Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2018/2631(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

RC-B8-0159/2018

Debatten :

PV 15/03/2018 - 8.2
CRE 15/03/2018 - 8.2

Stemmingen :

PV 15/03/2018 - 10.2

Aangenomen teksten :

P8_TA(2018)0080

Aangenomen teksten
PDF 180kWORD 53k
Donderdag 15 maart 2018 - Straatsburg
De arrestatie van mensenrechtenverdedigers in Soedan, in het bijzonder de zaak van Sacharovprijswinnaar Salih Mahmoud Osman
P8_TA(2018)0080RC-B8-0159/2018

Resolutie van het Europees Parlement van 15 maart 2018 over de arrestatie van mensenrechtenverdedigers in Soedan, in het bijzonder de zaak van Sacharovprijswinnaar Salih Mahmoud Osman (2018/2631(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien zijn eerdere resoluties over Sudan,

–  gezien de verklaring van zijn ondervoorzitter verantwoordelijk voor het Sacharovprijsnetwerk en van de voorzitter van zijn Subcommissie mensenrechten van 9 februari 2018 over Salih Mahmoud Osman, winnaar van de Sacharovprijs,

–  gezien de verklaring van de EU-ambassadeurs en het hoofd van de EU-delegatie in Sudan van 11 januari 2018 over de recente protesten in Khartoum,

–  gezien resolutie 2400 (2018) van de VN-Veiligheidsraad, aangenomen tijdens de 8177e vergadering van de VN-Veiligheidsraad op 8 februari 2018,

–  gezien de verklaring van de voorzitter van de VN-Veiligheidsraad van 31 januari 2018 in verband met de besprekingen in de veiligheidsraad over dit onderwerp, getiteld "Reports of the Secretary-General on the Sudan and South Sudan",

–  gezien de verklaring van de VN-coördinator voor humanitaire hulp in Sudan, afgelegd in Khartoum op 9 oktober 2017, over de ontvoering van een hulpverlener in Darfur,

–  gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten,

–  gezien artikel 5 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en artikel 7 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, waarin is bepaald dat niemand mag worden onderworpen aan folteringen, noch aan een wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing,

–  gezien de verklaring van de woordvoerder van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) van 27 juni 2016 over de eenzijdige afkondiging door de Sudanese regering van een staakt-het-vuren voor de duur van vier maanden,

–  gezien de herziene Partnerschapsovereenkomst van Cotonou,

–  gezien het Afrikaans Handvest van de rechten van de mens en de volkeren van juni 1981,

–  gezien artikel 135, lid 5, en artikel 123, lid 4, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat de situatie in Sudan een gevaar blijft vormen voor de internationale vrede en veiligheid in de regio; overwegende dat de Sudanese autoriteiten geweld hebben gebruikt tegen vreedzame demonstranten, maatschappelijke organisaties en mensenrechtenactivisten;

B.  overwegende dat de Sudanese nationale inlichtingen- en veiligheidsdienst (NISS) minstens 140 leden van oppositiepartijen, mensenrechtenactivisten, studenten en vrouwenrechtenactivisten heeft gearresteerd en gevangen gezet naar aanleiding van sporadische protestacties die sinds 7 januari 2018 op diverse plaatsen in Sudan plaats hebben gevonden vanwege de prijsstijgingen van voedsel en medicijnen; overwegende dat de Sudanese troepen tijdens deze protesten met extreem veel geweld zijn opgetreden, en dat daardoor één demonstrant is omgekomen en diverse anderen gewond zijn geraakt en dat in het hele land journalisten en activisten het slachtoffer zijn van onderdrukking; overwegende dat de gebeurtenissen in januari en februari 2018 de meest recente voorbeelden zijn van de voortdurende onderdrukking in het land;

C.  overwegende dat zich onder de gearresteerden politieke tegenstanders bevinden, waaronder drie leiders van de Nationale Congrespartij, die willekeurig gearresteerd zijn en gevangen worden gehouden; overwegende dat verder onder meer de volgende politieke tegenstanders gearresteerd zijn: Mohamed Mukhtar al-Khatib, politiek secretaris van de Sudanese communistische partij, Mohamed Abdalla Aldoma, ondervoorzitter van de Umma-partij, Mohamed Farouk Salman, vooraanstaand leider van de Nationale Alliantie van Sudan, en twee leden van het centraal comité van de Sudanese communistische partij: Mohieldeen Eljalad en Sidgi Kaballo;

D.  overwegende dat de NISS op 1 februari 2018 in zijn advocatenkantoor Salih Mahmoud Osman heeft gearresteerd, deken van de orde van advocaten van Darfur en lid van de vereniging van democratische advocaten, die zich als mensenrechtenactivist heeft ingezet voor de totstandbrenging van de rechtsstaat en voor hervorming van het rechtsstelsel via de Nationale Vergadering van Sudan en die in 2007 de Sacharovprijs heeft gekregen; overwegende dat hij onlangs is overgebracht naar de gevangenis van Dabak, 20 kilometer ten noorden van Khartoum, en dat de autoriteiten weigeren informatie te verstrekken over zijn gezondheid en geen bezoek van zijn advocaat of familie toestaan;

E.  overwegende dat het hoofd van de EU-delegatie in Sudan na de arrestatie van Salih Mahmoud Osman een demarche heeft geïnitieerd met het Sudanese Ministerie van Buitenlandse Zaken en dat de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, Stavros Lambridinis, op 27 februari 2018 tijdens de 37e zitting van de VN‑Mensenrechtenraad een oproep heeft gedaan;

F.  overwegende dat er ook een aantal vrouwen het slachtoffer is geworden van deze golf van arrestaties; overwegende dat vrouwenrechtenactivisten te maken hebben met seksueel geweld, vervolging en gewelddadige bestraffingen door veiligheidstroepen van de regering; overwegende dat vrouwenorganisaties nauwlettend in het oog worden gehouden en actie voeren tegen wetgeving die vrouwen in het algemeen discrimineert;

G.  overwegende dat de regering van Sudan half februari 2018 de vrijlating van 80 gevangenen bekendmaakte, waaronder Rawa Jaafar Bakhit, Nahid Jabrallah, Amel Habani, Hanan Hassan Khalifa en Mohamed Abdalla Aldoma, die tijdens hun gevangenschap zijn mishandeld; overwegende dat het hoofd van de NISS aan de vrijlating van andere gevangenen de voorwaarde heeft verbonden dat zij moesten beloven geen protesten meer te organiseren; overwegende dat het verlangen van dergelijke verklaringen in strijd is met de internationale verplichtingen van Sudan op het gebied van de mensenrechten; overwegende dat er echter nog altijd vooraanstaande mensenrechtenactivisten en oppositieleden gevangen worden gehouden, waaronder Osman Salih en Amjeed Fareed, een mensenrechtenactivist die sinds 18 januari 2018 in Khartoum in gevangenschap wordt gehouden; overwegende dat deze personen gevangen worden gehouden zonder dat er tegen hen een aanklacht is ingediend en zonder dat zij voor een rechter zijn verschenen;

H.  overwegende dat mensenrechtenactivisten en maatschappelijke organisaties, waaronder advocaten en ordes van advocaten, bij het waarborgen van democratie, de mensenrechten, de rechtsstaat, stabiliteit en duurzame ontwikkeling een belangrijke rol spelen;

I.  overwegende dat de activiteiten van maatschappelijke organisaties en oppositiepartijen in ernstige mate worden beperkt en dat de NISS veelvuldig activiteiten van maatschappelijke organisaties en oppositiepartijen dwarsboomt; overwegende dat er regelmatig internationale ngo's het land worden uitgezet en dat ngo's te maken hebben met druk en intimidatie door de regering;

J.  overwegende dat de nationale veiligheidswet uit 2010 en de wijziging van artikel 151 van de Grondwet die op 5 januari 2015 werd aangenomen de NISS zeer ruime bevoegdheden toekennen om tot arrestaties over te gaan en personen gevangen te nemen, en dat de NISS verdachten tot wel vier en een halve maand gevangen kan houden, zonder dat er een rechter aan te pas komt; overwegende dat er berichten zijn dat deze bevoegdheden worden misbruikt om mensen willekeurig te arresteren en gevangen te zetten en dat deze mensen in veel gevallen worden gefolterd of op andere wijze worden mishandeld; overwegende dat NISS-medewerkers krachtens dezelfde wet niet vervolgd kunnen worden op grond van handelingen die zij tijdens hun werkzaamheden hebben verricht, hetgeen heeft geleid tot een cultuur van algemene straffeloosheid;

K.  overwegende dat de VN er in mei 2016 bij Sudan op heeft aangedrongen de bepalingen van de nationale veiligheidswet uit 2010 die leiden tot straffeloosheid in te trekken en een onafhankelijk onderzoek in gang te zetten met het oog op de vervolging van misdaden naar internationaal recht en schendingen van de mensenrechten door leden van de NISS, gewapende troepen en de politie, maar dat de regering van Sudan deze aanbevelingen van de VN naast zich neer heeft gelegd;

L.  overwegende dat diverse mensenrechtenactivisten die gevangen hebben gezeten gefolterd en mishandeld zijn; overwegende dat vooral gevangen die in handen zijn van de NISS gevaar lopen het slachtoffer te worden van mishandeling; overwegende dat de NISS bekend staat om het mishandelen en folteren van gevangenen;

M.  overwegende dat het voortdurende geweld door regeringstroepen, regeringsgezinde milities en anti-regeringstroepen de achtergrond vormt voor voortdurende mishandelingen, willekeurige arrestaties, eenzame opsluiting en vermeende folteringen van mensenrechtenactivisten door het Sudanese leger en Sudanese veiligheidstroepen;

N.  overwegende dat de EDEO verklaard heeft dat de verlichting van de sancties van de Verenigde Staten tegen Sudan een belangrijke stap is in de richting van herintegratie van Sudan in de internationale gemeenschap, en heeft aangegeven dat de EU bereid is om Sudan in dit proces te begeleiden; overwegende dat de Sudanese regering tijdens het allereerste werkbezoek van de Subcommissie mensenrechten van het Parlement aan Sudan in december 2017 heeft aangegeven de banden met de internationale gemeenschap te willen aanhalen; overwegende dat Salih Mahmoud Osman diverse malen een bezoek heeft gebracht aan EU-instellingen, waaronder het Europees Parlement, om zijn ernstige bezwaren tegen het herstel van de betrekkingen tussen de EU en Sudan kenbaar te maken;

O.  overwegende dat de Sudanese autoriteiten Mohamed Aldoma hebben belemmerd om te reizen en op 8 maart 2018 zijn paspoort hebben ingenomen toen hij op weg was naar Caïro voor een medische behandeling na mishandelingen tijdens zijn gevangenschap;

P.  overwegende dat Sudan op de Wereldindex voor persvrijheid de 174e plaats inneemt van de 180; overwegende dat de pers- en de mediavrijheid nog altijd ernstig worden beperkt door de autoriteiten en door de pers- en publicatiewet, die censuur mogelijk maakt, alsmede inbeslagname en confiscatie van kranten, sluiting van mediakanalen en het blokkeren van internet; overwegende dat kranten regelmatig aan censuur worden onderworpen en na de druk worden geconfisqueerd, hetgeen niet alleen een politieke sanctie vormt, maar tevens een economische;

Q.  overwegende dat de vrijheid van religie onder druk blijft staan en dat afvalligheid, godslastering en de overstap van de Islam naar andere religies bij wet strafbaar zijn gesteld; overwegende dat de journalist Shamael al-Nur, die werkt voor het dagblad Al‑Tayyar, op 21 februari 2018 in staat van beschuldiging werd gesteld wegens afvalligheid, omdat hij een redactioneel artikel had geschreven over de nationale uitgaven op het gebied van de gezondheidszorg, en dat in Sudan op afvalligheid de doodstraf staat;

R.  overwegende dat het Internationaal Strafhof op 4 maart 2009 en 12 juli 2010 aanhoudingsbevelen heeft uitgevaardigd voor de Sudanese president Omar Hassan Ahmad al‑Bashir;

1.  spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over de aanhoudende vervolging van mensenrechtenactivisten en maatschappelijke organisaties in Sudan, in het bijzonder in de vorm van de aantasting van de vrijheid van uitdrukking, demonstratie, vergadering en religie, alsmede over de intimidatie van mensenrechtenactivisten, journalisten en ngo's die zich uitspreken tegen het regime;

2.  roept op tot de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van de Sacharovprijswinnaar Salih Mahmoud en van alle andere mensenrechtenactivisten, maatschappelijke activisten en oppositieleden die gevangen worden gehouden uitsluitend als gevolg van hun legitieme en vreedzame activiteiten ten behoeve van de mensenrechten en de democratie;

3.  veroordeelt in de sterkst mogelijke bewoordingen de foltering en mishandeling van gedetineerden; benadrukt dat de omstandigheden waarin personen gevangen worden gehouden in overeenstemming moeten zijn met internationale normen, met inbegrip van het VN-Pakket van grondbeginselen voor de bescherming van alle personen onder enige vorm van detentie of gevangenschap;

4.  roept de Sudanese autoriteiten op onderzoek te doen naar het gebruik van geweld tegen, foltering en mishandeling van vreedzame demonstranten, en om de daders voor de rechter te brengen; benadrukt dat zogenaamde informatie die is verkregen door foltering of mishandeling in geen geval als bewijsmiddel in gerechtelijke procedures mag worden toegelaten;

5.  betreurt dat mensenrechtenactivisten in Sudan het mikpunt zijn van onderdrukking en roept de autoriteiten op onder alle omstandigheden te garanderen dat zij hun legitieme activiteiten kunnen uitvoeren zonder angst voor represailles en zonder enige beperking, met inbegrip van intimidatie door justitie;

6.  dringt er bij de Sudanese regering op aan ogenblikkelijk een einde te maken aan de schendingen van de rechten en de vrijheid van meningsuiting, vereniging en vergadering van politieke oppositiepartijen en mensenrechtenactivisten; roept op tot het eerbiedigen en beschermen van de grondrechten van alle mensen in Sudan;

7.  spreekt zijn bezorgdheid uit over de aanhoudende en veelvuldige schendingen van de vrouwenrechten in Sudan, met nadrukkelijke verwijzing naar artikel 152 van het wetboek van strafrecht; roept de Sudanese autoriteiten op om zonder uitstel het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen te ondertekenen en te ratificeren;

8.  spreekt zijn blijvende steun uit voor het beschermingsmechanisme voor mensenrechtenactivisten die gevaar lopen; roept de EDEO op om zich te blijven in te zetten voor een betere tenuitvoerlegging van de richtsnoeren van de Europese Unie betreffende mensenrechtenactivisten, door ten volle gebruik te maken van de mogelijkheden waarover de EDEO in Sudan beschikt; benadrukt dat de delegaties van de EU bij het uitschrijven van plaatselijke aanbestedingen in het kader van het Europees instrument voor de democratie en de mensenrechten (EIDHR) voorrang moeten geven aan ondersteuning van de mensenrechtenactivisten die het meest gevaar lopen, om zo een doeltreffende en doelgerichte steun te waarborgen;

9.  verzoekt de EDEO en de delegatie van de EU in Sudan aan het Parlement verslag uit te brengen van de ondernomen stappen om bescherming en steun te bieden aan mensenrechtenactivisten; roept op tot gezamenlijk optreden van de EU en de lidstaten ter ondersteuning van mensenrechtenactivisten die gevaar lopen;

10.  wijst er nogmaals op dat het van wezenlijk belang is om essentiële wetgeving, waaronder de nationale veiligheidswet van 2010 en wetgeving inzake de media en maatschappelijke organisaties, te herzien en te hervormen, om deze in overeenstemming te brengen met internationale normen op het gebied van de vrijheid van meningsuiting, vergadering en vereniging;

11.  herinnert Sudan aan zijn verplichtingen als VN-lid en dringt er bij het land op aan resolutie 1593 (2005) van de VN-Veiligheidsraad na leven, waarin samenwerking met het Internationaal Strafhof (ICC) verplicht wordt gesteld; herhaalt zijn eis aan de Sudanese president Omar al-Bashir zich aan het internationale recht te houden, overeenkomstig de verdragen waar Sudan partij bij is, en steunt de rol van het ICC bij de vervolging van Omar al-Bashir wegens oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en genocide;

12.  dringt er bij Sudan op aan de eerbiediging van de mensenrechten en de grondrechten te waarborgen, overeenkomstig de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en de verklaring van de VN over mensenrechtenactivisten;

13.  deelt de bezorgdheid die Salih Mahmoud Osman heeft geuit over de huidige gerichtheid van de EU op migratie, waardoor de aandacht voor de mensenrechtensituatie dreigt te verslappen;

14.  roept de EDEO daarom op wederom verklaringen af te leggen naar aanleiding van het op grote schaal schenden van de mensenrechten door de overheid en door milities, alsmede verklaringen over het inperken van de activiteiten van maatschappelijke organisaties, om zo te laten zien dat de EU zich onverminderd blijft inzetten voor de mensenrechten in Sudan;

15.  dringt er bij de EU en haar lidstaten op aan te waarborgen dat bij de uitvoering van gezamenlijke projecten met de Sudanese autoriteiten het "berokken geen schade"-beginsel wordt gehanteerd, wat betekent dat samenwerking met plegers van schendingen van de mensenrechten is uitgesloten;

16.  verzoekt de EU en haar lidstaten steun te verlenen aan degenen die zich inzetten voor het verwezenlijken van werkelijke veranderingen in Sudan, en om maatschappelijke organisaties technische ondersteuning te verlenen en programma's voor capaciteitsopbouw te bieden, zodat zij zich sterker kunnen inzetten voor de mensenrechten en de rechtsstaat, en een doeltreffender bijdrage kunnen leveren aan het verbeteren van de mensenrechtensituatie in Sudan;

17.  roept de EU en haar lidstaten op zich te blijven inzetten ter ondersteuning van de inspanningen van de Afrikaanse Unie om een einde te maken het conflict in Sudan, zodat de Sudanese bevolking in vrede kan leven; spreekt in dit verband zijn steun uit voor de hernieuwing van het mandaat van de UN-African Union Mission in Darfur (UNAMID) tot juni 2018;

18.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regering van Sudan, de Afrikaanse Unie, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de beide voorzitters van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU en het Pan-Afrikaanse Parlement (PAP).

Laatst bijgewerkt op: 31 oktober 2018Juridische mededeling - Privacybeleid