Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2017/2286(BUD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A8-0062/2018

Ingediende teksten :

A8-0062/2018

Debatten :

PV 13/03/2018 - 15
CRE 13/03/2018 - 15

Stemmingen :

PV 15/03/2018 - 10.11
CRE 15/03/2018 - 10.11
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P8_TA(2018)0089

Aangenomen teksten
PDF 287kWORD 59k
Donderdag 15 maart 2018 - Straatsburg
Richtsnoeren voor de begroting 2019 – Afdeling III
P8_TA(2018)0089A8-0062/2018

Resolutie van het Europees Parlement van 15 maart 2018 over de algemene richtsnoeren voor de voorbereiding van de begroting 2019, afdeling III – Commissie (2017/2286(BUD))

Het Europees Parlement,

–  gezien artikel 314 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien artikel 106 bis van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

–  gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020(1),

–  gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer(2),

–  gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002(3),

–  gezien Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad van 26 mei 2014 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie(4),

–  gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018(5) en de daaraan gehechte gemeenschappelijke verklaringen van het Parlement, de Raad en de Commissie,

–  gezien de conclusies van de Raad van 20 februari 2018 betreffende de begrotingsrichtsnoeren voor 2019 (06315/2018),

–  gezien artikel 86 bis van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A8-0062/2018),

A.  overwegende dat de onderhandelingen over de begroting van de Unie voor 2019, die de laatste is tijdens de huidige zittingsperiode van het Parlement, zullen samenvallen met de onderhandelingen over het volgende meerjarig financieel kader (MFK) en de hervorming van het stelsel van eigen middelen van de EU; overwegende dat 2019 het zesde jaar zal zijn van het MFK 2014-2020;

B.  overwegende dat de twee takken van de begrotingsautoriteit ernaar moeten streven in het bemiddelingscomité een ambitieus en alomvattend akkoord te bereiken over de begroting 2019 om zo de parallelle onderhandelingen over het MFK na 2020 en de eigen middelen positief te beïnvloeden en het mogelijk te maken hierover voor het einde van deze zittingsperiode overeenstemming te bereiken;

C.  overwegende dat de brexit na het akkoord van december 2017 om de tweede fase van de onderhandelingen aan te vatten, geen directe gevolgen voor de begroting 2019 zou mogen hebben, aangezien het Verenigd Koninkrijk volgens het gezamenlijk verslag van de onderhandelaars van de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk(6) zal blijven bijdragen en deelnemen aan de uitvoering van de jaarlijkse begrotingen van de Unie voor 2019 en 2020 alsof het nog steeds onderdeel uitmaakt van de Unie;

D.  overwegende dat de toenemende populistische en extremistische bewegingen in de lidstaten misleidende informatie over de EU en haar begroting hebben verspreid en aangewakkerd, wat duidelijk maakt dat er nood is aan betere en transparantere informatie;

E.  overwegende dat na jaren van negatieve perceptie door de burgers van het beheer van de financiële, sociale en economische crisis, de huidige verbetering van de economische vooruitzichten, die het gevolg is van de gecoördineerde inspanningen om Europa de weg naar economisch herstel te doen inslaan, een minder strenge budgettaire planning toelaat;

F.  overwegende dat de Raad zich de afgelopen jaren herhaaldelijk heeft tegengesproken door enerzijds nieuwe politieke prioriteiten voor de EU voor te stellen maar anderzijds niet bereid te zijn in nieuwe kredieten te voorzien om deze prioriteiten te financieren; overwegende dat de nieuwe politieke prioriteiten en toekomstige uitdagingen van de EU moeten worden gefinancierd met nieuwe kredieten en niet door inkrimping van bestaande succesvolle programma's;

G.  overwegende dat naar het eind van de lopende financiële programmeringsperiode toe de uitvoering van de meerjarenprogramma's op volle toeren zal zijn gekomen, waardoor de noodzaak van toereikende financiële middelen toeneemt;

Antwoorden op de uitdagingen voor de EU en op de verwachtingen van de burgers

1.  erkent het herstel van de gevolgen van de financiële, economische en sociale crisis, dat wordt versterkt door de inspanningen van de EU en haar lidstaten om groei en banen te creëren, en dat verder moet worden uitgebouwd om een positieve invloed tot stand te brengen op het dagelijks leven van de EU-burgers, van wie velen gedurende meerdere jaren hard zijn getroffen door de crisis; pleit voor specifieke aandacht voor jongeren en mensen die het risico lopen op armoede of werkloosheid, om ervoor te zorgen dat ze de positieve effecten ervaren en zo te voorkomen dat sociale en regionale ongelijkheden blijven toenemen; benadrukt in dit verband dat evenwel bijzondere aandacht moet worden besteed aan het vermogen van de verschillende regio's om te profiteren van de toegenomen groei;

2.  benadrukt dat, volgens gegevens van Eurostat en in tegenstelling tot het populistische verhaal, de EU-burgers optimistisch zijn over de toekomst van de EU; benadrukt dat de Unie haar taken en verantwoordelijkheden moet vervullen en meer moet doen om het leven van haar burgers nu en in de toekomst te verbeteren, maar hen ook moet beschermen tegen oneerlijke handels- en economische praktijken op de wereldmarkt, en hen tegelijk moet helpen de vruchten van al deze inspanningen te plukken; benadrukt dat de uitdagingen van de klimaatverandering en de dreigingen voor de internationale veiligheid moeten worden aangepakt; is van mening dat, om aan deze verwachtingen en beloftes te voldoen, de EU binnen de grenzen van haar bevoegdheden beter moet presteren om bij te dragen aan de creatie van duurzame groei en werkgelegenheid en om het verschil in levensstandaard tussen de EU-burgers in alle regio's te verkleinen, waarbij de EU 2020-strategie, de VN-doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling en de Overeenkomst van Parijs volledig in acht worden genomen; benadrukt dat het noodzakelijk is de Europese economie en de EU-burgers voor te bereiden op de kansen die de digitalisering biedt; is van mening dat het aanpakken van de diepere oorzaken van migratie en een einde maken aan de verschillende vormen van discriminatie, zoals discriminatie van vrouwen en LGBTI-personen, eveneens belangrijke uitdagingen zijn voor 2019;

Werken aan een duurzame toekomst en meer solidariteit binnen en buiten de Unie

Een duurzame toekomst

3.  is van mening dat in de EU-begroting voor 2019 alle relevante instrumenten voor de bestrijding van de jeugdwerkloosheid moeten worden versterkt, in het bijzonder in economisch achtergebleven regio's in de Europese Unie, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan de verbetering van ondernemers- en professionele vaardigheden en mobiliteit, erkenning van kwalificaties op alle onderwijsniveaus en beroepsopleiding, en ondersteuning van groei, concurrentievermogen, het scheppen van werkgelegenheid, investeringen in infrastructuur, innovatie, onderzoek en kmo's; wijst erop dat de werkloosheid onder jongeren, die een grote sociale impact heeft, een van de grootste uitdagingen op Europees niveau is;

4.   is van mening dat de prioriteiten voor de EU-begroting 2019 groei, innovatie, concurrentievermogen, veiligheid, de strijd tegen klimaatverandering, de transitie naar hernieuwbare energie en migratie moeten zijn;

5.  steunt de uitbreiding van de mogelijkheden voor jongeren om aan vrijwilligersactiviteiten deel te nemen; vraagt om een snelle uitrol en zorgvuldige invoering van het Europees vrijwilligerskorps na de verwachte goedkeuring ervan in 2018;

6.  is ingenomen met het feit dat, op sterk aandringen van het Parlement, de bemiddeling over de EU-begroting voor 2018 ertoe heeft geleid dat het aanvankelijk voorgestelde specifieke bedrag voor het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief werd verhoogd met 116,7 miljoen EUR aan nieuwe kredieten, waardoor het totale bedrag voor 2018 uitkomt op 350 miljoen EUR, maar wijst erop dat de benutting van de middelen moet worden verbeterd, aangezien deze is achtergebleven; verzet zich tegen de interpretatie van de financiële programmering voor 2018 door de Commissie in haar technische aanpassing van de financiële programmering voor de periode 2019-2020, die zij na de vaststelling van de begroting 2018 heeft doorgevoerd, namelijk dat deze verhoging moet worden gezien als een vervroegde toewijzing van kredieten van de komende jaren, en verwacht dat de Commissie haar beloften nakomt die zij aan het eind van de bemiddelingsperiode voor 2017 aan het Parlement heeft gedaan; verwacht dat de ontwerpbegroting voor 2019 meer ambitie aan de dag legt om de jeugdwerkloosheid te bestrijden, waarbij het juiste evenwicht moet worden gevonden tussen de reële ontwikkeling van het opnamevermogen op dat gebied en de politieke wil om te tonen dat deze kwestie op steun kan rekenen; herinnert aan de toezegging van de Commissie dat zij in een gewijzigde begroting een verhoging van de financiering voor het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief zal voorstellen als het opnamevermogen van het initiatief in 2018 een verhoging mogelijk maakt; dringt erop aan dat de lidstaten en de Commissie werkaanbiedingen, onderwijs en opleiding afstemmen op de profielen van de deelnemers en de eisen van de arbeidsmarkt, om de deelnemers duurzame werkgelegenheid te kunnen aanbieden;

7.  verzoekt de Commissie om voor de procedure 2019 de financiële gegevens over de uitvoering van het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief beschikbaar te stellen, uitgesplitst naar nationale percentages, ter aanvulling op de gegevens in de vorm van de totale kosten die momenteel al openbaar toegankelijk zijn; dringt er bij de Commissie op aan de synergieën tussen het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief, het Europees Sociaal Fonds en de nationale begrotingen van de lidstaten te verbeteren om ervoor te zorgen dat het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief geen vervanging vormt voor de nationale financiering voor jongeren die geen werk hebben en geen onderwijs of opleiding volgen (NEET's);

8.  benadrukt dat Erasmus+, dat inmiddels zijn dertigste verjaardag viert, samen met de culturele programma's van de EU nog steeds het belangrijkste programma is om de mobiliteit van jongeren te bevorderen en de belangrijkste Europese waarden aan jongeren te leren en mee te geven, zoals blijkt uit het feit dat het aantal aanvragen de beschikbare financiering overschrijdt; is van oordeel dat de begroting voor Erasmus+ in 2019 verder moet worden verhoogd (en op zijn minst verdubbeld) om aan de subsidiabele vraag naar dit programma te kunnen voldoen, met name op het gebied van levenslang leren;

9.  is van mening dat onderzoek, concurrentievermogen en kmo's essentieel zijn voor het creëren van economische groei en werkgelegenheid; onderstreept daarom het belang om voor Europese ondernemingen, met name kmo's, een gunstig klimaat voor innovatie, onderzoek en investeringen te scheppen, zodat de economie van de EU op mondiaal niveau daadwerkelijk concurrerend kan zijn; benadrukt het belang van meer begrotingsmiddelen voor rubriek 1a en de uitbreiding van de financiering voor succesvolle programma's zoals Horizon 2020 en programma's ter ondersteuning van kmo's, met inbegrip van het EU-programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en voor kmo's (Cosme), waar het aantal kandidaten veel groter is dan de ontvangers van financiering; benadrukt dat het belangrijk is dat bij het ontwerpen van programma's voor kmo's rekening wordt gehouden met de specifieke noden en beperkte administratieve middelen van kmo's; acht dit noodzakelijk gezien de snel veranderende en uiterst concurrerende wereld en de ingrijpende veranderingen in alle sectoren als gevolg van de digitalisering; erkent dat de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) eveneens bijdragen aan de verwezenlijking van al deze prioriteiten;

10.  benadrukt dat investeren in onderzoek en innovatie een voorwaarde is voor de totstandbrenging van daadwerkelijk concurrentievermogen in de EU; betreurt dat, als gevolg van een alarmerend laag succespercentage van aanvragen, minder hoogwaardige projecten op het gebied van onderzoek en innovatie EU-financiering krijgen; benadrukt in dit verband dat een passend niveau van kredieten voor Horizon 2020 moet worden gewaarborgd;

11.  benadrukt het economische groeipotentieel dat wordt geboden door de technologische veranderingen en dringt erop aan dat de EU-begroting een gepaste rol vervult bij de ondersteuning van de digitalisering van de Europese industrie en de bevordering van digitale vaardigheden en digitaal ondernemerschap;

12.  erkent dat kmo's de ruggengraat van de Europese economie blijven en een beslissende rol zullen blijven spelen bij het scheppen van banen en groei in de hele EU; verzoekt in dit verband om een verhoging van de kredieten voor Cosme in 2019, gezien het succes van dit programma;

13.  is ingenomen met de uitbreiding en de verbetering van het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI), waarvan het uitgebreide garantiefonds een cruciale rol vervult bij het verkleinen van de investeringskloof in de EU; herinnert eraan dat het EFSI-garantiefonds gedeeltelijk is gefinancierd ten koste van Horizon 2020 en de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (CEF), ondanks het feit dat deze beide op de lange termijn en toekomstgerichte programma's zijn; benadrukt het traditionele standpunt van het Parlement dat nieuwe initiatieven moeten worden gefinancierd met nieuwe middelen en niet door een herschikking, en dat de schade aan bestaande programma's moet worden hersteld via de jaarlijkse begrotingsprocedure; herhaalt dat de bezuinigingen op die programma's zoveel mogelijk moeten worden teruggedraaid;

14.  benadrukt dat het uitgebreide EFSI in 2019 aanzienlijke vooruitgang zou moeten boeken wat betreft de geografische dekking, zodat alle regio's op gelijke wijze kunnen profiteren van de hefboomwerking die wordt geboden door de garantie van de EU‑begroting; roept de lidstaten op om structurele hervormingen door te voeren ter verbetering van het investeringsklimaat en de lokale capaciteiten om de EFSI-steun in alle regio's op succesvolle wijze te gebruiken;

15.  is ingenomen met de recente toezegging van de lidstaten voor een vernieuwde defensieagenda van de EU, die zowel de harde als de zachte macht wil vergroten, en meent dat deze aansluit bij de bezorgdheid van de burgers op het gebied van veiligheid, gezien de toenemende mondiale instabiliteit die nog wordt aangewakkerd door nieuwe soorten bedreigingen; steunt het recente initiatief van de Commissie om een industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie (EDIDP) in het leven te roepen, als eerste fase van het Europees Defensiefonds; eist dat het EDIDP uitsluitend wordt gefinancierd met niet-toegewezen marges en speciale instrumenten, en dus niet via een herschikking van bestaande programma's;

16.  onderstreept dat het aanpakken van de interne veiligheid een van de hoogste prioriteiten van de Unie moet blijven en dringt daarom aan op meer financiering voor dit veranderende beleid; is ervan overtuigd dat de EU haar investeringen in de versterking en het beheer van haar grenzen moet verhogen door de samenwerking tussen rechtshandhavingsinstanties en nationale autoriteiten te vergroten, terrorisme, radicalisering en georganiseerde misdaad te bestrijden, en daarbij een adequaat en modern informatiesysteem toe te passen; onderstreept in dit verband de rol die het Fonds voor interne veiligheid (ISF) vervult en de noodzaak om instanties op het gebied van grenzen, veiligheid en recht op adequate wijze te financieren; herinnert eraan dat de kredieten voor dit instrument voor 2018 aanzienlijk zijn verlaagd;

17.  dringt aan op meer middelen voor de bestrijding van radicalisering, die een voedingsbodem is voor gewelddadig extremisme in de Unie; is van mening dat deze doelstelling kan worden verwezenlijkt door integratie te bevorderen en discriminatie, racisme, vreemdelingenhaat, fundamentalisme, haatzaaiende uitspraken en haatpropaganda te bestrijden;

18.  is ingenomen met de rol die het Fonds voor asiel, migratie en integratie vervult; dringt aan op passende begrotingsmiddelen voor dit fonds in 2019, ter ondersteuning van een menswaardige opvang van asielzoekers in de lidstaten, rechtvaardige terugkeerstrategieën, hervestigingsprogramma's, beleid inzake legale migratie en de bevordering van daadwerkelijke integratie van onderdanen van derde landen, en ter bestrijding van irreguliere migratie; bevestigt nogmaals het belang van gerichte financiële middelen voor de aanpak van de onderliggende oorzaken van de migranten- en vluchtelingencrisis; benadrukt dat de begroting van de EU daarom moet worden gebruikt voor de financiering van maatregelen in de landen van herkomst van migranten en in de gastlanden van vluchtelingen, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, maatregelen om armoede, werkloosheid, economische en onderwijsuitdagingen en instabiliteit aan te pakken;

19.  verzoekt de Commissie een voorstel in te dienen waarin wordt vastgelegd dat er op EU‑niveau uiting wordt gegeven aan financiële solidariteit ten aanzien van slachtoffers van terroristische daden en hun gezinsleden;

20.  herinnert aan het belang van de EU-agentschappen voor het waarborgen van de uitvoering van de wetgevingsprioriteiten van de EU en daarmee ook het verwezenlijken van de beleidsdoelstellingen van de EU, zoals die welke verband houden met concurrentievermogen (werkgelegenheid, duurzame groei, de energie-unie), migratie (asiel, grensoverschrijdend beheer), steun voor de grondrechten (gegevensbescherming) en veiligheid (cybercriminaliteit, drugs, fraude, witwassen van geld, terrorisme, justitiële samenwerking, politiële samenwerking, steun voor grootschalige informatiesystemen); verwacht dat de onderhandelingen over de begroting 2019 leiden tot een realistische en adequate operationele en administratieve financiering van de EU‑agentschappen en andere EU-organen, die hen in staat stelt hun plichten, met inbegrip van hun toenemende taken en toegenomen werklast, te vervullen; dringt aan op de toewijzing van adequate middelen om de goede uitvoering en werking van het Europees Openbaar Ministerie te waarborgen; roept meer in het algemeen op tot een grondige evaluatie van de strategische belangen en taken van alle agentschappen en van de mogelijkheden om agentschappen te groeperen overeenkomstig de strategische aard van hun missies en hun resultaten; herhaalt dat 2018 het laatste jaar is waarin de personeelsinkrimping van 5 % en de zogeheten "herschikkingspool" worden geïmplementeerd; verwacht dat de Commissie en de Raad in de begroting 2019 afzien van verdere bezuinigingen bij de agentschappen;

21.  is van mening dat, op een ogenblik dat belangrijke actoren zoals de Verenigde Staten niet bereid zijn hun toezeggingen ter bestrijding van de klimaatverandering in het kader van de Overeenkomst van Parijs na te komen, de begroting 2019 ervoor moet zorgen dat de EU in deze strijd, die een van de grootste uitdagingen van onze generatie is, resoluut het voortouw neemt door te voorzien in extra financiële steun voor initiatieven zoals het klimaatactieprogramma Life, Ecopotential en Clean Sky; onderstreept dat de uitgaven op dit gebied moeten worden beschouwd als investeringen op de lange termijn en niet als kosten, en dat zowel de Europese Rekenkamer als de Raad Economische en Financiële Zaken hebben vastgesteld dat de EU achterblijft wat haar klimaatfinancieringsdoelstelling betreft; roept de Commissie op de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs en de eigen klimaatdoelstellingen van de EU voor de lange termijn te verwezenlijken, door te voldoen aan het uitgavenstreefdoel van 20 % voor het klimaat in het huidige MFK (2014-2020); benadrukt in dit verband dat de bijdrage voor 2019 aanzienlijk hoger moet zijn dan de algehele doelstelling om de lagere toewijzingen te compenseren die tijdens de eerste jaren van het MFK zijn gedaan, en dat het mechanisme voor mainstreaming van de klimaatverandering volledig moet worden geoptimaliseerd;

Meer solidariteit om sociale, territoriale en mondiale uitdagingen aan te pakken

22.  is van mening dat de EU-begroting moet bijdragen aan de inspanningen van de lidstaten op gebieden zoals werkloosheid en gezondheidszorg, door te voorzien in voldoende financiering voor programma's die gericht zijn op de bestrijding van ongelijkheden, de verlichting van de ergste vormen van armoede, met name onder de meest geïsoleerde en kwetsbare bevolkingsgroepen, in het bijzonder kinderen, en de burgers de mogelijkheid moet bieden de nodige vaardigheden te verwerven om zich aan te passen aan het digitale tijdperk;

23.  benadrukt dat er meer steun moet worden uitgetrokken voor de programma's van de Unie die groei en het creëren van kwaliteitsbanen voor de lange termijn bevorderen, met name voor jongeren, en die een aanvulling vormen op de inspanningen van de lidstaten om gediversifieerde arbeidskwalificaties te bevorderen in plaats van vroegtijdige specialisatie, dit om de veerkracht te vergroten en maatschappelijke aanpassing mogelijk te maken en tegelijkertijd de demografische terugloop en tekorten aan gekwalificeerd personeel in bepaalde sectoren te bestrijden en de duurzaamheid van socialezekerheidsstelsels te garanderen; wijst erop dat het overwegen van specifieke, op maat gemaakte maatregelen nuttig kan zijn voor sectoren en/of regio's die bijzonder zijn getroffen of die veel kwetsbaarder zijn geworden;

24.  herinnert eraan dat de bevolking steeds verder vergrijst en steeds meer personen, met name ouderen, speciale en toegewijde zorg nodig hebben; roept de Commissie op verdere steunmaatregelen in te voeren om de demografische uitdagingen het hoofd te bieden en herhaalt zijn steun voor initiatieven zoals "dorpen voor mensen met dementie" waar vanaf een vroeg stadium passende zorg wordt verleend;

25.  is van mening dat discriminatie op grond van geslacht, met name op de arbeidsmarkt, niet alleen onverenigbaar is met de waarden van de EU, maar ook een ernstige belemmering vormt voor economische groei, aangezien het de mogelijkheden van vrouwen om zinvol werk te verrichten beperkt; onderstreept de belangrijke bijdrage die de empowerment van vrouwen levert aan het ontstaan van een samenleving die inclusiever, rechtvaardiger, vreedzamer en duurzamer is; verwacht dat de begroting 2019 ondernemerschap van vrouwen ondersteunt en de toegang van vrouwen tot EU‑financiering aanmoedigt, bijvoorbeeld in het kader van de programma's Cosme en Horizon 2020, en de steun in het kader van het cohesiebeleid voor investeringen in infrastructuur voor onderwijs, kinderopvang en de gezondheidszorg intensiveert zodat vrouwen hun werk en privéleven beter op elkaar kunnen afstemmen;

26.  herhaalt zijn bezorgdheid over de vertraging bij de uitvoering van het cohesiebeleid, dat de uiting is van de territoriale solidariteit van de EU en haar belangrijkste investeringsbeleid is, maar wijst er wel op dat 2017 het eerste jaar was dat de uitvoering van ESIF-programma's werd versneld en verwacht dat deze trend zich in 2018 en 2019 zal voortzetten; is van mening dat moet worden voorzien in voldoende betalingskredieten om een soepele uitvoering mogelijk te maken;

27.  herinnert aan de belangrijke bijdrage die de Unie heeft geleverd om vrede en verzoening in Ierland aan te moedigen, met name via de Peace- en Interreg-programma's, gericht op Noord-Ierland en op de aangrenzende graafschappen in het zuiden; dringt aan op de volledige eerbiediging van het kader van de eerder aangegane verplichtingen, zoals in het geval van het Goede Vrijdagakkoord, met betrekking tot de rechtsstaat en de democratie; roept de Commissie en de lidstaten op het vredesproces te blijven steunen door het Peace-programma en aanverwante programma's te blijven financieren;

28.  wijst erop dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) een van de hoekstenen van de Europese integratie is, die al jarenlang zorgt voor een veilige en kwalitatief hoogwaardige voedselvoorziening voor de Europese burgers, een goed functionerende eengemaakte markt voor landbouwproducten en de duurzaamheid van plattelandsgebieden; herinnert eraan dat GLB-fondsen met name bijdragen aan de winstgevendheid van de landbouw en de stabiliteit van de EU;

29.  verzoekt de Commissie de landbouwers in heel Europa te blijven steunen bij onverwachte marktvolatiliteit en bij het waarborgen van een veilige en hoogwaardige voedselvoorziening; verzoekt passende aandacht te besteden aan kleinschalige landbouw en kleinschalige visserij;

30.  is van mening dat regionalisering en sociaal-economische doelstellingen een grotere rol moeten spelen in het gemeenschappelijk visserijbeleid en dat het toepassingsgebied van het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij moet worden uitgebreid; dringt er bij de Commissie op aan de toegang tot fondsen te vergemakkelijken en de procedures te vereenvoudigen; toont zich met name bezorgd over de potentiële negatieve effecten die de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie zal hebben op de visserij, met name in aangrenzende kustlidstaten;

31.  is ingenomen met het voorstel om het Uniemechanisme voor civiele bescherming te versterken en het toepassingsgebied ervan uit te breiden; is van mening dat het versterken van het mechanisme voor civiele bescherming van zeer groot belang is om op het gebied van civiele bescherming op Unieniveau sneller en met meer samenhang te kunnen handelen op het gebied van preventie en paraatheid en te kunnen reageren bij natuur- en door de mens veroorzaakte rampen binnen en buiten de Unie;

32.  verwacht dat bij de uitvoering van de begroting, gezien de beperkte beschikbaarheid van middelen en de oproepen aan de EU om meer verantwoordelijkheden op zich te nemen, de lopende procedures en maatregelen worden verbeterd om ervoor te zorgen dat tijdig en kosteneffectief aan de financiële verplichtingen wordt voldaan;

33.  is van mening dat EU-agentschappen die betrokken zijn bij en programma's en beleidsmaatregelen op het gebied van het beheer van migratie- en vluchtelingenstromen en grenscontrole adequate financiële en personele middelen moeten krijgen om het hoofd te bieden aan de huidige vluchtelingencrisis, waarbij ook de lidstaten hun verantwoordelijkheid moeten nemen overeenkomstig het beginsel van gedeelde lasten en de Verdragen van Genève; is ervan overtuigd dat de EU, met het oog op het vinden van een oplossing op lange termijn, ook haar externe solidariteit moet tonen bij het bevorderen van de voorwaarden voor vrede en welvaart in de landen van herkomst, door meer nadruk te leggen op investeringen en ontwikkelingsbeleid, met name via de uitvoering van het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO), het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI) en het instrument voor humanitaire hulp; erkent het belang en de onmiskenbare waarde van ontwikkelingsbeleid, met prioriteiten zoals de uitbanning van armoede en de bevordering van onderwijs, gezondheid en economische ontwikkeling; benadrukt dat de acties en programma's van de UNRWA moeten worden ondersteund; onderstreept dat stabiliteit in de EU-buurlanden een van de voorwaarden vormt voor het behoud van stabiliteit en welvaart in de EU; verzoekt de Commissie bijgevolg ervoor te zorgen dat prioriteit wordt verleend aan investeringen in de buurlanden van de EU teneinde inspanningen te steunen die de belangrijkste problemen op dit gebied aanpakken – migratie, vluchtelingen en ontwikkelingen in de landen van het Zuidelijk Nabuurschap, en instabiliteit in de landen van het Oostelijk Nabuurschap, die deels te wijten is aan een Russisch buitenlands beleid dat niet in overeenstemming is met het internationaal recht en met de internationale normen inzake democratie en mensenrechten; benadrukt dat nieuwe politieke prioriteiten en toekomstige uitdagingen voor de EU, bijvoorbeeld op het gebied van veiligheid en defensie, moeten worden gefinancierd met nieuwe kredieten en niet door te bezuinigen op bestaande geslaagde en belangrijke programma's en beleid zoals het ontwikkelingsbeleid, het humanitairehulpbeleid of het nabuurschapsbeleid; onderstreept bovendien dat het veiligheidsbeleid en het ontwikkelingsbeleid elkaar wederzijds beïnvloeden en dat beide belangrijke voorwaarden zijn voor het opbouwen van een functionerende staat en functionerende administratieve structuren zonder corruptie en voor minimumnormen in de sociale, de gezondheids- en de economische sector;

34.   herhaalt zijn standpunt dat met satelliet-begrotingsmechanismen zoals trustfondsen en andere vergelijkbare instrumenten de begrotingsprocedure wordt omzeild, de transparantie van het begrotingsbeheer wordt ondermijnd en het recht van het Parlement om de uitgaven aan een doeltreffende controle te onderwerpen wordt gedwarsboomd; is daarom van mening dat deze externe instrumenten, die de afgelopen jaren in het leven zijn geroepen, in de EU-begroting moeten worden opgenomen en dat alternatieve oplossingen moeten worden gevonden om de Unie in staat te stellen snel te reageren op noodsituaties en situaties na een crisis op internationaal niveau;

35.  benadrukt dat het instrument voor pretoetredingssteun (IPA) in de eerste plaats moet worden gebruikt om onder meer politieke en economische hervormingen in de uitbreidingslanden te bevorderen; roept de Commissie in deze context op de IPA‑fondsen verder te evalueren in haar voorstel voor de begroting 2019 en hierbij rekening te houden met de verslechterende politieke situatie in Turkije en de dringende behoefte om de toenemende radicalisering in de Balkanlanden aan te pakken;

Verwachtingen voor de procedure 2019

36.  verzoekt de Commissie in iedere fase van de procedure als een eerlijke bemiddelaar te blijven optreden en de besluiten van de begrotingsautoriteit getrouw en nauwkeurig uit te voeren;

37.  is ingenomen met het feit dat, na de tussentijdse herziening van het MFK, en in tegenstelling tot de conclusies van de Raad van 20 februari 2018 over de begrotingsrichtsnoeren voor 2019, uit de procedure 2018 is gebleken dat de begrotingsautoriteit haar bevoegdheden ten volle kan gebruiken om de omvang en de inhoud van de EU-begroting via de jaarlijkse begrotingsprocedure vast te stellen;

38.  is van mening dat het Parlement, als tak van de begrotingsautoriteit die rechtstreeks door de burgers wordt gekozen, zijn politieke rol moet vervullen en voorstellen voor proefprojecten en voorbereidende acties moet indienen waaruit zijn politieke visie voor de toekomst blijkt; verbindt er zich in deze context toe een pakket proefprojecten en voorbereidende acties voor te stellen dat is uitgewerkt in nauwe samenwerking met elk van zijn commissies, om de juiste balans te vinden tussen politieke wil en de door de Commissie beoordeelde technische haalbaarheid;

39.  verwacht dat de onderhandelingen over de begroting 2019 gebaseerd zijn op een gedeelde politieke ambitie en solidariteit en gericht zijn op de meerwaarde van EU‑programma's en ‑beleidsmaatregelen; is van mening dat deze doelstelling enkel kan worden verwezenlijkt indien de onderhandelende partijen onmiddellijk over elkaars standpunten worden ingelicht, de onderhandelingen in een zo vroeg mogelijk stadium aanvangen en bereid zijn compromissen te sluiten;

o
o   o

40.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de Rekenkamer.

(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884.
(2) PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.
(3) PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.
(4) PB L 168 van 7.6.2014, blz. 105.
(5) PB L 57 van 28.2.2018, blz. 1.
(6) "Joint report from the negotiators of the European Union and the United Kingdom Government of 8 December 2017 on progress during phase 1 of negotiations under Article 50 TEU on the United Kingdom's orderly withdrawal from the European Union", (TF50 (2017) 19 – Commissie aan EU-27).

Laatst bijgewerkt op: 6 november 2018Juridische mededeling - Privacybeleid