Resolutie van het Europees Parlement van 14 februari 2017 over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (aanvraag van Nederland – EGF/2016/005 NL/Drenthe Overijssel detailhandel) (COM(2016)0742 – C8-0018/2017 – 2017/2014(BUD))
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2016)0742 – C8‑0018/2017),
– gezien Verordening (EU) nr. 1309/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014-2020) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1927/2006(1) (EFG‑verordening),
– gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020(2), en met name artikel 12,
– gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer(3) (IIA van 2 december 2013), en met name punt 13,
– gezien de trialoogprocedure als bedoeld in punt 13 van het IIA van 2 december 2013,
– gezien de brief van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken,
– gezien de brief van de Commissie regionale ontwikkeling,
– gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A8‑0036/2017),
A. overwegende dat de Unie wetgevings- en begrotingsinstrumenten in het leven heeft geroepen om extra steun te geven aan werknemers die de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen of de wereldwijde financiële en economische crisis ondervinden, en hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt;
B. overwegende dat financiële steun van de Unie aan ontslagen werknemers flexibel moet zijn en zo snel en efficiënt mogelijk ter beschikking moet worden gesteld, overeenkomstig de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie die is goedgekeurd tijdens het overleg van 17 juli 2008, en met inachtneming van het IIA van 2 december 2013 met betrekking tot het nemen van besluiten om gebruik te maken van het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG);
C. overwegende dat de vaststelling van de nieuwe EFG‑verordening vorm geeft aan de overeenkomst tussen het Parlement en de Raad om het criterium "crisisafwijking" opnieuw in te voeren, de financiële bijdrage van de Unie te verhogen tot 60 % van de totale geraamde kosten van de voorgestelde maatregelen, de efficiëntie voor de behandeling van EFG‑aanvragen in de Commissie en door het Parlement en de Raad te verhogen door de termijn voor beoordeling en goedkeuring te verkorten, de subsidiabele maatregelen en begunstigden uit te breiden door zelfstandigen en jongeren toe te voegen en stimuleringsmaatregelen voor de oprichting van een eigen bedrijf te financieren;
D. overwegende dat Nederland aanvraag EGF/2016/005 NL/Drenthe Overijssel detailhandel heeft ingediend voor een financiële bijdrage van het EFG naar aanleiding van ontslagen in de economische sector die is ingedeeld in NACE Rev. 2 – afdeling 47 (Detailhandel, met uitzondering van de handel in auto's en motorfietsen) in de regio's van NUTS‑niveau 2 Drenthe (NL13) en Overijssel (NL21), en dat 800 van de 1 096 ontslagen werknemers die voor de EFG-bijdrage in aanmerking komen naar verwachting aan de maatregelen zullen deelnemen;
E. overwegende dat Nederland de aanvraag heeft ingediend in het kader van de criteria voor steunverlening van artikel 4, lid 1, onder b), van de EFG-verordening, dat bepaalt dat binnen een referentieperiode van negen maanden ten minste 500 werknemers gedwongen moeten zijn ontslagen in ondernemingen die actief zijn in dezelfde NACE Rev. 2-afdeling en gevestigd zijn in twee aan elkaar grenzende regio's van NUTS-niveau 2 in een lidstaat;
F. overwegende dat de voorkeuren van de consument aanzienlijk zijn veranderd, en dat bijvoorbeeld producten uit de middelste prijscategorie minder goed verkopen, en internetaankopen steeds populairder worden; overwegende dat nieuwe winkelcentra buiten de stadscentra van veel Nederlandse steden en het gedaalde vertrouwen van de consument(4) in de economie eveneens negatieve gevolgen hadden voor de positie van de conventionele detailhandel;
G. overwegende dat Nederland aanvoert dat de Nederlandse financiële sector een wereldspeler is en gebonden is aan internationale regels, waaronder die inzake financiële reserves, en dat, om aan de nieuwe internationale normen te beantwoorden, de banken minder middelen dan vroeger hebben om de economie te financieren;
H. overwegende dat tussen 1 augustus 2015 en 1 mei 2016 in de sector detailhandel in de regio's Drenthe en Overijssel 1 096 gedwongen ontslagen zijn gevallen;
I. overwegende dat de detail- en groothandel goed is voor 11 % van het bbp van de Unie en 15 % van de totale werkgelegenheid in de Unie, maar dat deze sector nog altijd te lijden heeft van de crisis;
1. is het met de Commissie eens dat is voldaan aan de voorwaarden die zijn vastgelegd in artikel 4, lid 1, onder b), van de EFG-verordening en dat Nederland bijgevolg recht heeft op een financiële bijdrage ter hoogte van 1 818 750 EUR, oftewel 60 % van de totale kosten van 3 031 250 EUR;
2. wijst erop dat Nederland de aanvraag voor een financiële bijdrage uit het EFG op 12 juli 2016 heeft ingediend, en dat de beoordeling van deze aanvraag door de Commissie op 29 november 2016 is afgerond en op 23 januari 2017 aan het Parlement is meegedeeld;
3. merkt op dat er tot op heden 6 andere EFG-aanvragen zijn ingediend met betrekking tot de sector "Detailhandel, met uitzondering van de handel in auto's en motorfietsen", die allemaal gebaseerd zijn op de wereldwijde financiële en economische crisis(5);
4. wijst erop dat de zwakke financiële positie van de grotere warenhuizen het onmogelijk maakte in andere winkelformules te investeren teneinde de nodige veranderingen door te voeren en opnieuw concurrerend te zijn;
5. wijst erop dat de arbeidsmarkt in Nederland langzaam herstelt van de crisis en dat de gevolgen nog altijd zichtbaar zijn in bepaalde sectoren en dat sommige sectoren, zoals de detailhandel, korter geleden werkelijk zijn getroffen door de gevolgen van de financiële en economische crisis;
6. wijst erop dat er in de Nederlandse detailhandelssector de afgelopen maanden veel ontslagen zijn gevallen door faillissementen bij grote warenhuizen, waardoor er in de periode 2011-2015 in totaal 27 052(6) ontslagen zijn gevallen. betreurt te moeten vaststellen dat het volume van goederen dat in de detailhandelssector is verkocht deze ontwikkeling heeft gevolgd met een daling van -2 % in 2011 tot -4 % in 2013, waarbij de aankopen nog steeds 2,7 % onder het niveau van 2008 liggen(7);
7. benadrukt dat de sector detailhandel goed is voor een aanzienlijk deel van de werkgelegenheid (17-19 %) in de regio's van NUTS-niveau 2 Drenthe en Overijssel; wijst erop dat 5 200 detailhandelszaken failliet zijn gegaan sinds het begin van de crisis, en dat grote warenhuizen pas recentelijk zijn getroffen; betreurt dat dit heeft bijgedragen aan een stijging van het aantal ontvangers van een werkloosheidsuitkering in de sector detailhandel in die regio's met 3 461 tussen januari 2015 en maart 2016(8);
8. betreurt dat jongere werknemers het zwaarst getroffen worden, aangezien 67,1 % van de beoogde begunstigden jonger is dan 30 jaar;
9. benadrukt de lange periode die beoogde begunstigden doorbrengen zonder te werken of een opleiding te volgen, alsmede op de lange periode van ruim een jaar tussen de datum waarop het laatste ontslag plaatsvond (1 mei 2016) en de datum waarop de aanvragende lidstaat EFG-steun begint te ontvangen;
10. wijst erop dat Nederland heeft laten weten dat de aanvraag, in het bijzonder het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening, werd opgesteld in overleg met belanghebbenden, sociale partners, vertegenwoordigers van de detailhandel en van de betrokken regio's;
11. wijst erop dat de aanvraag geen toelagen of premies omvat als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder b), van de EFG-verordening; verwelkomt het besluit om de kosten van technische ondersteuning te beperken tot 4 % van de totale kosten, zodat 96 % overblijft om te gebruiken voor het pakket van individuele dienstverlening;
12. verzoekt de Commissie nieuwe maatregelen te onderzoeken om de vertraging bij het verstrekken van EFG-steun te beperken door de bureaucratische rompslomp van de aanvraagprocedure te verminderen;
13. wijst erop dat de door het EFG gecofinancierde individuele dienstverlening voor de ontslagen werknemers het volgende omvat: het in kaart brengen van de capaciteiten, het potentieel en de uitzichten op werk van de deelnemers; trajectbegeleiding re-integratie; een flexibele "mobiliteitspool" voor werkzoekenden en voor werkgevers die tijdelijke vacatures hebben; outplacement; scholing en cursussen, waaronder cursussen ter bevordering en begeleiding ondernemerschap, en ondernemerschapstoelages;
14. herinnert eraan dat in artikel 7 van de EFG‑verordening is bepaald dat bij het samenstellen van het door het EFG gesteunde gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening rekening moet worden gehouden met toekomstperspectieven op de arbeidsmarkt en de vereiste vaardigheden, en dat het gecoördineerde pakket gericht moet zijn op de overgang naar een grondstoffenefficiënte en duurzame economie;
15. wijst erop dat de Nederlandse autoriteiten garanties hebben geboden dat voor de voorgestelde maatregelen geen financiële steun uit andere fondsen of financieringsinstrumenten van de Unie zal worden ontvangen, dat dubbele ondersteuning zal worden voorkomen, dat de maatregelen een aanvulling zullen vormen op maatregelen gefinancierd door de structuurfondsen en dat zal worden voldaan aan de wettelijke vereisten in het nationale en Unierecht op het gebied van collectieve ontslagen;
16. herinnert eraan dat de inzetbaarheid van alle werknemers moet worden verbeterd door middel van aangepaste opleidingen en de erkenning van de in de loop van het beroepsleven opgedane vaardigheden en bekwaamheden; verwacht dat de opleiding die in het gecoördineerde pakket wordt aangeboden, niet alleen is afgestemd op de behoeften van de ontslagen werknemers, maar ook op het huidige ondernemingsklimaat;
17. herhaalt dat uit het EFG afkomstige steun niet in de plaats mag komen van maatregelen waartoe ondernemingen verplicht zijn krachtens de nationale wetgeving of collectieve overeenkomsten, noch van maatregelen voor de herstructurering van ondernemingen of sectoren;
18. verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de documenten in verband met EFG‑zaken openbaar toegankelijk zijn;
19. hecht zijn goedkeuring aan het bij deze resolutie gevoegde besluit;
20. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit samen met de voorzitter van de Raad te ondertekenen en zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;
21. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie, met inbegrip van de bijlage, te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
Focus on consumption, Economisch Bureau ABN-AMRO Mathijs Deguelle en Nico Klene. Ontwikkeling van het volume van de verkoop van de detailhandel. 24 januari 2014. Prognoses retail, Economisch Bureau ABN‑AMRO Sonny Duijn, eerste alinea. 22 januari 2016.
betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering – aanvraag van Nederland – EGF/2016/005 NL/Drenthe Overijssel detailhandel
(De tekst van de bijlage wordt hier niet weergegeven, aangezien deze overeenkomt met de definitieve handeling: Besluit (EU) 2017/559.)