Resolutie van het Europees Parlement van 27 april 2017 over het jaarverslag inzake de controle van de financiële activiteiten van de EIB voor 2015 (2016/2098(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien het overzicht van activiteiten 2015 van de Europese Investeringsbank,
– gezien het financieel verslag 2015 en het statistisch verslag 2015 van de Europese Investeringsbank,
– gezien het duurzaamheidsverslag 2015, het verslag 2015 over de driepijlerbeoordeling voor EIB-verrichtingen binnen de EU en het verslag 2015 over de resultaten buiten de EU van de Europese Investeringsbank,
– gezien de jaarverslagen van het Comité ter controle van de boekhouding van de EIB over 2015,
– gezien het jaarverslag 2015 van de EIB-groep over fraudebestrijdingsactiviteiten,
– gezien het verslag over de uitvoering van het transparantiebeleid van de EIB in 2015 en het verslag inzake corporate governance van 2015,
– gezien het activiteitenverslag 2015 van het bureau van het hoofd Naleving van de EIB,
– gezien het werkprogramma van de EIB-groep voor 2014-2016, 2015-2017 en 2016-2018 en het werkprogramma van het EIF voor 2014-2016,
– gezien de artikelen 3 en 9 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU),
– gezien de artikelen 15, 126, 174, 175, 208, 209, 271, 308 en 309 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), Protocol nr. 5 betreffende de statuten van de EIB en Protocol nr. 28 betreffende economische, sociale en territoriale cohesie,
– gezien Protocol nr. 1 betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie,
– gezien het reglement van orde van de Europese Investeringsbank,
– gezien zijn resoluties van 11 maart 2014 over de Europese Investeringsbank (EIB) – jaarverslag 2012(1), van 30 april 2015 over de Europese Investeringsbank – jaarverslag 2013(2), en van 28 april 2016 over de Europese Investeringsbank (EIB) – jaarverslag 2014(3),
– gezien Besluit nr. 1080/2011/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 over het externe mandaat van de EIB voor de periode 2007-2013(4) en gezien Besluit nr. 466/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot verlening van een EU-garantie voor verliezen van de Europese Investeringsbank op financieringsverrichtingen van projecten buiten de Unie(5),
– gezien Verordening (EU) nr. 670/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2012 tot wijziging van Besluit nr. 1639/2006/EG tot vaststelling van een kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (2007-2013) en van Verordening (EG) nr. 680/2007 tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van de trans-Europese netwerken voor vervoer en energie(6) (inzake de testfase voor de Europa 2020-projectobligaties),
– gezien de mededeling van de Commissie van 26 november 2014 getiteld "Een investeringsplan voor Europa" (COM(2014)0903),
– gezien Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2015 betreffende het Europees Fonds voor strategische investeringen, de Europese investeringsadvieshub en het Europese investeringsprojectenportaal en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1291/2013 en (EU) nr. 1316/2013 – het Europees Fonds voor strategische investeringen(7),
– gezien de mededeling van de Commissie van 22 juli 2015 getiteld "Samen werken aan werkgelegenheid en groei: de rol van nationale stimuleringsbanken (NPB's) bij de facilitering van het Investeringsplan voor Europa" (COM(2015)0361),
– gezien de mededeling van de Commissie van 1 juni 2016 getiteld "Europa investeert weer – Balans van het investeringsplan voor Europa en volgende stappen" (COM(2016)0359),
– gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie van 14 september 2016 over de verlenging van de looptijd van het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI), en de invoering van technische versterkingen voor dat fonds en de Europese investeringsadvieshub (COM(2016)0597, SWD(2016)0297 en SWD(2016)0298),
– gezien het verslag van de EIB over de evaluatie van de werking van het EFSI van september 2016,
– gezien advies nr. 2/2016 van de Europese Rekenkamer over het voorstel voor verlenging en uitbreiding van het EFSI,
– gezien speciaal verslag nr. 19/2016 van de Europese Rekenkamer: "Uitvoering van de EU-begroting via financieringsinstrumenten – lessen die uit de programmeringsperiode 2007-2013 moeten worden getrokken",
– gezien de ad-hocaudit door Ernst & Young van de toepassing van Verordening (EU) nr. 2015/1017 ("EFSI-verordening") van 8 november 2016,
– gezien de driepartijenovereenkomst van september 2016 tussen de Europese Commissie, de Europese Rekenkamer en de Europese Investeringsbank,
– gezien de brief van de Europese Ombudsman aan de voorzitter van de Europese Investeringsbank d.d. 22 juli 2016,
– gezien artikel 52 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie regionale ontwikkeling (A8-0161/2017),
A. overwegende dat de EIB door het Verdrag verplicht is bij te dragen aan de integratie, de economische en sociale cohesie en de regionale ontwikkeling in de EU door middel van specifieke investeringsinstrumenten zoals leningen, aandelen, garanties, risicodelingsfaciliteiten en adviesdiensten;
B. overwegende dat de EIB, als 's werelds grootste publieke kredietverstrekker, actief is in de internationale kapitaalmarkten en concurrerende voorwaarden aan klanten en gunstige voorwaarden ter ondersteuning van EU-beleid en -projecten biedt;
C. overwegende dat het Europees Investeringsfonds (EIF) en het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI), in aanvulling op de verrichtingen van de EIB, een belangrijke rol moeten spelen als gespecialiseerde EU-instrumenten voor durfkapitaal en garanties, waarmee vooral kmo's en de Europese integratie en economische, sociale en territoriale cohesie worden ondersteund;
D. overwegende dat het Europees Parlement drie verslagen heeft opgesteld over de activiteiten van de EIB: een verslag over de financiële activiteiten van de EIB (opgesteld door de Commissie economische en monetaire zaken en de Begrotingscommissie), een verslag over de controle op de financiële activiteiten van de EIB (opgesteld door de Commissie begrotingscontrole), en een verslag over de tenuitvoerlegging van het EFSI (opgesteld door de Commissie economische en monetaire zaken en de Begrotingscommissie);
E. overwegende dat waarborgen tegen fraude, waaronder belastingfraude en het witwassen van geld, alsook tegen het risico van terrorismefinanciering, zijn vervat in contractuele bepalingen die door de EIB worden opgenomen in door de EIB-groep en zijn tegenpartijen gesloten overeenkomsten; overwegende dat de EIB van haar tegenpartijen moet eisen dat zij alle toepasselijke wetgeving naleven; overwegende dat de EIB op basis van de resultaten van zorgvuldig onderzoek aanvullende, specifiek op transparantie en integriteit gerichte contractbepalingen moet opleggen;
F. overwegende dat de EIB optreedt als de uitvoerende arm van de Europa 2020-strategie en de bijbehorende vlaggenschipinitiatieven door te zorgen voor het gebruik van publieke investeringen ter vervanging of correctie van leemten in de financiële markt en door nieuwe aanjagers van groei en banen in de EU te stimuleren;
G. overwegende dat het katalysatoreffect van het aantrekken van middelen door de EIB van cruciaal belang is om toegevoegde waarde voor de EU vast te stellen en ervoor te zorgen dat de EU op mondiaal niveau een leidende speler blijft, met alle kenmerken van een economie van wereldklasse ten aanzien van concurrentievermogen, innovatie, infrastructuur en aantrekkelijkheid;
H. overwegende dat de investeringen van de EIB een eco-stimuleringspakket vormen waarmee de EU beter wordt toegerust om een kansenregio te blijven en de uitdagingen van geglobaliseerde economische concurrentie het hoofd te bieden;
I. overwegende dat het Investeringsplan voor Europa onderdeel is van een bredere strategie die erop gericht is om de negatieve trend die wordt waargenomen in de publieke en private investeringen te keren door nieuwe private financiële middelen aan te trekken die in de reële economie kunnen worden geïnjecteerd teneinde strategische en duurzame langetermijninvesteringen in de hele EU te bevorderen;
J. overwegende dat de EIB momenteel een toenemend aantal financiële instrumenten ontwerpt en bevordert, van PPP's tot securisatie; overwegende dat dergelijke instrumenten een risico op socialisering van verliezen en privatisering van winsten met zich mee kunnen brengen;
K. overwegende dat de EIB-financiering van activiteiten buiten de EU primair de verwezenlijking van de doelstellingen van het extern beleid van de EU dichterbij brengt, terwijl tegelijkertijd de zichtbaarheid van de EU wordt vergroot, de waarden van de EU worden uitgedragen en aan de instandhouding van de stabiliteit van derde landen wordt bijgedragen;
L. overwegende dat er voortdurend aandacht moet zijn voor de ontwikkeling van beste praktijken in het kader van het prestatiebeleid en -beheer van de EIB, alsmede voor goed bestuur en transparantie;
M. overwegende dat de EIB de AAA-rating, als fundamentele eigenschap van haar bedrijfsmodel, moet behouden, alsook een kwalitatief hoogwaardige, solide activaportefeuille met gezonde investeringsprojecten bij de tenuitvoerlegging van het EFSI;
N. overwegende dat de EIB nog niet alle nodige maatregelen heeft genomen als reactie op de aanbevelingen en oproepen van het Parlement in zijn resoluties over de jaarverslagen van de EIB van voorgaande jaren;
Verbeteren van de duurzaamheid van het investeringsbeleid van de EIB
1. merkt op dat in 2015 77,5 miljard EUR aan verrichtingen is ondertekend (ten opzichte van 77 miljard EUR in 2014), waarvan 69,7 miljard EUR naar EU-lidstaten is gegaan en 7,8 miljard EUR buiten de EU is besteed;
2. is ingenomen met de jaarverslagen van de EIB van 2015 en de daarin gepresenteerde resultaten, alsmede met de inspanningen voor een betere presentatie en verslaglegging van de bijdragen (of additionaliteit) en de resultaten van de EIB;
3. herinnert aan het verzoek van het Parlement om een uitvoerig en geharmoniseerd jaarverslag te presenteren, teneinde een beter kwaliteitsvol overzicht te krijgen van de totale activiteiten en leningprioriteiten van de EIB en deze beter te kunnen evalueren; dringt erop aan dat de EIB informatie verstrekt over de concrete en bereikte economische, sociale en milieueffecten van haar verrichtingen in de lidstaten en daarbuiten, alsook over de meerwaarde ervan, en dat zij deze informatie verder verfijnt;
4. benadrukt dat alle door de EIB gefinancierde activiteiten moeten passen in en doorlopend consistent moeten zijn met de algemene strategie van de EU en de prioritaire beleidsgebieden van de Europa 2020-strategie, de faciliteit voor groei en werkgelegenheid en het pact voor groei en banen, terwijl ze bij de selectie van projecten tegelijkertijd de criteria voor economische, sociale en financiële efficiëntie en milieueffecten moeten toepassen, teneinde de consequente uitvoering van het EU-beleid te waarborgen;
5. wijst op de noodzaak om concrete en beknopte resultaten te overleggen over de wijze waarop de externe investeringen van de EIB hebben bijgedragen aan het behalen van de prioriteiten van de EU en de ontwikkeling van capaciteitsopbouw in de regio;
6. spoort de EIB met klem aan om lacunes in investeringen, markten en sectoren te blijven opvullen en te investeren in projecten en verrichtingen met een werkelijke toegevoegde waarde, teneinde te komen tot een grotere economische, sociale en territoriale cohesie, een beter investeringsklimaat, meer werkgelegenheid en de terugkeer van duurzame groei in de EU;
7. herinnert eraan dat het ondersteunen van economisch herstel, duurzame groei en sterkere cohesie een overkoepelend doel is en dat de EIB beter moet anticiperen op structurele veranderingen, met name wanneer deze verband houden met de herindustrialisatie van Europa en de digitale kenniseconomie, zodat kan worden gezorgd voor nieuwe economische kansen, innovatie, een snellere totstandkoming van een circulaire economie en een intensievere toepassing van hernieuwbare energiebronnen, in overeenstemming met de doelen van het milieu-, klimaat- en energiebeleid; benadrukt dat bij de uitvoering van het herindustrialisatieproces enerzijds rekening moet worden gehouden met de noodzaak om hoogwaardige banen te creëren en anderzijds met de verschillende situaties die tekenend zijn voor de Europese economie, maar dat daarnaast te allen tijde met inachtneming van het milieu en de gezondheid van werknemers en burgers moet worden gehandeld;
8. is van mening dat de EIB bij het vaststellen van investeringsacties en financieringsbesluiten stelselmatig oog moet hebben voor de economische, sociale en milieueffecten op de middellange en lange termijn, met name ten aanzien van grensoverschrijdende aspecten; acht het noodzakelijk dat de EIB investeert in zowel grootschalige als kleinschalige duurzame projecten met een systemisch belang op de lange termijn die toegevoegde waarde op regionaal en EU-niveau creëren;
9. benadrukt dat de deugdelijkheid van gefinancierde projecten per definitie niet alleen moet worden beoordeeld in termen van economische relevantie, maar ook met evenveel aandacht voor hun sociale en milieuduurzaamheid en voor hun politiek, grensoverschrijdend en regionaal belang; herinnert eraan dat prioritering van projecten met duidelijke en duurzame doelen en meetbare effecten op de groei en de werkgelegenheid binnen de kredietactiviteiten van de EIB het leidende kernbeginsel moet blijven;
10. stelt vast dat de EIB een essentiële actor is die nodig is om de economie van de EU nieuw leven in te blazen, de werkgelegenheid te stimuleren, de groei in de EU-lidstaten aan te zwengelen en de doeltreffendheid en het rendement van de beschikbare financiële middelen te maximaliseren door gebruik te maken van herinzetbare instrumenten, namelijk via het multiplicatoreffect van garantiefondsen en het hefboomeffect;
11. is van mening dat een veerkrachtige, duurzame en stabiele EU-financieringsstrategie moet worden verzekerd om het economisch herstel te versnellen, de werkgelegenheid te stimuleren en bepaalde economische sectoren en minder ontwikkelde regio's te helpen hun achterstand in te lopen; herinnert eraan dat productieve investeringen, in het bijzonder op de lange termijn, een verschil moeten maken en de primaire sector, onderzoek, infrastructuur en werkgelegenheid moeten versterken; is van mening dat projecten moeten worden gekozen op basis van hun eigen merites, hun potentieel om toegevoegde waarde te creëren voor de EU als geheel, en hun effectieve additionaliteit, mogelijkerwijs met een hoger risicoprofiel;
12. herhaalt in dit verband dat meer informatie openbaar moet worden gemaakt over de precieze aard van individuele projecten die direct of indirect worden gefinancierd via de kredietactiviteiten van de EIB, en in het bijzonder over de toegevoegde waarde en de verwachte effecten van die projecten voor de economie van elke lidstaat;
13. wijst nogmaals op de zorgen van het Parlement over de vaststelling van een evenwichtige strategie met een dynamische, eerlijke en transparante geografische spreiding van projecten en investeringen over de lidstaten, rekening houdend met de specifieke nadruk op minder ontwikkelde landen en regio's; merkt op dat 73 % van de totale kredietverlening door de EIB voor 2015 (51 miljard EUR) is geconcentreerd in zes lidstaten, hetgeen aantoont dat niet alle lidstaten of regio's in gelijke mate van investeringsmogelijkheden kunnen profiteren;
14. ondersteunt initiatieven van de EIB om ter plaatse gezamenlijke technische ondersteuning te bieden aan de beheersautoriteiten en financiële intermediairs, met inbegrip van doelgerichte fi-compass-opleidingen;
15. verzoekt de EIB haar communicatie met potentiële belanghebbenden en particuliere investeerders over beschikbare financieringsbronnen en -instrumenten, en die met burgers over de bereikte resultaten, te intensiveren;
16. roept de EIB en de Commissie op hun mogelijkheden voor financiering meer te verspreiden, en meer steun en advies te verstrekken aan plaatselijke en regionale autoriteiten en kmo's, met als doel de toegang tot EIB-financiering te vergemakkelijken en de combinatie van subsidies met leningen en financiële instrumenten te bevorderen; verzoekt de Commissie steun te verlenen bij de ontwikkeling van opleidingsprogramma's voor mogelijke begunstigden, door beheersautoriteiten een belangrijkere rol toe te kennen in het verschaffen van informatie, begeleiding en advies aan de uiteindelijke begunstigden;
17. acht het van fundamenteel belang dat de EIB haar AAA-rating behoudt om onder de best mogelijke kredietvoorwaarden toegang te houden tot de internationale kapitaalmarkten en de baten vervolgens door te rekenen in haar investeringsstrategie en haar eigen kredietvoorwaarden; verzoekt de EIB om haar risicocultuur verder te ontwikkelen teneinde haar doeltreffendheid te verbeteren en de complementariteit en de synergieën tussen haar verrichtingen en diverse EU-beleidslijnen te vergroten;
18. maakt zich ernstig zorgen over de meestal hogere kosten en vergoedingen voor door de EIB/EIF beheerde fondsen die financieringsinstrumenten onder gedeeld beheer ten uitvoer leggen, zoals de Europese Rekenkamer aan het licht heeft gebracht in haar speciaal verslag nr. 19/2016: "Uitvoering van de EU-begroting via financieringsinstrumenten – lessen die uit de programmeringsperiode 2007-2013 moeten worden getrokken" en moedigt de Rekenkamer aan voor de lopende periode een soortgelijke audit uit te voeren;
Monitoren van de impact van de EIB op de uitvoering van belangrijk publiek beleid
19. neemt kennis van het verslag over de resultaten en de impact van de EIB-verrichtingen binnen de EU in 2015 op basis van de driepijlermethodologie voor het beoordelen van verwachte resultaten, het monitoren van huidige resultaten en het meten van de impact van haar vier belangrijkste publieke beleidsdoelstellingen, te weten innovatie en vaardigheden (22,7 % van de EIB-toekenningen in 2015, oftewel 15,8 miljard EUR), financiering voor kmo's en midcaps (28,5 % van de toekenningen, oftewel 19,8 miljard EUR), infrastructuur (24,5 %, oftewel 17,1 miljard EUR) en milieu (24,3 %, oftewel 16,9 miljard EUR); merkt op dat een selectie van output en resultaten voor de nieuw overeengekomen verrichtingen is opgenomen om verwachte resultaten te illustreren, maar dat dit verslag geen informatie bevat over huidige gemonitorde resultaten of over de bereikte effecten;
20. betreurt dat het jaarverslag 2015 over de verrichtingen van de EIB binnen de EU geen informatie bevat over verwachte en behaalde resultaten van verrichtingen van de Bank met betrekking tot haar twee transversale beleidsdoelstellingen, namelijk klimaatactie en cohesie; is bezorgd over het feit dat de EIB in 2015 het beoogde doel van 30 % investeringen voor cohesie niet heeft behaald (25,2 % behaald binnen de EU) en dat de voorspelde tenuitvoerlegging voor 2016 (27 %) ook lager is dan de doelstelling van 30 %; dringt er bij de EIB op aan de economische, sociale en territoriale cohesie te herstellen als belangrijkste doelstelling van openbaar beleid en een begin te maken met expliciete verslaglegging over de tenuitvoerlegging ervan;
21. betreurt voorts dat de actualisering van de driepijlermethodologie, die bedoeld is om de methodologie in overeenstemming te brengen met de vereisten van de EFSI-verordening, niet heeft geleid tot harmonisatie van de verslaglegging van de EIB over verrichtingen binnen de EU met de verslaglegging over verrichtingen buiten de EU en tot de inclusie van analytische en uitgebreide informatie over behaalde concrete resultaten binnen de EU; vraagt dat op projectniveau meer informatie wordt bekendgemaakt door openbare toegang te verlenen tot de projectevaluatie- en beoordelingsdocumenten van de driepijlerbeoordeling (3PA) en het raamwerk voor resultaatmeting (REM);
22. wijst erop dat een ambitieuze investeringsstrategie moet worden gekoppeld aan instrumenten voor duidelijke monitoring en verslaglegging waarmee het prestatiebeheer kan worden gegarandeerd;
23. verzoekt de EIB om voortdurend nadruk te leggen op het monitoren van haar prestaties door middel van prestatiebeoordelingen en het vaststellen van bewezen effecten; spoort de EIB aan om haar monitoringindicatoren, en specifiek haar additionaliteitsindicatoren, verder te blijven ontwikkelen teneinde de effecten in een zo vroeg mogelijk stadium van de projectgeneratiefase te kunnen beoordelen, en om de raad van bestuur te voorzien van voldoende informatie over de verwachte effecten, in het bijzonder die welke bijdragen aan het EU-beleid;
24. onderkent de complexiteit van de monitoring van een groeiende portefeuille en gevarieerde projectplanning, en in het verlengde daarvan van het algemene beheer van indicatoren; moedigt de EIB aan meer inspanningen te leveren om te zorgen voor gepaste monitoring;
25. spoort de EIB aan om zich proactiever op te stellen tegenover lidstaten teneinde capaciteitsopbouw- en adviesdiensten rechtstreeks aan de begunstigden te verstrekken ten behoeve van de voorbereiding van grootschalige investeringsprojecten door middel van een betere samenwerking met de betrokken nationale of decentrale autoriteiten of nationale stimuleringsbanken;
Financieringsregelingen voor kmo's
26. herinnert eraan dat de EIB een wereldwijde verantwoordelijkheid heeft om de aantrekkelijkheid van de EU op het wereldtoneel te waarborgen door een gunstig investeringsklimaat voor ondernemingen te bevorderen;
27. erkent de centrale rol die kmo's en midcaps spelen in de EU-economie en in de economieën van de afzonderlijke lidstaten door voor werkgelegenheid en groei te zorgen; ondersteunt de EIB in haar inspanningen om haar steun aan alle soorten kmo's (startkapitaal, start-ups, micro-, kleine en middelgrote bedrijven, clusters van bedrijven) te intensiveren met een focus op nieuwe bedrijfsmodellen met een hoog potentieel voor het scheppen van nieuwe banen voor jongeren; roept de EIB in dit verband op de nodige inspanningen te leveren om te zorgen voor een volledige uitvoering van het kmo-initiatief;
28. neemt kennis van het feit dat de EIB-steun aan kmo's circa 36,6 % van haar financiering over 2015 vertegenwoordigde, met een hefboomeffect van 39,7 miljard EUR aan kmo-financiering, waardoor 5 miljoen banen werden ondersteund;
29. is ingenomen met de inspanningen van het EIF om het initiatief voor kmo's momenteel te ontplooien in zes landen (Spanje, Italië, Bulgarije, Finland, Roemenië, Malta), die naar verwachting in aanmerking zullen komen voor nieuwe, tegen gunstige voorwaarden verleende kmo-leningen ter waarde van ongeveer 8,5 miljard EUR; vraagt de lidstaten om het initiatief voor kmo's op grotere schaal ten uitvoer te leggen, rekening houdend met de capaciteit om het risico voor financiële tussenpersonen te verlagen; stelt het voorstel van de Commissie om het initiatief voor kmo's tot 2020 te verlengen dan ook op prijs; onderstreept evenwel dat het initiatief voor kmo's een grotere rol moet spelen, aangezien de financiering van kleine en middelgrote ondernemingen essentieel is om de groei en werkgelegenheid in de EU te bevorderen, vooral in de tijd na de economische en financiële crisis; roept de EIB op om het gebruik van het instrument voor securisatie in het oog te houden en te verruimen; dringt ook aan op verbetering van het communicatiebeleid van de EIB en van de administratieve voorwaarden van het kmo-initiatief; verzoekt het EIF om een verslag uit te brengen met nadere bijzonderheden over de successen en mislukkingen van het programma;
30. is ingenomen met de lancering, zoals overeengekomen tussen de EIB en de Commissie, van nieuwe instrumenten zoals het instrument voor particuliere financiering van energie-efficiëntie (PF4EE), het kmo-initiatief en de financieringsinstrumenten voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI), waarvan wordt verwacht dat ze zullen bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie; neemt kennis van de activiteiten van het EIF, en met name de Cosme-financieringsinstrumenten (voor het concurrentievermogen van ondernemingen en voor kmo's) en Innovfin, dat in 2015 heeft geprofiteerd van het EFSI door het bedrag aan leningen dat het garandeert te verdubbelen;
31. verzoekt de EIB haar interventierisicoprofiel te verhogen, met name bij het ondersteunen van kleine of middelgrote ondernemingen die risico nemen of zich ontwikkelen in regio's met een economische achterstand of een gebrek aan stabiliteit; is tevens van mening dat het verbeteren van de toegang van kmo's tot financiering een terugkerende langetermijndoelstelling is die moet worden verwezenlijkt en verder uitgebreid;
Innovatie
32. steunt alle stimulansen die gericht zijn op marktgedreven innovatie, maatschappelijke ontwikkeling en milieubescherming, en waarbij duurzame groei en de zorgvuldige omgang met de hulpbronnen worden gehandhaafd; steunt stimulansen die bijdragen tot de verwezenlijking van de ambitie van de EU om een circulaire en digitale kenniseconomie te worden en het concurrentievermogen van de EU in stand te houden;
33. merkt op dat de EIB reeds investeert in O&O, en wel in de vorm van EU-beveiligingsbedrijven op het gebied van civiele technologie en technologieën voor tweeërlei gebruik; is van mening dat, wat technologieën voor tweeërlei gebruik betreft, de EIB in de eerste plaats investeringen moet ondersteunen voor de commerciële exploitatie ervan in civiele toepassingen – voorbeelden van EIB-projecten van dit type omvatten al O&O-investeringen in onderdelen van lucht- en ruimtevaartuigen, radarsystemen, cyberveiligheid en cloudbeveiliging, micro-elektronica en vaccins;
34. merkt op dat het bedrag voor leningen voor innovatieve projecten in 2015 opliep tot een recordniveau van 18,7 miljard EUR en is verheugd dat de EIB meer gewicht toekent aan investeringen in innovatie;
35. merkt op dat de EIB, door haar steun aan civiele technologieën en technologieën voor tweeërlei gebruik voort te zetten, binnen het vastgestelde wettelijk kader haar steun aan de EU-beveiligingssector kan vergroten, en dat dit ook verrichtingen omvat die profiteren van het EFSI;
Infrastructuur
36. verzoekt de EIB steun te blijven verlenen aan de infrastructuuragenda op basis van efficiënte projecten van gemeenschappelijk belang in de vervoer- en energiesector met eigen middelen en door de tenuitvoerlegging van schuldfinancieringsinstrumenten in het kader van de "Connected Europe"-faciliteit, rekening houdend met de verenigbaarheid daarvan met de doelen van het milieubeleid, het klimaatbeleid en regionale ontwikkeling; dringt er bij de EIB op aan om binnen macroregionale strategieën nieuwe financieringsinstrumenten te ontwikkelen voor de aanleg van infrastructuur en werken;
37. verheugt zich over het financieringsniveau van de doelstellingen voor economische en sociale cohesie (17 634 miljard EUR) en rehabilitatie van het platteland en steden (5 467 miljard EUR), en beveelt aan dat dit niveau wordt gehandhaafd; beschouwt financiering als een essentiële aanvulling op het cohesiebeleid en de Europese structuur- en investeringsfondsen; beklemtoont dat het, teneinde synergie en complementariteit tussen beide instrumenten tot stand te brengen, belangrijk is om regelmatig een dialoog te voeren met de beheersautoriteiten;
38. roept de EIB, de Commissie en nationale, regionale en lokale overheden, alsmede de nationale stimuleringsbanken en -instellingen (NPBI's) op tot meer samenwerking, met als doel om meer synergieën te creëren tussen de ESI-fondsen enerzijds en de financieringsinstrumenten en leningen van de EIB anderzijds, en om de administratieve lasten te verlagen, de vereenvoudigde procedures te verbeteren en de administratieve capaciteit te verhogen, territoriale ontwikkeling en cohesie te stimuleren en het inzicht in ESI-fondsen en EIB-financiering te verbeteren; meent dat er weinig informatie beschikbaar is over de activiteiten met gecombineerde financiering van de EIB in projecten en programma's van het cohesiebeleid; verzoekt de EIB om haar rol als openbare instelling te respecteren en op het gebied van verantwoording, transparantie en zichtbaarheid de lat zo hoog mogelijk te leggen om ambiguïteit te vermijden; verzoekt de EIB om een communicatiebeleid uit te stippelen voor al haar activiteiten, met inbegrip van voorlichting, opdat alle bestuursvormen en alle begunstigden toegang hebben tot hun programma's;
39. beklemtoont dat het toegenomen gebruik van financiële instrumenten in het cohesiebeleid betekent dat het Europees Parlement nauwer betrokken moet zijn bij het toezicht op de activiteiten van de EIB, onder meer om de gevolgen van de rol van de EIB beter te kunnen beoordelen;
40. vraagt de lidstaten ten volle gebruik te maken van de hun toegewezen middelen uit de ESI-fondsen en van de mogelijkheid van additionaliteit, dit ter aanvulling van de leningen en financiële instrumenten van de EIB; wenst bovendien dat subsidies beter worden gecombineerd met EIB-financiering, zodat de hefboomwerking van ESI-fondsen beter wordt benut; vraagt de EIB om dit proces te leiden omdat zij haar investeringen dankzij expertise en verantwoording jegens aandeelhouders rendabel kan maken;
41. vraagt de EIB haar financiering van de doelstellingen omtrent economische en sociale cohesie en de stedelijke doelstellingen te vergroten, onder voortzetting van de steun aan traditionele en innoverende sectoren in de EU; pleit daarnaast voor de ontwikkeling van bijzondere financiële instrumenten ter ondersteuning van de uitvoering van de actieplannen voor macroregionale strategieën, in samenwerking met de lidstaten;
Milieu- en klimaatinvesteringen
42. spoort de EIB aan om haar klimaatactie te richten op de duurzaamheid van sectoroverstijgende projecten in het kader van de COP21-doelstellingen en om de uitbreiding van het gebruik van hernieuwbare energie en hulpbronnenefficiëntie te ondersteunen; merkt op dat de financiering voor hernieuwbare energie het niveau van 3,4 miljard EUR heeft bereikt;
43. roept de EIB op opnieuw te beoordelen in hoeverre haar specifieke aandacht voor gasinfrastructuurprojecten terecht is, zeker nu er nieuwe grootschalige plannen opduiken voor de bouw van nieuwe pijpleidingen en LNG-terminals terwijl de vraag naar gas in Europa afneemt; merkt bezorgd op dat de investeringen van de EIB in gasinfrastructuur zouden kunnen leiden tot investeringen in verouderde middelen;
44. acht het noodzakelijk om de ontwikkeling van een markt voor duurzame groene projecten voor te zetten door in de eerste plaats de totstandkoming van een kringloopeconomie te bevorderen, met name door middel van een markt voor groene obligaties;
Bijdrage van de EIB aan het beheer van mondiale vraagstukken
45. wijst op de toename van het externe mandaat van 10 naar 27 miljard EUR, met een optioneel extra bedrag van 3 miljard EUR; wijst andermaal op de noodzaak om de samenhang van dit mandaat met de doelstellingen van het extern beleid van de EU constant te waarborgen, vooral met betrekking tot de eerbiediging van de burgerrechten in de landen die financiering ontvangen; herhaalt het verzoek van het Parlement aan de Rekenkamer om een speciaal verslag op te stellen over de afstemming op het EU-beleid van de externe kredietverleningsinterventies van de EIB en de prestaties daarvan;
46. is ingenomen met het vermogen van de EIB om zich snel aan te passen aan internationale uitdagingen; verzoekt de EIB om ondersteuning te blijven geven aan het extern beleid van de EU en haar noodresponscapaciteit in verband met de mondiale uitdaging van migratie door het ontwikkelingsaspect in aanmerking te nemen en de economische veerkracht te vergroten;
Monitoren van de toegevoegde waarde en additionaliteit van het EFSI
47. merkt op dat het EFSI als doel heeft om via de EIB tegen 2018 te zorgen voor in totaal 315 miljard EUR aan extra investeringen en nieuwe projecten in de reële economie; stelt vast dat er 97 infrastructuur- en innovatieprojecten en 192 kmo-financieringsovereenkomsten zijn goedgekeurd, die samen een totale verwachte investering van 115,7 miljard EUR vertegenwoordigen;
48. erkent dat de tenuitvoerlegging van het EFSI het profiel en het bedrijfsmodel van de EIB snel heeft veranderd als gevolg van de nieuwe processen en de monitoring van toekenningen en contracten;
49. merkt op dat de EIB-groep, om volledig gebruik te maken van de additionele risicocapaciteit, verschillende nieuwe producten ontwikkelt die het nemen van hogere risico's mogelijk maakt (bijvoorbeeld in de vorm van achtergestelde schulden, aandelen, risicodeling met banken), en zijn kredietrisicobeleid en de criteria voor het aanmerking komen van leningen heeft herzien om een grotere flexibiliteit mogelijk te maken; wijst erop dat de EIB niet alleen haar steun aan het EFSI, maar ook haar steun aan innovatieve bedrijven en infrastructuurprojecten heeft opgevoerd; merkt op dat de EIB een groter aantal van deze risicovollere projecten kan ondersteunen, zonder afbreuk te doen aan de beginselen van goed beheer;
50. herinnert eraan dat het doel van het EFSI is om, vergeleken met andere reeds bestaande financieringsinstrumenten van de EIB, onderscheidende, werkelijk innovatieve en risicovollere projectprofielen met nieuwe tegenpartijen in de private sector in kaart te brengen en significante grensoverschrijdende Europese meerwaarde te creëren bij de uitvoering van de geselecteerde projecten, om zo een effectieve bijdrage te leveren aan de verwezenlijking van de bestaande beleidsdoelstellingen;
51. erkent dat het EFSI een marktgebaseerd instrument is; herinnert er evenwel aan dat alle lidstaten de gepaste capaciteit moeten ontwikkelen om het te gebruiken;
52. merkt op dat bij de uitvoering van de EFSI-pijplijn van projecten de breedst mogelijke geografische spreiding in acht wordt genomen met het oog op de verwezenlijking van de doelen van cohesie en duurzaamheid; verzoekt de EIB de huidige geografische onevenwichtigheden binnen de Unie en de concentratie op bepaalde sectoren binnen het infrastructuur- en innovatievenster en het kmo-venster van de EFSI-portefeuille te corrigeren, door haar advieswerkzaamheden voor projectontwikkeling in de lidstaten en haar technische bijstand via de Europese investeringsadvieshub (EIAH) te intensiveren, door te overwegen om het aantal voor EFSI-financiering in aanmerking komende sectoren te vergroten of door het type project en de omvang van projecten beter af te stemmen op de marktbehoeften in de lidstaten;
53. herinnert de EIB eraan dat zij in het selectieproces zorgvuldig moet zoeken naar werkelijke additionaliteit en nieuwe dynamiek op basis van de grootte van het multiplicator-effect, dat kan variëren tussen projecten, met name op gebieden waar de EIB of het EIF niet reeds actief is, in geval van marktfalen of in suboptimale investeringssituaties;
54. merkt op dat het hefboomeffect per project verschilt en dat dit voornamelijk afhankelijk is van de schaal, de complexiteit en de correlatie tussen belangrijke sectorale uitdagingen en de verwachtingen van de eindbegunstigden in een context van schaarse overheidsmiddelen; is van mening dat het veronderstelde hefboomeffect met een vermenigvuldigingsfactor van 15 alleen aan het eind van een investeringscyclus kan worden gemeten, rekening houdend met de bijzonderheden van sectoren; is tevens van mening dat de doeltreffendheid van interventies niet alleen moet worden beoordeeld op basis van het potentieel van financieringsinstrumenten, maar ook op basis van meetbare resultaten;
55. roept de EIB op om bijzondere aandacht te schenken aan het beginsel van additionaliteit en om relevante kwalitatieve beheersinformatie over de tenuitvoerlegging van de verklaarde doelstellingen van het EFSI te verstrekken, waarin de effectieve additionaliteit en impact wordt afgezet tegen benchmarks, maar ook met het oog op de verlenging van het EFSI na 2017;
56. acht het belangrijk voor het aantrekken van kapitaal uit de private sector dat de EIB een deel van de risico's van potentiële projecten overneemt van investeerders; verzoekt de EIB om de aantrekkelijkheid en de zichtbaarheid van het EFSI in de investeringsrichtsnoeren te verbeteren, en om financiering voor projecten te vinden via een doeltreffender, op potentiële private investeerders gericht bewustmakingsbeleid;
57. merkt op dat het EFSI (middels het kmo-venster), samen met de leencapaciteit van de EIB en het EIF, een belangrijk instrument is voor het verstrekken van aanvullende financiering aan kmo's, dat wil zeggen tot 75 miljard EUR van de totale in drie jaar door het EFSI als katalysator gerealiseerde investeringen;
58. verzoekt de Commissie om binnen het EFSI een permanent Europees garantieplatform op te richten om de toegang van kmo's tot financiering te vergemakkelijken en de ontwikkeling van garanties en leningproducten op basis van Europese garanties te verbeteren;
59. roept de EIB op gebruik te maken van de kans die het EFSI biedt voor de financiering van kleinschaligere projecten van decentrale hernieuwbare energie die niet op het net zijn aangesloten, waarbij burgers en gemeenschappen betrokken zijn die niet gemakkelijk via andere bronnen een financiering kunnen krijgen;
60. neemt voorts kennis van de toename van het volume van de bijzondere activiteiten van de EIB welke voortkomt uit het eerste jaar van de tenuitvoerlegging van het EFSI, waaruit blijkt dat de voorzichtige risicocultuur en het dito kredietverleningsbeleid van de EIB zich hebben ontwikkeld;
61. dringt er met het oog op een betere verantwoording op aan dat het Investeringscomité de ontwikkeling van resultaatgerichte investeringen regelmatig beoordeelt met behulp van het scorebord van indicatoren, teneinde goed gerichte projecten, dat wil zeggen projecten die bijdragen aan groei en werkgelegenheid, in kaart te brengen en een objectief overzicht te verkrijgen van hun additionaliteit, toegevoegde waarde en overeenstemming met Uniebeleid en andere klassieke EIB-verrichtingen; roept de EIB op informatie vrij te geven over de wijze waarop projecten die de EFSI-waarborg kregen, scoorden op metingen aan de hand van het EFSI-scorebord van indicatoren;
62. merkt op dat de EIB in de toekomst open blijft staan voor discussie met de diensten van het Parlement over eventuele nadere regelingen voor een meer gestructureerde, minder gefragmenteerde aanpak van de dialoog tussen het Parlement en de EIB; merkt op dat de EIB en het Parlement toewerken naar een snelle sluiting van de formele overeenkomst over het EFSI, met bepalingen voor alle informatieverstrekking uit hoofde van die overeenkomst, met inbegrip van het jaarverslag over het EFSI, aan de Raad en het Parlement;
Verbetering van de transparantie, verantwoording, integriteit en interne controle van het EIB als noodzakelijke voorwaarde voor een betere corporate governance
63. is van mening dat de versterkte economische rol van de EIB, haar vergrote investeringscapaciteit en het gebruik van de EU-begroting om garant te staan voor de EIB-verrichtingen, vergezeld moeten gaan van een grotere transparantie en een betere verantwoording met het oog op een daadwerkelijk democratische controle van haar activiteiten, projectselectie en financieringsprioriteiten;
64. verzoekt de EIB haar risicobeoordeling van activiteiten regelmatig te actualiseren en haar risicocultuur aan te passen aan haar nieuwe bedrijfsmodel en aan het grotere volume van haar portefeuille in verband met de tenuitvoerlegging van nieuwe instrumenten, zoals het EFSI, diverse faciliteiten, investeringsplatforms en risicodelingsinstrumenten; verzoekt de EIB in dit verband in haar risicobeoordeling ook niet-financiële dimensies op te nemen, zoals toegevoegde waarde op sociaal en/of milieugebied; verwelkomt in dit verband de tenuitvoerlegging van het prudentiële risicobereidheidskader van de EIB om de monitoring van risico's en het overzicht over de oorsprong, het eigendom en het beheer van risico's te versterken; herinnert aan de noodzaak om één homogeen controlekader te ontwikkelen;
65. is ingenomen met de hoge kwaliteit van de leningenportefeuille van de EIB, waarin slechts 0,3 % van de totale portefeuille bestaat uit leningen die een waardevermindering hebben ondergaan, wat een bevestiging vormt van het consistent prudente risicobeheerbeleid van de EIB en bijdraagt aan het behoud van haar hoge kredietwaardigheid in de internationale financiële markten;
66. is ingenomen met het feit dat het transparantiebeleid van de EIB is gebaseerd op een openbaarmakingspresumptie, waardoor iedereen toegang heeft tot EIB-documenten en informatie; herhaalt zijn aanbeveling voor bekendmaking op de website van de EIB van niet-vertrouwelijke documenten zoals corporatieve werkprogramma's van vorige jaren, interinstitutionele overeenkomsten en memoranda en roept de EIB op het daar niet bij te laten, maar voortdurend te blijven zoeken naar manieren om de lat nog hoger te leggen;
67. is ingenomen het verslag over de tenuitvoerlegging van het transparantiebeleid van de EIB-groep voor 2015, alsook met de komende evaluatie van het klokkenluidersbeleid van de EIB;
68. herinnert eraan dat een transparante uitvoering van EU-beleid niet alleen leidt tot versterking van de algehele verantwoording door en geloofwaardigheid van de EIB, met een duidelijk overzicht van het type financiële intermediairs en eindbegunstigden, maar ook bijdraagt aan een verbeterde doeltreffendheid en duurzaamheid van de gefinancierde projecten, in combinatie met een nultolerantiebeleid ten aanzien van fraude en corruptie in haar leningenportefeuille; verzoekt de EIB zich te conformeren aan het nieuwe systeem voor vroegtijdige waarschuwing en uitsluiting van de Europese Commissie;
69. stelt met bezorgdheid vast dat de EIB, hoewel zij drie keer zoveel aanvullende financiering verschaft als de Wereldbank, slechts 3 rechtspersonen heeft uitgesloten, dit in tegenstelling tot de Wereldbank, die er 820 heeft uitgesloten; verzoekt de EIB, teneinde deze situatie te verhelpen, om zich aan te sluiten bij het netwerk van andere overheidsbanken op het gebied van uitsluiting, het netwerk waar de Wereldbank en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) deel van uitmaken;
70. herhaalt zijn oproep tot een grotere transparantie van de interventies waarbij de EIB samenwerkt met financiële intermediairs en begunstigden, om te voorkomen dat wordt gewerkt met tegenpartijen met een negatieve staat van dienst, tegenpartijen die op zwarte lijsten staan of tegenpartijen met potentiële banden met niet-transparante en niet-coöperatieve jurisdicties, offshoreactiviteiten of georganiseerde criminaliteit; is van mening dat het gebruik van criteria voor de selectie van financiële intermediairs en het beschikken over actuele informatie over de uiteindelijke eigendom van ondernemingen, waarbij ook trusts, stichtingen en belastingparadijzen in beeld moeten zijn, beste praktijken zijn die permanent moeten worden nagevolgd; verzoekt de EIB om, teneinde integriteits- en reputatierisico's te beperken, haar contractvoorwaarden te versterken door daarin een clausule over of een verwijzing naar goed bestuur op te nemen;
71. stelt voor dat de EIB het voorbeeld volgt van de Internationale Financieringsmaatschappij van de Wereldbankgroep en informatie bekend begint te maken over door haar via handelsbanken (de belangrijkste intermediairs/financiële instrumenten die de EIB gebruikt om kmo's te financieren) gefinancierde risicovolle subprojecten;
72. is ingenomen met de regelmatige bijeenkomsten met het maatschappelijk middenveld en de openbare raadplegingen over de ontwikkeling van EIB-beleid;
73. roept op tot steeds grotere transparantie ten aanzien van het openbaarmakingsbeleid van de EIB met betrekking tot bestuursorganen, in het bijzonder door het publiceren van de notulen van de vergaderingen van de raad van bestuur van de EIB en het EIF of het Investeringscomité van het EFSI, en met betrekking tot projecten van algemeen belang die profiteren van een garantie op basis van de EU-begroting en die gevolgen hebben voor gebieden en burgers in de EU; is van mening dat de openbaarmaking van het scorebord van indicatoren een goede praktijk is voor elke verrichting en voor de sociale- en milieueffectbeoordelingen op het niveau van projecten of subprojecten;
74. herhaalt zijn verzoek om de informatie met betrekking tot het systeem van hoofd- en onderaannemers openbaar en eenvoudig toegankelijk te maken en om in ieder geval de toegang van het Parlement tot de desbetreffende informatie en financiële documentatie te garanderen;
75. is verheugd over de proactieve aanpak van de Europese Ombudsman ten aanzien van de uitoefening van democratische controle van de EIB; maakt zich ernstig zorgen over de tekortkomingen die aan het licht zijn gebracht in bestaande EIB-mechanismen om mogelijke belangenconflicten binnen haar bestuursorganen te voorkomen; wenst in dit verband dat de EIB, teneinde eventuele draaideurconstructies en belangenconflicten in haar bestuursorganen beter te voorkomen, rekening houdt met de aanbevelingen van de Ombudsman en haar gedragscode zo snel mogelijk herziet;
76. is van mening dat de vicevoorzitters van de EIB niet langer verantwoordelijk mogen zijn voor projecten in hun thuisland, aangezien duidelijk kans is op belangenconflicten en slechts een gering aantal lidstaten een eigen vicevoorzitter heeft;
77. is ingenomen met de herziening van de regels van het klachtenmechanismebureau en met de verlenging van het memorandum van overeenstemming tussen de Europese Ombudsman en de EIB; vraagt de EIB om opheldering over de vertraging bij de lancering van een openbare raadpleging over de herziening van de beleidsmaatregelen en procedures van haar klachtenmechanisme; stelt vast dat een dergelijke herzieningsprocedure de mogelijkheid biedt om de onafhankelijkheid en doeltreffendheid van het klachtenmechanisme verder te verbeteren, dit met het oog op de invoering van een extra mechanisme voor een systematische rechtstreekse informatiestroom tussen het klachtenmechanismebureau en de directeurs; beklemtoont dat het bestuur van de EIB jaarlijks aan de Ombudsman en het Parlement verslag moet uitbrengen van de wijze waarop de aanbevelingen van zijn controlemechanismen zijn opgenomen in haar beleidsmaatregelen en praktijken; benadrukt voorts dat het hoofd van het klachtenmechanismebureau eens per jaar een activiteitenverslag aan het Europees Parlement moet voorleggen, evenals een beoordeling van de wijze waarop de bank aan de aanbevelingen van het klachtenmechanismebureau voldoet;
78. wenst dat de EIB, door middel van haar beleid inzake niet-transparante en niet-coöperatieve jurisdicties (NCJ's) en inzake het bestrijden van witwassen en terrorismefinanciering, alles in het werk stelt om belastingontduiking, -ontwijking en -fraude, onregelmatige activiteiten en het witwassen van geld tegen te gaan;
79. verzoekt de EIB ook regelmatig te blijven samenwerken met andere internationale financiële instellingen, en wel door informatie uit te wisselen over de resultaten van bedrijfsonderzoeken, fiscale onderzoeken of ken-uw-klant-onderzoeken en door jaarlijks verslag uit te brengen aan het Parlement en het publiek over de wijze waarop zij haar NCJ-beleid uitvoert;
80. is van mening dat nauwgezet extern toezicht op de EIB zorgvuldige overweging verdient, zoals het Parlement ook in eerdere resoluties heeft verklaard;
81. neemt kennis van de sluiting van de geactualiseerde driepartijenovereenkomst tussen de EIB, de Commissie en de Rekenkamer in september 2016, en roept de Rekenkamer op prestatieaudits uit te voeren van EIB-verrichtingen in diverse sectoren wanneer deze verband houden met het gebruik van middelen uit de EU-begroting met betrekking tot hun effectiviteit en doeltreffendheid;
82. roept de Commissie op om, met ingang van 2018, elk jaar uiterlijk in juni met een verslag te komen over de tenuitvoerlegging van het huidige MFK vanaf het begin ervan en over de stand van zaken, met inbegrip van de behaalde resultaten, van alle financieringsinstrumenten die de EIB-groep beheert en ten uitvoer legt, die werken met middelen van de EU-begroting, om het te gebruiken in de kwijtingsprocedure;
83. roept het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) op in zijn jaarverslag informatie op te nemen over gevallen die verband houden met de EIB;
Opvolging van de aanbevelingen van het Parlement
84. verzoekt de EIB verslag uit te brengen over de stand van zaken ten aanzien van en de status van eerdere aanbevelingen die het Parlement in zijn jaarlijkse resoluties heeft gedaan, met name inzake de effecten van haar kredietactiviteiten;
85. roept de EIB op haar beleid inzake preventie en ontmoediging van verboden gedrag in EIB-activiteiten te herzien, waarbij duidelijk moet worden gesteld dat de EIB geen financiering mag verstrekken aan en/of aanvullende uitbetalingen op verstrekt krediet mag goedkeuren voor projecten die het onderwerp zijn van een lopend nationaal of OLAF-onderzoek naar corruptie en fraude;
o o o
86. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese Investeringsbank en de regeringen en parlementen van de lidstaten.