Niet-wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 15 maart 2018 over het ontwerp van besluit van de Raad houdende opzegging van de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Unie van de Comoren (14423/2017 – C8-0447/2017 – 2017/0241(NLE) – 2017/2266(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien het ontwerpbesluit van de Raad (14423/2017),
– gezien de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Unie van de Comoren(1),
– gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 43 en artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C8-0447/2017),
– gezien zijn wetgevingsresolutie van 15 maart 2018(2) over het ontwerpbesluit,
– gezien Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999(3) (de "IOO-verordening"), en met name artikel 8, lid 8,
– gezien artikel 99, lid 2, van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie visserij en het advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (A8-0055/2018),
A. overwegende dat de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Unie van de Comoren (hierna "de Comoren" genoemd) voorziet in de beëindiging ervan door elke partij wegens ernstige omstandigheden, bijvoorbeeld wanneer de door de partijen aangegane verbintenissen tot het bestrijden van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (hierna "IOO-visserij" genoemd) niet worden nagekomen;
B. overwegende dat illegale visserij een ernstige bedreiging vormt voor de mariene hulpbronnen overal ter wereld, aangezien daardoor de visbestanden worden uitgeput, mariene habitats worden vernield, bonafide vissers worden benadeeld en de bestaansmiddelen van kustgemeenschappen, vooral in ontwikkelingslanden, worden vernietigd;
C. overwegende dat de EU al het mogelijke moet doen om ervoor te zorgen dat de overeenkomsten inzake duurzame visserij die worden gesloten met derde landen wederzijdse voordelen opleveren voor de EU en de betrokken derde landen en voor hun plaatselijke bevolking en visserijsector;
D. overwegende dat het algemene doel van het protocol tot sluiting van de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Unie van de Comoren erin bestond de samenwerking op het gebied van de visserij tussen de EU en de Comoren in het belang van beide partijen te verbeteren door een partnerschapskader vast te stellen waarbinnen een duurzaam visserijbeleid kon worden nagestreefd met duurzame exploitatie van de visserijhulpbronnen in de exclusieve economische zone van de Comoren, en een passend aandeel kon worden verkregen van de beschikbare overschotbestanden, in overeenstemming met de belangen van de EU‑vloten;
E. overwegende dat de eerste visserijovereenkomst tussen de EEG en de Comoren van 1988 dateert en dat de vloten van de EEG/EU-lidstaten sindsdien uit hoofde van een reeks uitvoeringsprotocollen toegang hebben gekregen tot vangstmogelijkheden;
F. overwegende dat de sectorale samenwerking volgens het UNCTAD-verslag getiteld "Fishery Exports and the Economic Development of Least Developed Countries" (Visserijexport en de economische ontwikkeling van de minst ontwikkelde landen) niet verder is geëvolueerd dan een rudimentaire toestand, met zeer weinig invloed op de visserijsector, aanlandingsvoorwaarden, monitoring- en toezichtscapaciteit, wetenschappelijke ontwikkeling, of de technische opleiding van vissers en waarnemers; overwegende dat de prijs die de EU per ton vis (tonijn) aan de Comoren betaalt ongeveer 15 % van de geschatte groothandelsprijs per ton is;
G. overwegende dat de Comoren op 1 oktober 2015 een kennisgeving hebben ontvangen dat ze mogelijk zouden worden aangemerkt als niet-meewerkend derde land aangezien ze er niet in slagen vaartuigen onder Comorese vlag op passende wijze te controleren; overwegende dat de Comoren in mei 2017 werden aangemerkt als niet-meewerkend derde land en dat ze in juli 2017 op een lijst van niet-meewerkende landen werden geplaatst door de EU, die een "rode kaart" heeft afgegeven, en dat het land er daarna nog steeds niet in geslaagd is de nodige corrigerende maatregelen te treffen om de aangewezen problemen op te lossen en de IOO-visserij te bestrijden;
H. overwegende dat het vorige protocol bij de visserijovereenkomst met de Comoren op 30 december 2016 is verstreken en dat het niet werd verlengd wegens het gebrek aan inzet van de Comoren om IOO-visserij te bestrijden; overwegende dat aan het protocol een totaalbedrag van 600 000 EUR per jaar was verbonden, waarvan 300 000 EUR was bestemd voor steun aan het visserijbeleid van de Comoren, met het oog op de bevordering van duurzaamheid en een degelijk beheer van de visbestanden in de wateren van het land;
I. overwegende dat de EU de bestrijding van illegale visserij en alle daaruit voortvloeiende activiteiten zeer ernstig neemt, zoals blijkt uit de IOO-verordening;
J. overwegende dat de EU en haar lidstaten in verschillende sectoren samenwerking nastreven met de Comoren; overwegende dat de opzegging van de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij door de EU kan worden teruggedraaid (indien de nodige corrigerende maatregelen worden getroffen) en overwegende dat de opzegging van deze overeenkomst niet uitsluit dat in de toekomst zal worden onderhandeld over een andere overeenkomst of een andere vorm van partnerschap in de visserijsector;
K. overwegende dat de identificatie van niet-meewerkende derde landen alleen niet volstaat om IOO-visserij te bestrijden maar dat er ook oplossingen moeten worden gevonden om vastgestelde situaties te verhelpen; overwegende dat de Comoren zonder hulp van buitenaf niet in staat zullen zijn hun beleid inzake marien beheer voor met name de visbestanden te verbeteren, meer bepaald wat betreft aanlandingsvoorwaarden, monitoring- en toezichtscapaciteit, wetenschappelijke ontwikkeling of de technische opleiding van vissers en waarnemers;
L. overwegende dat in de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling en de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen (SDG's) voor het eerst een doelstelling is opgenomen die verband houdt met de instandhouding en duurzame exploitatie van zeeën en mariene hulpbronnen (doelstelling 14);
1. betreurt dat de Comoren, ondanks waarschuwingen van de EU, er niet in zijn geslaagd de nodige corrigerende maatregelen te treffen om de aangewezen problemen op te lossen en de IOO-visserij te bestrijden;
2. wijst opnieuw op het belang van doelmatige controle door de vlaggenstaat, en herhaalt dat het ontbreken daarvan een onderliggende oorzaak van IOO-visserij is; is van mening dat de Comoren hun verplichtingen uit hoofde van het internationaal recht met betrekking tot het toezicht op en de controle van vaartuigen die onder hun vlag varen, dienen na te komen; is er sterk van overtuigd dat dit gebrek aan toezicht en aan machtigingen om te vissen dergelijke vaartuigen in staat stelt om straffeloos aan IOO‑visserij te doen;
3. meent dat de Comoren betrekkingen met de EU moeten blijven onderhouden en dat ze deze gelegenheid dienen aan te grijpen om de nodige maatregelen vast te stellen ter verbetering van hun capaciteit om illegale visserij aan te pakken;
4. betreurt dat het in de nagenoeg 30 jaar dat er visserijovereenkomsten bestaan tussen de EU en de Comoren – waarvan een onderdeel gericht was op samenwerking en ondersteuning voor de ontwikkeling van de Comorese visserijsector – onmogelijk is gebleken tastbaardere resultaten te bereiken inzake de ontwikkeling van de sector, onder meer op het gebied van monitoring- en toezichtscapaciteit, wetenschappelijke ontwikkeling, en technische opleiding voor vissers en waarnemers;
5. meent dat de beschikbare instrumenten voor ontwikkelingssamenwerking, met name het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF), doeltreffender moeten worden afgestemd op algemene ondersteuning voor capaciteitsontwikkeling in de visserijsector;
6. wijst erop dat de Comoren zowel uit hoofde van de met de EU gesloten Partnerschapsovereenkomst inzake visserij en andere internationale instrumenten, als binnen het kader voor de verwezenlijking van de Agenda 2030 en de SDG's, de plicht hebben de beginselen van goed bestuur op het gebied van visserij en van verantwoorde visserij te eerbiedigen, de visbestanden op peil te houden en het mariene ecosysteem te beschermen in de eigen exclusieve economische zone;
7. beklemtoont dat IOO-visserij wereldwijd moet worden bestreden en dat er voor staten stimulansen moeten worden gecreëerd opdat zij hun verantwoordelijkheid ernstig nemen en de nodige hervormingen aanbrengen in hun visserijsectoren;
8. wijst erop dat de bestrijding van IOO-visserij niet alleen op de identificatie van niet‑meewerkende derde landen mag berusten en dat het, om illegale visserij in al zijn vormen daadwerkelijk te bestrijden, noodzakelijk is manieren te vinden om landen, en met name kleine eilandstaten in ontwikkeling, zoals de Comoren, te helpen hun beleid inzake marien beheer te wijzigen;
9. deelt de mening van de Commissie en de Raad dat de in artikel 38, lid 8, van de IOO-verordening bedoelde maatregelen moeten worden toegepast, namelijk de opzegging van alle bestaande bilaterale visserijovereenkomsten met de Comoren die voorzien in de beëindiging van die overeenkomsten wanneer dit land zijn verplichtingen inzake de bestrijding van IOO-visserij niet nakomt;
10. neemt kennis van de andere in artikel 38, lid 8, van de IOO-verordening vermelde gevolgen, die onder meer een verbod op charterovereenkomsten, omvlagging en particuliere regelingen inhouden;
11. is echter van mening dat een dergelijke opzegging niet het einde van de samenwerking op het gebied van visserij tussen de EU en de Comoren mag betekenen; dringt er bij de Commissie op aan ervoor te zorgen dat deze betrekkingen zo spoedig mogelijk opnieuw kunnen worden opgenomen, uitgaande van de veronderstelling dat vissersgemeenschappen en kleinschalige ambachtelijke visserij centraal moeten staan bij de ontwikkeling van het land en dat daartoe investeringen en technische bijstand moeten worden bevorderd op de volgende terreinen:
—
administratief en bestuurlijk systeem voor de visserij, wetgeving, institutionele structuur, capaciteitsopbouw voor personele middelen (vissers, wetenschappers, inspecteurs en anderen), en opwaardering van de commerciële en culturele waarde van het traditionele Comorese vistuig en de traditionele Comorese vis;
—
monitoring en wetenschappelijke capaciteit, capaciteit voor kustbescherming en voor inspectie, toezicht en kwaliteitscontrole;
—
oprichting van voorzieningen voor de koeling, distributie en verwerking van vis;
—
bouw en verbetering van aanlandings- en beveiligingsinfrastructuur in havens;
—
vernieuwing van de kleinschalige Comorese visserijvloot om de veiligheid en viscapaciteit te verbeteren, en ervoor te zorgen dat de schepen langer op zee kunnen blijven;
12. vraagt om een bepaling op te nemen waarbij, als de Comoren de tekortkomingen verhelpen, de procedure wordt stopgezet en de rode kaart wordt ingetrokken, zodat de EU‑vloot kan terugkeren;
13. verzoekt de Commissie passende maatregelen te nemen om de situatie te normaliseren, door IOO-visserij doeltreffender te helpen bestrijden en de EU-vloot naar dit visgebied te laten terugkeren zodra de onderhandelingen over een nieuw protocol zijn afgerond;
14. verzoekt de Commissie en de Raad, elk binnen hun bevoegdheidsgebied, het Parlement volledig en onverwijld op de hoogte te brengen van alle ontwikkelingen die zich hierbij voordoen;
15. verzoekt zijn Voorzitter de resolutie van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en de Unie der Comoren.