Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2017/2506(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

RC-B8-0072/2017

Debatten :

PV 19/01/2017 - 4.1
CRE 19/01/2017 - 4.1

Stemmingen :

PV 19/01/2017 - 7.1

Aangenomen teksten :

P8_TA(2017)0002

Aangenomen teksten
PDF 167kWORD 41k
Donderdag 19 januari 2017 - Straatsburg
Indonesië, met name de gevallen van Hosea Yeimo, Ismael Alua en de gouverneur van Jakarta
P8_TA(2017)0002RC-B8-0072/2017

Resolutie van het Europees Parlement van 19 januari 2017 over Indonesië, met name de gevallen van Hosea Yeimo en Ismael Alua en de gouverneur van Jakarta (2017/2506(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien zijn eerdere resoluties over Indonesië, met name die van 26 februari 2014 over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting van de kaderovereenkomst inzake een breed partnerschap en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Indonesië, anderzijds, met uitzondering van de aangelegenheden die verband houden met overname(1),

–  gezien de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Indonesië, die op 1 mei 2014 in werking is getreden,

–  gezien de verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV), Federica Mogherini, van 23 mei 2015 over het vooruitzicht van verdere executies in Indonesië,

–  gezien de verklaring van de woordvoerder van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) van 27 juli 2016 over de geplande executies in Indonesië,

–  gezien de zesde mensenrechtendialoog tussen de Europese Unie en Indonesië van 28 juni 2016,

–  gezien de verklaring van Bangkok van 14 oktober 2016 over het bevorderen van een mondiaal partnerschap tussen de ASEAN en de EU met betrekking tot gezamenlijke strategische doelstellingen,

–  gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 10 december 1948,

–  gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, dat Indonesië in 2006 heeft geratificeerd,

–  gezien het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing van 1987,

–  gezien artikel 135, lid 5, en artikel 123, lid 4, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat Indonesië de op drie na volkrijkste natie ter wereld is, de op twee na grootste democratie, het grootste moslimland met miljoenen aanhangers van andere godsdiensten, en een heterogene maatschappij met meer dan 255 miljoen inwoners met diverse etniciteiten, talen en culturen;

B.  overwegende dat Indonesië een belangrijke partner van de EU is; overwegende dat de EU en Indonesië, een lid van de G20, nauwe betrekkingen onderhouden; overwegende dat de EU en Indonesië dezelfde waarden delen op het gebied van mensenrechten, governance en democratie;

C.  overwegende dat de minister van Buitenlandse Zaken van Indonesië en de VV/HV tijdens de eerste strategische ministeriële dialoog (8 april 2016) gezamenlijk verklaard hebben de betrekkingen tussen de EU en Indonesië "tot een hoger niveau van partnerschap" te brengen;

D.  overwegende dat Hosea Yeimo en Ismael Alua, twee Papoease politieke activisten, op 19 december 2016 na vreedzame politieke activiteiten werden gearresteerd op beschuldiging van "rebellie" volgens het Indonesische strafrecht; overwegende dat Hosea Yeimo en Ismael Alua op 11 januari 2017 op borgtocht zijn vrijgelaten; overwegende dat de gerechtelijke procedure nog lopende is; overwegende dat hun gevangenisstraf bij veroordeling kan oplopen tot levenslang;

E.  overwegende dat president Joko Widodo de Papoeanen verandering beloofd heeft, te beginnen bij "een open dialoog voor een beter Papoea", en zich ertoe verbonden heeft het buitensporige gebruik van geweld en de mensenrechtenschendingen te beëindigen; overwegende dat de president sinds zijn verkiezing in 2014 vier bezoeken aan Papoea heeft gebracht; overwegende dat hij onlangs een groot aantal Papoease gevangen heeft vrijgelaten ten teken van verzoening;

F.  overwegende dat de gouverneur van Jakarta, Basuki Tjahaja Purnama, beter bekend onder de naam Ahok, terechtstaat omdat hij door bepaalde religieuze groeperingen beschuldigd wordt van het beledigen van de islam; overwegende dat een coalitie van islamistische groeperingen met de naam "Nationale beweging voor handhaving van de MUI-fatwa", waaronder ook leden van het "Front ter verdediging van de Islam" (FPI), sinds oktober 2016 drie betogingen heeft georganiseerd om Ahok achter tralies te krijgen;

G.  overwegende dat de vrijheid van gedachte, de vrijheid van vreedzame vereniging en vergadering, de vrijheid van religie, het recht om niet willekeurig gearresteerd of opgesloten te worden en het recht niet te worden gefolterd fundamentele en onvervreemdbare vrijheden en rechten zijn;

H.  overwegende dat Indonesië in 2013 opnieuw begonnen is met het uitvoeren van de doodstraf en sindsdien een aantal veroordeelden heeft geëxecuteerd;

1.  stelt prijs op de nauwe betrekkingen tussen de EU en Indonesië en herhaalt het belang van de sterke en langdurige politieke, economische en culturele banden tussen beide landen;

2.  is bezorgd over de groeiende intolerantie in Indonesië ten opzichte van etnische, religieuze en seksuele minderheden; veroordeelt met klem alle vormen van geweld, pesterijen en intimidatie ten aanzien van minderheden, evenals de straffeloosheid van deze daden, en veroordeelt het toenemende misbruik van de bestaande regelgeving om leden van religieuze minderheden, traditionele religies en etnische en seksuele minderheden te discrimineren, te vervolgen en op te sluiten;

3.  verwelkomt de inzichten van Indonesië over het bestrijden van gewelddadig extremisme alsook de ervaringen van het land met betrekking tot de bevordering van tolerantie in de maatschappij en interreligieuze dialoog; merkt op dat Indonesië inspanningen levert om de democratie te behouden, de mensenrechten te eerbiedigen en zijn "eenheid in verscheidenheid" te benadrukken; wijst erop dat de bescherming van alle mensenrechten verzekerd moet worden, met inbegrip van die van kwetsbare en minderheidsgroepen, zodat non-discriminatie bij de uitoefening van de vrijheid van godsdienst en overtuiging, opinie, meningsuiting, vereniging en vreedzame vergadering gewaarborgd is;

4.  verwelkomt de voortzetting van de mensenrechtendialoog tussen de Europese Unie en Indonesië, die in 2010 van start ging; verwelkomt de hechte samenwerking tussen de EU en Indonesië op tal van gebieden; benadrukt dat de EU en Indonesië overeen zijn gekomen concrete samenwerkingsprojecten op diverse gebieden op te zetten, waaronder toegang tot justitie en strafrechtbeleid, het bestrijden van gewelddadig extremisme, de rechten van migranten, bedrijfsleven en mensenrechten, de rechten van personen met een handicap en van personen die behoren tot kwetsbare en minderheidsgroepen;

5.  brengt in herinnering dat het verbeteren van de mensenrechten in Indonesië een prioriteit is in de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Indonesië;

6.  is verheugd over de goede relaties die Indonesië met zijn buren onderhoudt en zijn actieve inzet voor de Verenigde Naties;

7.  moedigt de regering van Indonesië aan alle noodzakelijke maatregelen te treffen om de rechten van vreedzame activisten te beschermen en een klimaat te creëren dat bevorderlijk is voor de verwezenlijking van de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vreedzaam protest;

8.  verneemt met instemming dat Hosea Yeimo en Ismael Alua op 11 januari 2017 op borgtocht zijn vrijgelaten; merkt op dat de gerechtelijke procedure nog lopende is; vraagt de EU-delegatie in Indonesië deze gerechtelijke procedure op te volgen;

9.  verzoekt de Indonesische autoriteiten te overwegen af te zien van de aanklacht die loopt tegen Hosea Yeimo, Ismael Alua en andere gewetensgevangenen op grond van de vreedzame uitoefening van hun recht op vrijheid van meningsuiting;

10.  spoort de Indonesische en lokale autoriteiten in Papoea aan om onmiddellijk effectieve maatregelen te treffen om de veiligheid van vreedzame politieke activisten die hun rechten uitoefenen te waarborgen; roept de autoriteiten op ervoor te zorgen dat de bevolking van Papoea haar ideeën en meningen vrij kan uitdrukken, zonder angst voor straf, vergelding of intimidatie;

11.  veroordeelt met klem alle vormen van geweld of terreur, en betuigt zijn deelneming met de families van de slachtoffers;

12.  maakt zich zorgen over de aanklacht tegen Ahok op grond van godslastering; benadrukt dat vrijheid van meningsuiting en vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst beschermd zijn uit hoofde van het internationaal humanitair recht;

13.  roept de autoriteiten van Indonesië op om artikelen 156 en 156 (a) van het nationale wetboek van strafrecht in te trekken, de bepalingen met betrekking tot godslastering in het huidige voorstel tot herziening van het wetboek van strafrecht (RUU Revisi KUHP), de wet inzake elektronische informatie en transacties en de wetten inzake rebellie (met name artikelen 106 en 110) te schrappen, en alle wetten in overeenstemming te brengen met de verplichtingen van Indonesië krachtens het internationaal humanitair recht, met name op het gebied van vrijheid van meningsuiting, gedachte, geweten en godsdienst, gelijkheid voor de wet, vrijheid van discriminatie, het recht op vrije meningsuiting en openbare vergadering; merkt op dat mensen tot vijf jaar lang opgesloten kunnen worden op grond van "laster";

14.  benadrukt dat de Indonesische regering de Indonesische traditie van religieuze tolerantie en pluralisme dient te beschermen door individuen of groepen die discrimineren of die daden van geweld tegen religieuze gemeenschappen begaan te onderzoeken, arresteren en vervolgen;

15.  is bezorgd over de steeds hevigere anti-LGBTI-retoriek, die geleid heeft tot talloze bedreigingen tegen en gewelddadige aanvallen op LGBTI-ngo's, -activisten en -personen; roept de regering en de wetgevers op af te zien van verdere inkrimping van de rechten van LGBTI-personen en ervoor te zorgen dat hun recht op vrijheid van meningsuiting en vergadering gewaarborgd is;

16.  betreurt dat de doodstraf opnieuw werd ingevoerd; roept de autoriteiten op om een officieel moratorium op executies in te stellen, met het oog op de afschaffing van de doodstraf; uit zijn bezorgdheid over de zaak rond EU-burger Serge Atlaoui;

17.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de regering en het parlement van Indonesië, de secretaris-generaal van de ASEAN, de Intergouvernementele Commissie inzake mensenrechten van de ASEAN en de VN-Mensenrechtenraad.

(1) Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0141.

Juridische mededeling - Privacybeleid