Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2017/2724(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

RC-B8-0424/2017

Debatten :

PV 15/06/2017 - 4.3
CRE 15/06/2017 - 4.3

Stemmingen :

PV 15/06/2017 - 7.4

Aangenomen teksten :

P8_TA(2017)0269

Aangenomen teksten
PDF 173kWORD 51k
Donderdag 15 juni 2017 - Straatsburg
De mensenrechtensituatie in Indonesië
P8_TA(2017)0269RC-B8-0424/2017

Resolutie van het Europees Parlement van 15 juni 2017 over de mensenrechtensituatie in Indonesië (2017/2724(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien zijn eerdere resoluties over Indonesië, met name die van 19 januari 2017(1),

–  gezien de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Indonesië, die op 1 mei 2014 in werking is getreden, en het gemeenschappelijke persbericht van 29 november 2016 na de eerste gezamenlijke commissievergadering in het kader van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst,

–  gezien de plaatselijke verklaring van de EU van 9 mei 2017 over de vrijheid van godsdienst of levensovertuiging en de vrijheid van meningsuiting,

–  gezien het verslag van het Bureau van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de mensenrechten over Indonesië van 17 februari 2017, en de universele periodieke doorlichting (derde ronde) en de samenvatting van de bijdragen van belanghebbenden over Indonesië van 20 februari 2017,

–  gezien de verklaring van de woordvoerder van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) van 27 juli 2016 over de geplande executies in Indonesië,

–  gezien de zesde mensenrechtendialoog tussen de Europese Unie en Indonesië van 28 juni 2016,

–  gezien de verklaring van Bangkok van 14 oktober 2016 over het bevorderen van een mondiaal partnerschap tussen de ASEAN en de EU met betrekking tot gezamenlijke strategische doelstellingen,

–  gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 10 december 1948,

–  gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (ICCPR), dat Indonesië in 2006 heeft geratificeerd,

–  gezien het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing van 1987,

–  gezien artikel 135, lid 5, en artikel 123, lid 4, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat Indonesië het op drie na volkrijkste land en de op twee na grootste democratie ter wereld en het land met de grootste moslimbevolking is, en een diverse samenleving heeft van 255 miljoen burgers met verschillende etniciteiten, talen en culturen;

B.  overwegende dat Indonesië een belangrijke partner van de EU is; overwegende dat de EU en Indonesië, een lid van de G20, nauwe betrekkingen onderhouden; overwegende dat de EU en Indonesië dezelfde waarden delen op het gebied van mensenrechten, governance en democratie;

C.  overwegende dat er in 2016 in Indonesië sprake was van een ongekend aantal gewelddadige, discriminerende, intimiderende verbale aanvallen en venijnige verklaringen gericht tegen LGBTI-personen; overwegende dat deze aanvallen naar verluidt direct of indirect zijn aangewakkerd door regeringsfunctionarissen, overheidsinstellingen en extremisten; overwegende dat de aard van dergelijke aanvallen sinds 2017 is verergerd;

D.  overwegende dat in de speciale autonome provincie Atjeh, waar de shariawetgeving geldt, seksuele handelingen en seksuele betrekkingen tussen mensen van hetzelfde geslacht met wederzijdse instemming strafbaar zijn en worden bestraft met straffen die oplopen tot 100 stokslagen en 100 maanden gevangenisstraf; overwegende dat in mei 2017 twee jonge mannen wegens seksuele betrekkingen tussen mensen van hetzelfde geslacht werden veroordeeld tot 85 stokslagen; overwegende dat het recht om niet gefolterd te worden een fundamenteel en onvervreemdbaar recht vormt;

E.  overwegende dat homoseksualiteit in de rest van Indonesië niet illegaal is; overwegende dat de LGBTI-gemeenschap de afgelopen jaren niettemin onder vuur heeft gelegen;

F.  overwegende dat tijdens een politie-inval bij een gayclub in Jakarta op 21 mei 2017 141 mannen werden gearresteerd wegens "schending van de pornografiewetgeving";

G.  overwegende dat het Constitutioneel Hof van Indonesië sinds januari 2016 een verzoekschrift in behandeling heeft dat tot doel heeft seksuele contacten tussen mensen van hetzelfde geslacht en seks buiten het huwelijk strafbaar te stellen;

H.  overwegende dat er in Indonesië sprake is van groeiende intolerantie jegens religieuze minderheden, hetgeen mogelijk is gemaakt door discriminerende wet- en regelgeving, met inbegrip van een blasfemiewet waarin slechts zes religies officieel erkend worden; overwegende dat sinds juni 2017 diverse mensen zijn veroordeeld en vastgezet op grond van de blasfemiewetgeving;

I.  overwegende dat in januari 2017 de nationale commissie voor de mensenrechten, de Komisi Nasional Hak Asaki Manusia, heeft vastgesteld dat in sommige provincies, zoals West-Java, sprake is van veel meer religieuze intolerantie dan in andere provincies, en dat regionale overheidsfunctionarissen vaak verantwoordelijk zijn voor het tolereren dan wel rechtstreeks aanwakkeren van misbruik;

J.  overwegende dat ernstige bezorgdheid bestaat over intimidatie en geweld jegens journalisten; overwegende dat journalisten vrije toegang zouden moeten krijgen tot het gehele land;

K.  overwegende dat volgens Human Rights Watch tussen 2010 en 2015 49 % van de meisjes van 14 jaar of jonger het slachtoffer was van genitale verminking;

L.  overwegende dat de autoriteiten in juli 2016 vier veroordeelde drugshandelaren hebben geëxecuteerd en hebben aangekondigd dat tien andere terdoodveroordeelde gevangenen in 2017 zullen worden geëxecuteerd;

1.  waardeert de nauwe betrekkingen tussen de EU en Indonesië en wijst nogmaals op het belang van de sterke en langdurige politieke, economische en culturele banden tussen beide landen; benadrukt het belang van de mensenrechtendialoog tussen de EU en Indonesië, die een open uitwisseling mogelijk maakt over mensenrechten en democratie, die eveneens de basis vormen van de de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst;

2.  dringt aan op intensievere parlementaire contacten tussen de EU en Indonesië als een middel om verschillende kwesties van wederzijds belang, met inbegrip van mensenrechten, op constructieve wijze te bespreken; verzoekt het Indonesische parlement dergelijke contacten te versterken;

3.  is ingenomen met de actieve betrokkenheid van Indonesië op regionaal en multilateraal niveau; benadrukt dat Indonesië tijdens de bijeenkomst van de VN-Mensenrechtenraad in mei 2017 is geëvalueerd in het kader van de universele periodieke doorlichting; benadrukt dat Indonesië, net als in de vorige ronden, vrijwillig aan deze doorlichting heeft meegewerkt;

4.  dringt er bij de autoriteiten van de speciale autonome provincie Atjeh op aan om verdere vervolging van homoseksuele te voorkomen en homoseksualiteit niet langer strafbaar te stellen door het islamitisch wetboek van strafrecht te wijzigen; spreekt zijn krachtige veroordeling uit over het feit dat in Atjeh op 22 mei 2017 twee homoseksuele mannen van 20 en 23 jaar stokslagen toegediend kregen, wat de eerste keer was dat de autoriteiten van Atjeh mensen stokslagen lieten toedienen vanwege homoseksuele praktijken; veroordeelt met klem het feit dat homoseksualiteit illegaal is uit hoofde van het islamitische wetboek van strafrecht van Atjeh, dat gebaseerd is op de shariawetgeving; benadrukt dat de bestraffing van de twee mannen een wrede, inhumane en vernederende behandeling vormt die krachtens het internationaal recht als foltering zou kunnen worden aangemerkt; dringt er voorts bij de autoriteiten op aan onmiddellijk een einde te maken aan openbare geselingen;

5.  is eveneens bezorgd over de groeiende intolerantie jegens de Indonesische LGBTI-gemeenschap buiten de speciale autonome provincie Atjeh; spreekt zijn krachtige veroordeling uit over het feit dat, hoewel homoseksualiteit niet strafbaar is volgens het wetboek van strafrecht van Indonesië, op 21 mei 2017 tijdens een politie-inval bij een gayclub 141 mannen zijn gearresteerd; dringt er bij de autoriteiten en regeringsfunctionarissen op aan geen publieke uitspraken te doen die discriminerend zijn voor LGBTI-personen of andere minderheden in het land; benadrukt dat de politie de plicht heeft om de wet te handhaven en kwetsbare minderheden te beschermen in plaats van te vervolgen;

6.  verwerpt de bewering van de Indonesische Vereniging voor Psychiatrie dat homoseksualiteit en transseksualiteit psychische aandoeningen zijn; roept de autoriteiten op om de gedwongen detentie van LGBTI-personen te beëindigen en eveneens een einde te maken aan alle vormen van "behandeling" om deze mensen van homoseksualiteit, biseksualiteit of transseksualiteit te "genezen", en om het verbod hierop strikt te handhaven;

7.  is ingenomen met de verklaring van president Widodo van 19 oktober 2016 waarin hij LGBTI-discriminatie veroordeelt; dringt er bij president Widodo op aan zijn belangrijke positie te gebruiken om intolerantie en misdaden jegens LGBTI-personen, minderheden, vrouwen en organisaties of bijeenkomsten in het land publiekelijk te veroordelen;

8.  dringt aan op de herziening van de blasfemiewet, aangezien deze religieuze minderheden in gevaar brengt; onderschrijft de aanbevelingen van de VN om de artikelen 156 en 156(a) van het wetboek van strafrecht, de wet inzake het voorkomen van misbruik en belastering van religie en de wet inzake elektronische transacties en data in te trekken en de aanklachten jegens en vervolging van degenen die van blasfemie worden beschuldigd stop te zetten;

9.  is bezorgd over de groeiende intolerantie jegens etnische, religieuze en seksuele minderheden in Indonesië; spoort de Indonesische autoriteiten aan om hun inspanningen om religieuze tolerantie en sociale diversiteit te bevorderen, te intensiveren; veroordeelt krachtig alle vormen van geweld, treitering en intimidatie jegens minderheden; dringt erop aan dat eenieder die zich hieraan schuldig maakt, ter verantwoording wordt geroepen;

10.  spreekt zijn bezorgdheid uit over de ernstige schendingen van de vrijheid van media; dringt er bij de Indonesische regering op aan ervoor te zorgen dat overheidsinstanties een zerotolerancebeleid ten aanzien van fysiek geweld jegens journalisten hanteren en buitenlandse media vrijelijk toegang tot het land verstrekken;

11.  roept de Indonesische autoriteiten op alle wettelijke bepalingen in te trekken die een ongeoorloofde beperking van de fundamentele vrijheden en mensenrechten inhouden; dringt er bij de Indonesische autoriteiten op aan al hun wetten te evalueren en te waarborgen dat zij stroken met de internationale verplichtingen van het land, in het bijzonder op het gebied van vrijheid van meningsuiting, gedachte, geweten en godsdienst, gelijkheid voor de wet, het recht om niet gediscrimineerd te worden, en het recht op vrije meningsuiting en openbare vergadering;

12.  is bezorgd over de meldingen van voortdurend geweld tegen vrouwen en over voor vrouwen schadelijke praktijken zoals genitale verminking van vrouwen; dringt er bij de Indonesische autoriteiten op aan de wetten inzake geweld tegen vrouwen te handhaven, alle vormen van seksueel geweld strafbaar te stellen en met wetgeving te komen om een einde te maken aan genderongelijkheid en de positie van vrouwen te versterken;

13.  is verheugd over de opschorting van executies van terdoodveroordeelde gevangen die zijn veroordeeld wegens drugshandel in afwachting van een herbeoordeling van hun zaak; dringt er bij de regering van Indonesië op aan dergelijke executies een halt toe te roepen en de veroordeelden opnieuw te berechten in overeenstemming met internationale normen; dringt erop aan het moratorium op de doodstraf onmiddellijk te herstellen teneinde de doodstraf af te straffen;

14.  dringt er bij de Indonesische regering op aan haar verplichtingen na te komen en de in het ICCPR verankerde rechten en vrijheden te beschermen en te eerbiedigen;

15.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de regering en het parlement van Indonesië, de secretaris-generaal van de Associatie van Zuidoost-Aziatische staten (ASEAN), de Intergouvernementele Commissie inzake mensenrechten van de ASEAN en de VN-Mensenrechtenraad.

(1) Aangenomen teksten, P8_TA(2017)0002.

Juridische mededeling - Privacybeleid