Resolutie van het Europees Parlement van 13 december 2017 over het jaarverslag over de uitvoering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (2017/2121(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien het jaarverslag van de Raad aan het Europees Parlement over het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid,
– gezien de artikelen 21 en 36 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,
– gezien het Handvest van de Verenigde Naties,
– gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer,
– gezien de verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) over politieke verantwoordingsplicht,
– gezien de mededeling van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) van 2016 over een integrale strategie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie en de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de EDEO over een strategische aanpak van weerbaarheid in het externe optreden van de EU;
– gezien de in de integrale strategie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie vervatte kernbeginselen, in het bijzonder met betrekking tot de soevereiniteit en de territoriale integriteit van staten en de onschendbaarheid van grenzen, die door alle deelnemende landen in gelijke mate worden geëerbiedigd,
– gezien de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de VV/HV van 12 december 2011 met als titel "Een centrale plaats voor mensenrechten en democratie in het externe optreden van de EU – voor een meer doeltreffende aanpak" (COM(2011)0886),
– gezien artikel 52 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken en het advies van de Begrotingscommissie (A8-0350/2017),
Inleiding
1. is ervan overtuigd dat geen enkele lidstaat ertoe in staat is de uitdagingen waarmee we vandaag worden geconfronteerd, alleen aan te pakken; onderstreept dat het gemeenschappelijk optreden van de EU de doeltreffendste manier is om de Europese belangen te beschermen, haar waarden hoog te houden, de rol van eensgezinde en invloedrijke speler op het wereldtoneel op zich te nemen en haar burgers en lidstaten te beschermen tegen de toegenomen veiligheidsdreiging, ook in een wereldwijde digitale omgeving; is bezorgd over de veiligheidsarchitectuur van de EU, die zwak en gefragmenteerd blijft in het aangezicht van aanhoudende en steeds nieuwe uitdagingen en waarin een "hybride vrede" een onbevredigende realiteit is geworden; dringt er bij de lidstaten op aan maatregelen te nemen en te voldoen aan de wensen van die Europese burgers die herhaaldelijk hebben onderstreept dat een buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU gebaseerd op fundamentele waarden en mensenrechten een van de belangrijkste en noodzakelijkste van alle beleidsterreinen van de EU vormt; vindt het hoog tijd dat de lidstaten instrumenten en beleidsmaatregelen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) ten uitvoer leggen om de EU in staat te stellen te reageren op externe conflicten en crises, de capaciteit van hun partners te vergroten en de Europese Unie te beschermen;
2. herinnert de EU aan haar belofte om een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid uit te werken op basis van de waarden van de democratie, de rechtsstaat, de universaliteit en ondeelbaarheid van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, en in overeenstemming met het Handvest van de VN en het internationaal recht; is van mening dat de EU en haar lidstaten, om te kunnen voldoen aan deze verbintenis en om bij te dragen aan het bevorderen van de mensenrechten en de democratie in de wereld, met één verenigde stem moeten spreken en ervoor moeten zorgen dat hun boodschap gehoord wordt;
3. is van oordeel dat de EU, wil zij erin slagen de uitdagingen waarmee zij vooral op veiligheidsgebied te kampen heeft, aan te pakken en hieraan het hoofd te bieden, een doeltreffende, geloofwaardige en zich op waarden baserende speler moet zijn met een capaciteit voor actie en effectieve dialoog met andere spelers op het wereldtoneel, hetgeen het spreken met één stem, gezamenlijk optreden en het concentreren van haar middelen op strategische prioriteiten impliceert;
4. herhaalt dat de maatregelen van de Unie inzake het buitenlands beleid zowel onderling als met andere beleidsmaatregelen met een externe dimensie moeten stroken, en dat de in artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie vastgelegde doelstellingen verder moeten worden nagestreefd;
5. is van mening dat, wil de Europese Unie aan de verwachtingen van haar burgers voldoen, zij de volgende essentiële mijlpalen moet halen:
–
coördinatie van een evaluatie van de fundamentele dreigingen en uitdagingen binnen de EU en een gemeenschappelijke benadering om deze kwesties aan te pakken, met name rekening houden met de preventie van radicalisering, die kan leiden tot de rekrutering van personen door terroristische groeperingen,
–
bestendiging en uitdieping van het Europese project en het extern optreden van de EU, onder meer door de samenwerking en de capaciteiten van de EU op het gebied van haar gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, met inbegrip van informatieoorlogvoering, te versterken,
–
samenwerking tussen de lidstaten, partners en internationale organisaties en instellingen die de vrede beschermen, onder duidelijk bepaalde en zorgvuldig geselecteerde voorwaarden, teneinde de op regels gebaseerde politieke en economische wereldorde te versterken, ook met het oog op de bescherming van de mensenrechten, en samenwerking met partners teneinde een leidende rol te spelen bij verzoening, vredesopbouw, vredeshandhaving en waar nodig vredesafdwinging;
Coördinatie van een evaluatie van de fundamentele dreigingen en uitdagingen: ingaan op de huidige politieke en veiligheidssituatie
6. onderstreept dat het waarborgen van de veiligheid van de EU-burgers en de integriteit van het grondgebied van de EU, het stabiliseren van het nabuurschap, vooral op de westelijke Balkan met nadruk op het vergroten van de zichtbaarheid van de EU in deze regio, het bevorderen van hervormingen ter handhaving van een op regels gebaseerde, coöperatieve politieke en economische internationale orde, het aanpakken van de onderliggende oorzaken van gewapende conflicten en het versterken van het beleid inzake conflictpreventie, vreedzame conflictoplossing en de dialoog met pluralistische democratieën die zich inzetten voor de verdediging van de mensenrechten, de essentiële voorwaarden voor de stabiliteit van de EU zijn; dringt aan op een actievere publieksdiplomatie van de kant van de EU en een grotere zichtbaarheid van de door de EU uitgevoerde projecten;
7. is van oordeel dat in een internationale omgeving die steeds meer wordt gekenmerkt door conflicten en instabiliteit, slechts een combinatie van effectief multilateralisme, een gezamenlijke soft power en een geloofwaardige hard power weerstand kan bieden aan de voornaamste uitdagingen op veiligheidsgebied, met name de verspreiding van massavernietigingswapens, de schending van de Europese veiligheidsorde, het terrorisme, conflicten in de oostelijke en zuidelijke buurlanden, oorlogen bij volmacht, hybride en informatieoorlogvoering, met inbegrip van digitale agressie, en onzekerheid op energiegebied; onderstreept dat tot deze uitdagingen eveneens de vluchtelingencrisis in haar humanitaire dimensie behoort, alsmede uitdagend agressief gedrag van Noord‑Korea, de schending van het internationaal recht door Rusland en de toenemende militaire macht van China waarvoor slechts een sterke diplomatieke reactie volstaat;
8. is van oordeel dat een doeltreffender gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid in de eerste plaats afhangt van het vaststellen van gemeenschappelijke strategische prioriteiten en visies; vindt dat de onderliggende, ten gevolge van falende en fragiele staten wijdverbreide oorzaken van instabiliteit, en van gedwongen en irreguliere migratie moeten worden aangepakt: armoede, het gebrek aan economische kansen en toegang tot onderwijs, sociale uitsluiting, gewapende conflicten, ondemocratisch en inefficiënt bestuur, corruptie, klimaatverandering, het toenemende sektarisme, de dreigende radicalisering en de verbreiding van extremistische ideologieën; herinnert aan het actieplan dat tijdens de top van Valletta is aangenomen en waarin wordt opgeroepen tot een gedeelde verantwoordelijkheid van landen van herkomst, doorreis en bestemming; onderstreept het belang van het vernietigen van het economisch model van smokkelnetwerken;
9. onderstreept de noodzaak autocratische en nepotistische tendensen te bestrijden, de steun voor democratische krachten te intensiveren en te strijden tegen het moslimterrorisme in het zuidelijke nabuurschap en tussen de buren van onze buren en partners en zich te richten op groeperingen die de burgers van de Unie aanmoedigen voor hun extremistische zaak te strijden; herinnert eraan dat de Sahel en andere daarmee verbonden geografische gebieden prioritaire regio's zijn als het gaat om het waarborgen van de veiligheid van de Europese Unie; wijst andermaal op de noodzaak van gecoördineerde diplomatieke inspanningen van de EU, de VS en andere internationale partners om samen te werken met spelers in de regio, zoals Turkije, de Golfstaten en Iran, op de noodzaak een duidelijk standpunt in te nemen tegen religieus extremisme en terrorisme, en een gemeenschappelijke strategie voor het aanpakken van deze mondiale uitdaging af te bakenen, overeenkomstig de op VN-niveau gedane toezeggingen om het internationaal recht te eerbiedigen en de universele waarden hoog te houden; is van oordeel dat diplomatieke inspanningen vergezeld moeten gaan van een breed scala aan andere instrumenten die de EU ter beschikking staan, waaronder instrumenten ter verbetering van de politieke, sociale en economische voorwaarden die bijdragen tot de totstandkoming en instandhouding van een duurzame vrede;
10. is van oordeel dat de bestrijding van gewelddadig extremisme hand in hand moet gaan met de eerbiediging van de universele mensenrechten; onderstreept dat de EU landen die radicalisering en terrorisme steunen, moet bestrijden en veroordelen met name als zij steun verstrekken aan entiteiten die door de EU als terroristische organisaties zijn aangemerkt; onderstreept het belang nauwer samen te werken met onze partners die ervaring hebben met terrorismebestrijding;
11. onderstreept dat een duurzame oplossing voor de Syrische crisis alleen binnen het bestaande, op VN‑niveau overeengekomen kader kan worden gevonden en moet zijn gebaseerd op een inclusieve, door Syriërs geleide politieke regeling waarbij alle relevante belanghebbenden betrokken zijn; blijft er bij alle leden van de VN‑Veiligheidsraad op aandringen hun verantwoordelijkheden met betrekking tot de crisis te nemen; schaart zich achter de oproep van de speciale gezant van de secretaris-generaal van de VN voor Syrië aan de staten die het staakt-het-vuren moeten waarborgen, om onmiddellijk pogingen te doen de staakt-het-vurenovereenkomst te handhaven;
12. is ingenomen met de in april 2017 aangenomen EU-strategie inzake Syrië waartoe het uitbreiden van sancties behoort tot personen die zijn betrokken bij de ontwikkeling en het gebruik van chemische wapens; spoort aan tot verdere uitbreiding van de sancties tot degenen die verantwoordelijk zijn voor de schendingen van de mensenrechten; onderstreept dat al degenen die verantwoordelijk zijn voor inbreuken op het internationaal recht, ter verantwoording moeten worden geroepen; doet andermaal een beroep op de EU en haar lidstaten om met hun partners te onderzoeken of er, in afwachting van een succesvolle verwijzing naar het ICC, een Syrië-tribunaal voor oorlogsmisdaden kan worden ingesteld; beklemtoont hoe belangrijk het is dat de EU zich volledig bereid verklaart om de wederopbouw van Syrië na het conflict te ondersteunen;
13. doet een beroep op alle betrokken partijen, binnen en buiten Libië, om zowel het op 17 december 2015 ondertekende Libische politieke akkoord als de daaruit voortgekomen presidentiële raad te steunen, die de enige autoriteit is welke door de internationale gemeenschap en de VN wordt erkend; onderstreept dat de oplossing van de crisis in Libië een voorwaarde vormt voor stabiliteit in het Middellandse Zeegebied; wijst op het belang van het zuidelijke nabuurschap en de noodzaak om een euromediterrane ruimte van vrede, voorspoed, stabiliteit en integratie tot stand te brengen; onderstreept zijn grote steun voor de tweestatenoplossing voor het Israëlisch-Palestijnse conflict, waarbij een onafhankelijke, democratische, levensvatbare en aangrenzende Palestijnse staat zij aan zij en in vrede en veiligheid bestaat naast een veilige staat Israël; onderstreept het belang van het waarborgen van de samenhang van het EU-beleid ten aanzien van situaties van bezetting of annexatie van grondgebied;
14. is verheugd dat alle partijen het door de EU3+3 en Iran overeengekomen gezamenlijk alomvattend actieplan (JCPOA) nog steeds met succes ten uitvoer leggen; benadrukt dat de voortdurende volledige tenuitvoerlegging van deze overeenkomst door alle partijen van essentieel belang is met het oog op de wereldwijde inspanningen op het gebied van non-proliferatie en conflictoplossing in het Midden-Oosten; onderstreept dat het JCPOA een multilaterale overeenkomst is die werd ondersteund door een resolutie van de VN‑Veiligheidsraad en die niet unilateraal kan worden gewijzigd; benadrukt de veiligheidsrisico's die uitgaan van het ballistische raketprogramma van Iran en onderstreept de noodzaak van de volledige tenuitvoerlegging van Resolutie 2231 (2015) van de VN‑Veiligheidsraad waarin Iran ertoe wordt opgeroepen geen enkele activiteit te ondernemen in verband met ballistische raketten die zijn ontworpen om kernwapens te lanceren, met inbegrip van lanceringen met behulp van dergelijke ballistische rakettechnologie;
15. constateert dat het Amerikaanse ministerie van Financiën zijn lijst van speciaal aangewezen burgers (SDN) ter bestrijding van terrorisme officieel heeft bijgewerkt en de Iraanse Islamitische Revolutionaire Garde (IRGC) hieraan heeft toegevoegd;
16. maakt zich grote zorgen over de aanhoudende humanitaire catastrofe in Jemen; benadrukt eens te meer dat er geen militaire oplossing is voor het aanhoudende conflict in Jemen en steunt de inspanningen van de EU en de VN om tot een staakt-het-vuren te komen en de basis te leggen voor vredesonderhandelingen; is van mening dat de EU moet optreden om het voortbestaan van etnisch-religieuze minderheden in het Midden‑Oosten, met name in Irak en Syrië, te waarborgen;
17. veroordeelt het herhaalde gebruik door Rusland van zijn vetorecht in de VN‑Veiligheidsraad en is van oordeel dat hierdoor de internationale vredesinspanningen en pogingen tot conflictbeslechting in Syrië, alsook in de zuidelijke buurlanden van de Europese Unie in brede zin worden ondermijnd;
18. erkent dat verdere inspanningen nodig zijn om legale migratie en mobiliteit mogelijk te maken, ook op bilateraal niveau, door het stimuleren van een goed beheerde mobiliteit tussen en binnen de continenten, alsmede door het aanmoedigen van beleid waarmee reguliere kanalen voor migratie worden bevorderd, waarbij tegelijkertijd illegale netwerken worden bestreden die profiteren van kwetsbare mensen; onderstreept de inspanningen van de afzonderlijke lidstaten in dit verband en acht het van essentieel belang de legale en veilige weg naar Europa te versterken; betreurt in dit verband het gebrek aan een echt, evenwichtig en geloofwaardig Europees migratie- en asielbeleid, hetgeen blijkt uit de aanhoudende crisis in het Middellandse Zeegebied, en roept de Raad en de lidstaten op dienovereenkomstig te handelen;
19. is de stellige opvatting toegedaan dat een nieuwe benadering vereist is voor de betrekkingen van de EU met haar oostelijke buren; meent dat de ondersteuning van landen die nauwere banden met de EU wensen, een centrale prioriteit van het buitenlands beleid van de EU moet vormen; is van mening dat de verlenging van de sancties tegen individuen en entiteiten in Rusland een onvermijdelijk gevolg zal zijn van het niet ten uitvoer leggen van de akkoorden van Minsk, en blijft de volledige tenuitvoerlegging ervan door alle partijen als basis beschouwen voor een duurzame politieke oplossing voor het conflict in het oosten van Oekraïne;
20. benadrukt dat de mogelijkheid van nauwere samenwerkingsbanden met Rusland afhangt van de volledige eerbiediging door Rusland van de Europese veiligheidsorde en het internationaal recht; staat erop dat de EU de mogelijkheid van bijkomende trapsgewijze sancties openhoudt, als Rusland het internationaal recht blijft schenden; verklaart andermaal dat het pal staat voor de onafhankelijkheid, soevereiniteit en territoriale integriteit van Oekraïne en alle andere landen van het oostelijk partnerschap binnen hun internationaal erkende grenzen; beklemtoont dat het besluit van Rusland van 21 maart 2014 om de Krim in de Russische Federatie in te lijven onverminderd illegaal is krachtens het internationaal recht, en betreurt het daaropvolgende besluit van de Russische autoriteiten om aan alle inwoners van de Krim een Russisch paspoort op te dringen; doet een beroep op de VV/HV en de Raad een actievere en effectievere rol te vervullen bij het oplossen van langdurige en bevroren conflicten;
21. betreurt de talrijke schendingen van het internationaal recht en de aanwending van hybride oorlogvoering door Rusland; erkent evenwel de mogelijkheid van beredeneerde en coherente selectieve contacten en dialoog met Rusland op gebieden van gemeenschappelijk belang teneinde te zorgen voor het afleggen van rekenschap en de eerbiediging van het internationaal recht; onderstreept dat de mogelijkheid moet worden gehandhaafd en aangemoedigd van toekomstige samenwerking bij het oplossen van crises in de wereld waarbij de EU direct of indirect belang heeft en een kans bestaat om de waarden van de EU te promoten;
22. is van mening dat genormaliseerde betrekkingen voor zowel de EU als Rusland een noodzaak zijn en dat in elke toekomstige strategie EU-Rusland de nadruk moet worden gelegd op de versterking van de inzet en steun voor de oostelijke partners van de EU; onderstreept dat de EU open moet blijven voor het verdiepen van de bilaterale politieke en economische betrekkingen met Rusland, op voorwaarde dat Rusland het nationaal recht en de onderschreven overeenkomsten naleeft, en een maakt aan zijn steeds assertievere houding jegens zijn buren en Europa;
23. herhaalt dat soevereiniteit, onafhankelijkheid en de vreedzame beslechting van geschillen de kernbeginselen van de Europese veiligheidsorde vormen die op alle landen van toepassing zijn; veroordeelt derhalve onvoorwaardelijk de Russische agressie in Oekraïne, inclusief de illegale annexatie van de Krim en het door Rusland gesteunde conflict in het oosten van Oekraïne; roept de EU, haar lidstaten en de internationale gemeenschap ertoe op te eisen dat Rusland een einde maakt aan zijn agressie en alle politieke gevangenen vrijlaat; doet een beroep op de internationale gemeenschap een actievere en effectievere rol te spelen bij de oplossing van het conflict en alle inspanningen te steunen ten behoeve van een duurzame vreedzame oplossing waarbij de eenheid, soevereiniteit en territoriale integriteit van Oekraïne worden gerespecteerd, met name door de inzet - met toestemming van de Oekraïense autoriteiten - van een missie voor vredesopbouw en vredeshandhaving op het gehele grondgebied;
24. wijst andermaal op de noodzaak het strategische accent te verleggen naar de westelijke Balkan en erkent daarbij dat de EU haar ambities in de regio moet blijven nastreven, aangezien dit een nieuwe impuls zou geven aan een geloofwaardig uitbreidingsbeleid van de EU op basis van de criteria van Kopenhagen, en de rechtsstaat en de weerbaarheid van de staatsinstellingen zou versterken; meent voorts dat de stabiliteit van de westelijke Balkan een belangrijke prioriteit moet blijven; dringt aan op meer inspanningen ter verbetering van de sociale, economische en politieke omstandigheden in de regio; is ervan overtuigd dat de Europese integratie en regionale verzoening de beste middelen zijn om aan de gevaren het hoofd te bieden die het gevolg zijn van destabiliserende buitenlandse inmenging en invloeden, de financiering van grote salafistische en wahabitische netwerken en de rekrutering van buitenlandse strijders, de georganiseerde misdaad, grote staatsgeschillen, desinformatie en hybride dreigingen onderstreept de noodzaak zich te blijven inzetten voor de bevordering van zeer doeltreffende politieke gemeenschappen in de regio; benadrukt dat de landen van de westelijke Balkan zich moeten aansluiten bij het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU, niettegenstaande hun vorderingen in de EU-integratieprocedure; spoort ertoe aan het relevante hoofdstuk onverwijld open te stellen voor alle kandidaat-lidstaten van de westelijke Balkan;
25. wijst er andermaal op dat, zodra aan al deze criteria is voldaan, de deuren naar het lidmaatschap van de Unie openstaan; is ingenomen met de recente inspanningen, als onderdeel van het proces van Berlijn en de top van Triëst, om een extra impuls te geven aan de convergentie van de landen van de westelijke Balkan op weg naar het EU‑lidmaatschap; herhaalt evenwel dat de uitvoering van cruciale institutionele en politieke hervormingen in de landen van de westelijke Balkan extra steun en aandacht behoeft en wenst dat de Commissie heroverweegt of er extra financiële middelen kunnen worden toegekend aan het instrument voor pretoetredingssteun (IPA) als een van de belangrijkste instrumenten ter ondersteuning van de uitvoering van deze hervormingen;
26. herinnert eraan dat de herziening van het Europees nabuurschapsbeleid (ENB) de betrokkenheid van naburige derde landen noodzakelijk maakt; dringt aan op sterkere steun voor de buren van onze buren op basis van gedeelde waarden en belangen, teneinde mondiale kwesties aan te pakken en aan gemeenschappelijke uitdagingen het hoofd te bieden; onderstreept de noodzaak de zelfbeschikking en bescherming van vrouwen, kwetsbare sociale groepen en minderheden te bevorderen, vooral in Afrika, waar nauwe samenwerking tussen Europese en plaatselijke kmo's, in partnerschap met het maatschappelijk middenveld, en steun bij de opbouw van democratische, transparante en efficiënte instellingen en de bevordering van een op regels gebaseerde wereldorde nodig zijn;
27. is van oordeel dat het internationale samenwerkings- en ontwikkelingsbeleid een essentieel instrument is voor het verwezenlijken van dergelijke doelstellingen en dringt aan op een transparantere, verbeterde, efficiënte en doelmatige toewijzing en aanwending van EU-middelen, alsmede op grotere synergieën met andere internationale organisaties; onderstreept de noodzaak het hoofd te bieden aan de grote bedreigingen voor de veiligheid in Afrika met als doel de dreiging van terroristische groeperingen uit te roeien en de rekrutering van personen te voorkomen, radicale ideologieën te bestrijden en de energievoorziening veilig te stellen door middel van milieuvriendelijke en duurzame bronnen, met gelijktijdige ondersteuning van niet aan het net gekoppelde energieoplossingen;
28. veroordeelt met klem alle pogingen van zittende presidenten om tegen de wil van de bevolking aan de macht te blijven door middel van de schending, omzeiling of onrechtmatige wijziging van de kieswetten, in het bijzonder van de grondwet; veroordeelt eveneens alle strategieën om ambtstermijnen af te schaffen of te omzeilen; roept alle regeringen op maatregelen te nemen om de transparantie en integriteit van het gehele verkiezingsproces te waarborgen en wenst dat zij de nodige maatregelen en voorzorgsmaatregelen treffen om fraude en andere illegale praktijken tegen te gaan; geeft in dit verband uiting aan zijn bezorgdheid ten aanzien van de politieke crises, met name in de landen in het gebied van de Grote Meren, en de daarmee verband houdende schendingen van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden; houdt vast aan de overtuiging dat sterke verkiezingswaarnemingsmissies en, waar nodig, financiële, technische en logistieke steun, middelen zijn om tot eerlijke, geloofwaardige en democratische verkiezingsprocessen te komen;
29. is voorstander van de ontwikkeling van een coherente en gedegen strategie voor de Sahel die gericht is op verbetering van het bestuur, versterking van de verantwoordingsplicht en legitimiteit van de nationale en regionale instellingen, vergroting van de veiligheid, het tegengaan van radicalisering en de handel in mensen, wapens en drugs, en versterking van het economisch en ontwikkelingsbeleid;
30. wijst nogmaals op de noodzaak om de strategie voor de betrekkingen tussen de EU en Azië te actualiseren; steunt in dit verband sterkere samenwerking in het kader van de ontmoetingen Azië-Europa, mede wat betreft de parlementaire dimensie hiervan; dringt aan op steun voor nauwere regionale samenwerking en maatregelen voor het opbouwen van vertrouwen in Zuid-Azië teneinde de spanningen tussen India en Pakistan te verminderen; beveelt aan de bemiddeling door de EU in het door Afghanen geleide en vormgegeven vredesproces te blijven steunen; benadrukt dat de handhaving van vrede, stabiliteit en welvaart in de regio Azië/Stille Oceaan van essentieel belang is voor de EU en haar lidstaten; acht het van cruciaal belang en zeer urgent een geactualiseerde EU‑strategie voor de Noordoost-Aziatische regio te ontwikkelen in het licht van de gestage militaire opbouw en de agressieve en onverantwoorde houding van de Democratische Volksrepubliek Korea; veroordeelt de proeven en provocaties van de Democratische Volksrepubliek Korea, en de meervoudige schendingen van resoluties van de VN‑Veiligheidsraad en internationale verplichtingen door dat land; dringt erop aan dat de diplomatieke macht van de EU wordt aangewend om druk uit te oefenen op de Democratische Volksrepubliek Korea teneinde de leiders van het land ervan te overtuigen de massavernietigingswapens op te geven; dringt erop aan alle diplomatieke middelen te mobiliseren om een escalatie van deze crisis te voorkomen; dringt aan op de onomkeerbare denuclearisering van het Koreaanse schiereiland met vreedzame middelen en de volledige tenuitvoerlegging van alle desbetreffende resoluties van de VN-Veiligheidsraad;
31. benadrukt dat de handhaving van vrede, stabiliteit en welvaart in de regio Azië/Stille Oceaan van essentieel belang is voor de EU en haar lidstaten; dringt er bij alle betrokken partijen op aan geschillen met vreedzame middelen te beslechten en geen unilaterale actie te ondernemen om de status quo te veranderen, inclusief in de Oost- en Zuid-Chinese Zee en de Straat van Taiwan, teneinde de regionale veiligheid te waarborgen; herhaalt zijn toezegging om steun te verlenen aan de betekenisvolle participatie van Taiwan in internationale organisaties en activiteiten;
32. herinnert eraan dat Latijns-Amerika met de EU gemeenschappelijke waarden, beginselen en vertrouwen in een daadwerkelijk multilateralisme deelt en is van mening dat het partnerschap tussen de EU en Latijns-Amerika belangrijk is en moet worden versterkt middels samenwerking bij de aanpak van grote problemen in de wereld; spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over de aanvallen op de leden van de rechterlijke macht en democratisch gekozen oppositieleiders en de leiders van maatschappelijke organisaties in Venezuela; benadrukt dat de eerbiediging van de rechtsstaat, de bestrijding van corruptie, de vooruitgang op het gebied van democratie, en de fundamentele vrijheden en mensenrechten de hoekstenen van diepere integratie en samenwerking met Latijns-Amerika en het Caribische gebied (LAC) vormen;
33. betuigt opnieuw zijn steun aan het vredesproces in Colombia, dat cruciaal is voor de toekomst van de Colombianen en voor de stabilisering van de regio; dringt erop aan dat alle financiële middelen van de FARC, inclusief de uit drugssmokkel verkregen rijkdommen, worden gebruikt om de slachtoffers van het conflict schadeloos te stellen;
Bestendiging en uitdieping van het Europese project middels versterkte capaciteiten van de EU
34. dringt er bij de Commissie, de EDEO en de lidstaten op aan bij elke relevante gelegenheid te kiezen voor een allesomvattende aanpak van de EU en is van oordeel dat een coherent en gecoördineerd optreden op alle beleidsterreinen van de EU, vooral ten aanzien van humanitaire steun, landbouw, ontwikkeling, handel, energie, klimaat, wetenschap en cyberverdediging en -beveiliging, moet worden toegepast bij het externe optreden van EU op een samenhangende en gestructureerde wijze, waarbij de VN-doelstellingen voor duurzame ontwikkeling in acht moeten worden genomen en ten uitvoer moeten worden gelegd, teneinde de collectieve kracht van de EU te vergroten; is van mening dat de energiezekerheid, de eerbiediging van de mensenrechten en de klimaatdiplomatie belangrijke complementaire aspecten van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU blijven die moeten worden aangepakt als deel van de allesomvattende benadering, en dat vooruitgang moet worden geboekt met de energie-unie;
35. erkent dat de klimaatverandering ernstige gevolgen kan hebben voor de regionale en wereldwijde stabiliteit, aangezien de opwarming van de aarde invloed heeft op geschillen over grondgebied, voedsel, water en andere hulpbronnen, economieën verzwakt, een bedreiging vormt voor de regionale veiligheid en een bron van migratiestromen vormt; moedigt de Unie en haar lidstaten voorts aan te onderzoeken hoe de strategieën voor aanpassing aan de klimaatverandering kunnen worden opgenomen in de nationale en communautaire militaire planning en wat in dit verband de juiste capaciteit, prioriteit en reactie kan vormen;
36. benadrukt dat de toekomst van de Europese defensiesamenwerking aanzienlijk is beïnvloed door het besluit van het Verenigd Koninkrijk om de EU te verlaten, en dringt erop aan dat de EU en het VK zich als belangrijke internationale partners blijven inzetten voor de handhaving van de Europese veiligheid; onderstreept dat de presidentsverkiezingen in de Verenigde Staten voor onzekerheid in het trans-Atlantisch partnerschap hebben gezorgd en wijst op de noodzaak van een tegenwicht voor de defensie en opbouw van een strategische autonomie van de EU;
37. is van mening dat de EU, teneinde het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid assertiever, doeltreffender en meer op waarden gebaseerd te maken, haar energiezekerheid moet verhogen door onmiddellijk haar afhankelijkheid van olie- en gasleveringen door autoritaire regimes te verminderen en hieraan op de middellange termijn een einde te maken;
38. benadrukt dat het huidige besluitvormingsproces voor het GBVB, dat gebaseerd is op eenparigheid van stemmen op het niveau van de Raad van de EU, de grootste belemmering vormt voor een doeltreffend en tijdig extern optreden van de EU; is van mening dat ook voor het GBVB besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid van stemmen moet worden toegepast; is van oordeel dat de instellingen van de EU hun capaciteit moeten verbeteren om op conflicten en crises vooruit te lopen, onder meer door middel van adequate effectbeoordelingen voor de korte en lange termijn met betrekking tot haar beleid teneinde de onderliggende oorzaken van problemen aan te pakken; is van mening dat de EU in staat moet zijn sneller en doeltreffender te reageren op crises in wording en meer aandacht moet schenken aan het voorkomen van conflicten door in een vroeg stadium hoofdzakelijk gebruik te maken van civiele middelen; dringt er bij de lidstaten op aan gevolg te geven aan de aanbevelingen van het Parlement om het beginsel van verantwoordelijkheid om te beschermen te omhelzen; onderstreept dat de samenwerking tussen de lidstaten, de partnerlanden en internationale organisaties moet worden verdiept, en benadrukt het belang van een doeltreffende uitwisseling van informatie en van coördinatie van preventieve acties
39. doet een beroep op de VV/HV, de Commissie en de lidstaten om hun inspanningen te intensiveren ter verhoging van de capaciteit van de EU aan hybride en cyberdreigingen het hoofd te bieden, het vermogen van de EU en haar partnerlanden te versterken om nepnieuws en desinformatie te bestrijden, duidelijke criteria op te stellen om het opsporen van nepnieuws te vergemakkelijken, te voorzien in meer middelen en door de Stratcom Task Force om te zetten in een volwaardige eenheid binnen de EDEO; dringt in dit verband aan op de ontwikkeling van gezamenlijke, allesomvattende capaciteiten en methoden voor een risico- en kwetsbaarheidsanalyse en op het schragen van het weerstandsvermogen en de capaciteiten inzake strategische communicatie van de EU; onderstreept de rol van de onafhankelijke online- en offlinemedia bij de bevordering van de culturele verscheidenheid en interculturele vaardigheden, alsmede de noodzaak dergelijke media als een bron van geloofwaardige informatie te schragen, vooral in de EU en haar nabuurschap, en onderstreept dat gemeenschappelijke EU-televisie- en radiostations verder moeten worden versterkt; dringt bij de Commissie aan op een betere coördinatie met de EDEO en de lidstaten over deze vraagstukken;
40. is van oordeel dat de kracht van Europa ligt in zijn vermogen om een gemeenschap van waarden en respect voor de culturele diversiteit te versterken die alle Europeanen verbindt; meent in dit verband dat de EU een belangrijke rol vervult als een bevorderaar van de democratie, de vrijheid, de rechtsstaat, de mensenrechten en gelijke kansen, en dat zij haar waarden buiten de EU moet blijven uitdragen; herinnert in dit verband eraan dat de mensenrechten integraal deel uitmaken van het GBVB en tevens een centrale voorwaarde in het extern beleid moeten vormen, en bovendien dat deze beleidsmaatregelen samenhangend en beginselvast moeten zijn; onderstreept dat de culturele diplomatie een aanzienlijk deel van het externe optreden van de EU moet gaan innemen en dringt er bij de Commissie op aan het programma Erasmus+ uit te breiden en de ontwikkeling van een ambitieuze wetenschapsdiplomatie te bevorderen; dringt aan op nauwere samenwerking met de UNESCO, de Commissie voor het werelderfgoed en niet-gouvernementele actoren en maatschappelijke organisaties als belangrijke partners van de EU;
41. herinnert eraan dat in resolutie 1820(2008) van de VN‑Veiligheidsraad van 19 juni 2008 wordt verklaard dat verkrachting en andere vormen van seksueel geweld een oorlogsmisdaad, een misdaad tegen de menselijkheid of onderdeel van genocide kunnen zijn en dat vrouwen in gewapende conflicten humanitaire bescherming moeten genieten;
42. is van mening dat de ontwikkeling van een krachtige defensie-industrie de technologische onafhankelijkheid van de EU ondersteunt; dringt erop aan de voor de verhoging van de cyberveiligheid noodzakelijke industriële en technische middelen te ontwikkelen, onder meer door een interne markt voor cyberveiligheidsproducten te bevorderen; pleit voor de beschikbaarstelling binnen de EU-instellingen van aanzienlijk hogere financiële en personele middelen teneinde de cyberveiligheid en cyberdefensiecapaciteit van de EU te vergroten; onderstreept de noodzaak cyberveiligheid op te nemen in het externe optreden en het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, alsmede de noodzaak van een betere capaciteit om cybermisdaden op te sporen;
43. wijst erop dat informatie- en cyberoorlogen die gericht zijn op de lidstaten van de Europese Unie en andere westerse landen, een moedwillige poging vormen om politieke, economische en sociale structuren te destabiliseren en in diskrediet te brengen; herinnert eraan dat de veiligheid van EU-lidstaten die lid zijn van de NAVO, wordt gegarandeerd krachtens artikel 5 van het Verbond; dringt aan op nauwere samenwerking inzake cyberveiligheid tussen de EU-lidstaten, de EU-instellingen, de NAVO, de Verenigde Staten en andere geloofwaardige partners;
44. onderstreept de rol van de onafhankelijke media bij de bevordering van de culturele verscheidenheid en interculturele vaardigheden, alsmede de noodzaak dergelijke media als een bron van geloofwaardige informatie te schragen, vooral in de EU en haar nabuurschap, en het vermogen van de EU te versterken om nepnieuws en desinformatie te bestrijden; onderstreept in dit verband de noodzaak op EU-niveau de weerbaarheid tegen de verspreiding van dergelijke informatie via het internet te vergroten; dringt bij de Commissie aan op een betere coördinatie met de EDEO over deze vraagstukken;
45. meent dat Europa de samenwerking inzake gemeenschappelijke defensie verder moet versterken om haar gemeenschappelijke waarden en beginselen en haar strategische autonomie te verdedigen; onderstreept het belang van het verband tussen de externe en interne veiligheid, een beter gebruik van middelen en de risicobeheersing aan de rand van Europa; herinnert eraan dat de koppeling tussen ontwikkeling en veiligheid een belangrijk beginsel is dat ten grondslag ligt aan de benadering door de Unie van externe crises en conflicten; dringt er bij de lidstaten op aan het potentieel van het Verdrag van Lissabon ten volle te benutten met betrekking tot het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) en is in dit verband ingenomen met het uitvoeringsplan inzake veiligheid en defensie; moedigt een herziening aan van de aanpak van de EU met betrekking tot civiele GVDB-missies om ervoor te zorgen dat ze goed worden uitgestippeld, uitgevoerd en ondersteund; is van oordeel dat het potentieel van de capaciteiten van het Europees Defensieagentschap (EDA), de permanente gestructureerde samenwerking (PESCO) en de EU-gevechtsgroepen ten volle moet worden benut; spoort de lidstaten aan hiertoe aanvullende financiële middelen ter beschikking te stellen;
46. meent dat de Europese Unie en haar lidstaten een doeltreffend buitenlands en veiligheidsbeleid moeten ontwikkelen en samen met de NAVO en andere internationale partners, de VN, ngo's, verdedigers van mensenrechten en anderen moeten werken aan kwesties van gemeenschappelijk belang en aan de bevordering van de vrede, welvaart en stabiliteit wereldwijd; wijst op het belang van de toenemende bewustwording en politieke betrokkenheid ten aanzien van de dringende tenuitvoerlegging van een ambitieus, effectief en gestructureerd GVDB; dringt er bij de Raad, de Commissie en de lidstaten op aan de communicatieproblemen van de EU aan te pakken door het extern optreden van de EU verantwoordelijker en zichtbaarder te maken; dringt er bij de lidstaten en de EU-instellingen op aan daadwerkelijk resultaten te boeken op het gebied van defensie, in overeenstemming met de mondiale strategie van de EU en de plannen van de Commissie om het onderzoek en de capaciteitsopbouw op het gebied van defensie te verbeteren;
47. dringt er bij de Commissie op aan ervoor te zorgen dat de groeiende uitdagingen op het gebied van veiligheid volledig zijn terug te vinden in haar voorstel voor het volgende meerjarig financieel kader (MFK); is van mening dat zowel de omvang als de flexibiliteit van de GBVB-begroting moet aansluiten op de verwachtingen van de EU-burgers met betrekking tot de rol van de EU bij het bieden van veiligheid; wijst nogmaals op de noodzaak van een globale visie met betrekking tot EU-beleid en ‑instrumenten op het gebied van veiligheid, inclusief productieve samenwerking met het voorgestelde Europese Defensiefonds; roept de lidstaten op ernaar te streven 2 % van het bbp te reserveren voor defensie-uitgaven en 20 % van hun defensiebegroting uit te geven aan uitrusting die door het EDA als noodzakelijk is aangemerkt; herinnert er eveneens aan dat ieder nieuw beleid moet worden ondersteund door financiering uit nieuwe bronnen; wijst erop dat diverse lidstaten moeite hebben om een zeer brede waaier aan volledig operationele defensiecapaciteiten in stand te houden, vooral wegens financiële beperkingen; dringt derhalve aan op meer samenwerking en coördinatie met betrekking tot de vraag welke capaciteiten behouden zouden moeten blijven, zodat de lidstaten zich kunnen specialiseren in bepaalde capaciteiten en hun middelen doeltreffender kunnen besteden; is van mening dat interoperabiliteit essentieel is om de strijdkrachten van de lidstaten beter op elkaar te laten aansluiten en verder te integreren; herinnert eraan dat de GBVB-kredieten in 2016 goed waren voor 3,6 % van de vastleggingen onder Rubriek 4 en voor 0,2 % van de hele EU-begroting; betreurt het feit dat de omvang van, de onderbestedingen in en de systematische overschrijvingen vanuit het GBVB-hoofdstuk een hardnekkig gebrek aan ambitie bij de EU blootleggen om een rol op het wereldtoneel te spelen;
48. stelt vast dat de blokkades in de VN‑Veiligheidsraad de actie van de internationale gemeenschap en het oplossen van crises verhinderen; verzoekt de lidstaten andermaal een herziening van zijn samenstelling en werking te ondersteunen;
Samenwerking binnen coalities en met instellingen die voor de veiligheid zorgen
49. onderstreept dat het in het strategisch belang van de EU is om haar trans-Atlantische betrekkingen te behouden en te verdiepen op basis van de eerbiediging van gemeenschappelijke waarden, het internationaal recht en multilateralisme; dringt erop aan dat de EU haar strategische autonomie blijft ontwikkelen en haar eigen capaciteiten creëert om beter het hoofd te bieden aan regionale en internationale conflicten die gevolgen voor de EU hebben; is van mening dat de EU en de VS zich moeten richten op de aanpassing van de trans-Atlantische structuren aan de huidige uitdagingen, zoals de verdediging van de mensenrechten, de aanpak van klimaatverandering, de strijd tegen het internationale terrorisme en de corruptie, de preventie van de radicalisering, de proliferatie van massavernietigingswapens, en het tegengaan van de pogingen van derde landen om de EU en de NAVO te destabiliseren; benadrukt voorts het belang van een voortdurende en versterkte samenwerking tussen de EU en de VS, zowel bilateraal als via de NAVO, met betrekking tot gemeenschappelijke kwesties; herinnert eraan dat de EU en de VS elkaars belangrijkste partners zijn en dat unilaterale manoeuvres het trans-Atlantische partnerschap alleen maar verzwakken; is van oordeel dat Europa het heilzame verbond tussen de particuliere en overheidssectoren verder moet versterken en de strategische relatie met de VS moet schragen; roept de Raad en de EDEO op de kwestie van de Amerikaanse extraterritoriale sancties stelselmatig aan de orde te stellen in hun dialoog met de Amerikaanse overheid
50. spreekt zijn krachtige steun uit voor de verklaring van de top van Warschau 2016, met name wat betreft de samenwerking tussen de EU en de NAVO, en is verheugd over de besluiten inzake nauwere samenwerking tussen de NAVO en de EU op talrijke gebieden alsook over de stationering van Amerikaanse, Canadese en andere multinationale troepen aan de oostgrenzen van de EU;
51. dringt aan op een intensievere uitwisseling van inlichtingen tussen de lidstaten, een intensievere interinstitutionele uitwisseling van inlichtingen en coördinatie tussen de EU, de lidstaten en de NAVO, en onderstreept dat zij zo nauw mogelijk moeten samenwerken en elkaar moeten aanvullen, waarbij de fundamentele Europese normen en waarden volledige worden geëerbiedigd, erkent dat het delen van informatie en een gecoördineerd optreden van de EU, haar lidstaten en de NAVO vruchten zullen afwerpen op gebieden zoals de reactie op terrorisme en hybride dreigingen, omgevingsbewustzijn, opbouw van weerbaarheid, strategische communicatie, cyberveiligheid en capaciteitsopbouw jegens de partners van de EU; is van oordeel dat de verdere coördinatie en nauwere samenwerking met andere bestaande multilaterale eenheden, zoals het Eurokorps, nodig zijn om de veiligheid van de EU te vergroten; is andermaal van mening dat een revitalisering van de strategische partnerschappen een prioriteit voor de EU zou moeten zijn;
52. wijst op de rol van het Parlement als het gaat om het uitwerken van een daadwerkelijk gemeenschappelijk buitenlands beleid dat aansluit bij de verwachtingen van de Europese burgers; doet een beroep op de Raad om in overleg met het Parlement te handelen tijdens de voornaamste stadia van het besluitvormingsproces ten aanzien van het buitenlands beleid;
53. erkent het werk van de VV/HV en verzoekt haar ervoor te zorgen dat jaarverslagen voortaan bondiger en toekomstgerichter zijn met een focus op de belangrijkste prioriteiten voor het daaropvolgende jaar en een evaluatie van de in het voorgaande jaar getroffen maatregelen, met inbegrip van de financiële gevolgen ervan, zodat een alomvattend overzicht wordt geboden van de prestaties van de EU op dit gebied;
o o o
54. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlands en veiligheidsbeleid, en de lidstaten.