Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2016/2034(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A8-0339/2016

Ingediende teksten :

A8-0339/2016

Debatten :

PV 13/12/2016 - 17
CRE 13/12/2016 - 17

Stemmingen :

PV 14/12/2016 - 9.17
CRE 14/12/2016 - 9.17
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P8_TA(2016)0504

Aangenomen teksten
PDF 190kWORD 48k
Woensdag 14 december 2016 - Straatsburg
Instrumenten van het GLB voor het verminderen van de prijsschommelingen op de landbouwmarkten
P8_TA(2016)0504A8-0339/2016

Resolutie van het Europees Parlement van 14 december 2016 over de instrumenten van het GLB ter vermindering van de prijsschommelingen op de landbouwmarkten (2016/2034(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien Verordeningen (EU) nr. 1305/2013, (EU) nr. 1306/2013, (EU) nr. 1307/2013 en (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de Europese Unie,

–  gezien de studie van maart 2016 uitgevoerd in opdracht van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling van het Europees Parlement getiteld "State of play of risk management tools implemented by member states during the period 2014-2020: national and European frameworks",

–  gezien artikel 52 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling en het advies van de Begrotingscommissie (A8-0339/2016),

A.  overwegende dat er altijd sprake is geweest van instabiliteit en prijsschommelingen op de landbouwmarkten, en dat deze de afgelopen jaren, vanwege de snel opeenvolgende schokken in vraag, aanbod en prijzen, structureel onderdeel zijn geworden van de landbouw in en buiten Europa;

B.  overwegende dat de landbouw de grote uitdaging van de stijging van de wereldbevolking het hoofd moet bieden, terwijl een groot gedeelte van de wereldbevolking nog altijd ondervoed is, en dat de volatiliteit van de landbouwmarkten vanwege schommelingen in de productie en verschillen tussen vraag en aanbod nog groter zal worden;

C.  overwegende dat de klimaatverandering en de plagen die zich in de landbouw voordoen negatieve gevolgen hebben voor het productieniveau in de landbouw, en dat de concrete symptomen van klimaatverandering, zoals droogte en overstromingen, tot prijsschommelingen leiden;

D.  overwegende dat macro-economische omstandigheden een sleutelrol kunnen spelen bij prijsvolatiliteit, waaronder structurele factoren zoals wisselkoersen, energie- en mestprijzen, rentevoeten en speculatie op de landbouwmarkten;

E.  overwegende dat naast de EU de grote wereldspelers op de landbouwmarkten beleid tot stand brengen om de schommelingen te verminderen, en dat in het kader van de landbouw-G20, met het oog op duurzame ontwikkeling, actie is ondernomen om de strijd aan te gaan tegen de negatieve effecten van de buitensporige schommelingen van de prijzen van de landbouwgrondstoffen op de voedselveiligheid;

F.  overwegende dat elke regio in de wereld haar eigen productiemodellen kent en uiteenlopende maatregelen hanteert met betrekking tot milieu en dierenwelzijn, hetgeen grote gevolgen kan hebben voor de kostprijs van de productie, en overwegende dat Europese landbouwers op de wereldmarkt moeten kunnen concurreren;

G.  overwegende dat prijsschommelingen van landbouwproducten sterker kunnen worden door politieke beslissingen, zoals de instelling van een handelsembargo;

H.  overwegende dat de Europese Unie niet over een echt vangnet beschikt om de marktvolatiliteit af te remmen, wat een sterk ontmoedigende invloed heeft op de handhaving van de landbouwactiviteit in de EU;

I.  overwegende dat de openstelling van markten en de keuzes die hebben geleid tot de globalisering van de economie van de afgelopen decennia, met name onder invloed van de WTO-overeenkomsten of bilaterale handelsovereenkomsten, de marktfluïditeit hebben vergroot, maar dat mede hierdoor ook de prijsschommelingen in de landbouw zijn versterkt;

J.  overwegende dat landbouwers te kampen hebben met stijgende productiekosten en een stijging van de landbouwschuld, en overwegende dat tussen 2005 en 2010, 2,4 miljoen landbouwbedrijven in de EU zijn verdwenen, waardoor een groot aantal banen in plattelandsgebieden verloren zijn gegaan;

K.  overwegende dat de landbouwmarkten, als ontmoetingsplaats van vraag en aanbod, instabiel van aard zijn, dat door de aanwezigheid van financiële spelers deze instabiliteit toeneemt en dat mede door de lage elasticiteit van de mondiale vraag naar voedsel ten opzichte van het aanbod aan landbouwproducten, de gevolgen van de werkelijke of veronderstelde onevenwichtigheden voor de marktdeelnemers worden vermeerderd met soms bliksemsnelle gevolgen voor de prijzen van de landbouwproducten;

L.  overwegende dat de financialisering van de wereldeconomie en de speculatie die hiermee gepaard gaat gevolgen voor de landbouwmarkten kunnen hebben en kunnen bijdragen tot een toename van de onevenwichtigheid van deze markten en van de prijsschommelingen, waarbij de landbouwgrondstoffen als simpele financiële activa worden gebruikt; overwegende dat deze buitensporige financialisering vernietigende gevolgen kan hebben en ethisch onaanvaardbaar kan zijn wanneer deze de voedselveiligheid van de minst goed gevoede en de armste inwoners van de aarde in gevaar brengt, zoals is gebleken uit de verschrikkelijke crisis rond de hongerrellen in 2008;

M.  overwegende dat de Europese Unie de verantwoordelijkheid heeft om bij te dragen aan de voedselveiligheid in Europa en de concurrentiepositie van de Europese boer en tuinder op de wereldmarkt;

N.  overwegende dat de landbouw- en agro-voedingssector van groot belang is voor de economie van de EU en dat deze sector over de capaciteit beschikt om bij te dragen aan een duurzame groei;

O.  overwegende dat de prijsschommelingen leiden tot hoge onzekerheid voor producenten en consumenten, aangezien bij lage prijzen de inkomsten en investeringsmogelijkheden van producenten en dus de houdbaarheid op de lange termijn van hun activiteiten worden bedreigd, terwijl de mogelijkheid voor consumenten om zich te voeden en basisgoederen aan te schaffen in gevaar kan worden gebracht door hoge voedingsprijzen, waardoor crisissituaties ontstaan;

P.  overwegende dat de prijsschommelingen schadelijk zijn voor de landbouw- en agro-voedingssector, met negatieve effecten op investeringen, groei en werkgelegenheid, en mogelijk ernstige gevolgen voor de consumentenvoorziening, de voedselveiligheid en de goede werking van het GLB;

Q.  overwegende dat de prijsschommelingen de investeringscapaciteit en de capaciteit tot het scheppen van banen van landbouwers aantast, hetgeen modernisering, innovatie, nieuwkomers op de markt en generatievernieuwing ontmoedigt;

R.  overwegende dat duurzame landbouw als een bron van kwalitatief hoogstaand voedsel slechts mogelijk is als landbouwers toereikende af-boerderij-prijzen krijgen, die alle kosten voor duurzame productie dekken;

S.  overwegende dat in het kader van de "digitale revolutie", sterkere transparantie op de Europese markten en tijdige toegang tot informatie, naast andere instrumenten, kunnen bijdragen aan de beperking van de marktvolatiliteit en de prijsschommelingen doordat marktdeelnemers betere toegang krijgen tot objectievere informatie over de ontwikkelingen op de landbouwmarkten, wat zou bijdragen tot een betere bescherming van de inkomens van landbouwers en de bestrijding van de speculatie op de landbouwmarkten;

T.  overwegende de risicobeheersinstrumenten van het GLB zoals hervormd in 2013 in het kader van het plattelandontwikkelingsbeleid, en overwegende dat slechts 2% van de begroting van de tweede pijler en 0,4% van de begroting van het GLB momenteel aan deze instrumenten wordt besteed;

Huidige situatie en doelstellingen

1.  is van mening dat de landbouwers steeds sterker zullen worden blootgesteld aan prijsschommelingen met verschillende oorzaken, zoals de instabiliteit en onvolmaaktheid van landbouwmarkten, de globalisering en de ingewikkelder werking van de landbouwmarkten, de sterkere schommelingen in het aanbod vanwege het instabiele klimaat, de toename van de gezondheidsrisico's en het kwetsbare evenwicht in de voedselvoorziening;

2.  acht het noodzakelijk dat een verstrekkender en samenhangender beleid wordt aangenomen, met doelgerichte instrumenten op EU- en nationaal niveau, om te zorgen voor multifunctionele, duurzame landbouwproductie in de gehele Unie en eerlijke en rendabele prijzen, in het bijzonder door de negatieve effecten te beperken voor de marktdeelnemers die het sterkst onder de prijsschommelingen te lijden hebben;

3.  stelt vast dat de verschillende landbouwsectoren niet allemaal dezelfde gevolgen van de prijsschommelingen ondervinden en dat de beleidsinstrumenten en de strategieën om de betrokken spelers bij te staan moeten worden aangepast aan elke sector en aan de werkelijke, onmiddellijke en toekomstige risico's waaraan de landbouwers blootstaan;

4.  stelt vast dat terwijl de Europese Unie haar strategische landbouwsteun afbouwt, haar concurrenten op de wereldmarkt, met name de Verenigde Staten, Brazilië en China, aanzienlijke en toenemende overheidsmiddelen beschikbaar stellen voor de ontwikkeling van nieuwe risico-beleidsmodellen en instrumenten om hun landbouwers tegen de effecten van de prijsschommelingen te beschermen;

5.  wijst erop dat de Europese Unie de enige landbouwspeler is die haar landbouwbeleid op van de productie ontkoppelde steun stut, terwijl zij tegelijkertijd haar strategische landbouwsteun de afgelopen jaren heeft afgebouwd;

6.  merkt op dat de Verenigde Staten in het kader van de Farm Bill 2014 specifieke verzekeringspolissen hebben ontwikkeld voor de verschillende landbouwsectoren;

7.  merkt op dat het GLB de afgelopen decennia sterk is ontwikkeld, terwijl de hoofddoelstellingen ervan, te weten landbouwers een redelijke levensstandaard te verzekeren en te zorgen voor een stabiele en veilige voedselvoorziening tegen betaalbare prijzen voor consumenten, ongewijzigd zijn gebleven;

8.  onderstreept in dit verband dat een Europees gemeenschappelijk beleid van wezenlijk belang is voor een sector die moet zorgen voor voedselveiligheid en die een sleutelrol speelt bij het gebruik van natuurlijke hulpbronnen en de duurzame economische en ecologische ontwikkeling van plattelandsgebieden;

9.  benadrukt dat gebruik moet worden gemaakt van synergieën tussen het GLB en andere EU-beleidsdomeinen;

10.  merkt op dat de laatste hervormingen van het GLB hebben geleid tot een vrijwel volledige ontkoppeling van de rechtstreekse steun van de productie, het proces van convergentie voor rechtstreekse betalingen hebben voortgezet, en dat hierbij meer rekening is gehouden met maatschappelijke en vooral met milieuaspecten;

11.  wijst met bezorgdheid op de daling van de begrotingsmiddelen van het GLB van de afgelopen jaren, in het bijzonder voor maatregelen in het kader van de gemeenschappelijke marktordening, hetgeen tot een hernationalisatie van het GLB zou kunnen leiden en hetgeen ten koste gaat van eerlijke voorwaarden en een gelijk speelveld op de interne markt van de EU;

12.  benadrukt dat de gemiddelde jaarlijkse landbouwinkomsten in de EU de afgelopen tien jaar gelijk zijn gebleven of zelfs achteruit zijn gegaan, terwijl de productiekosten zijn blijven stijgen, hetgeen heeft geleid tot een aanzienlijke daling van het aantal landbouwbedrijven, waardoor een groot aantal banen in plattelandsgebieden verloren zou kunnen gaan;

13.  is van mening dat de Commissie alle financiële speelruimte waarover zij in het kader van de integrale GMO beschikt moet gebruiken;

14.  betreurt de geringe uitvoering van de instrumenten van de integrale GMO om de negatieve effecten van de prijsschommelingen te beperken en de verstoringen van de markten te beheren;

15.  wijst erop dat de meeste risicobeheersinstrumenten, onderlinge fondsen en inkomensstabiliserings- en verzekeringsinstrumenten die beschikbaar worden gesteld in het kader van plattelandsontwikkelingsprogramma's ongelijk en met beperkte begrotingsmiddelen worden geïmplementeerd;

16.  beveelt dat ook aan dat de huidige maatregelen onder de tweede pijler worden versterkt om het concurrentievermogen van de Europese landbouw te vergroten en producentenorganisaties nauw bij het implementatieproces te betrekken;

17.  verzoekt de Commissie een diepgaand onderzoek in te stellen naar de redenen waarom de instrumenten in het kader van de tweede pijler van het GLB weinig worden gebruikt en waarom de implementatie van de integrale GMO niet optimaal verloopt, met als doel de betreffende bepalingen te kunnen herzien;

18.  onderstreept het belang van het behoud van ontkoppelde rechtstreekse steun in het kader van het huidige GLB in combinatie met de regeling inzake een enkele areaalbetaling, die compensaties vormen voor openbare diensten en er sterk toe bijdragen dat de inkomens van landbouwers veilig worden gesteld en hun een zekere financiële stabiliteit wordt geboden;

19.  benadrukt echter dat het huidige GLB, dat niet over responsieve en effectieve instrumenten beschikt, noch adequaat op de sterkere schommelingen op de landbouwmarkten heeft ingespeeld, noch landbouwers in staat heeft gesteld op marktsignalen te reageren of oplossingen te zoeken om met prijsontwikkelingen te kunnen omgaan;

20.  verzoekt de Commissie onverwijld maatregelen te treffen ter ondersteuning van de landbouwsector in de ultraperifere, berg- en minst begunstigde regio's, waar de kosten van productie, het oogsten en de afzet van producten buiten de desbetreffende productiegebieden veel hoger liggen dan elders, en te voorzien in specifieke indicatoren voor het activeren van vangnetmaatregelen voor landbouwmarkten in deze regio's;

21.  is van mening dat de onafhankelijkheid en voedselveiligheid van de EU, evenals de ontwikkeling van een concurrerende en duurzame landbouwsector op het gehele grondgebied van de Unie die inspeelt op de behoeften van de burgers, strategische doelstellingen voor het toekomstige GLB moeten blijven, terwijl een redelijke levensstandaard voor landbouwers op korte termijn moet worden gewaarborgd;

22.  is van mening dat de voedselproductie niet kan worden gewaarborgd zonder Europese landbouwers, die voortdurend blootstaan aan prijsschommelingen en sterk afhankelijk zijn van stabiele markten en prijzen, evenals toereikende openbare middelen en maatregelen ter behoud van het concurrentievermogen van (familie)boerenbedrijven;

23.  onderstreept in dit verband de belangrijke rol van jonge landbouwers en nieuwkomers voor de toekomst van de Europese landbouw;

Voorstellen

Organisatie van de sectoren en contractualisatie

24.  is van mening dat primaire producenten de zwakste schakel in de voedselvoorzieningsketen vormen, in het bijzonder gezien de toenemende concentratie en omvang van de detailhandel op Europees en nationaal niveau, en in staat moeten worden gesteld zich te verenigen in organen zoals coöperatieve verenigingen, producentenorganisaties, of hun eigen verenigingen of brancheorganisaties;

25.  verzoekt de Commissie contractualisatie te vergemakkelijken door overeenkomstig artikel 42 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, het mededingingsbeleid van de EU aan de specifieke behoeften van de landbouwsector aan te passen, met uniforme regels en tenuitvoerlegging in alle lidstaten; stelt dat de GLB-doelstellingen boven de mededingingsregels moeten blijven prevaleren en dat eventuele initiatieven voor betere aanpassing van het mededingingswetgeving aan de specificiteiten van de landbouwsector op de Integrale-GMO-verordening moeten worden gebaseerd;

26.  benadrukt dat de onderhandelingspositie van producenten in de voedselketen moet worden versterkt, door middel van transparante, evenwichtige standaardcontracten die na collectieve onderhandelingen tot stand zijn gekomen, om landbouwers in staat te stellen oneerlijke handelspraktijken te bestrijden, hun concurrentievermogen te versterken, hun inkomensstabiliteit te verbeteren, toegevoegde waarde te genereren en in innovatie te investeren;

27.  vraagt de Commissie een wettelijke EU-regeling in te voeren om oneerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen te verbieden die voor prijsvolatiliteit op de landbouwmarkten in de hand werken;

28.  benadrukt dat deze contracten een passende duur moeten hebben en bepalingen moeten bevatten betreffende prijzen, betalingstermijnen en andere voorwaarden voor de levering van landbouwproducten;

29.  is van mening dat landbouwers in de verschillende landbouwsectoren in staat moeten zijn om collectief over de voorwaarden van de contracten te onderhandelen via producentenorganisaties die van vergelijkbare grootte zijn als de industriële spelers of de spelers uit de distributie waarmee zij onderhandelen;

30.  merkt op dat geïntegreerde toeleveringscontracten op langere termijn, termijncontracten, contracten met een vaste marge en de mogelijkheid om met de productiekosten overeenstemmende prijzen voor een bepaalde tijd "vast te zetten" potentieel bieden en instrumenten zouden kunnen zijn waardoor producenten meer vat kunnen krijgen op de gevolgen van de schommelingen voor hun marges;

31.  meent dat de mogelijkheid moet worden geboden om in contractuele betrekkingen gebruik te maken van nieuwe instrumenten en dat ook contractbemiddelingsinstrumenten beschikbaar moeten worden gesteld;

32.  stelt vast dat met interprofessionele organisaties het vertrouwen en de dialoog tussen de verschillende spelers (producenten, verwerkers en distributeurs) worden bevorderd en makkelijker toegevoegde waarde kan worden gecreëerd door middel van gemeenschappelijke initiatieven die landbouwers erbij helpen hun kennis van de markten en de productie te verbeteren, goede praktijken en markttransparantie te bevorderen, het productiepotentieel in te schatten, het beheer van het aanbod te verbeteren en modelcontracten op te stellen in overeenstemming met de EU-voorschriften;

33.  verzoekt de Commissie brancheorganisaties op EU-niveau aan te moedigen gezamenlijk de belangen te beschermen van producenten in de sectoren die het meest op grensoverschrijdende markten gericht zijn, zoals de groente- en fruitsector;

34.  is zich bewust van de inspanningen die de Europese coöperaties hebben geleverd om producenten te verenigen en hen erbij te helpen hun positie in de waardeketen te verbeteren, en is van mening dat deze coöperaties moeten worden aangemoedigd om een grotere rol in de landbouwsectoren te spelen, om de gevolgen van de buitensporige marktschommelingen te beperken;

Risicobeheersinstrumenten

35.  pleit voor de verdere ontwikkeling van de instrumenten voor het beheer van klimaat-, gezondheids- en economische risico's, met name de verschillende soorten risicoverzekeringen voor de landbouwproductie, inkomensstabiliseringsinstrumenten, mechanismen voor individuele voorzieningen en onderlinge fondsen in een op de markt gericht GLB om de effecten van de prijsschommelingen te beperken en toekomstgericht landbouwbedrijfsbeheer aan te moedigen;

36.  verzoekt de Commissie de uitwisseling van beste praktijken tussen de lidstaten te bevorderen en nieuwe instrumenten te ontwikkelen, die niet alleen rechtvaardig, doeltreffend en snel inzetbaar zijn, maar ook betaalbaar en toegankelijk voor landbouwers, om de risico's in verband met de prijsschommelingen te af te wenden en te beheren en zo de basis te leggen voor de discussies in het kader van de toekomstige hervormingen van het GLB;

37.  onderstreept dat dergelijke instrumenten, die als aanvulling op het stelsel van rechtstreekse betalingen dienen, over voldoende middelen moeten beschikken om de veerkracht van de landbouw te versterken terwijl de behoefte aan crisisbeheer zal afnemen;

38.  is van mening dat onderlinge fondsen op sectoraal niveau, opgericht op initiatief van landbouwers, een zekere mate van inkomstenstabiliteit voor landbouwers kunnen garanderen bij schommelingen in de winstmarges op de verkoop van producten;

39.  is verder van mening dat deze onderlinge fondsen de door de Unie verstrekte steun niet moeten vervangen en met nationale steun moeten worden gecombineerd;

40.  verzoekt eveneens de Commissie initiatieven te nemen om de oprichting van dergelijke fondsen te stimuleren, terwijl wordt gewaarborgd dat elke toekomstige regeling inzake risicobeheer in overeenstemming is met, en in voorkomend geval een aanvulling vormt op de verzekeringsstelsels die op nationaal niveau door de lidstaten zijn aangenomen;

41.  meent dat prijsschommelingen ook op nationaal niveau kunnen worden beheerd, en verzoekt de lidstaten in hun belastingstelsel rekening te houden met marktschommelingen door landbouwers in staat te stellen mechanismen voor individuele voorzieningen tot stand te brengen die van belasting kunnen worden vrijgesteld;

42.  wijst erop dat landbouwers tot de economisch meest kwetsbare spelers behoren, in het bijzonder diegenen die investeringen in de ontwikkeling van hun bedrijf hebben gedaan;

43.  meent verder dat in het kader van het GLB instrumenten, zoals effectieve kasstroomondersteuning of een systeem van voorzorgsparen, moeten worden ontwikkeld om te voorkomen dat de wil tot investeren afneemt;

44.  benadrukt dat landbouwbedrijven slechts kunnen innoveren als de kapitaalkosten laag zijn en er liquiditeit beschikbaar is; benadrukt in dit verband dat een stabiel inkomen een van de voorwaarden is voor het verkrijgen van landbouwkrediet;

45.  merkt op dat de banksector door zijn rol en acties een groot effect heeft op de producenten, en dat de stijgende landbouwschulden de sector in tijden van prijsvolatiliteit nog extra belasten;

46.  onderstreept dat landbouwers beter moeten worden ingelicht over de sleutelrol van de Europese Investeringsbank bij de ondersteuning en ontwikkeling van de plattelandseconomie en de manier waarop zij gebruik kunnen maken van innovatieve financieringsinstrumenten;

47.  is van mening dat betere informatie over de modernisering, duurzaamheid en het concurrentievermogen van bedrijven aan landbouwers en landbouworganisaties moet worden geboden , terwijl eveneens wordt voorzien in opleidingscursussen over risicobeheer, marktgegevens, marges en schommelingen;

48.  roept de Commissie op in nauwe samenwerking met de nationale autoriteiten en landbouwgroeperingen een plan aan te nemen om het bewustzijn van de risicobeheersinstrumenten die onder de tweede pijler en in de integrale GMO beschikbaar zijn, te vergroten;

49.  roept de lidstaten en de lokale overheden op om bovengenoemde aspecten een sterkere nadruk te geven in hun programma's voor landbouwonderwijs en beroepsonderwijs;

50.  meent dat een van de manieren om de markten te stabiliseren en de prijsschommelingen te verminderen eruit bestaat te zorgen voor een beter evenwicht tussen vraag en aanbod;

Markt- en landbouwprijswaarnemingsposten

51.  is van mening dat de landbouwmarkten transparant moeten zijn, hetgeen vooral kan worden bereikt door bestaande informatie over prijzen en kosten tijdiger te publiceren en eenvoudig toegankelijk en nuttig te maken voor alle betrokken partijen in de toeleveringsketen, van producenten tot spelers in de distributie, waardoor de prijsspeculatie en de prijsschommelingen worden beperkt;

52.  merkt echter op dat prijstransparantie op zich de weerbaarheid van landbouwers tegen prijsvolatiliteit niet verbetert, en de structurele problemen in de marktorganisatie, zoals het onevenwicht tussen vraag en aanbod, niet oplost;

53.  moedigt de ontwikkeling van een Europese kaart met real-time informatie over de beschikbaarheid van landbouwproducten aan;

54.  is verheugd over de uitbreiding van de aanvullende instrumenten voor markttoezicht naar andere sectoren;

55.  onderstreept dat kennis over de totstandkoming en de ontwikkeling van prijzen, evenals de evolutie van het aanbod uiterst nuttig is voor landbouwers bij onderhandelingen over contracten met alle andere belanghebbenden;

56.  pleit voor de oprichting van waarnemingsposten van de Europese landbouwprijzen, gericht op de gehele keten, van de productieprijzen tot de uiteindelijke verkoopprijzen, met het oog op de ontwikkeling van een dynamische analyse van de verschillende onderdelen van de landbouwmarkten;

57.  beveelt aan marktdeelnemers te betrekken bij het elke maand of elke twee maanden beschikbaar stellen van actuele relevante gegevens betreffende ontwikkelingen en vooruitzichten op korte en middellange termijn, in overeenstemming met de specifieke behoeften van de sector in kwestie;

58.  verzoekt de Commissie met klem de waarnemingsposten met de noodzakelijke middelen uit te rusten om deze in staat te stellen aanbevelingen te doen en zich niet tot de waarneming van verstoringen te beperken;

Instrumenten ter voorkoming en beheer van crises

59.  is van mening dat de historische instrumenten van het GLB op het gebied van crisisbeheer (openbaar optreden en particuliere opslag) in een geglobaliseerde economie niet doeltreffend genoeg zijn;

60.  verzoekt de Commissie dan ook combineerbare en/of complementaire instrumenten voor de openbare en particuliere sector te ontwikkelen, in combinatie met een op de behoeften afgestemd, bindend mechanisme voor vroegtijdige waarschuwing om de goede werking van markten te waarborgen en marktcrises te bestrijden;

61.  meent dat de Commissie gebruik moet maken van alle instrumenten waarover zij reeds beschikt in de integrale GMO om crises te bestrijden;

62.  betreurt het geringe gebruik van de crisisreserve, hoofdzakelijk vanwege de begrotingsregels, in het bijzonder het jaarperiodiciteitsbeginsel, en de discretionaire bevoegdheid die aan de Commissie is verleend wat betreft de toepassing ervan;

63.  wenst dan ook dat de crisisreserve buiten de GLB-begroting om tot stand wordt gebracht en dat deze ter financiering van crisisbeheersinstrumenten dient;

64.  beschouwt contracyclische maatregelen als instrumenten ter voorkoming en beheer van crises, in combinatie met de risicobeheersinstrumenten, waarmee de EU op landbouwmarkten kan ingrijpen in geval van crises door "overmacht" om aanzienlijke prijsdalingen te voorkomen;

65.  verzoekt de Commissie te onderzoeken hoe mechanismen kunnen worden ontwikkeld om crisis door prijsschommelingen met contracyclische steun te voorkomen en te bestrijden, en te voorzien in een grotere flexibiliteit van de jaarlijkse begrotingen, met inachtnemening van de meerjarige financiële toewijzing, om rekening te kunnen houden met de contracyclische steun;

o
o   o

66.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

Juridische mededeling - Privacybeleid