Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2017/2044(BUD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A8-0299/2017

Ingediende teksten :

A8-0299/2017

Debatten :

PV 24/10/2017 - 13
CRE 24/10/2017 - 13

Stemmingen :

PV 25/10/2017 - 7.2
CRE 25/10/2017 - 7.2
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P8_TA(2017)0408

Aangenomen teksten
PDF 432kWORD 69k
Woensdag 25 oktober 2017 - Straatsburg
Algemene begroting van de Europese Unie voor 2018 – alle afdelingen
P8_TA(2017)0408A8-0299/2017

Resolutie van het Europees Parlement van 25 oktober 2017 over het standpunt van de Raad inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018 (11815/2017 – C8-0313/2017 – 2017/2044(BUD))

Het Europees Parlement,

–  gezien artikel 314 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien artikel 106 bis van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

–  gezien Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad van 26 mei 2014 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie(1),

–  gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002(2),

–  gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020(3) (MFK-verordening),

–  gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer(4) (IIA van 2 december 2013),

–  gezien zijn resolutie van 15 maart 2017 over de algemene richtsnoeren voor het opstellen van de begroting(5),

–  gezien zijn resolutie van 5 april 2017 over de raming van de ontvangsten en uitgaven van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2018(6),

–  gezien het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018, goedgekeurd door de Commissie op 29 juni 2017 (COM(2017)0400),

–  gezien het standpunt inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018, vastgesteld door de Raad op 4 september 2017 en toegezonden aan het Europees Parlement op 13 september 2017 (11815/2017 – C8‑0313/2017),

–  gezien zijn resolutie van 5 juli 2017 over het mandaat voor de trialoog over de ontwerpbegroting 2018(7),

–  gezien artikel 88 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Begrotingscommissie en de adviezen van de overige betrokken commissies (A8-0299/2017),

Afdeling III

Algemeen overzicht

1.  benadrukt dat de lezing van de begroting 2018 door het Parlement volledig recht doet aan de politieke prioriteiten die met een overweldigende meerderheid zijn vastgesteld in zijn bovengenoemde resoluties van 15 maart 2017 en van 5 juli 2017; herinnert eraan dat duurzame groei, werkgelegenheid, in het bijzonder werkgelegenheid voor jongeren, veiligheid en klimaatverandering de kern vormen van deze prioriteiten;

2.  benadrukt dat de Unie nog steeds wordt geconfronteerd met tal van uitdagingen en is ervan overtuigd dat de begroting van de Unie, met inachtneming van de begrotingsdiscipline, de nodige financiële middelen moet aanreiken om tegemoet te komen aan de politieke prioriteiten en de Unie in staat te stellen concrete oplossingen te vinden voor en een doeltreffend antwoord te bieden op deze uitdagingen; benadrukt dat de uitgaven van de Unie gebaseerd moeten zijn op het beginsel van Europese meerwaarde en het subsidiariteitsbeginsel moeten eerbiedigen;

3.  herhaalt zijn toezegging om Uniebeleid ter bevordering van banen en groei in alle regio's te financieren via investeringen in onderzoek, onderwijs, infrastructuur, kmo's en werkgelegenheid, met name jeugdwerkloosheid; begrijpt niet hoe de Unie, gezien de door de Raad voorgestelde bezuinigingen in rubriek 1a, op deze gebieden vorderingen kan maken; besluit daarentegen extra middelen uit te trekken voor onderzoeks- en innovatieprogramma's met een zeer hoog uitvoeringspercentage die, als gevolg van te veel inschrijvingen, een bijzonder laag slaagpercentage kennen wat de aanvragen betreft;

4.  blijft vasthouden aan de toezeggingen die het Parlement tijdens de onderhandelingen over het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) heeft gedaan, namelijk om de impact van de EFSI-gerelateerde bezuinigingen op Horizon 2020 en de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (CEF) in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure tot een minimum te beperken; stelt daarom voor deze bezuinigingen te compenseren door het oorspronkelijke jaarlijkse profiel van deze twee programma's te herstellen, opdat zij de doelstellingen die bij de vaststelling van de desbetreffende wetgeving zijn overeengekomen volledig kunnen verwezenlijken;

5.  spreekt zijn politieke steun uit voor de oprichting van het Europees Solidariteitskorps (ESC) en is ingenomen met het wetgevingsvoorstel van de Commissie op dit gebied; is evenwel van mening dat, in afwachting van een besluit over de financiering van het Europees Solidariteitskorps en de aanneming van de desbetreffende verordening overeenkomstig de gewone wetgevingsprocedure, er hiervoor geen financiering mag worden opgenomen in de begroting 2018; besluit daarom dat de desbetreffende kredieten en herschikkingen, die de Commissie in de ontwerpbegroting (OB) 2018 heeft opgenomen, momenteel moeten worden teruggedraaid omdat het besluit over de begroting 2018 geenszins mag vooruitlopen op het resultaat van de wetgevingsonderhandelingen; blijft erbij het besluit betreffende de financiering van het Europees Solidariteitskorps onmiddellijk via een gewijzigde begroting in de begroting van volgend jaar te integreren indien de onderhandelingen over de desbetreffende verordening niet zijn afgerond vóór het einde van de begrotingsprocedure 2018;

6.  is bezorgd over het feit dat de werkloosheid onder jongeren ongezien hoog blijft en is ervan overtuigd dat aanvullende maatregelen moeten worden genomen om de toekomst van een hele generatie jonge Europeanen niet op het spel te zetten; besluit daarom de kredieten voor het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief (YEI) op te trekken tot boven het niveau dat de Commissie voor 2018 voorstelt; benadrukt dat deze verhoging moet worden gezien als een aanvulling op de algemene toewijzing voor het YEI die politieke steun heeft gekregen in het kader van de tussentijdse herziening van het MFK, en niet louter als het vervroegd ter beschikking stellen van deze middelen in de begroting 2018;

7.  herinnert eraan dat het cohesiebeleid een belangrijke rol speelt bij de totstandbrenging van economische en sociale convergentie in de Unie en dus bij het zorgen voor ontwikkeling en groei; benadrukt dat de cohesiebeleidsprogramma's in 2018 naar verwachting een inhaalslag zullen maken en op kruissnelheid zullen komen; benadrukt dat het Parlement vastbesloten is om te zorgen voor gepaste kredieten voor deze programma's die deel uitmaken van het kernbeleid van de Unie; maakt zich evenwel zorgen over de onaanvaardbare vertraging bij de tenuitvoerlegging van operationele programma's op nationaal niveau; vraagt de lidstaten ervoor te zorgen dat de aanwijzing van autoriteiten voor beheer, controle en certificering wordt afgerond en dat de tenuitvoerlegging wordt versneld; verzoekt de Commissie voorts door te gaan met de vereenvoudiging van de desbetreffende procedures;

8.  is uiterst bezorgd over de toename van de instabiliteit en de onzekerheid, zowel binnen als buiten de Unie; benadrukt dat er een volkomen nieuwe aanpak nodig is, waarbij de Unie zich opnieuw richt op samenhang, integratie, vrede, duurzame ontwikkeling en mensenrechten; verzoekt de Commissie en de lidstaten hun inspanningen te bundelen en op te drijven om de vrede te bewaren en conflicten te voorkomen; herinnert aan de wereldwijde inspiratie waarvoor het Goede-Vrijdagakkoord heeft gezorgd, maar is zich bewust van de ongekende uitdagingen en druk als gevolg van het Britse referendum in 2016; roept de Commissie en de lidstaten op hun steun voor verzoening te vergroten om te zorgen voor vrede en stabiliteit in Ierland;

9.  is van mening dat, hoewel de piek van de migratie- en vluchtelingencrisis momenteel afgezwakt lijkt, de Unie paraat moet zijn om in de toekomst te reageren op onvoorziene gebeurtenissen op dit gebied en een meer proactieve aanpak op het gebied van migratie aan de dag moet leggen; dringt er daarom bij de Commissie op aan permanent toezicht te houden op de geschiktheid van de toewijzingen in rubriek 3 en ten volle gebruik te maken van alle instrumenten die in het kader van het huidige MFK beschikbaar zijn om tijdig te reageren op onvoorziene gebeurtenissen die bijkomende financiering kunnen vergen; herinnert eraan dat, hoewel de Unie erin is geslaagd een aantal mechanismen in te voeren die helpen het hoofd te bieden aan deze situatie, er volgens de UNHCR in 2017 tot nu toe toch nog meer dan honderdduizend vluchtelingen en migranten over zee naar Europa zijn gekomen; besluit daarom tot een beperkte verhoging van de kredieten voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie en het Fonds voor interne veiligheid, alsook voor de agentschappen met bevoegdheden op het gebied van asiel, zoals het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO), die moeten worden voorzien van passende financiële en personele middelen; wijst er eens te meer op dat het maximum van rubriek 3 bij lange na niet toereikend is om te zorgen voor afdoende financiering voor de interne dimensie van de migratie- en vluchtelingencrisis, en evenmin voor andere prioritaire programma's, bijvoorbeeld op het gebied van cultuur en burgerschap;

10.  benadrukt dat de afgelopen jaren in ruime mate gebruik is gemaakt van rubriek 3 om de migratie- en vluchtelingencrisis aan te pakken en dat dergelijke acties moeten worden voortgezet zolang dit nodig is; merkt evenwel op dat de tot dusver verstrekte financiering ontoereikend is; besluit daarom de kredieten te verhogen voor de agentschappen op het gebied van justitie en binnenlandse zaken, die als gevolg van de toegenomen werklast en bijkomende taken de afgelopen jaren te kampen hadden met een tekort aan personeel en financiële middelen;

11.  benadrukt dat, gezien de recente bezorgdheid over de veiligheid in de hele Unie, de financiering uit rubriek 3 tevens oog moet hebben voor maatregelen die leiden tot meer veiligheid voor de burgers in de Unie;

12.  herhaalt dat een groot deel van de oplossing voor de migratie- en vluchtelingencrisis en voor het onveiligheidsgevoel van de burgers in de Unie ligt bij het aanpakken van de onderliggende oorzaken van migratie en bij de toewijzing van voldoende financiële middelen voor de externe instrumenten die gericht zijn op het aanpakken van problemen zoals armoede, gebrek aan werkgelegenheid, onderwijs en economische kansen, instabiliteit, conflicten en klimaatverandering, die een van de onderliggende oorzaken is van de toenemende migratiestromen; is van mening dat de Unie optimaal gebruik moet maken van de financiële middelen in rubriek 4, die ontoereikend zijn gebleken om in dezelfde mate aandacht te besteden aan alle externe uitdagingen omdat de middelen duidelijk ontoereikend zijn en van nature moeten worden verhoogd;

13.  betreurt dat het Parlement bij het vaststellen van zijn standpunt onvoldoende is ingelicht over de budgettaire gevolgen van een eventueel politiek besluit om de Faciliteit voor vluchtelingen in Turkije (FRT) uit te breiden; herhaalt zijn traditionele standpunt dat nieuwe initiatieven niet mogen worden gefinancierd ten koste van bestaande externe projecten van de EU; dringt er bijgevolg bij de Commissie op aan om, indien de FRT wordt verlengd, de financiering ervan via nieuwe middelen voor te stellen en meer lokale ngo's bij de uitvoering ervan te betrekken; wijst erop dat het maximum van rubriek 4 bij lange na niet toereikend is om een duurzaam en doeltreffend antwoord te bieden op de huidige externe uitdagingen, onder meer op het gebied van migratie en vluchtelingen;

14.  herinnert eraan dat de begroting van de Unie de verwezenlijking van de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs en de klimaatdoelstellingen voor de lange termijn van de Unie zelf moet ondersteunen door te voldoen aan de doelstelling van 20 % uitgaven aan het klimaat in het MFK 2014-2020; betreurt dat de Commissie geen concrete en realistische voorstellen heeft gedaan om deze doelstellingen te bereiken; stelt daarom voor de kredieten voor aan het klimaat gerelateerde acties te verhogen boven het niveau van de OB; merkt evenwel op dat deze verhogingen niet toereikend zijn en roept de Commissie op alle nodige voorstellen in te dienen om de doelstellingen in de komende ontwerpbegrotingen te halen; merkt in dit verband op dat 8,2 % van de totale voorgestelde vastleggingskredieten in de OB verband houden met de bescherming van de biodiversiteit; wijst erop dat een jaarlijkse stijging van 0,1 % in schril contrast staat met de onrustwekkende en steeds snellere afname van soorten en habitats;

15.  waardeert het dat de nieuwe benadering van een resultaatgerichte begroting voor het eerst is opgenomen in de interne voorbereiding van de begroting van de Commissie om de uitgaven te toetsen op basis van de ervaringen die tot dusver zijn opgedaan en om mogelijke aanpassingen te identificeren;

16.  maakt de door de Raad voorgestelde verlagingen van de OB ongedaan; begrijpt de logica achter de voorgestelde verlagingen niet, bijvoorbeeld die bij Horizon 2020 en CEF, twee programma's die reeds zijn getroffen door herschikkingen ten behoeve van het EFSI, evenals die bij het extern beleid; betwist hoe dan ook het uitgesproken voornemen van de Raad om begrotingsonderdelen met een laag uitvoeringspercentage of een laag opnamevermogen te viseren, aangezien dit niet wordt gestaafd door de feitelijke uitvoeringscijfers en voorbijgaat aan de verschillende bestedingspatronen van bepaalde programma's;

17.  concludeert dat, met het oog op een adequate financiering van alle dringende behoeften en gezien de zeer krappe marges in het MFK in 2018, alle middelen die in de MFK-verordening voor flexibiliteit beschikbaar zijn zullen moeten worden ingezet; verwacht dat de Raad deze visie zal delen en dat tijdens het begrotingsoverleg vlot overeenstemming zal worden bereikt, waardoor de Unie tegen de situatie opgewassen moet zijn en doeltreffend moet kunnen reageren op de uitdagingen die zich zullen aandienen; benadrukt dat de elk begrotingsjaar terugkerende afwijking van de oorspronkelijke programmering in het kader van het huidige MFK pleit voor een opwaartse aanpassing van de maxima in het MFK voor de periode na 2020;

18.  stelt het totale bedrag van de kredieten voor 2018 vast op 162 597 930 901 EUR aan vastleggingskredieten en 146 712 004 932 EUR aan betalingskredieten;

Rubriek 1a – Concurrentievermogen voor groei en banen

19.  verwerpt de onterechte verlaging door de Raad van 750 miljoen EUR in rubriek 1a, die op zich bijna twee derde uitmaakt van de totale bezuinigingen van de Raad op vastleggingskredieten in MFK-rubrieken; merkt op dat deze verlaging indruist tegen de door de Raad zelf aangekondigde politieke prioriteiten;

20.  benadrukt dat het met het oog op duurzame groei en het scheppen van banen in de Unie van cruciaal belang is investeringen in onderzoek, innovatie, onderwijs, infrastructuur en mkmo's te stimuleren; waarschuwt dat deze bezuinigingen die de Raad voorstelt een bedreiging vormen voor programma's met een echte Europese meerwaarde en met een rechtstreeks effect op het creëren van groei en banen, zoals Horizon 2020 of de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen; wijst er met name op dat voldoende financiering voor Horizon 2020 van essentieel belang is voor de ontwikkeling van onderzoek en innovatie, leiderschap op het gebied van digitalisering en de ondersteuning van kmo's in Europa; herinnert eraan dat uit dit programma een grote Europese meerwaarde is gebleken, waarbij 83 % van de door Horizon 2020 gefinancierde projecten niet zou zijn doorgegaan zonder steun van de Unie; wijst eens te meer op het belang van de CEF voor de voltooiing van het TEN-V-netwerk en voor de totstandbrenging van een interne Europese vervoersruimte; besluit daarom alle verlagingen van de Raad ongedaan te maken en bovendien het oorspronkelijke profiel van de begrotingsonderdelen voor Horizon 2020 en de CEF, die werden verlaagd om het EFSI-garantiefonds te financieren, volledig te herstellen;

21.  benadrukt verder dat de kredieten voor zowel het onderdeel onderwijs en opleiding als het onderdeel jeugd van Erasmus+ moeten worden verhoogd in het kader van strategische investeringen in Europese jongeren;

22.  benadrukt dat voldoende financiële steun voor micro-ondernemingen, ondernemers en kmo's een topprioriteit voor de Unie moet zijn, aangezien deze de voornaamste bron van nieuwe werkgelegenheid in heel Europa zijn; benadrukt dat het waarborgen van goede toegang tot financiering van cruciaal belang is om kmo's concurrentieel te houden en hen te helpen uitdagingen aan te pakken op het gebied van toegang tot de interne markt en de wereldmarkt;

23.  besluit daarom tot een verhoging van de kredieten boven het niveau van de ontwerpbegroting en van het pre-EFSI- en pre-ESC-profiel voor de programma's die van cruciaal belang zijn ter bevordering van groei en banen en een afspiegeling vormen van de algemeen overeengekomen EU-prioriteiten, met name Erasmus+, Horizon 2020 (Marie Curie, Europese Onderzoeksraad, kmo-instrument), Cosme en EaSI (Progress en Eures); dringt er bij de Commissie op aan te voorzien in toereikende financiering voor de begrotingsonderdelen met betrekking tot WiFi4EU en haar toezegging inzake investeringen tussen 2017 en 2020 na te komen;

24.  is ingenomen met de invoering van het begrotingsonderdeel voor specifieke jaarlijkse evenementen in de begroting 2018, wat ervoor moet zorgen dat burgers zich meer een deel van Europa voelen; merkt op dat deze evenementen duidelijk moeten zorgen voor een meerwaarde voor de Europese burgers in alle lidstaten;

25.  benadrukt het feit dat het belangrijk is coöperatief defensieonderzoek in Europa te stimuleren om essentiële capaciteitstekorten aan te pakken, nu de internationale ontwikkelingen en onzekerheden het steeds meer nodig maken dat Europa haar defensie-inspanningen opvoert; steunt de verhoging van de kredieten voor de voorbereidende actie inzake defensieonderzoek; pleit voor een programma voor defensieonderzoek met een eigen begroting binnen het volgende meerjarig financieel kader; herhaalt evenwel zijn traditionele standpunt dat nieuwe initiatieven moeten worden gefinancierd met nieuwe middelen en niet ten koste van bestaande programma's van de Unie; benadrukt voorts dat het concurrentie- en innovatievermogen van de Europese defensie-industrie moet worden vergroot;

26.  is van mening dat in het kader van de begroting 2018 in meer middelen moet worden voorzien om een uitvoerige en objectieve beoordeling te verrichten van het risico dat derde landen vanwege hun strategische tekortkomingen veroorzaken op het gebied van de bestrijding van witwaspraktijken en terrorismefinanciering, aan de hand van de criteria die zijn vastgesteld in artikel 9 van Richtlijn (EU) 2015/849(8), en om een lijst van rechtsgebieden met een "hoog risico" aan te leggen;

27.  verzoekt de Commissie een adequaat niveau van toewijzingen te waarborgen om het referentielaboratorium voor alternatieven voor dierproeven van de Europese Unie (EURL ECVAM) in staat te stellen zijn opdracht en taken uit te voeren zoals opgesomd in bijlage VII bij Richtlijn 2010/63/EU(9), met bijzondere aandacht voor de coördinatie en bevordering van de ontwikkeling en toepassing van alternatieven voor dierproeven, met inbegrip van fundamenteel en toegepast onderzoek en voorgeschreven proeven;

28.  verhoogt bijgevolg de vastleggingskredieten voor rubriek 1a ten opzichte van de OB met 143,9 miljoen EUR (pre-EFSI- en pre-ESC-herstel, proefprojecten en voorbereidende acties niet meegerekend), wat moet worden gefinancierd binnen de beschikbare marge en door een verdere beschikbaarstelling van de overkoepelende marge voor vastleggingen;

Rubriek 1b – Economische, sociale en territoriale samenhang

29.  is het niet eens met de door de Raad voorgestelde verlaging van de betalingskredieten met 240 miljoen EUR voor rubriek 1b, onder meer op ondersteunende begrotingsonderdelen, en maakt deze ongedaan, in afwachting van geactualiseerde ramingen van de Commissie;

30.  merkt met toenemende bezorgdheid op dat de onaanvaardbare vertragingen bij de tenuitvoerlegging van de Europese structuur- en investeringsfondsen de doeltreffendheid ervan hebben ondermijnd en de druk op de beheersautoriteiten en begunstigden hebben vergroot; wijst er eens te meer op dat de huidige vertragingen kunnen leiden tot de accumulatie van onbetaalde rekeningen in de tweede helft van het huidige MFK en aan het begin van het volgende MFK; herhaalt met klem zijn oproep aan de lidstaten om advies en hulp te vragen aan de Commissie om de vertragingen bij de aanwijzing van beheers-, certificerings- en controleautoriteiten aan te pakken; is tevens verontrust over de neerwaartse trend en het gebrek aan nauwkeurigheid van de ramingen van de lidstaten;

31.  herinnert eraan dat de jeugdwerkloosheid in de Unie onaanvaardbaar hoog blijft; benadrukt dat het voor de aanpak van dit probleem van belang is te zorgen voor de passende financiering van de jongerengarantie in het kader van het YEI en het ESF; is ingenomen met de overeenkomst over de vereiste nieuwe financiering voor het YEI, en met de opname van de overeenkomstige kredieten in de OB 2018; is evenwel van mening dat, gezien de uitdagingen en risico's van de werkloosheid onder jongeren, het YEI over meer kredieten moet beschikken en besluit bijgevolg de vastleggingskredieten voor het YEI in 2018 te verhogen tot 600 miljoen EUR; is verder van mening dat op jongeren gerichte beroepsopleidingsacties, en met name het leerlingstelsel, in aanmerking moeten komen voor financiering uit hoofde van het cohesiebeleid;

32.  is ingenomen met de 142,8 miljoen EUR aan nieuwe financiële middelen die werden vrijgemaakt om de tenuitvoerlegging van het steunprogramma voor structurele hervormingen in de periode 2017-2020 te vergemakkelijken;

Rubriek 2 – Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

33.  herinnert eraan dat de door de Commissie voorgestelde kredietverhoging ter financiering van de behoeften van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) vooral het gevolg is van een aanzienlijk lager bedrag aan bestemmingsontvangsten dat naar verwachting in 2018 beschikbaar zal zijn; neemt kennis van de verlaging door de Raad met 275 miljoen EUR, maar is van mening dat de nota van wijzigingen van de Commissie de basis moet blijven voor een betrouwbare herziening van de ELGF-kredieten en voert bijgevolg de bedragen van de OB opnieuw op, in afwachting van de behandeling van deze nota van wijzigingen tijdens het begrotingsoverleg;

34.  benadrukt dat opslagprogramma's in tijden van crisis een nuttig instrument zijn gebleken en dat een beperking van de voorziene financiële middelen in het planningsproces contraproductief zou zijn;

35.  benadrukt dat een deel van de oplossing voor het probleem van de jeugdwerkloosheid ligt in het verlenen van passende steun aan jongeren in plattelandsgebieden; stelt daarom voor de betalingskredieten voor jonge landbouwers te verhogen met 50 miljoen EUR boven het niveau van de OB; wijst erop dat het noodzakelijk is de toegang van jongeren tot beroepen in de visserij te bevorderen met steun uit het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en andere financiering van de Unie;

36.  besluit, overeenkomstig zijn Europa 2020-doelstellingen en zijn internationale toezeggingen om de klimaatverandering aan te pakken, de kredieten voor klimaatgerelateerde acties te verhogen met 21,2 miljoen EUR boven het niveau van de OB; herhaalt dat zowel de Europese Rekenkamer (ERK) als Ecofin hebben vastgesteld dat de begroting van de Unie niet aansluit bij haar klimaatdoelstellingen;

37.  herinnert eraan dat het geld van de belastingbetalers niet moet worden gebruikt ter ondersteuning van het fokken van stieren die worden gebruikt voor stierengevechten; is van mening dat het fokken voor deze doeleinden niet voor basisbetalingen in aanmerking mag komen en verzoekt de Commissie een voorstel in te dienen tot wijziging van de huidige wetgeving op dit gebied;

38.  verhoogt daarom de vastleggingskredieten met 78,1 miljoen EUR, waarbij er een marge blijft van 619,7 miljoen EUR onder het maximum voor de vastleggingen in rubriek 2 na aftrek van de proefprojecten en voorbereidende acties;

39.  merkt met spijt op dat rampen doorgaans diegenen treffen die zichzelf minder goed kunnen beschermen, ongeacht of het gaat om personen of landen; is van mening dat zo snel mogelijk moet worden gereageerd op natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen zodat de schade minimaal blijft en mensen en goederen kunnen worden gered; vestigt de aandacht op de noodzakelijke extra verhoging van de kredieten, met name voor de begrotingsonderdelen die verband houden met de preventie van en paraatheid voor rampen binnen de Unie, waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met de bosbranden in Spanje en Portugal (met het tragische verlies van mensenlevens tot gevolg), die dramatische en enorme gevolgen hebben voor de bevolking;

40.  vestigt de aandacht op de factoren die een bedreiging vormen voor tal van bosecosystemen, zoals onder meer bosbranden en de verspreiding van invasieve uitheemse soorten, plagen en ziekten (zoals het dennenaaltje); is van mening dat er via communautaire steunprogramma's en -maatregelen voldoende financiële middelen moeten worden uitgetrokken voor de beoordeling van de ecologische en fytosanitaire gezondheid van de bossen en het herstel hiervan, inclusief herbebossing; wijst erop dat deze middelen bijzonder belangrijk en urgent zijn voor een aantal lidstaten, met name Portugal en Spanje vanwege de eerdere opeenvolgende branden op hun gehele grondgebied;

Rubriek 3 – Veiligheid en burgerschap

41.  benadrukt dat het aanpakken van migratie en veiligheid voor het Parlement bovenaan de prioriteitenlijst van de Unie moet staan, en herhaalt zijn overtuiging dat het maximum van rubriek 3 absoluut onvoldoende is gebleken om de interne dimensie van deze uitdagingen te financieren;

42.  merkt op dat, waar het aantal migranten dat via de route door het centrale en oostelijke Middellandse Zeegebied de Unie binnenkomt in de eerste negen maanden van 2017 is gedaald, de druk op de route door het westelijke Middellandse Zeegebied blijft bestaan; merkt op dat meer dan honderdduizend migranten en vluchtelingen in de eerste negen maanden van 2017 over zee Europa zijn binnengekomen, waarvan ruim 75 % in Italië aankomt en de rest verspreid over Griekenland, Cyprus en Spanje; is van mening dat er meer middelen nodig zijn om de behoeften van de Unie op het gebied van migratie volledig te dekken, met name via het Fonds voor asiel, migratie en integratie, om de lidstaten te helpen de integratiemaatregelen en -praktijken te verbeteren voor personen die internationale bescherming nodig hebben, in het bijzonder niet-begeleide minderjarigen, en, indien nodig, om terugkeeroperaties uit te voeren voor personen die geen recht hebben op bescherming, met volledige inachtneming van het beginsel van non-refoulement; benadrukt in dit verband ook dat het EASO over passende financiële en personele middelen moet beschikken opdat het agentschap zijn opgedragen taken kan uitvoeren;

43.  is voorstander van de invoering van een nieuw begrotingsonderdeel voor een opsporings- en reddingsfonds om de lidstaten te ondersteunen bij hun verplichtingen uit hoofde van het internationaal zeerecht; verzoekt de Commissie een wetgevingsvoorstel in te dienen voor de oprichting van zo'n opsporings- en reddingsfonds van de EU;

44.  is ervan overtuigd dat, met het oog op een doeltreffende aanpak van het onveiligheidsgevoel van de burgers van de Unie, de begroting van het Fonds voor interne veiligheid moet worden opgetrokken om de lidstaten beter uit te rusten voor de strijd tegen terrorisme, grensoverschrijdende georganiseerde misdaad, radicalisering en cybercriminaliteit; benadrukt met name dat er voldoende middelen moeten worden vrijgemaakt om de beveiligingsinfrastructuur te versterken en de uitwisseling van informatie tussen rechtshandhavingsinstanties en nationale autoriteiten te bevorderen, onder meer via een betere interoperabiliteit van de informatiesystemen, waarbij de individuele rechten en vrijheden altijd moeten worden geëerbiedigd;

45.  benadrukt de cruciale rol van de agentschappen van de Unie op het gebied van justitie en binnenlandse zaken bij het aanpakken van belangrijke zorgpunten van burgers van de Unie; besluit daarom de kredieten en het personeelsbestand te verhogen voor het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol), met inbegrip van 7 nieuwe posten voor de nieuwe operationele afdeling onder de naam "Operationele afdeling van Europol voor vermiste kinderen", alsook voor de Europese Eenheid voor justitiële samenwerking (Eurojust), het EASO en het Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Cepol); wijst nogmaals op de bijdrage van deze organen aan de versterking van de samenwerking tussen de lidstaten op dit gebied;

46.  verzoekt de Commissie, in het licht van de werkelijke vooruitgang die is geboekt bij de lopende interinstitutionele onderhandelingen, geactualiseerde informatie te verstrekken over de financiële gevolgen in 2018 van hangende wetgevingsvoorstellen in het kader van de Europese migratieagenda, met name de hervorming van het Dublinsysteem, het inreis-uitreissysteem, het EU-Systeem voor reisinformatie en -autorisatie en het EASO, zodat hiermee tijdens het begrotingsoverleg rekening kan worden gehouden;

47.  betreurt de willekeurige bezuinigingen van de Raad van meer dan 30 miljoen EUR aan vastleggingskredieten bij tal van programma's op het gebied van cultuur, burgerschap, justitie, volksgezondheid, consumentenrechten en civiele bescherming, niettegenstaande de uitstekende uitvoeringspercentages van deze programma's en ondanks een reeds ontoereikend financieringsniveau waardoor veel projecten van hoge kwaliteit niet kunnen worden gefinancierd; voert voor alle begrotingsonderdelen opnieuw de bedragen van de OB op en stelt voor een aantal onderdelen bijkomende kredieten voor;

48.  herhaalt zijn overtuiging dat het tijd is om te zorgen voor een betere financiering voor belangrijke programma's van de Unie op het gebied van cultuur en burgerschap, met name Creatief Europa en Europa voor de burger, die van fundamenteel belang zijn voor het ondersteunen van de culturele en creatieve sector, alsook voor actief burgerschap, met name in het licht van de Europese verkiezingen in 2019; wijst er nogmaals op dat alle instellingen zich moeten houden aan het politieke akkoord over de financiering in 2018 voor het Europees Jaar van het Cultureel Erfgoed door hiervoor te voorzien in voldoende kredieten via het subprogramma Cultuur van Creatief Europa, bij gebrek aan een afzonderlijk begrotingsonderdeel voor het Jaar; verzoekt de Commissie initiatieven in het kader van het begrotingsonderdeel "multimedia-acties" aan een beoordeling te onderwerpen om ervoor te zorgen dat de begroting daadwerkelijk een kwalitatief hoogwaardige en onafhankelijke berichtgeving over de Unie ten goede komt;

49.  is voorstander van meer transparantie en een grotere zichtbaarheid van de Daphne-doelstelling van het programma Rechten, gelijkheid en burgerschap, omdat dit een belangrijk instrument van de Unie is bij de bestrijding van alle vormen van geweld tegen kinderen, jongeren, vrouwen, LGBTI en andere risicogroepen; steunt de oprichting van een Europees waarnemingscentrum voor gendergerelateerd geweld binnen het Europees Instituut voor gendergelijkheid;

50.  verhoogt de vastleggingskredieten voor rubriek 3 met 108,8 miljoen EUR boven de OB (proefprojecten en voorbereidende acties niet meegerekend), en stelt voor deze verhoging te financieren door een verdere beschikbaarstelling van middelen uit het flexibiliteitsinstrument;

Rubriek 4 – Europa als wereldspeler

51.  benadrukt eens te meer dat het extern optreden van de Unie wordt geconfronteerd met steeds grotere financieringsbehoeften die aanzienlijk hoger liggen dan de huidige omvang van rubriek 4; is van mening dat het vrijmaken van middelen uit de begroting van de Unie om de migratie-uitdaging het hoofd te bieden de komende jaren dynamische antwoorden zal blijven vergen; benadrukt het feit dat een ad-hocverhoging voor één jaar, zoals in 2017, niet als voldoende kan worden beschouwd gezien de complexe uitdagingen waaraan de Unie het hoofd moet bieden en de dringende behoefte aan een sterkere externe aanwezigheid van de Unie in de huidige geglobaliseerde wereld;

52.  is van mening dat prioriteit moet worden gegeven aan de onmiddellijke buurlanden van de Unie en aan maatregelen die de belangrijkste problemen aanpakken waarmee zij worden geconfronteerd, namelijk de migratie- en vluchtelingencrisis en de daarmee samenhangende humanitaire uitdagingen in de buurlanden in het zuiden, en de Russische agressie in de buurlanden in het oosten; is van mening dat stabiliteit en welvaart in de buurlanden van de Unie bevorderlijk zijn voor zowel de betrokken regio's als voor de Unie in haar geheel; herhaalt zijn oproep voor meer steun aan het vredesproces in het Midden-Oosten, de Palestijnse Autoriteit en de UNRWA om het hoofd te kunnen bieden aan de toenemende behoeften en de uitdrukkelijke doelstelling van de Unie te verwezenlijken, namelijk de ontwikkeling en de stabiliteit in de regio bevorderen en de veerkracht van de Palestijnen ondersteunen; herhaalt dat het steunen van landen die associatieovereenkomsten met de Unie uitvoeren van cruciaal belang is voor het bevorderen van politieke en economische hervormingen, maar benadrukt dat deze steun enkel mag worden verleend zolang deze landen voldoen aan de daarvoor geldende criteria, met name op het gebied van de rechtsstaat en het tot stand brengen van democratische instellingen; besluit bijgevolg de middelen voor het Europees nabuurschapsinstrument (ENI), het instrument voor pretoetredingssteun (IPA) en voor macrofinanciële bijstand (MFA) te verhogen;

53.  benadrukt het belang van de rol die Europa op wereldniveau speelt bij de uitbanning van armoede en bij de ontwikkeling van de meest achtergestelde regio's, in overeenstemming met de VN-doelstellingen voor duurzame ontwikkeling; wijst daarom extra financiële middelen toe aan het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI) en humanitaire hulpverlening; herinnert eraan dat een aanzienlijk deel van de migranten die de Middellandse Zee oversteken uit Sub-Saharaans Afrika komen en dat de steun van de Unie in deze regio bijgevolg van cruciaal belang is om de onderliggende oorzaken van migratie aan te pakken;

54.  is gekant tegen de drastische verlaging van de financiële bijdragen uit de financieringsinstrumenten voor het externe optreden (ENI, IPA, PI en DCI) aan Erasmus+, niettegenstaande het feit dat uitwisselingsprogramma's voor jongeren een van de meest succesvolle langetermijninvesteringen in culturele diplomatie en wederzijds begrip zijn, en besluit daarom deze bijdragen te verhogen;

55.  besluit, gezien de zorgwekkende verslechtering van de situatie op het gebied van de democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten, de steun voor politieke hervormingen in Turkije te verlagen; besluit een deel van de resterende kredieten in de reserve te plaatsen en wijst erop dat deze middelen kunnen worden vrijgemaakt wanneer Turkije zorgt voor meetbare verbeteringen wat betreft de rechtsstaat, de democratie, de mensenrechten en de persvrijheid, met als doel dat deze middelen ten goede komen aan actoren in het maatschappelijk middenveld voor de tenuitvoerlegging van maatregelen om deze doelen te ondersteunen;

56.  is van mening dat er bijkomende financiële middelen nodig zijn om desinformatiecampagnes adequaat aan te pakken en om een objectief beeld van de Unie buiten haar grenzen te bevorderen; dringt daarom aan op meer financiering om desinformatiecampagnes en cyberaanvallen tegen te gaan; besluit daarom meer middelen uit te trekken voor strategische communicatieacties in de buurlanden en in de Westelijke Balkan; herinnert eraan dat het belangrijk is te investeren in de zichtbaarheid van het extern optreden van de Unie om de impact van de financiering op dit gebied te vergroten en de publieke diplomatie te intensiveren overeenkomstig de ambities in het kader van de integrale Uniestrategie;

57.  acht het noodzakelijk de kredieten op het begrotingsonderdeel voor de Turks-Cypriotische gemeenschap te verhogen om een beslissende bijdrage te leveren aan de voortzetting en intensivering van de missie van het Comité inzake vermiste personen op Cyprus, aan het welzijn van de Maronieten die willen terugkeren alsook aan het welzijn van alle personen in de enclave, zoals overeengekomen in de Derde Overeenkomst van Wenen, en om het door de twee gemeenschappen opgezette technische comité voor cultureel erfgoed te ondersteunen, en zo het vertrouwen en de verzoening tussen de twee gemeenschappen te bevorderen;

58.  benadrukt dat de tendens van de Commissie om haar toevlucht te zoeken tot satellietmechanismen op het gebied van begroting, zoals trustfondsen en andere soortgelijke instrumenten, niet altijd een succes is gebleken; is bezorgd dat de vaststelling van financiële instrumenten buiten de begroting van de Unie een bedreiging kan vormen voor de eenheid ervan en de begrotingsprocedure kan omzeilen, en tegelijkertijd het transparante beheer van de begroting ondermijnt en het recht van het Parlement belemmert om de uitgaven doeltreffend te kunnen controleren; is daarom van mening dat de externe instrumenten die de afgelopen jaren in het leven zijn geroepen, in de begroting van de Unie moeten worden opgenomen, en dat het Parlement de tenuitvoerlegging van deze instrumenten volledig moet kunnen toetsen; merkt op dat eind september 2017 in totaal 795,4 miljoen EUR in de begroting 2017 was vastgelegd voor de trustfondsen van de EU; verzoekt de Commissie de het Europees Parlement en de Raad mee te delen welk bedrag zij in 2018 voor de trustfondsen denkt vast te leggen; herhaalt zijn bezorgdheid over het feit dat de bijdragen van de lidstaten aan deze trustfondsen neigen achter te blijven op hun toezeggingen; neemt kennis van Speciaal verslag nr. 11/2017 van de Europese Rekenkamer over het EU-Trustfonds Bêkou voor de Centraal-Afrikaanse Republiek; is bezorgd over de door de Rekenkamer geconstateerde tekortkomingen, zoals het ontbreken van een omvattende behoeftenanalyse en de slecht functionerende mechanismen voor coördinatie met andere donoren; spreekt zijn voornemen uit om na te gaan welke meerwaarde trustfondsen van de EU bieden als instrument van het extern beleid van de Unie;

59.  herinnert eraan dat alle uitgaven en ontvangsten van de Unie en Euratom krachtens artikel 24 van de MFK-verordening moeten worden opgenomen in de algemene begroting van de Unie overeenkomstig artikel 7 van het Financieel Reglement; vraagt de Commissie de eenheid van de begroting te waarborgen en dit beginsel als leidend te beschouwen wanneer zij nieuwe initiatieven voorstelt;

60.  benadrukt het belang van verkiezingswaarnemingsmissies om de democratische instellingen te versterken en het vertrouwen van de bevolking in verkiezingsprocessen te vergroten, wat op zijn beurt vrede en stabiliteit bevordert; benadrukt dat voor dit doel in voldoende financiële middelen moet worden voorzien;

61.  wijst erop dat de kredieten van het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI) niet mogen worden herschikt om het nieuwe initiatief inzake capaciteitsopbouw voor veiligheid en ontwikkeling (CBSD) in het kader van het instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede (IcSP) te financieren; betreurt dat in het voorstel van OB wordt voorgesteld 7,5 miljoen EUR over te hevelen van het DCI naar de CBSD, en benadrukt dat er dringend alternatieve oplossingen moeten worden gevonden om deze leemte op te vullen;

62.  herhaalt zijn verzoek om het begrotingsonderdeel voor de speciale vertegenwoordigers van de EU op een begrotingsneutrale manier over te hevelen van de GBVB-begroting naar de administratieve begroting van de EDEO om de diplomatieke activiteiten van de Unie verder te consolideren;

63.  besluit daarom bijna alle verlagingen van de Raad ongedaan te maken en de vastleggingskredieten voor rubriek 4 te verhogen met 299,7 miljoen EUR boven de OB (proefprojecten en voorbereidende acties, de overheveling van de speciale vertegenwoordigers van de EU en de goedgekeurde verlagingen niet meegerekend);

Rubriek 5 – Administratie; Overige rubrieken – administratieve uitgaven en ondersteunende uitgaven voor onderzoek

64.  is van mening dat de verlagingen van de Raad niet overeenstemmen met de reële behoeften en bijgevolg de reeds aanzienlijk gerationaliseerde administratieve uitgaven in het gedrang brengen; voert daarom de bedragen van de OB opnieuw op voor alle administratieve uitgaven van de Commissie, met inbegrip van de administratieve uitgaven en ondersteunende uitgaven voor onderzoek in de rubrieken 1 tot en met 4;

65.  besluit, overeenkomstig de conclusie van het gezamenlijk advies van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie inzake de drie aspecten van de betrekkingen tussen het OLAF en het comité van toezicht van 12 september 2016, om 10 % van de kredieten van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) in te houden totdat het comité van toezicht toegang wordt verleend tot de dossiers van het OLAF, terwijl zijn begroting lichtjes wordt verhoogd, in overeenstemming met de toegenomen taken;

66.  neemt kennis van het feit dat het OLAF begin 2017 een onderzoek heeft ingesteld naar een ernstig geval van douanefraude in het Verenigd Koninkrijk waarbij ingevoerde producten te laag werden getaxeerd, wat heeft geleid tot een inkomstenderving voor de begroting van de Unie van bijna 2 miljard EUR in de periode 2013-2016; vreest dat er nog steeds geen einde is gemaakt aan deze fraude en dat de verliezen voor de begroting van de Unie blijven oplopen; verzoekt de Commissie bij de onderhandelingen over de brexit rekening te houden met de trage reactie van de Britse overheid op haar aanbevelingen ter zake; verzoekt de lidstaten die bezwaar hebben gemaakt tegen het rechtskader van de Unie voor douaneovertredingen en -sancties hun standpunt te herzien om dit probleem spoedig te kunnen oplossen;

Gedecentraliseerde agentschappen

67.  steunt in beginsel de ramingen van de Commissie voor de budgettaire behoeften van de agentschappen; is daarom van mening dat de bijkomende verlagingen die de Raad voorstelt de goede werking van de agentschappen in gevaar zouden brengen en hen zouden beletten de taken uit te voeren die hun zijn toegewezen; is van mening dat de nieuwe posten die het in zijn standpunt heeft goedgekeurd, noodzakelijk zijn om bijkomende taken te verrichten die voortvloeien uit nieuwe beleidsontwikkelingen en nieuwe regelgeving; herhaalt zijn toezegging om de nodige middelen te vrijwaren en indien nodig in extra middelen te voorzien om de goede werking van de agentschappen te waarborgen;

68.  besluit, gezien de uitdagingen die de Unie nog steeds het hoofd moet bieden op het vlak van migratie en veiligheid, en rekening houdend met het feit dat een gecoördineerde Europese respons vereist is, de kredieten te verhogen voor Europol, Eurojust, Cepol, het EASO en het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (Enisa);

69.  herinnert eraan dat het belangrijk is dat de Unie zich met name richt op concurrentievermogen voor groei en banen; herinnert aan de strategische prioriteit van de Unie om haar projecten inzake Galileo en Egnos, waarvoor het Europees GNSS-Agentschap (GSA) gedeeltelijk verantwoordelijk is, volledig te ontwikkelen en uit te voeren; herinnert eraan dat het GSA op het gebied van cyberbeveiliging en de publiek gereguleerde dienst over te weinig middelen beschikt en besluit daarom zijn kredieten te verhogen;

70.  is van mening dat het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) extra kredieten en personeel nodig heeft voor zijn uitgebreide taken inzake de tenuitvoerlegging van de netcodes en richtsnoeren voor elektriciteit en gas en het toezicht daarop;

71.  brengt met name in herinnering dat het Europees Milieuagentschap (EMA) de Unie bijstaat bij het nemen van geïnformeerde beslissingen met betrekking tot de verbetering van het milieu, waarbij milieuoverwegingen in economisch beleid worden geïntegreerd en wordt toegewerkt naar duurzaamheid, en dat de Commissie in het licht van het klimaat- en energiebeleid van de Unie voor 2030 heeft voorgesteld de werkzaamheden van het EMA uit te breiden met nieuwe taken in verband met het beheer van de energie-unie, zonder het personeelsbestand dienovereenkomstig uit te breiden;

72.  benadrukt dat de begrotingsmiddelen en het aantal posten waarover de Europese grens- en kustwacht beschikt momenteel weliswaar toereikend lijken, maar dat zorgvuldig in de gaten moet worden gehouden hoe de behoeften van het agentschap inzake operationele middelen en personeel zich ontwikkelen;

73.  is ingenomen met het feit dat in de begroting 2018 passende middelen zijn opgenomen ter ondersteuning van de Europese toezichthoudende autoriteiten (ETA's); benadrukt dat de rol van de ETA's van essentieel belang is voor het bevorderen van de consistente toepassing van het recht van de Unie en een betere coördinatie tussen de nationale instanties, en voor het waarborgen van financiële stabiliteit, beter geïntegreerde financiële markten, consumentenbescherming en toezichtsconvergentie; benadrukt dat de ETA's zich in het belang van het zorgvuldig gebruik van hun begroting strikt moeten houden aan de hun door de Uniewetgever toegekende taken;

74.  herhaalt dat, zoals in het IIA van 2 december 2013 is overeengekomen, 2018 het laatste jaar is waarin de personeelsinkrimping met 5 % en de herindelingspool op het personeelsbestand van de agentschappen worden toegepast; herhaalt dat het gekant is tegen elke voortzetting van een globale benadering voor de middelen van de agentschappen na 2018; bevestigt dat het wil komen tot meer efficiëntie, dit via meer administratieve samenwerking tussen agentschappen of in voorkomend geval zelfs via fusies, alsook via het delen van bepaalde functies met de Commissie of een ander agentschap; is in dit verband ingenomen met het initiatief om de activiteiten van de agentschappen verder te coördineren via de oprichting van een vast secretariaat van het netwerk van EU-agentschappen (momenteel Shared Support Office genoemd), en steunt de toekenning van een extra post aan het organigram van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, waarvan de kosten gezamenlijk zullen worden gedragen door de begrotingen van de agentschappen van de Unie onder de vorm van detachering naar dat agentschap;

Proefprojecten en voorbereidende acties (PP's en VA's)

75.  besluit na een grondige analyse van de ingediende PP's en VA's, tegen de achtergrond van de mate van succes van de lopende projecten en acties, de initiatieven die al gedekt zijn door bestaande rechtsgronden buiten beschouwing latend en ten volle rekening houdend met de beoordeling door de Commissie van de uitvoerbaarheid van de projecten, een compromispakket goed te keuren met een beperkt aantal PP's en VA's, mede gelet op de beperkte marges die beschikbaar zijn en de maxima voor PP's en VA's;

76.  vestigt daarom de aandacht op de inspanningen die het Parlement in dit verband heeft gedaan en verzoekt de Commissie bij de uitvoering van de PP's en VA's die aan het eind van de begrotingsprocedure worden goedgekeurd, ongeacht haar uitvoerbaarheidsbeoordeling haar goede wil te tonen ten aanzien van alle besluiten van het Europees Parlement en de Raad;

Speciale instrumenten

77.  herinnert aan het nut van speciale instrumenten die voorzien in flexibiliteit die verder gaat dan de zeer krappe maxima van het huidige MFK en is ingenomen met de verbeteringen die tot stand zijn gekomen dankzij de tussentijdse herziening van de MFK-verordening; pleit voor een uitgebreid gebruik van het flexibiliteitsinstrument, de overkoepelende marge voor vastleggingen en de marge voor onvoorziene uitgaven ter financiering van het brede scala aan nieuwe uitdagingen en bijkomende verantwoordelijkheden waarmee de begroting van de Unie wordt geconfronteerd;

78.  dringt aan op een verhoging van de kredieten voor de reserve voor noodhulp (EAR) en het Solidariteitsfonds van de EU (SFEU) naar aanleiding van de recentste tragische rampen, met name de bosbranden en de extreme droogte in Portugal en Spanje;

79.  herinnert tevens aan het belang van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG), de EAR en het SFEU; steunt het voornemen van de Commissie om te zorgen voor een snellere beschikbaarstelling van middelen uit het SFEU door het grootste deel van zijn jaarlijkse bedrag in een reserve in de begroting van de Unie te plaatsen, bovenop het reeds in de begroting opgenomen bedrag voor voorschotten; betreurt de verlaging ter zake door de Raad en voert de bedragen van de OB gedeeltelijk opnieuw op, met uitzondering van het bedrag dat is vooruitgeschoven naar 2017 via gewijzigde begroting nr. 4/2017 en de beschikbaarstelling van middelen uit het SFEU voor Italië; dringt aan op de uitbreiding van het toepassingsgebied van het SFEU om bijstand te verlenen aan slachtoffers van terroristische daden en hun familie;

Betalingen

80.  is bezorgd over de huidige trend van weinig betalingen in de gehele begroting van de Unie, niet alleen in rubriek 1b maar ook in de rubrieken 3 en 4, ondanks het feit dat de Unie het hoofd moet bieden aan tal van nieuwe uitdagingen en flexibele financieringsmechanismen moet invoeren; herinnert eraan dat de betalingen in het kader van de begroting van de Unie de afgelopen twee jaar aanzienlijk zijn gedaald, in combinatie met een groot begrotingsoverschot; spreekt dan ook zijn bezorgdheid uit over het feit dat er in de OB sprake is van een ongekende marge van 10 miljard EUR onder het maximum voor de betalingskredieten, wat wijst op een lage uitvoeringstrend die kan leiden tot een acute druk op de betalingskredieten aan het eind van het huidige MFK;

81.  benadrukt dat het noodzakelijk is de betalingskredieten van de OB opnieuw op te voeren voor alle begrotingsonderdelen die de Raad heeft verlaagd, en de betalingskredieten op gerichte wijze te verhogen, vooral voor de begrotingsonderdelen waarvan de vastleggingskredieten zijn gewijzigd;

Overige afdelingen

82.  betreurt de terugkerende praktijk van de Raad om de forfaitaire verlaging voor de instellingen van de Unie te vergroten; is van mening dat dit een zeer verstorend effect heeft op de begroting van instellingen met een historisch correcte forfaitaire verlaging; is van mening dat er bij deze aanpak geen sprake is van een gerichte verlaging en evenmin van goed financieel beheer; voert daarom de forfaitaire verlaging van de OB opnieuw op;

Afdeling I – Europees Parlement

83.  behoudt zijn totale begroting voor 2018, zoals goedgekeurd in zijn bovengenoemde resolutie van 5 april 2017, op 1 953 483 373 EUR; neemt begrotingsneutrale technische aanpassingen op die rekening houden met geactualiseerde informatie die eerder dit jaar niet beschikbaar was;

84.  wijst erop dat de raming voor 2018 neerkomt op 18,88 %, wat lager is dan het in 2017 verwezenlijkte niveau (19,25 %) en het laagste aandeel van rubriek 5 vormt in de afgelopen vijftien jaar; benadrukt evenwel dat het streven naar zo laag mogelijke uitgaven voor het Europees Parlement niet ten koste mag gaan van een beperking van het vermogen van het Parlement om zijn gewone wetgevingswerkzaamheden te verrichten;

85.  herhaalt de prioriteiten van het Parlement voor het komende begrotingsjaar, namelijk de reeds genomen veiligheidsmaatregelen consolideren en de weerbaarheid tegen cyberaanvallen verbeteren, de eigen interne begrotingsprocedure transparanter maken, en de begroting van het Parlement richten op zijn kerntaken die bestaan uit wetgeven, optreden als één tak van de begrotingsautoriteit, de burgers vertegenwoordigen en toezicht uitoefenen op de werkzaamheden van de andere instellingen;

86.  is ingenomen met de oprichting van de werkgroep van het Bureau inzake de algemene kostenvergoeding; herinnert eraan dat er meer transparantie wordt verwacht ten aanzien van de algemene kostenvergoeding en dat werk moet worden gemaakt van de vaststelling van preciezere regels inzake verantwoording van de uitgaven die met deze vergoeding kunnen worden gedaan, zonder dat hierdoor voor het Parlement extra kosten ontstaan;

87.  vraagt het Bureau om de volgende concrete wijzigingen betreffende de vergoeding voor algemene uitgaven door te voeren:

   de vergoeding voor algemene uitgaven moet in elk geval worden behandeld op een afzonderlijke bankrekening;
   alle ontvangstbewijzen in verband met de vergoeding voor algemene uitgaven moeten door de leden bewaard worden;
   het niet-bestede deel van de vergoeding voor algemene uitgaven moet aan het eind van het mandaat worden teruggegeven;

88.  vermindert de personeelsformatie van zijn secretariaat-generaal voor 2018 met 60 posten (doelstelling tot vermindering met 1 %), overeenkomstig het akkoord van 14 november 2015 met de Raad over de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2016; herinnert aan de 35 posten die het Parlement in 2016 heeft gekregen in verband met nieuwe activiteiten om de veiligheid te vergroten en die als zodanig buiten de doelstelling tot vermindering van het personeelsbestand vallen, zoals bevestigd bij de vaststelling van de gewijzigde begroting nr. 3/2016 en de algemene begroting 2017(10); verzoekt de Commissie haar monitoringtabellen dienovereenkomstig aan te passen om ervoor te zorgen dat het Europees Parlement en de Raad in alle fasen van de procedure over nauwkeurige informatie beschikt;

89.  is ingenomen met de gedachtewisseling over het gebouwenbeleid van het Parlement die op 11 juli 2017 heeft plaatsgevonden tussen de Begrotingscommissie, de secretaris-generaal en de vicevoorzitters die bevoegd zijn voor het gebouwenbeleid van het Parlement; is van mening dat deze dialoog een continu proces moet zijn, met name in het licht van het komende debat in het Bureau over de renovatie van het Paul Henri Spaakgebouw;

90.  herhaalt zijn standpunt zoals verwoord in zijn bovengenoemde resolutie van 5 april 2017 dat er nog ruimte is voor verbetering van de controlemechanismen met betrekking tot de Europese politieke partijen en politieke stichtingen; wijst in dit verband op het voorstel van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014(11) en juicht alle inspanningen toe ter verbetering van de verantwoording en de transparantie van de uitgaven;

91.  herinnert aan de analyse die de Europese Rekenkamer in 2014 heeft verricht, waarin de kosten van de geografische spreiding van het Parlement worden geraamd op 114 miljoen EUR per jaar; wijst tevens op de bevinding in zijn resolutie van 20 november 2013 over de plaats van de zetels van de instellingen van de Europese Unie(12), dat 78 % van alle dienstreizen van statutair personeel van het Parlement een direct gevolg zijn van zijn geografische spreiding; beklemtoont verder dat de milieugevolgen van de geografische spreiding in het verslag worden geraamd op tussen de 11 000 en 19 000 ton aan CO2-emissies; benadrukt het negatieve beeld dat deze spreiding bij het publiek opwekt en roept daarom op tot de vaststelling van een stappenplan om te komen tot één enkele vestigingsplaats en een verlaging van de desbetreffende begrotingsonderdelen;

Afdeling IV – Hof van Justitie

92.  neemt de bedragen van de OB opnieuw op voor alle begrotingsonderdelen die de Raad heeft verlaagd en die essentieel zijn voor de werking van het Hof, en herstelt de raming voor twee begrotingsonderdelen die het Hof in staat moeten stellen beter het hoofd te bieden aan de almaar toenemende vraag naar vertaling;

93.  uit zijn ongeloof over de unilaterale verklaring van de Raad en de bijbehorende bijlage inzake de vermindering van het personeelsbestand met 5 % in het standpunt van de Raad over de OB 2018, met name dat het Hof zijn personeelsformatie met nog eens 19 posten moet inkrimpen; benadrukt dat het bij deze 19 posten gaat om de 12 en 7 posten die het Parlement en de Raad tijdens de begrotingsprocedures van respectievelijk 2015 en 2016 hebben toegekend met het oog op bijkomende behoeften, en dringt er daarom op aan dat deze 19 posten niet moeten worden teruggegeven, te meer omdat het Hof de vermindering van het personeel met 5 % reeds heeft verwezenlijkt door 98 posten in te leveren in de periode 2013-2017;

Afdeling V – Rekenkamer

94.  neemt de bedragen van de OB opnieuw op voor alle begrotingsonderdelen die de Raad heeft verlaagd, opdat de Rekenkamer haar werkprogramma kan uitvoeren en de geplande auditverslagen kan opstellen;

95.  plaatst de kredieten voor het onderdeel "beperkte studies, enquêtes en adviezen" in de reserve in afwachting van de uitkomst van de lopende onderhandelingen over de herziening van het Financieel Reglement en de inwerkingtreding ervan in 2018;

Afdeling VI – Europees Economisch en Sociaal Comité

96.  neemt de bedragen van de OB opnieuw op voor alle begrotingsonderdelen die de Raad heeft verlaagd;

97.  verhoogt de kredieten op twee begrotingsonderdelen boven het bedrag van de OB met betrekking tot de werkzaamheden van interne adviesgroepen voor handelsovereenkomsten;

Afdeling VII – Comité van de Regio's

98.  neemt de bedragen van de OB opnieuw op voor alle begrotingsonderdelen die de Raad heeft verlaagd;

99.  verhoogt de kredieten op een aantal begrotingsonderdelen boven het bedrag van de OB overeenkomstig de eigen raming van het Comité van de Regio's;

Afdeling VIII – Europese Ombudsman

100.  is ingenomen met het werk van de Ombudsman om in de eigen begroting efficiëntieverbeteringen ten opzichte van het voorgaande jaar te vinden;

Afdeling IX – Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

101.  vraagt zich af waarom de Raad de begroting van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming wil verlagen, gezien de bijkomende taken die het Parlement en de Raad aan de instelling hebben toegekend; maakt daarom alle verlagingen van de Raad ongedaan om de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming in staat te stellen zijn mandaat uit te oefenen en zijn verplichtingen na te komen;

Afdeling X – Europese Dienst voor extern optreden

102.  maakt alle verlagingen van de Raad ongedaan;

103.  voert een begrotingsonderdeel voor een strategische communicatiecapaciteit in, overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van maart 2015, om de EDEO te voorzien van afdoende personeel en instrumenten om het hoofd te bieden aan de uitdaging van desinformatie van derde landen en niet-statelijke actoren;

104.  besluit verder het begrotingsonderdeel voor speciale vertegenwoordigers van de EU over te hevelen van de GBVB-begroting naar de EDEO-begroting om het externe optreden van de Unie coherenter te maken;

105.  voorziet in een extra bedrag boven de raming van de EDEO voor stagiairs in delegaties van de Unie, als reactie op de bevindingen van het onderzoek van de Europese Ombudsman inzake onbetaalde stages(13);

o
o   o

106.  neemt kennis van de unilaterale verklaring van Frankrijk en Luxemburg, gehecht aan het op 4 september 2017 door de Raad vastgestelde standpunt betreffende het ontwerp van algemene begroting voor het begrotingsjaar 2018; herinnert eraan dat de vertegenwoordigers van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie tijdens de voorjaarsbegrotingstrialoog van 27 maart 2017 overeenstemming hebben bereikt over het pragmatisch tijdschema voor het verloop van de begrotingsprocedure, met inbegrip van de data voor de bemiddelingsperiode; herinnert eraan dat de Raad Algemene Zaken dit pragmatisch tijdschema heeft goedgekeurd op zijn vergadering van 25 april 2017, en daarbij volledig op de hoogte was van het vergaderrooster van het Parlement voor 2017; wijst er bijgevolg op dat de begrotingsprocedure verder verloopt volgens het pragmatisch tijdschema dat door de drie instellingen is overeengekomen;

107.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie, samen met de amendementen op het ontwerp van algemene begroting, te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de overige instellingen en de betrokken organen, alsmede aan de nationale parlementen.

(1) PB L 168 van 7.6.2014, blz. 105.
(2) PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.
(3) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884.
(4) PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.
(5) Aangenomen teksten van die datum, P8_TA(2017)0085.
(6) Aangenomen teksten van die datum, P8_TA(2017)0114.
(7) Aangenomen teksten van die datum, P8_TA(2017)0302.
(8) Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).
(9) Richtlijn 2010/63/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt (PB L 276 van 20.10.2010, blz. 33).
(10) Aangenomen teksten, P8_TA(2016)0401 / P8_TA(2016)0411.
(11) COM(2017)0481.
(12) PB C 436 van 24.11.2016, blz. 2.
(13) Europese Ombudsman, 454.2014/PMC.

Juridische mededeling - Privacybeleid