Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2016/2197(DEC)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A8-0103/2017

Ingediende teksten :

A8-0103/2017

Debatten :

PV 26/04/2017 - 19
CRE 26/04/2017 - 19

Stemmingen :

PV 27/04/2017 - 5.57

Aangenomen teksten :

P8_TA(2017)0188

Aangenomen teksten
PDF 178kWORD 47k
Donderdag 27 april 2017 - Brussel
Kwijting 2015: Biogebaseerde industrieën (BBI)
P8_TA(2017)0188A8-0103/2017
Besluit
 Besluit
 Resolutie

1. Besluit van het Europees Parlement van 27 april 2017 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming biogebaseerde industrieën voor het begrotingsjaar 2015 (2016/2197(DEC))

Het Europees Parlement,

–  gezien de definitieve jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming biogebaseerde industrieën voor het begrotingsjaar 2015,

–  gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming biogebaseerde industrieën voor het begrotingsjaar 2015, vergezeld van het antwoord van de gemeenschappelijke onderneming(1),

–  gezien de verklaring van de Rekenkamer(2) voor het begrotingsjaar 2015 waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, overeenkomstig artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2017 betreffende de aan de gemeenschappelijke onderneming te verlenen kwijting voor de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2015 (05875/2017 – C8-0088/2017),

–  gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002(3), en met name artikel 209,

–  gezien Verordening (EU) nr. 560/2014 van de Raad van 6 mei 2014 tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming biogebaseerde industrieën(4), en met name artikel 12,

–  gezien Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 110/2014 van de Commissie van 30 september 2013 tot vaststelling van de financiële modelregeling voor publiek-private partnerschapsorganen bedoeld in artikel 209 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad(5),

–  gezien artikel 94 en bijlage IV van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A8-0103/2017),

1.  verleent de uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke Onderneming biogebaseerde industrieën kwijting voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming voor het begrotingsjaar 2015;

2.  formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;

3.  verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke Onderneming biogebaseerde industrieën, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

(1) PB C 473 van 16.12.2016, blz. 7.
(2) PB C 473 van 16.12.2016, blz. 8.
(3) PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.
(4) PB L 169 van 7.6.2014, blz. 130.
(5) PB L 38 van 7.2.2014, blz. 2.


2. Besluit van het Europees Parlement van 27 april 2017 over de afsluiting van de rekeningen van de Gemeenschappelijke Onderneming biogebaseerde industrieën voor het begrotingsjaar 2015 (2016/2197(DEC))

Het Europees Parlement,

–  gezien de definitieve jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming biogebaseerde industrieën voor het begrotingsjaar 2015,

–  gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming biogebaseerde industrieën voor het begrotingsjaar 2015, vergezeld van het antwoord van de gemeenschappelijke onderneming(1),

–  gezien de verklaring van de Rekenkamer(2) voor het begrotingsjaar 2015 waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, overeenkomstig artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2017 betreffende de aan de gemeenschappelijke onderneming te verlenen kwijting voor de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2015 (05875/2017 – C8-0088/2017),

–  gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002(3), en met name artikel 209,

–  gezien Verordening (EU) nr. 560/2014 van de Raad van 6 mei 2014 tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming biogebaseerde industrieën(4), en met name artikel 12,

–  gezien Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 110/2014 van de Commissie van 30 september 2013 tot vaststelling van de financiële modelregeling voor publiek-private partnerschapsorganen bedoeld in artikel 209 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad(5),

–  gezien artikel 94 en bijlage IV van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A8-0103/2017),

1.  hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van de Gemeenschappelijke Onderneming biogebaseerde industrieën voor het begrotingsjaar 2015;

2.  verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke Onderneming biogebaseerde industrieën, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

(1) PB C 473 van 16.12.2016, blz. 7.
(2) PB C 473 van 16.12.2016, blz. 8.
(3) PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.
(4) PB L 169 van 7.6.2014, blz. 130.
(5) PB L 38 van 7.2.2014, blz. 2.


3. Resolutie van het Europees Parlement van 27 april 2017 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming biogebaseerde industrieën voor het begrotingsjaar 2015 (2016/2197(DEC))

Het Europees Parlement,

–  gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming biogebaseerde industrieën voor het begrotingsjaar 2015,

–  gezien artikel 94 en bijlage IV van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A8-0103/2017),

A.  overwegende dat de Gemeenschappelijke Onderneming biogebaseerde industrieën (de "gemeenschappelijke onderneming") bij Verordening (EU) nr. 560/2014 van de Raad werd opgericht als publiek-privaat partnerschap voor een periode van 10 jaar met als doel alle belanghebbenden bijeen te brengen en bij te dragen tot het op de kaart zetten van de Unie als cruciale speler voor activiteiten op het gebied van onderzoek, demonstratie en markttoepassing in verband met geavanceerde biogebaseerde producten en biobrandstoffen;

B.  overwegende dat de gemeenschappelijke onderneming overeenkomstig de artikelen 38 en 43 van haar financiële regeling, vastgesteld bij het besluit van haar raad van bestuur van 14 oktober 2014, haar eigen jaarrekening moet voorbereiden en goedkeuren die wordt opgesteld door haar door de raad van bestuur benoemde rekenplichtige;

C.  overwegende dat de oprichtende leden van de gemeenschappelijke onderneming zijn: de Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, en partners uit het bedrijfsleven, vertegenwoordigd door het Bio-based Industries Consortium (de "BIC");

D.  overwegende dat de maximale bijdrage van de Unie aan de gemeenschappelijke onderneming voor onderzoeksactiviteiten en administratieve kosten, 975 000 000 EUR bedraagt, te betalen uit de begroting van Horizon 2020 en dat andere leden van de gemeenschappelijke onderneming bijdragen in middelen moeten leveren ten belope van ten minste 2 730 000 000 EUR gedurende het mandaat van de gemeenschappelijke onderneming, met inbegrip van bijdragen in contanten van ten minste 182 500 000 EUR, bijdragen in natura voor aanvullende activiteiten van ten minste 1 755 000 000 EUR en bijdragen in natura voor de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming;

Algemeen

1.  wijst erop dat 2015 een belangrijk jaar was voor de gemeenschappelijke onderneming, aangezien zij toen haar operationele capaciteit bereikte en op 26 oktober 2015 financieel onafhankelijk werd, en dat vóór 2015 de Commissie verantwoordelijk was voor de werkzaamheden en een uitvoerend directeur ad interim had aangewezen voor de periode van 23 juli 2014 tot 30 september 2015, de datum waarop de vaste uitvoerend directeur van het programmabureau aantrad; stelt met tevredenheid vast dat zich tijdens de eerste maanden van het autonome bestaan van de gemeenschappelijke onderneming geen problemen van systemische aard hebben voorgedaan;

2.  merkt op dat de gemeenschappelijke onderneming in april 2015 naar haar nieuwe kantoren in Brussel is verhuisd; is ingenomen met het feit dat voor de eerste door de gemeenschappelijke onderneming gefinancierde projecten een totale bijdrage van 71 000 000 EUR van private partners werd binnengehaald;

Begroting en financieel beheer

3.  merkt op dat in het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming voor het begrotingsjaar 2015 (het "verslag van de Rekenkamer") wordt verklaard dat de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming voor 2015 op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van haar financiële situatie per 31 december 2015 en van de resultaten van haar verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van de financiële regeling van de gemeenschappelijke onderneming;

4.  neemt kennis van het feit dat de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming voor de definitieve begroting 2015 die beschikbaar was voor tenuitvoerlegging vastleggingskredieten ter hoogte van 209 422 797 EUR omvatte en betalingskredieten ter hoogte van 21 075 192 EUR, en dat het benuttingspercentage voor de vastleggingskredieten en betalingskredieten respectievelijk 87 % en 89 % bedroeg;

5.  constateert dat de totale operationele vastleggingen in 2015 (180 390 497 EUR) globaal werden vastgelegd en verband hielden met twee oproepen tot het indienen van voorstellen uit 2015, waarvoor de gunningsprocedures op 31 december 2015 nog liepen;

6.  merkt op dat de bijdrage van de Commissie in 2015 aan twee oproepen tot het indienen van voorstellen die in mei en augustus van dat jaar werden gepubliceerd, 206 390 497 EUR bedroeg, waarvan de eerste oproep, die gepubliceerd werd met een begroting van 100 000 000 EUR, een oproep voor een vlaggenschipproject betrof, en dat er drie projecten werden geselecteerd voor een totale subsidieaanvraag van 73 741 237 EUR, terwijl de begroting voor de tweede oproep 106 000 000 EUR bedroeg en de evaluatie ervan in 2016 plaatsvond;

7.  merkt op dat de gemeenschappelijke onderneming in de twee maanden nadat zij financieel autonoom was geworden met succes de lopende projecten van de oproep van 2014 en de evaluaties heeft afgehandeld, alsmede de voorbereiding van subsidieovereenkomsten van de eerste oproep van 2015, en dat zij 25 vastleggingen, 100 betalingen, 5 invorderingsopdrachten en alle afsluitende transacties aan het eind van het jaar, namelijk annuleringen, overlopende activa en berekeningen van op terugbetaling anticiperende leningen heeft verricht;

8.  merkt op dat de gemeenschappelijke onderneming in 2015 twee oproepen publiceerde, maar dat alleen oproep 2015.1, die betrekking had op vlaggenschip-innovatieacties, tussen september en oktober 2015 geëvalueerd werd; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming verslag uit te brengen aan de kwijtingsautoriteit over de resultaten van oproep 2015.2, die betrekking had op onderzoeks- en innovatieacties en demonstratie van innovatieacties;

9.  neemt ter kennis dat er 10 subsidieovereenkomsten werden gesloten voor een totale waarde van 49 653 711 EUR en dat er in december 2015 drie voorstellen voor financiering in aanmerking werden genomen voor een totale waarde van 73 741 237 EUR;

10.  merkt op dat er op 31 december 2015 geen bijdragen in natura aan de gemeenschappelijke onderneming van andere leden dan de Unie werden gemeld; ziet dat de gemeenschappelijke onderneming in haar rekeningen een raming van 3 503 128 EUR aan bijdragen in natura heeft opgenomen op basis van de in juli 2015 gesloten subsidieovereenkomsten, een praktijk die ook in het verslag van de Rekenkamer wordt vermeld;

11.  wijst erop dat het voor de private leden moeilijk is hun cijfers over bijdragen in natura binnen de termijn van 31 januari te presenteren en vreest ten zeerste dat dit voor de meeste gemeenschappelijke ondernemingen een terugkerend probleem zou kunnen worden; merkt in dit verband op dat de regelmatige rapportageperiode voor bijdragen in natura 18 maanden bedraagt en dat deze dubbele verslaglegging indruist tegen de algemene tendens tot vereenvoudiging;

12.  herinnert eraan dat in het verslag van de Rekenkamer wordt aanbevolen dat de Commissie duidelijke richtsnoeren geeft voor de budgettaire verslaglegging van gemeenschappelijke ondernemingen en merkt op dat die richtsnoeren op 20 december 2016 zijn gepubliceerd als reactie op die aanbeveling;

Aanbestedings- en aanwervingsprocedures

13.  uit zijn bezorgdheid over het feit dat de administratieve begroting 2015 werd opgesteld op grond van de veronderstelling dat alle 22 personeelsleden van de gemeenschappelijke onderneming tegen het einde van dat jaar aangeworven en operationeel zouden zijn; merkt op dat op die datum slechts 13 posten bezet waren, wat een duidelijke invloed had op de personeelsgerelateerde kosten; constateert echter dat de niet gebruikte kredieten werden gereactiveerd in de begroting 2016; is ingenomen met het feit dat de gemeenschappelijke onderneming in 2016 tot aanwervingsprocedures is overgegaan en 20 van de 22 beschikbare posten heeft vervuld;

Interne controle

14.  merkt op dat de raad van bestuur van de gemeenschappelijke onderneming internecontrolenormen heeft vastgesteld op basis van de 16 gelijkwaardige normen die door de Commissie zijn vastgesteld voor haar eigen afdelingen en dat daarbij naar behoren rekening is gehouden met de risico's die verbonden zijn aan het beheer van de gemeenschappelijke onderneming; is ingenomen met het feit dat de uitvoerend directeur ad interim van de gemeenschappelijke onderneming interne beheers- en controlesystemen en procedures voor de tenuitvoerlegging van het internecontrolekader heeft opgezet;

15.  verneemt dat de gemeenschappelijke onderneming een handleiding voor financiële procedures heeft opgesteld om door haar personeel te worden gebruikt voor de beschrijving van de financiële kanalen voor de uitvoering van haar begroting, die betrekking heeft op alle financiële verrichtingen en rekening houdt met de "slanke" structuur van de gemeenschappelijke onderneming en de risico's in verband met de beheersomgeving en de aard van de financieringsactiviteiten;

16.  neemt kennis van het feit dat de gemeenschappelijke onderneming controles vooraf op operationele uitgaven heeft verricht zoals voorzien in haar financiële regeling en in de handleiding voor financiële procedures; wijst erop dat de controles vooraf op operationele uitgaven in 2015 betrekking hadden op de voorfinanciering van projecten van de oproep van 2014;

17.  wijst erop dat de gemeenschappelijke onderneming interne controleprocedures heeft opgezet om redelijke zekerheid te scheppen dat fraude en onregelmatigheden worden opgespoord en voorkomen;

18.  merkt op dat in het verslag van de Rekenkamer wordt verwezen naar het feit dat de gemeenschappelijke onderneming procedures voor controles vooraf heeft opgezet die zijn gebaseerd op financiële en operationele controles van stukken en dat zij een programma ontwikkelt voor controles achteraf bij begunstigden van subsidies dat vanaf 2017 moet worden uitgevoerd; wijst erop dat deze controles belangrijke instrumenten zijn om de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen te beoordelen, inclusief de bijdragen in contanten en in natura aan de gemeenschappelijke onderneming van de andere leden dan de Unie;

Rechtskader

19.  neemt er nota van dat op 23 december 2015, op basis van een voorstel van het Directoraat Generaal Begroting van de Commissie, een wijziging van de financiële regeling van de gemeenschappelijke onderneming is goedgekeurd om te verduidelijken dat de Rekenkamer bij haar werkzaamheden zal uitgaan van het verslag van een particulier auditbedrijf, ofschoon zij wel zal doorgaan met haar jaarlijkse audit van de gemeenschappelijke onderneming;

Preventie van en omgang met belangenconflicten, en transparantie

20.  merkt op dat de gemeenschappelijke onderneming regels voor de preventie en beheersing van belangenconflicten met betrekking tot zijn leden heeft goedgekeurd en dat er dus specifieke maatregelen zijn getroffen voor de selectie en de aanwerving van deskundigen die belast zijn met het beoordelen van subsidieaanvragen, projecten en inschrijvingen en met het verstrekken van advies in specifieke gevallen;

21.  merkt op dat in het verslag van de Rekenkamer wordt verwezen naar het feit dat de Commissie in juni 2011 een fraudebestrijdingsstrategie heeft goedgekeurd, die in maart 2015 is bijgewerkt om rekening te houden met veranderingen als gevolg van Horizon 2020; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming in haar jaarlijks activiteitenverslag een hoofdstuk te wijden aan haar fraudebestrijdingsstrategie;

22.  merkt op dat de Rekenkamer in haar verslag vermeldt dat de Commissie richtsnoeren voor de gemeenschappelijke ondernemingen heeft gepubliceerd met betrekking tot regels inzake belangenconflicten, met inbegrip van een gemeenschappelijk model voor de verklaring inzake de afwezigheid van een belangenconflict, dat door de gemeenschappelijke onderneming moet worden opgenomen in haar procedures; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming verslag uit te brengen aan de kwijtingsautoriteit over de afronding van die verklaringen;

Overige opmerkingen

23.  verzoekt de Commissie te zorgen voor de rechtstreekse betrokkenheid van de gemeenschappelijke onderneming bij de tussentijdse evaluatie van Horizon 2020 met het oog op verdere vereenvoudiging en harmonisatie van gemeenschappelijke ondernemingen.

Juridische mededeling - Privacybeleid