Resolutie van het Europees Parlement van 15 maart 2018 over de situatie in Syrië (2018/2626(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties over Syrië, en met name die van 18 mei 2017 over de EU‑strategie voor Syrië(1),
– gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 1948 en andere mensenrechtenverdragen en ‑instrumenten van de VN, met inbegrip van het VN‑Verdrag inzake de rechten van het kind,
– gezien de Verdragen van Genève van 1949 en de aanvullende protocollen hierbij,
– gezien de verklaringen van de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV), Federica Mogherini, en met name die van 9 juli 2017 over een staakt-het-vuren in Syrië, van 25 november 2017 over de conferentie van de Syrische oppositie in Riyadh, en van 23 februari 2018 over het bloedbad in de wijk Oost-Ghouta, alsook haar opmerkingen bij aankomst op de zitting van de Raad Buitenlandse Zaken van 26 februari 2018,
– gezien de gezamenlijke verklaringen van de VV/HV, Federica Mogherini, en commissaris Stylianides over de recente aanvallen in Syrië van 3 oktober 2017, over de humanitaire situatie in Oost-Ghouta en Idlib van 20 februari 2018, en over de situatie in Oost-Ghouta en elders in Syrië van 6 maart 2018,
– gezien de verklaring van de VV/HV, Federica Mogherini, tijdens zijn plenaire vergadering van 6 februari 2018 over de mensenrechtensituatie in Turkije en de situatie in Afrin, Syrië,
– gezien Besluit 2011/273/GBVB van de Raad van 9 mei 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië(2), en de conclusies van de Raad van 26 februari 2018 over de toevoeging van twee nieuwe ministers aan de sanctielijst,
– gezien de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de VV/HV aan het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2017 getiteld "Elementen voor een EU-strategie voor Syrië" (JOIN(2017)0011), en de conclusies van de Raad over Syrië van 3 april 2017, die samen de nieuwe EU-strategie voor Syrië vormen,
– gezien de verklaring van de co-voorzitters van 5 april 2017 over de conferentie "Ondersteuning van de toekomst van Syrië en de regio", en gezien de eerdere conferenties over de situatie in Syrië die in Londen, Koeweit, Berlijn en Helsinki werden gehouden,
– gezien de verklaringen van de Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten (UNHRC), Zeid Ra'ad Al Hussein, in de Mensenrechtenraad in Genève over de situatie in Syrië, met name die van 26 februari 2018 en van 2 maart 2018, en zijn mondelinge update over de activiteiten van zijn bureau en de recente ontwikkelingen op het gebied van de mensenrechten van 7 maart 2018,
– gezien de verklaringen van de woordvoerder van de secretaris-generaal over Oost-Ghouta in de Syrische Arabische Republiek van 20 en 24 februari 2018,
– gezien het Handvest van de Verenigde Naties en alle VN-verdragen waarbij Syrië partij is,
– gezien de resoluties van de VN-Veiligheidsraad over Syrië (VNVR), in het bijzonder resolutie 2254 (2015) van 18 december 2015, resolutie 2393 (2017) van 19 december 2017 over toestemming voor grens- en frontlinieoverschrijdende hulpleveranties in Syrië, en resolutie 2401 (2018) van 24 februari 2018 over stopzetting van de vijandelijkheden in Syrië gedurende een periode van 30 dagen om de levering van humanitaire hulp mogelijk te maken,
– gezien de rapporten van de Onafhankelijke Internationale Onderzoekscommissie over de Syrische Arabische Republiek, in het leven geroepen door de UNHRC, en de resoluties van de UNHRC over de Syrische Arabische Republiek, in het bijzonder die van 5 maart 2018 over de verslechterende mensenrechtensituatie in Oost-Ghouta,
– gezien resolutie A-71/248 van de Algemene Vergadering van de VN van 21 december 2016 over een internationaal, onpartijdig en onafhankelijk mechanisme ter ondersteuning van het onderzoek naar en de vervolging van diegenen die, uit hoofde van internationale wetgeving, verantwoordelijk zijn voor de ernstigste misdrijven die sinds maart 2011 in de Syrische Arabische Republiek zijn gepleegd,
– gezien het Statuut van Rome en de oprichtingsdocumenten van het Internationaal Gerechtshof en van ad-hoctribunalen, zoals het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië, het Internationaal Straftribunaal voor Rwanda en het Speciale Tribunaal voor Libanon,
– gezien het memorandum over de totstandbrenging van de-escalatiegebieden in de Syrische Arabische Republiek, dat op 6 mei 2017 is ondertekend door Iran, Rusland en Turkije,
– gezien het rapport van het Population Fund van de VN van 2017 getiteld "Voices from Syria 2018 – Assessment Findings of the Humanitarian Needs Overview",
– gezien de verklaring van het Carnegie Middle East Center van 5 maart 2018 over de ontmoeting die het hoofd van het Syrische bureau voor nationale veiligheid, Ali Mamlouk, die op de sanctielijst van de EU staat, naar verluidt heeft gehad met de Italiaanse minister van Binnenlandse Zaken en de directeur van het Agentschap voor Voorlichting en Externe Veiligheid in Rome, een flagrante schending van Besluit 2011/273/GBVB van de Raad van 9 mei 2011 houdende restrictieve maatregelen tegen Syrië,
– gezien artikel 123, leden 2 en 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de burgeroorlog in Syrië al zeven jaar aanhoudt, ondanks diverse internationale inspanningen om een staakt-het-vuren tot stand te brengen en de basis te leggen voor een onderhandelde oplossing; overwegende dat de humanitaire situatie in het land bijgevolg schrijnend is; overwegende dat van 13 miljoen mensen, waaronder 6 miljoen kinderen, vastgesteld is dat ze enige vorm van humanitaire hulp nodig hebben; overwegende dat 6,1 miljoen mensen intern ontheemd zijn, dat 3 miljoen burgers in belegerde gebieden leven, en dat meer dan 5 miljoen mensen geregistreerde Syrische vluchtelingen zijn die in naburige regio's verblijven; overwegende dat ten minste 400 000 Syriërs het leven hebben verloren tijdens het conflict;
B. overwegende dat gebieden en steden als Idlib, Oost-Ghouta, Yarmouk, Foua en Kefraya al langer van de buitenwereld afgesloten zijn, met ernstige gevolgen voor de burgerbevolking, en dat ze als gevolg van het militaire offensief en de bombardementen door het Syrische regime op zijn eigen mensen, met ondersteuning van Rusland en Iran, niet van humanitaire hulp kunnen worden voorzien; overwegende dat Oost-Ghouta reeds vijf jaar door het Syrische regime en zijn bondgenoten wordt belegerd, waarbij burgers, inclusief kinderen, scholen en ziekenhuizen (met chemische wapens) worden gebombardeerd en beschoten, resulterend in honderden dodelijke slachtoffers; overwegende dat terroristische groeperingen in Oost-Ghouta er van beschuldigd zijn de hand te hebben in beschietingen van woonwijken in Damascus;
C. overwegende dat de situatie in Oost-Ghouta dermate kritiek is dat de secretaris-generaal van de VN, António Guterres, deze beschreef als de "hel op aarde"; overwegende dat de bevolking van Oost-Ghouta afgesneden is van elke vorm van steun door een blokkade sinds 14 februari 2018, toen één konvooi slechts 7 200 van de 400 000 mensen bereikte die in het gebied wonen; overwegende dat een VN‑hulpkonvooi er op 5 maart 2018 uiteindelijk in is geslaagd Douma te bereiken voor de levering van voedsel en medische hulpgoederen aan 27 500 hulpbehoevenden; overwegende dat het Syrische regime essentiële medische benodigdheden uit het konvooi heeft gehaald;
D. overwegende dat de VNVR op 24 februari 2018 haar goedkeuring heeft gehecht aan resolutie 2401, waarin de Veiligheidsraad alle partijen in het conflict oproept de vijandelijkheden onverwijld voor minstens 30 opeenvolgende dagen te staken om overeenkomstig het toepasselijk internationaal recht veilig en onbelemmerd continue humanitaire hulp te kunnen bieden en medische evacuaties van ernstig zieken en gewonden mogelijk te maken; overwegende dat het Syrische regime en de Russische en Iraanse troepen zich ondanks herhaalde oproepen van de internationale gemeenschap niet houden aan resolutie 2401 van de VN-Veiligheidsraad; overwegende dat het leger de 'bevrijding' van de regio als voorwendsel gebruikt om door te gaan met de aanvallen op burgers; overwegende dat Rusland de voorbije jaren zijn veto heeft uitgesproken over elf resoluties van de VN-Veiligheidsraad, waaronder die gericht op de vernieuwing van het gemeenschappelijk onderzoeksmechanisme van de Organisatie voor het verbod op chemische wapens (OPCW) van november 2017, en een actieve rol heeft gespeeld bij het beperken van de reikwijdte van de resolutie in kwestie;
E. overwegende dat deze aanvallen en het gebruik van uithongering van burgers door de belegering van bewoonde gebieden, en de verdrijving van bevolkingsgroepen, onder andere om een verandering van de demografische samenstelling te bewerkstelligen, als oorlogstactiek duidelijke schendingen zijn van het internationaal humanitair recht; overwegende dat het belemmeren van evacuaties en van de verstrekking van humanitaire hulp en medische zorg een flagrante schending is van het internationaal humanitair recht en van diverse resoluties van de VNVR;
F. overwegende dat de Turkse operatie Olijftak in de door de Koerden gecontroleerde provincie Afrin een nieuwe dimensie aan het conflict in Syrië heeft toegevoegd, waardoor de humanitaire problemen en de bezorgdheid over de negatieve gevolgen voor het kwetsbare interne evenwicht in Syrië en/of de inspanningen voor een onderhandelde oplossing nog zijn toegenomen; benadrukt dat al een groot aantal burgerslachtoffers is gemeld en dat het leven van honderden burgers op het spel staat; overwegende dat de VV/HV namens de EU duidelijk haar bezorgdheid hierover heeft geuit, de Turkse regering heeft opgeroepen haar offensief stop te zetten en heeft beklemtoond dat de inspanningen in eerste instantie gericht moeten zijn op het verslaan van terroristische organisaties die op de VN-lijst zijn geplaatst;
G. overwegende dat het regime van Assad, zijn bondgenoten én terroristische groepen zich in het conflict in Syrië onder andere schuldig maken aan willekeurige aanvallen en aanvallen met chemische wapens op burgers, wederrechtelijk doden, foltering en mishandeling, gedwongen verdwijningen, massale en willekeurige arrestaties, collectieve straffen, aanvallen op medisch personeel, en het ontzeggen van voedsel, water en medische hulp; overwegende dat deze misdrijven tot nog toe onbestraft zijn gebleven;
H. overwegende dat ISIS/Da'esh en andere jihadistische bewegingen zich schuldig hebben gemaakt aan gruweldaden en ernstige schendingen van het internationale recht, inclusief brutale executies en seksueel geweld, ontvoeringen, folteringen, gedwongen bekeringen, en slavernij van vrouwen en meisjes; overwegende dat kinderen worden gerekruteerd en gebruikt bij terroristische activiteiten; overwegende dat er ernstige bezorgdheid bestaat over het gebruik van burgers als menselijk schild in gebieden die in handen zijn van extremisten; overwegende dat deze misdaden neerkomen op oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en genocide;
I. overwegende dat de democratische oppositie in de huidige situatie verzwakt is en dat de burgers gevangen zitten tussen jihadistische terroristen en islamitische fundamentalisten aan de ene kant en aanhangers van het regime van Assad aan de andere kant;
J. overwegende dat de Raad op 26 februari 2018 de minister van Industrie en de minister van Informatie van de Syrische regering heeft toegevoegd aan de lijst van personen op wie beperkende EU-maatregelen tegen het Syrische regime van toepassing zijn vanwege de ernst van de situatie in het land;
K. dat het de plicht van de internationale gemeenschap en de afzonderlijke landen is om degenen die verantwoordelijk zijn voor schendingen van de internationale mensenrechten en het humanitair recht tijdens het conflict in Syrië ter verantwoording te roepen, onder meer via de toepassing van het beginsel van universele jurisdictie, alsmede van de nationale wetgeving; overwegende dat dit zowel kan worden gedaan op basis van bestaande nationale en internationale rechtsmiddelen, waaronder nationale rechtbanken en internationale tribunalen, als op basis van nog op te richten internationale gelegenheidstribunalen; overwegende dat niet alleen personen strafrechtelijk ter verantwoording kunnen worden geroepen, maar dat ook landen onder bepaalde voorwaarden kunnen worden vervolgd wegens niet-nakoming van verplichtingen uit hoofde van internationale verdragen en overeenkomsten waarover het Internationaal Gerechtshof rechtsmacht heeft, waaronder het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing van 1984 en het Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide van 1948;
L. overwegende dat de EU zich krachtig blijft inzetten voor succes bij de onderhandelingen onder auspiciën van de speciale gezant van de VN voor Syrië, het zogenoemde proces van Genève; overwegende dat de EU dit proces blijft ondersteunen, onder meer door de organisatie van de tweede conferentie van Brussel over "Steun voor de toekomst van Syrië en de regio", die op 24 en 25 april 2018 zal plaatsvinden;
M. overwegende dat de onderhandelingen in het kader van 'Genève' ook na de 9e gespreksronde op 25 en 26 januari 2018 in Wenen niet tot concrete vooruitgang in de richting van een vreedzame oplossing voor de crisis in Syrië hebben geleid; overwegende dat Rusland, Iran en Turkije op 4 mei 2017 in Kazachstan een overeenkomst hebben bereikt over de instelling van vier de-escalatiezones, die niet geëerbiedigd zijn en niet beschermd zijn door de garanderende partijen; overwegende dat het Syrische Congres voor een nationale dialoog, dat op 30 januari 2018 in Sochi plaatsvond, de oprichting van een constitutioneel comité heeft aangekondigd, dat evenwel niet door alle partijen is aanvaard;
N. overwegende dat als gevolg van de toestand in het land en het ontbreken van een brede, echte en inclusieve politieke omslag de EU-strategie voor Syrië nog steeds niet ten volle kan worden uitgevoerd, met name wat de aanzienlijke bijstand betreft die de Unie kan bieden bij de heropbouw van het land;
O. overwegende dat de EU en haar lidstaten sinds het uitbreken van de oorlog meer dan 10,4 miljard EUR hebben uitgegeven voor humanitaire hulp in de Syrische crisis, zowel intern, als extern in de omliggende regio, waarmee de EU de grootste donor is; overwegende dat de EU de buurlanden waar vluchtelingen worden opgevangen ook met aanzienlijke middelen heeft ondersteund en uitgebreid heeft geprezen;
1. veroordeelt eens te meer en in de meest krachtige bewoordingen de wreedheden en de grootschalige schendingen van de mensenrechten en het internationaal humanitair recht tijdens het conflict, en met name de daden van de troepen van het regime van Assad, waaronder die gepleegd met de steun van zijn bondgenoten Rusland en Iran, alsmede van bewegingen die op de VN-lijst van terroristische organisaties staan; betreurt dat bij het conflict in Syrië de afgelopen zeven jaar ten minste 400 000 mensen zijn omgekomen en nog eens duizenden gewond zijn geraakt bij bombardementen, beschietingen en andere militaire aanvallen, en dat miljoenen personen ontheemd zijn geraakt, terwijl burgers, als gevolg van langdurige belegeringen van dichtbevolkte gebieden, de toegang werd ontzegd tot voedsel, water, sanitaire voorzieningen en gezondheidszorg; spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over het toenemende geweld in vele delen van het land, bijvoorbeeld in Oost-Ghouta, Afrin en Idlib;
2. betreurt het falen van herhaaldelijke regionale en internationale pogingen om de oorlog te beëindigen ten zeerste, en dringt aan op hernieuwde en intensieve mondiale samenwerking om een vreedzame en duurzame oplossing voor het conflict te bewerkstelligen; beklemtoont dat de internationale gemeenschap onvoldoende steun heeft verleend aan de democratische oppositie; herbevestigt het primaat van het door de VN geleide proces van Genève en steunt de inspanningen van de speciale gezant van de VN voor Syrië, Staffan de Mistura, om te komen tot een daadwerkelijke en inclusieve politieke transitie, overeenkomstig resolutie 2254 van de VN-Veiligheidsraad, waarover is onderhandeld door alle partijen in Syrië en met de steun van belangrijke internationale en regionale actoren; benadrukt het feit dat een politieke oplossing voor het conflict moet worden gevonden; blijft zich inzetten voor de eenheid, soevereiniteit, territoriale integriteit en onafhankelijkheid van Syrië;
3. veroordeelt in de meest krachtige bewoordingen dat het geweld in Oost-Ghouta ondanks de unanieme goedkeuring van resolutie 2401 van de VN-Veiligheidsraad gewoon doorgaat, en roept alle partijen, en in het bijzonder het regime-Assad, Rusland en Iran, op die resolutie volledig en onverwijld ten uitvoer te leggen en te eerbiedigen, dat wil zeggen zorg te dragen voor de onmiddellijke, veilige, ongehinderde en duurzame levering van humanitaire bijstand, de evacuatie van de ernstig zieken en gewonden, en de verlichting van het lijden van de Syrische burgers; steunt ten volle de oproep aan alle partijen bij het conflict de vijandelijkheden onverwijld en voor minstens 30 opeenvolgende dagen te staken; herhaalt de oproep aan alle partijen, in het bijzonder de Syrische autoriteiten, zich te houden aan hun verantwoordelijkheid om de Syrische bevolking te beschermen en onmiddellijk een einde te maken aan alle aanvallen op burgers in Syrië; verzoekt de garantiegevers van het staakt-het-vuren in de de‑escalatiezones om hun verantwoordelijkheid nu ook volledig op zich te nemen, teneinde een einde te maken aan het geweld en de misdrijven die zijn gepleegd en onbelemmerde toegang tot deze zones te verlenen en te garanderen; neemt kennis van het besluit van de drie landen die betrokken zijn bij het proces van Astana om in april 2018 een nieuwe topbijeenkomst te houden om te spreken over Syrië en mogelijke stappen in de regio; benadrukt dat deze stappen geenszins de gesprekken onder auspiciën van de VN/het proces van Genève mogen ondermijnen en daarmee niet onverenigbaar mogen zijn;
4. herinnert de regimes van Syrië, Rusland en Iran eraan dat zij krachtens het internationaal recht verantwoordelijk zijn voor de gruwelijke misdrijven waar zij zich in Syrië schuldig aan blijven maken, en dat degenen die deze misdrijven plegen, of het nu gaat om staten of om individuen, ter verantwoording zullen worden geroepen;
5. betreurt het ten zeerste dat Rusland in de VNVR meermaals zijn veto heeft uitgesproken en dat geen overeenstemming is bereikt om het mandaat van het gezamenlijk onderzoeksmechanisme van de Organisatie voor het verbod van chemische wapens van de VN te verlengen vóór het verstrijken daarvan op 17 november 2017; is van oordeel dat deze houding beschamend is voor een permanent lid van de VNVR met een bijzondere verantwoordelijkheid voor de instandhouding van de internationale vrede en veiligheid; benadrukt dat de belemmering van internationale onderzoeken wereldwijd meer dan iets anders als teken van schuld wordt gezien;
6. toont zich diep verontrust door het Turkse optreden in Syrische gebieden die onder de controle van Koerdische troepen staan; maakt zich onverminderd grote zorgen over de escalerende situatie in Afrin, waaronder over de mogelijke confrontatie tussen Turkse strijdkrachten en Assad of Russische strijdkrachten, en over de oplopende spanningen met de Verenigde Staten; verzoekt de Turkse regering al haar troepen terug te trekken en een constructieve rol in het conflict in Syrië te vervullen, hetgeen ook in het nationale belang van Turkije zelf is; herhaalt het standpunt van de VV/HV dat het ontstaan van nieuwe fronten in Syrië niet in het belang van de Turkse veiligheid is en waarschuwt voor een verdere verslechtering van de humanitaire crisis in het land; verlangt de volledige eerbiediging van het humanitair recht, inclusief de bescherming van burgers, en dringt aan op een staakt-het-vuren in heel Syrië, dat wil zeggen inclusief Afrin;
7. herhaalt dat het de inspanningen van de wereldwijde coalitie tegen Da'esh steunt; onderstreept dat de coalitie en de Syrische partnertroepen aanzienlijke vooruitgang hebben geboekt in het offensief om Da'esh in Syrië te verslaan; herinnert eraan dat alle maatregelen voor het bestrijden van Da'esh en andere bewegingen die door de VN als terroristische groeperingen zijn aangemerkt, strikt in overeenstemming moeten zijn met het internationaal recht; verzoekt de lidstaten en hun bondgenoten toe te zien op transparantie, verantwoordingsplicht en de volledige naleving van het internationaal humanitair recht en de mensenrechtenwetgeving;
8. dringt nogmaals aan op veilige, tijdige en ongehinderde humanitaire toegang tot het gehele Syrische grondgebied, en is ingenomen met resolutie 2393 van de VN‑Veiligheidsraad, waarin de toestemming voor frontlinie- en grensoverschrijdende humanitaire hulp aan Syrië voor nog eens twaalf maanden wordt verlengd (tot 10 januari 2019); spoort de VN en haar uitvoeringspartners aan stappen te blijven zetten om meer humanitaire hulp te verstrekken in moeilijk te bereiken en belegerde gebieden, onder meer door zo doeltreffend als mogelijk gebruik te maken van grensovergangen uit hoofde van resolutie 2165 (2014) van de VN-Veiligheidsraad; steunt de oproep om de humanitaire ontmijningsacties in heel Syrië zo snel mogelijk te intensiveren, en herinnert alle conflictpartijen eraan dat ziekenhuis- en medisch personeel expliciete bescherming genieten onder het internationaal humanitair recht; betreurt de diverse gevallen van seksueel misbruik en wangedrag die zich hebben voorgedaan binnen internationale hulporganisaties, waaronder de seksuele uitbuiting van Syrische vluchtelingen door instanties die namens de VN en bekende internationale organisaties hulp leveren; verklaart stellig dat er geen sprake mag zijn van verdraagzaamheid ten aanzien van dergelijke daden; dringt aan op een grondig onderzoek en benadrukt dat alle verantwoordelijken moeten worden gestraft;
9. beklemtoont dat de gruwelijke misdaden die in Syrië worden gepleegd, waaronder tegen religieuze, etnische en andere groepen en minderheden, niet getolereerd of onbestraft mogen blijven; roept nogmaals op tot onafhankelijke, onpartijdige, grondige en geloofwaardige onderzoeken en vervolging van de verantwoordelijken, en ondersteunt de werkzaamheden van het internationaal, onpartijdig en onafhankelijk mechanisme (IIIM) voor de internationale misdrijven die sinds maart 2012 in de Syrische Arabische Republiek zijn gepleegd; stelt met tevredenheid vast dat de EU heeft besloten door middel van het instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede (IcSP) 1,5 miljoen EUR aan financiële steun te verstrekken aan het mechanisme; benadrukt evenwel dat ook na de looptijd van 18 maanden van het programma nog steun nodig zal zijn; onderstreept hoe belangrijk het is dat de lidstaten hun beloftes nakomen, en verwacht dat de financiering van het IIIM op de tweede conferentie van Brussel over "Steun voor de toekomst van Syrië en de regio" behandeld en geregeld zal worden; roept voorts op tot ondersteuning van organisaties van het maatschappelijk middenveld en ngo's die bewijsmateriaal van mensenrechtenschendingen en schendingen van het humanitaire recht verzamelen en trachten te bewaren;
10. is er vast van overtuigd dat het conflict in Syrië niet daadwerkelijk kan worden opgelost en dat in het land niet echt vrede tot stand kan worden gebracht zonder dat de plegers van misdaden ter verantwoording worden geroepen, en dringt aan op de vaststelling van een EU-strategie voor het ter verantwoording roepen van de plegers van misdaden in Syrië; herhaalt zijn steun voor de toepassing van het beginsel van universele jurisdictie om af te rekenen met straffeloosheid, en is verheugd over de maatregelen die een aantal EU‑lidstaten met het oog hierop hebben genomen; juicht het verder toe dat er lidstaten zijn die het initiatief hebben genomen om ernstige schendingen van het internationaal recht strafbaar te stellen op grond van hun nationale wetgeving; herhaalt zijn verzoek aan de EU en haar lidstaten om, in nauwe samenwerking met gelijkgestemde landen, te onderzoeken of er, in afwachting van een succesvolle verwijzing naar het ICC, een tribunaal voor oorlogsmisdaden in Syrië kan worden ingesteld; wijst op het belangrijke werk van het Europees Netwerk van contactpunten in verband met personen die zich aan genocide, misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden schuldig hebben gemaakt, en verzoekt de VV/HV en het Directoraat-Generaal voor Justitie en Consumenten dit Netwerk te ondersteunen en te betrekken bij de inspanningen voor Syrië op dit vlak in de toekomst;
11. eist dat eenieder het recht eerbiedigt van etnische en religieuze groepen en minderheden in Syrië, met inbegrip van christenen en alle verdrevenen, om waardig, gelijk en veilig te blijven wonen in, of terug te keren naar, hun historische en traditionele vaderland, en om hun geloof en overtuigingen volledig en vrij uit te oefenen zonder enige vorm van dwang, geweld of discriminatie; steunt de interreligieuze dialoog om wederzijds begrip te bevorderen en fundamentalisme te bestrijden;
12. blijft het onthutsend vinden dat de mensenrechtenactivist en laureaat van de Sacharovprijs Razan Zaitouneh, die naar verluidt in december 2013 in Douma door de gewapende groepering Jaysh al-Islam werd ontvoerd, nog altijd vermist is; dringt aan op de oprichting van een taskforce van de EU voor het opvoeren en coördineren van de inspanningen die erop gericht zijn haar te vinden en vrij te krijgen;
13. roept de VV/HV op alles in het werk te stellen om de vredesbesprekingen waarbij de VN als bemiddelaar optreedt nieuw leven in te blazen en een actievere rol in de onderhandelingen af te dwingen, daarbij gebruikmakend van de financiële capaciteit van de EU en haar bereidheid om een aanzienlijke bijdrage te leveren aan de wederopbouw van Syrië; dringt er bij de VV/HV op aan het Syrische maatschappelijk middenveld en al wie voorstander van een democratisch, pluralistisch en inclusief Syrië is actief te steunen en nauwer bij haar inspanningen voor de toekomst van het Syrische volk te betrekken, te beginnen met de tweede conferentie van Brussel op 24 en 25 april 2018; moedigt de VV/HV aan om samen met de Syrische bevolking lokale wederopbouwstrategieën uit te werken voor de diverse gebieden in Syrië; benadrukt dat de EU zich, in samenwerking met haar internationale partners, op alle mogelijke opties moet beraden, waaronder droppings van hulpgoederen vanuit de lucht en de instelling van no-flyzones op basis van een resolutie van de VN-Veiligheidsraad;
14. is ingenomen met de organisatie, door de EU, van de tweede conferentie van Brussel om de volledige politieke en economische steun van de internationale gemeenschap voor het proces van Genève ten behoeve van Syriërs in nood en de landen die Syrische vluchtelingen opvangen, zichtbaar te maken en in de praktijk te brengen; onderkent de indrukwekkende solidariteit die Jordanië, Libanon en Turkije ten aanzien van vluchtelingen hebben betoond, en dringt aan op verhoging van de financiële steun van de EU en haar lidstaten voor het aanpakken van de dringende behoeften van vluchtelingen en hun gastgemeenschappen; waarschuwt voor het starten van acties voor wederopbouw vóór er sprake is van een via onderhandelingen in het kader van de VN gesloten politieke overeenkomst tussen alle partijen; verzoekt de VV/HV om maatschappelijke organisaties nauwer bij deze conferentie te betrekken; dringt in dit verband aan op meer steun voor vreedzame en democratische Syrische organisaties van het maatschappelijk middenveld en mensenrechtenactivisten, waaronder middels het Madad-fonds, het Instrument voor bijdrage aan vrede en stabiliteit, en het Europees Instrument voor democratie en mensenrechten; roept de internationale gemeenschap op haar onvervulde beloften van humanitaire hulp in Syrië en zijn buurlanden gestand te doen;
15. beklemtoont de lovenswaardige inspanningen die de EU levert als het aankomt op het verlenen van humanitaire hulp en het uitstippelen van een toekomst voor Syrië; herinnert eraan dat de EU zich, overeenkomstig haar eigen strategie, niet gecommitteerd heeft aan het onvoorwaardelijk verlenen van hulp voor de wederopbouw van Syrië, maar alleen aan steun vanaf het moment dat serieus een begin is gemaakt met een alomvattende, daadwerkelijke en inclusieve politieke transitie, na onderhandelingen door de Syrische partijen bij het conflict op basis van resolutie 2254 van de VN‑Veiligheidsraad; beklemtoont dat het regime-Assad, het Rusland van Poetin en Iran de primaire verantwoordelijkheid dragen voor de economische gevolgen van hun militaire optreden; geeft aan dat alle steun voor wederopbouw, op basis van een 'bottom-up'-benadering en de geslaagde empowerment van plaatselijke actoren, en onder uitsluiting van terroristische groeperingen, gericht moet zijn op vrede en verantwoordingsplicht;
16. veroordeelt krachtig dat kinderen worden ingezet bij gevechten of terroristische aanslagen; benadrukt dat het van fundamenteel belang is kinderen, waaronder de vluchtelingenkinderen in de buurlanden, te beschermen en prioriteit te geven aan hun toegang tot onderwijs, alsmede steun te geven voor de psychologische rehabilitatie van deze getraumatiseerde kinderen;
17. spreekt zijn bezorgdheid uit over het bericht dat 66 000 vluchtelingen in 2017 naar Syrië zijn teruggekeerd en onderstreept dat het beginsel van non-refoulement ten volle moet worden geëerbiedigd; benadrukt dat de veiligheidssituatie in Syrië de terugkeer van vluchtelingen niet mogelijk maakt en dat de EU de terugkeer niet mag ondersteunen; herhaalt zijn verzoek aan de lidstaten om hun eigen beloften na te komen, met inbegrip van die in de Verklaring van New York, en te zorgen voor een verdeling van de lasten door de mensen die oorlogsgebieden in Syrië ontvluchten, toe te staan bescherming te zoeken in andere dan de directe buurlanden van Syrië, onder meer middels hervestiging en humanitaire toelatingsregelingen;
18. steunt de toevoeging, op 26 februari 2018, aan de lijst van personen op wie beperkende EU-maatregelen tegen het Syrische regime van toepassing zijn van twee Syrische ministers die in januari 2018 zijn benoemd en verantwoordelijk zijn voor repressief optreden tegen het Syrische volk; verzoekt alle lidstaten met klem volledig uitvoering te geven aan Besluit 2013/255/GBVB van de Raad betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië, en in het bijzonder de vermogens van de in dat besluit genoemde personen te bevriezen en de toegang te beperken van de personen die voordeel hebben van of steun verlenen aan het regime van Assad; veroordeelt de recente meldingen van inbreuken op dit besluit en herinnert de lidstaten aan hun plicht uit hoofde van het internationaal recht om personen op hun grondgebied die verdacht worden van wreedheden te arresteren en vast te zetten; dringt erop aan dat aanvullende sancties worden opgelegd aan Rusland en Iran na hun doelgerichte en weloverwogen acties tegen de burgerbevolking in Oost‑Ghouta, alsmede elders in Syrië;
19. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Verenigde Naties, de leden van de Internationale Steungroep voor Syrië en alle partijen die betrokken zijn bij het conflict, en ook te zorgen voor vertaling van deze tekst in het Arabisch.