Resolutie van het Europees Parlement van 13 september 2017 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerde soja DAS-68416-4, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (D051451 – 2017/2780(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerde soja DAS-68416-4, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (D051451),
– gezien Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders, en met name artikel 7, lid 3, artikel 9, lid 2, artikel 19, lid 3, en artikel 21, lid 2(1),
– gezien de stemming van 12 juni 2017 in het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid als bedoeld in artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1829/2003, die geen advies heeft opgeleverd,
– gezien de artikelen 11 en 13 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren(2),
– gezien het advies dat op 26 januari 2017 door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) is goedgekeurd en op 16 maart 2017 is gepubliceerd(3),
– gezien het voorstel van 14 februari 2017 voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 182/2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (COM(2017)0085, COD(2017)0035),
– gezien zijn eerdere resoluties waarin bezwaar wordt gemaakt tegen het verlenen van vergunningen voor genetisch gemanipuleerde organismen(4),
– gezien de ontwerpresolutie van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid,
– gezien artikel 106, leden 2 en 3, van zijn Reglement,
A. overwegende dat Dow AgroSciences Europe op 25 januari 2011 bij de nationale bevoegde instantie van Nederland een aanvraag heeft ingediend om levensmiddelen, levensmiddeleningrediënten en diervoeders die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerde soja DAS-68416-4 in de handel te brengen, overeenkomstig de artikelen 5 en 17 van Verordening (EG) nr. 1829/2003; overwegende dat deze aanvraag ook betrekking had op het in de handel brengen van genetisch gemodificeerde soja DAS-68416-4 in producten die er geheel of gedeeltelijk uit bestaan en bestemd zijn voor andere toepassingen dan als levensmiddel of als diervoeder die ook voor andere sojasoorten zijn toegelaten, met uitzondering van de teelt;
B. overwegende dat de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) op 26 januari 2017 overeenkomstig de artikelen 6 en 18 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 een gunstig advies heeft uitgebracht, dat vervolgens op 16 maart 2017 is gepubliceerd(5);
C. overwegende dat in Verordening (EG) nr. 1829/2003 wordt bepaald dat genetisch gemodificeerde levensmiddelen of diervoeders geen negatieve effecten op de menselijke gezondheid, op de diergezondheid of op het milieu mogen hebben en dat de Commissie bij het opstellen van haar besluit alle desbetreffende bepalingen van het Unierecht en andere ter zake dienende factoren in aanmerking moet nemen;
D. overwegende dat de lidstaten gedurende de raadplegingsperiode van drie maanden talrijke kritische opmerkingen hebben ingediend(6); overwegende dat in de meest zorgwekkende beoordelingen onder meer wordt vastgesteld dat de huidige aanvraag en de in het kader van de risicobeoordeling voorgelegde gegevens onvoldoende informatie bevatten om negatieve effecten op de diergezondheid en de menselijke gezondheid zonder meer uit te sluiten, dat de gegevens die de aanvrager tot nu toe heeft verstrekt niet volstaan om de beoordeling van de aanvraag af te ronden en dat het niet evident is om op basis van beperkte studies een volledige risicobeoordeling uit te voeren;
E. overwegende dat de kritiek van de lidstaten onder meer de volgende aspecten betreft: het gebrek aan studies over de effecten van genetisch gemodificeerde soja op de menselijke gezondheid en de diergezondheid, waardoor de milieurisicobeoordeling niet kan worden afgerond; de keuze en plaats van de veldlocatie voor de vergelijkende evaluatie; het feit dat de toxicologische risicobeoordeling niet kan worden afgerond wegens het ontbreken van een geschikte toxiciteitstest met plantenmateriaal van soja DAS-68416-4; het gebrek aan informatie over de complementaire herbiciden die kunnen worden gebruikt voor de genetisch gemodificeerde gewassen en hun metabolieten; het feit dat de beoordeling van de voedingswaarde stoelt op een studie van de industrie op basis waarvan geen wetenschappelijke conclusies kunnen worden getrokken; en het feit dat het voorstel van de aanvrager om een monitoringplan voor de milieueffecten op te stellen niet voldoet aan de doelstellingen als bepaald in bijlage VII bij Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu(7);
F. overwegende dat soja DAS-68416-4 het eiwit aryloxyalkanoaat dioxygenase-12 (AAD‑12) tot expressie brengt, dat tolerantie geeft voor herbiciden op basis van 2,4‑dichloorfenoxyazijnzuur (2,4-D) en andere verwante fenoxy-herbiciden; overwegende dat deze soja tevens het eiwit fosfinotricineacetyltransferase (PAT) tot expressie brengt, dat tolerantie geeft voor glufosinaat-ammoniumherbiciden;
G. overwegende dat in onafhankelijk onderzoek bezorgdheid wordt geuit over de risico's van de werkzame stof van 2,4-D in verband met embryo-ontwikkeling, geboorteafwijkingen en hormoonontregeling(8); overwegende dat de goedkeuring voor de werkzame stof 2,4-D in 2015 weliswaar is verlengd, maar dat de aanvrager nog geen gegevens heeft verstrekt met betrekking tot de potentiële endocriene eigenschappen van de stof(9);
H. overwegende dat glufosinaat is ingedeeld bij de stoffen die toxisch zijn ten aanzien van de voortplanting en dus onder de uitsluitingscriteria valt van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen(10); overwegende dat de goedkeuring van glufosinaat op 31 juli 2018 afloopt(11);
I. overwegende dat enkele deskundigen hun bezorgdheid hebben uitgesproken over 2,4‑dichloorfenol, een afbraakproduct van 2,4-D, dat mogelijk aanwezig is op ingevoerde DAS-68416-4 soja; overwegende dat 2,4-dichloorfenol een gekende hormoonontregelaar met voortplantingstoxiciteit is;
J. overwegende dat 2,4-dichloorfenol gemakkelijk oplosbaar is in vetten en oliën en dat de stof zich daarom naar verwachting zal ophopen in sojaolie bij de verwerking van sojabonen; overwegende dat sojaolie het meest door mensen gebruikte sojaproduct is en onder meer deel uitmaakt van een aantal soorten volledige zuigelingenvoeding(12);
K. overwegende dat de hoeveelheid 2,4-dichloorfenol in een product groter kan zijn dan de hoeveelheid 2,4-D-residu; overwegende dat er voor 2,4-dichloorfenol geen door de Unie vastgesteld maximumresidugehalte (MRL) bestaat;
L. overwegende dat uit een recent VN-rapport blijkt dat pesticiden naar schatting 200 000 acute overlijdens door vergiftiging per jaar veroorzaken, voor 99 % in ontwikkelingslanden; overwegende dat de Unie de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen (SDG's) heeft onderschreven, die onder meer een engagement inhouden om het aantal overlijdens en ziekten als gevolg van gevaarlijke chemische stoffen en lucht-, water- en bodemverontreiniging en -vervuiling tegen 2030 aanzienlijk terug te dringen (SDG 3, doelstelling 3.9) en dat het sterftecijfer dat wordt toegeschreven aan onopzettelijke vergiftiging behoort tot de indicatoren in verband met deze doelstelling(13); overwegende dat is aangetoond dat voor herbicideresistente ggo's meer van dit soort herbiciden worden gebruikt dan voor hun conventionele tegenhangers(14);
M. overwegende dat de Unie vasthoudt aan het concept van beleidscoherentie voor ontwikkeling, dat erop gericht is tegenstrijdigheden in het Uniebeleid tot een minimum te beperken en synergieën te creëren tussen de verschillende beleidsdomeinen van de Unie, onder meer op het gebied van handel, milieu en landbouw(15), zodat het beleid ten goede komt aan ontwikkelingslanden en de doeltreffendheid van ontwikkelingssamenwerking vergroot(16);
N. overwegende dat een vergunning voor het invoeren van soja DAS-68416-4 in de Unie ongetwijfeld zal leiden tot een toename van de teelt van dit gewas in derde landen, waaronder in ontwikkelingslanden, en als gevolg daarvan tot een toename van het gebruik van herbiciden op basis van 2,4-D en glufosinaat;
O. overwegende dat de ontwikkeling van genetisch gemodificeerde gewassen die tolerantie geven voor verschillende selectieve herbiciden vooral te wijten is aan de snelle ontwikkeling van onkruidresistentie tegen glyfosaat in landen die sterk hebben ingezet op genetisch gemodificeerde gewassen;
P. overwegende dat de stemming op 12 juni 2017 van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid als bedoeld in artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 geen advies heeft opgeleverd; overwegende dat 15 lidstaten tegen stemden, terwijl slechts 11 lidstaten, die nauwelijks 36,57 % van de bevolking van de Unie vertegenwoordigen, vóór stemden en twee lidstaten zich van stemming onthielden;
Q. overwegende dat de Commissie meermaals haar ongenoegen heeft laten blijken over het feit dat ze sinds de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1829/2003 vergunningsbesluiten heeft moeten vaststellen die niet werden gesteund door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, en dat de terugzending van het dossier naar de Commissie voor het nemen van een definitief besluit – bedoeld als uitzondering voor de procedure in zijn geheel – de norm is geworden bij de besluitvorming over vergunningen betreffende genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders; overwegende dat ook voorzitter Juncker deze praktijk heeft afgekeurd en als ondemocratisch heeft bestempeld(17);
R. overwegende dat het Parlement het wetgevingsvoorstel van 22 april 2015 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1829/2003 op 28 oktober 2015 in eerste lezing(18) heeft verworpen en de Commissie heeft verzocht het voorstel in te trekken en een nieuw voorstel in te dienen;
S. overwegende dat de Commissie uit hoofde van overweging 14 van Verordening (EU) nr. 182/2011 zoveel mogelijk dusdanig moet handelen dat wordt voorkomen dat wordt ingegaan tegen een eventueel meerderheidsstandpunt binnen het comité van beroep dat afwijzend staat tegenover de gepastheid van een uitvoeringshandeling, met name op gevoelige terreinen zoals gezondheid van de consument, voedselveiligheid en het milieu;
1. is van mening dat het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie verder reikt dan het toepassingsgebied van de in Verordening (EG) nr. 1829/2003 bedoelde uitvoeringsbevoegdheden;
2. is van mening dat het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie niet in overeenstemming is met het recht van de Unie, omdat het niet verenigbaar is met het doel van Verordening (EG) nr. 1829/2003 om overeenkomstig de algemene beginselen die in Verordening (EG) nr. 178/2002(19) zijn vastgesteld de basis te leggen voor het waarborgen van een hoog beschermingsniveau voor het leven en de gezondheid van de mens, de gezondheid en het welzijn van dieren, het milieu en de belangen van de consument met betrekking tot genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders, waarbij de goede werking van de interne markt wordt gewaarborgd;
3. verzoekt de Commissie haar ontwerp van uitvoeringsbesluit in te trekken;
4. verzoekt de Commissie elk uitvoeringsbesluit met betrekking tot vergunningsaanvragen voor genetisch gemodificeerde organismen op te schorten totdat de vergunningsprocedure zodanig is herzien dat de tekortkomingen van de huidige procedure, die inadequaat is gebleken, zijn weggewerkt;
5. verzoekt de Commissie geen enkele vergunning te verlenen voor herbicideresistente genetisch gemodificeerde planten zonder dat er een volledige beoordeling is verricht van de residuen die afkomstig zijn van besproeiing met de complementaire herbiciden en hun commerciële toepassingen in de landen waar ze worden geteeld;
6. verzoekt de Commissie geen enkele vergunning te verlenen voor herbicideresistente genetisch gemodificeerde planten die resistent zijn gemaakt tegen een combinatie van herbiciden, zoals in het geval van soja DAS-68416-4, zonder dat er een volledige beoordeling is verricht van de specifieke cumulatieve effecten van de residuen die afkomstig zijn van besproeiing met de combinatie van complementaire herbiciden en hun commerciële toepassingen in de landen waar ze worden geteeld;
7. verzoekt de Commissie ervoor te pleiten dat er veel nauwkeuriger wordt getest welke gezondheidsrisico's modificaties met meerdere transformatiestappen zoals DAS‑68416‑4 met zich meebrengen;
8. verzoekt de Commissie strategieën voor de beoordeling van gezondheidsrisico's en voor toxicologie uit te werken, alsook voor toezicht na het in de handel brengen, gericht op de volledige levensmiddelen- en diervoederketen en hun mengsels zoals die in de praktijk aanwezig zijn in de levensmiddelen- en diervoederketen;
9. verzoekt de Commissie de risicobeoordeling van de toepassing van de complementaire herbiciden en hun residuen volledig op te nemen in de risicobeoordeling van herbicideresistente genetisch gemodificeerde planten, ongeacht of de genetisch gemodificeerde plant bestemd is voor teelt in de Unie of voor invoer als levensmiddelen en diervoeders;
10. verzoekt de Commissie te voldoen aan de verplichting inzake beleidscoherentie voor ontwikkeling die voortvloeit uit artikel 208 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;
11. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.
–––––––––––––– – Resolutie van 16 januari 2014 over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende het in de handel brengen voor de teelt, overeenkomstig Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad, van een maïsproduct (Zea mays L., lijn 1507), genetisch gemodificeerd met het oog op resistentie tegen bepaalde schadelijke schubvleugelige insecten (PB C 482 van 23.12.2016, blz. 110).Resolutie van het Europees Parlement van 16 december 2015 over Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2279 van de Commissie van 4 december 2015 tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais NK603 × T25 (Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0456).Resolutie van 3 februari 2016 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerde soja MON 87705 × MON 89788 (Aangenomen teksten, P8_TA(2016)0040).Resolutie van 3 februari 2016 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerde soja MON 87708 × MON 89788 (Aangenomen teksten, P8_TA(2016)0039).Resolutie van 3 februari 2016 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerde soja FG72 (MST-FGØ72-2) (Aangenomen teksten, P8_TA(2016)0038).Resolutie van 8 juni 2016 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais Bt11 × MIR162 × MIR604 × GA21, en genetisch gemodificeerde maissoorten die bestaan uit een combinatie van twee of drie van de "events" Bt11, MIR162, MIR604 en GA21 (Aangenomen teksten, P8_TA(2016)0271).Resolutie van het Europees Parlement van 8 juni 2016 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie betreffende het in de handel brengen van een genetisch gemodificeerde anjer (Dianthus caryophyllus L., lijn SHD-27531-4) (Aangenomen teksten, P8_TA(2016)0272).Resolutie van 6 oktober 2016 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit betreffende de verlenging van de vergunning voor het in de handel brengen voor aanplanting van zaad van genetisch gemodificeerde mais MON 810 (Aangenomen teksten, P8_TA(2016)0388).Resolutie van 6 oktober 2016 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten van genetisch gemodificeerde maïs MON 810 (Aangenomen teksten, P8_TA(2016)0389).Resolutie van 6 oktober 2016 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie betreffende het in de handel brengen voor aanplanting van zaad van genetisch gemodificeerde mais Bt11 (Aangenomen teksten, P8_TA(2016)0386).Resolutie van 6 oktober 2016 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie betreffende het in de handel brengen voor de teelt van zaden van genetisch gemodificeerde mais 1507 (Aangenomen teksten, P8_TA(2016)0387).Resolutie van 6 oktober 2016 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerd katoen 281-24-236 × 3006-210-23 × MON 88913 (Aangenomen teksten, P8_TA(2016)0390).Resolutie van 5 april 2017 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais Bt11 × 59122 × MIR604 × 1507 × GA21, en genetisch gemodificeerde maissoorten die bestaan uit een combinatie van twee, drie of vier van de events Bt11, 59122, MIR604, 1507 en GA21 (Aangenomen teksten, P8_TA(2017)0123).Resolutie van 17 mei 2017 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerde maïs DAS-40278-9 (Aangenomen teksten, P8_TA(2017)0215).Resolutie van 17 mei 2017 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerde katoen GHB119 (BCS‑GHØØ5-8) (Aangenomen teksten, P8_TA(2017)0214).
Bijlage G – Opmerkingen van de lidstaten en antwoorden van het ggo-panel http://registerofquestions.efsa.europa.eu/roqFrontend/questionLoader?question=EFSA-Q-2011-00052
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2033 van de Commissie van 13 november 2015 tot verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof 2,4-D overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (PB L 298 van 14.11.2015, blz. 8).
Document betreffende de raadpleging van de lidstaten, blz. 31-32. http://registerofquestions.efsa.europa.eu/roqFrontend/questionLoader?question=EFSA-Q-2011-00052
Mededeling van de Commissie van 12 april 2005 getiteld "Samenhang in het ontwikkelingsbeleid – Sneller vorderingen boeken om de millenniumdoelstellingen voor de ontwikkeling te bereiken" (COM(2005)0134).
Zie onder meer zijn openingstoespraak voor de plenaire vergadering van het Europees Parlement, opgenomen in de beleidslijnen voor de volgende Commissie (Straatsburg, 15 juli 2014) of zijn State of the Union van 2016 (Straatsburg, 14 september 2016).