de vereiste vaardigheden te vinden; dringt erop aan in de LSA's meer voorrang te geven aan oplossingen voor het structurele onevenwicht op de arbeidsmarkt, met inbegrip van langdurige werkloosheid en slechte afstemming van vaardigheden, en benadrukt dat er meer moet worden geïnvesteerd in de ontwikkeling van de onderwijs- en opleidingsstelsels om zo de maatschappij de instrumenten en mogelijkheden aan te reiken om mee te gaan met de veranderende vraag op de arbeidsmarkt;
23. wijst erop dat het aantal mensen in de EU dat het risico van armoede en sociale uitsluiting loopt, tussen 2008 en 2014 met 4,2 miljoen is toegenomen, waarmee het totale aantal op meer dan 22 miljoen (22,3 %) is gekomen; merkt op dat de Commissie heeft gesteld dat "de meeste lidstaten nog steeds af te rekenen [hebben] met de acute sociale gevolgen van de crisis"; verzoekt om grotere inspanningen van de Commissie en de lidstaten gericht op beperking van armoede, sociale uitsluiting en toenemende ongelijkheid, teneinde de economische en sociale verschillen tussen de lidstaten en in de samenleving aan te pakken; is van mening dat de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting en het verkleinen van de ongelijkheid als topprioriteiten in de LSA's moeten worden opgenomen, omdat dit uiterst belangrijk is voor een aanhoudende economische groei en een maatschappelijk duurzaam uitvoeringstempo;
24. herhaalt dat, zoals het Parlement heeft gesteld, sociaal verantwoorde hervormingen gebaseerd moeten zijn op solidariteit, integratie, sociale rechtvaardigheid en een billijke welvaartsverdeling – een model dat gelijkheid en sociale bescherming waarborgt, kwetsbare groepen beschermt en de levensomstandigheden van alle burgers verbetert;
25. is van mening dat economische groei een positief maatschappelijk effect moet hebben; is tevreden met de invoering van de drie nieuwe hoofdstukken werkgelegenheidsindicatoren in het macro-economische scorebord; herhaalt de oproep om deze op een gelijk niveau met de bestaande economische indicatoren te brengen teneinde te garanderen dat interne onevenwichtigheden beter worden beoordeeld en structurele hervormingen doeltreffender worden; wenst in dit verband, om een selectieve toepassing te vermijden, dat op grond van deze indicatoren grondige analyses kunnen worden uitgevoerd, zodat het oorzakelijk verband tussen beleid en maatregelen beter wordt begrepen; stelt voor een procedure voor sociale onevenwichtigheden in de LSA's op te nemen om een neerwaartse spiraal op het gebied van sociale normen te voorkomen, uitgaande van een doeltreffend gebruik van de sociale en werkgelegenheidsindicatoren in het macro-economische toezicht; is van mening dat, als aan werkgelegenheids- en economische indicatoren hetzelfde gewicht wordt toegekend, dit gepaard moet gaan met een versterking van de rol van de Raad Epsco binnen het Europees semester;
26. is van mening dat de invoering van de drie werkgelegenheidsindicatoren aantoont dat de Europese werkgelegenheidsstrategie, met inbegrip van de werkgelegenheidsrichtsnoeren, een belangrijke rol speelt in het economische bestuur van de EU, maar dat er meer inspanningen nodig zijn, met name via de invoering van sociale indicatoren;
27. erkent dat de Commissie een begin heeft gemaakt met de oprichting van een Europese pijler van sociale rechten, maar wijst erop dat het raadplegingsproces resultaten moet opleveren en dat er vervolgens nieuwe doeltreffende stappen moeten worden ondernomen die gericht zijn op een diepere, eerlijkere EU en een belangrijke rol moeten spelen bij de aanpak van ongelijkheid; benadrukt in dit verband het verslag van de vijf voorzitters, waarin wordt opgeroepen tot een grotere economische en sociale convergentie, maar wordt erkend dat er geen universele oplossingen bestaan; is in die zin van mening dat gemeenschappelijk beleid telkens moet worden aangepast aan elke lidstaat; is van mening dat Europees optreden zich ook moet richten op ongelijkheid en inkomensverschillen in de lidstaten en meer moet inhouden dan alleen het aanpakken van de situatie van de meest hulpbehoevenden;
28. erkent dat in het kader van het Europees semester sterker het accent wordt gelegd op werkgelegenheid en sociale prestaties; roept de lidstaten onder eerbiediging van hun bevoegdheden op om dringend maatregelen te nemen voor fatsoenlijk werk tegen een behoorlijk loon, toegang tot een toereikend minimuminkomen en sociale bescherming (waardoor het armoedecijfer al is teruggedrongen van 26,1 % naar 17,2 %) en kwalitatief goede overheidsdiensten, en pleit voor de ontwikkeling en totstandbrenging van een behoorlijk, duurzaam socialezekerheidsstelsel; verzoekt de Commissie om de lidstaten te helpen en beste praktijken met hen uit te wisselen om de administratieve capaciteit op nationaal, regionaal en lokaal niveau te verbeteren, omdat dit een centrale voorwaarde is om de langetermijninvesteringen opnieuw aan te zwengelen en te zorgen voor werkgelegenheid en duurzame groei;
29. benadrukt dat de instelling en het beheer van socialezekerheidsstelsels onder de bevoegdheid van de lidstaten vallen en dat de Unie hier coördinerend, maar niet harmoniserend optreedt;
30. erkent dat de vaststelling van lonen een bevoegdheid van de lidstaten is, die overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel moet worden gerespecteerd;
31. neemt nota van het feit dat de jeugdwerkloosheid is gedaald, maar wijst erop dat deze nog steeds ongelooflijk hoog is, met meer dan 4 miljoen personen jonger dan 25 jaar in de EU die geen baan hebben, waarvan 2,885 miljoen in de eurozone; betreurt het dat meer dan drie jaar na de start van het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief de uitvoering van de jongerengarantie zulke ongelijke resultaten oplevert en soms geen effect sorteert; verzoekt de Commissie om in oktober 2016 een grondige analyse van de uitvoering ervan te presenteren, die als basis kan dienen voor de voortzetting van het programma;
32. brengt in herinnering dat de werkloosheidsuitkeringen in veel lidstaten jaar na jaar dalen als gevolg van onder andere langdurige werkloosheid, waardoor het aantal personen dat onder de armoede- en sociale-uitsluitingsdrempel leeft toeneemt; verzoekt om toereikende werkloosheidsuitkeringen zodat de betrokkenen een waardig leven kunnen leiden, en om acties voor de vlotte integratie van deze personen op de arbeidsmarkt;
33. benadrukt het feit dat de onevenwichtigheden in de pensioenstelsels eigenlijk het gevolg zijn van werkloosheid, loondevaluatie en onzeker werk; verzoekt daarom om hervormingen die een toereikende financiering verzekeren voor een sterke eerste pensioenpijler en bijgevolg fatsoenlijke pensioenen die ten minste boven de armoedegrens liggen;
34. herinnert er nogmaals aan dat het vrije verkeer van personen fundamenteel is om de convergentie en integratie tussen Europese landen te bevorderen;
35. merkt op dat het aantal aanbevelingen (aan vijf lidstaten) inzake minimuminkomensstelsels toeneemt; roept, rekening houdend met het feit dat grote inkomensongelijkheden niet alleen nadelig zijn voor de sociale cohesie, maar ook voor een duurzame economische groei (zoals zowel het IMF als de OESO onlangs hebben verklaard), de Commissie op om de belofte van voorzitter Juncker in zijn openingsrede waar te maken, namelijk om alle Europeanen te voorzien van een toereikend inkomen via een Europees kader voor een minimuminkomen waarmee de basiskosten van levensonderhoud worden gedekt, met eerbiediging van de nationale praktijken en het subsidiariteitsbeginsel;
36. is bezorgd over de toenemende inkomensongelijkheid, die deels verband houdt met ondoeltreffende arbeidsmarkthervormingen; vraagt de Commissie en de lidstaten maatregelen te nemen om de kwaliteit van de banen te verbeteren teneinde de segmentering van de arbeidsmarkt te verminderen, in combinatie met maatregelen om de minimumlonen tot een fatsoenlijk niveau te verhogen en het collectief overleg en de positie van de werknemers in de loonvormingssystemen te versterken teneinde de loonspreiding te verkleinen; waarschuwt dat het management van bedrijven de afgelopen decennia een groter deel van de economische voordelen heeft ontvangen, terwijl de lonen van de werknemers zijn gestagneerd of zijn verlaagd; is van mening dat deze buitensporige loonspreiding de ongelijkheid doet toenemen en de productiviteit en het concurrentievermogen van bedrijven schaadt;
37. is bezorgd over de langdurige werkloosheid die met 10,5 miljoen personen in de EU nog steeds hoog is, en herinnert eraan dat hun integratie op de arbeidsmarkt cruciaal is voor de duurzaamheid van de socialebeschermingsstelsels en voor hun zelfvertrouwen; betreurt dan ook het gebrekkige optreden van de lidstaten bij de uitvoering van de aanbeveling van de Raad betreffende de integratie van langdurige werklozen op de arbeidsmarkt; herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om inspanningen te steunen die inclusieve kansen voor levenslang leren bieden aan werknemers en werkzoekenden van alle leeftijden, en om zo snel mogelijk maatregelen te nemen om de toegang tot EU-financiering te verbeteren en, indien mogelijk, aanvullende middelen te mobiliseren;
38. is van mening dat sociale bescherming, onder meer pensioenen en diensten zoals gezondheidszorg, kinderopvang en langdurige zorg, essentieel blijft voor een evenwichtige, inclusieve groei, een langer beroepsleven, nieuwe banen en het verkleinen van ongelijkheden; verzoekt daarom de Commissie en de lidstaten om beleid te bevorderen dat toereikende, adequate, doeltreffende en kwalitatief goede socialebeschermingsstelsels garandeert, die tijdens alle levensfasen van een persoon zorgen voor een waardig bestaan, ongelijkheden tegengaan en de inclusie bevorderen, teneinde armoede uit te roeien, met name onder personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten en de meest kwetsbare groepen;
39. wijst op de fysieke en digitale hindernissen en belemmeringen waar gehandicapten nog steeds mee te maken hebben; hoopt dat de door de Commissie voorgestelde wetgeving inzake gehandicapten op korte termijn ten uitvoer wordt gelegd en dat daarin het accent op doeltreffende wijze wordt gelegd op specifieke maatregelen om de inclusie en de toegankelijkheid te bevorderen;
Interne markt
40. is verheugd over het grote aantal landspecifieke aanbevelingen ter ondersteuning van een goed werkende en geïntegreerde interne markt, waaronder financierings- en investeringsmogelijkheden ten gunste van bedrijven, met name kmo's, en nieuwe banen, e-overheid, overheidsopdrachten en wederzijdse erkenning, met inbegrip van de wederzijdse erkenning van kwalificaties; benadrukt dat handhaving cruciaal is om deze beleidsgebieden effect te laten sorteren; acht het in dit opzicht cruciaal dat de Commissie bij de landspecifieke aanbevelingen zo veel mogelijk aandacht besteedt aan de invoering van langetermijnhervormingen met een grote impact, vooral op het vlak van sociale investeringen, werkgelegenheid en opleiding;
41. stelt dat de interne markt de ruggengraat vormt van de economie van de EU, en benadrukt dat een inclusieve interne markt met een verbeterde governance die ten goede komt aan betere regelgeving en concurrentie, een cruciaal instrument is om de groei, cohesie, de werkgelegenheid en het concurrentievermogen te versterken, en het vertrouwen van het bedrijfsleven en de consumenten te behouden; verzoekt de Commissie dan ook de geboekte vooruitgang van de lidstaten te volgen, en wijst op het belang van de officiële opname van de interne-marktpijler in het Europees semester om de indicatoren van de interne markt constant te kunnen bijhouden, waardoor de voortgang van de lidstaten bij hun landspecifieke aanbevelingen systematisch kan worden opgevolgd en beoordeeld;
42. is verheugd over de vastbeslotenheid van de Commissie om iets te doen aan het gebrek aan coördinatie op belastinggebied binnen de EU en in het bijzonder aan de moeilijkheden die de kmo's ondervinden als gevolg van de complexiteit van uiteenlopende nationale btw-regels; verzoekt de Commissie de haalbaarheid na te gaan van verdergaande coördinatie en met name de mogelijkheid te verkennen van een vereenvoudigde btw-benadering op de interne digitale markt;
43. veroordeelt de barrières die nog altijd bestaan of opgeworpen zijn en die een goed werkende en geïntegreerde interne markt in de weg staan; wijst met name op de gedeeltelijke omzetting en tenuitvoerlegging van de dienstenrichtlijn door veel lidstaten, en verzoekt de Commissie de verbintenissen die de lidstaten zijn aangegaan in de EU-wetgeving doeltreffender te handhaven; herinnert aan de toezegging van de Commissie om zo nodig gebruik te maken van inbreukprocedures en daarmee toe te zien op de volledige tenuitvoerlegging van de wetgeving inzake de interne markt voor goederen en diensten en in de digitale sector;
44. wijst erop dat het systeem voor de erkenning van beroepskwalificaties gestoeld is op de beginselen van onderling vertrouwen tussen rechtssystemen en een wederzijdse controle van de kwaliteit van kwalificaties; stelt vast dat er verdere maatregelen nodig zijn om de wederzijdse erkenning van professionele kwalificaties beter ten uitvoer te leggen; onderstreept dat adequate handhaving en betere regulering essentieel zijn, gezien de versnippering van de interne markt waardoor de economische bedrijvigheid en de keuze van de consument wordt beperkt, en wel in alle economische sectoren en bij zowel bestaande als toekomstige wetgeving; vindt het verheugend dat de gereguleerde kwalificaties en beroepen in kaart worden gebracht zodat er een interactieve openbare databank ontstaat waaruit de lidstaten kunnen putten voor hun nationale actieplannen;
45. betreurt het dat de landspecifieke aanbevelingen gewag blijven maken van tekortkomingen in overheidsopdrachten, zoals het gebrek aan concurrentie en transparantie, waarbij 21 lidstaten er niet in slagen het wetgevingspakket volledig om te zetten, met marktverstoringen als gevolg; verzoekt de Commissie snel te handelen zodat de lidstaten hun wettelijke verplichtingen na kunnen komen, en wel door de nodige inbreukprocedures in te leiden; verzoekt de Commissie op efficiënte en transparante wijze stelselmatig te controleren of administratieve procedures het bedrijfsleven niet onevenredig belasten en kmo's er niet van weerhouden om deel te nemen aan overheidsopdrachten;
46. steunt de lidstaten bij hun inspanningen om overheidsdiensten te moderniseren, met name via e-overheid, en pleit voor betere grensoverschrijdende samenwerking, de vereenvoudiging van administratieve procedures en interoperabiliteit van overheidsinstanties, waarvan alle burgers kunnen profiteren, en verzoekt de Commissie, voor zover de digitalisering van overheidsdiensten wordt gefinancierd uit de EU-begroting, zich in te zetten voor een doeltreffender toezicht op het juiste gebruik van de fondsen;
o o o
47. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan voorzitters van de Raad, de Commissie, de Eurogroep en de ECB, alsmede aan de parlementen van de lidstaten.