Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2017/3016(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : B8-0183/2018

Ingediende teksten :

B8-0183/2018

Debatten :

PV 16/04/2018 - 23
CRE 16/04/2018 - 23

Stemmingen :

PV 17/04/2018 - 6.11
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P8_TA(2018)0102

Aangenomen teksten
PDF 189kWORD 56k
Dinsdag 17 april 2018 - Straatsburg
Versterken van de positie van vrouwen en meisjes via de digitale sector
P8_TA(2018)0102B8-0183/2018

Resolutie van het Europees Parlement van 17 april 2018 over het versterken van de positie van vrouwen en meisjes via de digitale sector (2017/3016(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien artikel 2 en artikel 3, lid 3, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en artikel 8 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

–  gezien artikel 23 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

–  gezien de Verklaring en het Actieplatform van Peking, aangenomen tijdens de vierde Wereldvrouwenconferentie in 1995, en met name het aandachtsgebied "Vrouwen en de media",

–  gezien het slotdocument van 16 december 2015 van de ontmoeting op hoog niveau van de Algemene Vergadering van de VN betreffende de algemene evaluatie van de tenuitvoerlegging van de conclusies van de Wereldtop over de informatiemaatschappij,

–  gezien het Strategisch engagement voor gendergelijkheid 2016‑2019 van de Commissie,

–  gezien de mededeling van de Commissie van 6 mei 2015 getiteld "Strategie voor een digitale eengemaakte markt voor Europa" (COM(2015)0192) en de tussentijdse evaluatie van de uitvoering daarvan getiteld "Een connectieve digitale interne markt" (COM(2017)0228),

–  gezien pijler II van de strategie van de Commissie voor een digitale eengemaakte markt, die gericht is op het scheppen van gunstige en gelijke voorwaarden en een klimaat waarin digitale netwerken en innovatieve diensten tot bloei kunnen komen, en pijler III, die ondersteuning biedt aan een inclusieve digitale maatschappij waarin burgers over de nodige vaardigheden beschikken om de mogelijkheden van het internet te benutten en meer kans te maken op de arbeidsmarkt,

–  gezien het kader voor onderwijs en opleiding 2020,

–  gezien de studie van de Commissie getiteld "ICT for work: Digital skills in the workplace" en gezien de mededeling van de Commissie van 10 juni 2016 getiteld "Een nieuwe agenda voor vaardigheden voor Europa – Samenwerken ter versterking van het menselijk kapitaal, de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt en het concurrentievermogen" (COM(2016)0381),

–  gezien de diepteanalyse getiteld "Empowering women on the Internet", die in oktober 2015 door het directoraat-generaal Intern beleid van het Parlement werd gepubliceerd(1),

–  gezien het verslag van de Commissie van 1 oktober 2013 getiteld "Women active in the ICT sector",

–  gezien het onderzoek van het Europees Instituut voor gendergelijkheid (European Institute for Gender Equality, EIGE) van 26 januari 2017 getiteld "Gender and Digital Agenda",

–  gezien zijn resolutie van 24 mei 2012 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke beloning van mannelijke en vrouwelijke werknemers voor gelijke of gelijkwaardige arbeid(2),

–  gezien zijn resolutie van 12 maart 2013 over de uitbanning van genderstereotypen in de EU(3),

–  gezien zijn resolutie van 12 september 2013 over de digitale agenda voor groei, mobiliteit en werkgelegenheid: tijd voor een hogere versnelling(4), en met name de Grote Coalitie voor digitale vaardigheden en banen,

–  gezien zijn resolutie van 8 oktober 2015 over de toepassing van Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep(5),

–  gezien zijn resolutie van 28 april 2016 over gendergelijkheid en het versterken van de positie van de vrouw in het digitale tijdperk(6),

–  gezien de vraag aan de Commissie over het versterken van de positie van vrouwen en meisjes via de digitale sector (O‑000004/2018 – B8‑0010/2018),

–  gezien artikel 128, lid 5, en artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat de digitalisering de manier waarop mensen zich toegang tot informatie verschaffen, informatie verstrekken, communiceren, sociale contacten onderhouden, studeren en werken ingrijpend heeft veranderd, waardoor nieuwe mogelijkheden voor deelname aan publieke en politieke discussies, het onderwijs en de arbeidsmarkt worden gecreëerd, alsook nieuwe mogelijkheden voor een zelfbepaald leven, en een enorm economisch potentieel wordt geboden voor de Europese Unie en daarbuiten; overwegende dat de digitalisering niet alleen van invloed is op de markten, maar ook op de maatschappij als geheel;

B.  overwegende dat de informatiemaatschappij, aangestuurd door informatie- en communicatietechnologie (ICT) grote mogelijkheden meebrengt voor het genereren en verdelen van rijkdom en kennis;

C.  overwegende dat vrouwen als bevolkingsgroep wereldwijd minder vaak online zijn dan mannen; dat 68 % van de mannen en 62 % van de vrouwen regelmatig gebruik maakt van computers en van internet; dat 54 % van de mannen en 48 % van de vrouwen regelmatig gebruik maakt van internet op mobiele apparaten; dat 33 % van de mannen de software zelf op deze apparaten installeert, tegenover slechts 18 % van de vrouwen; dat 41 % van de mannen internetradio en -televisie gebruikt, tegenover 35 % van de vrouwen; dat 47 % van de mannen gebruik maakt van internetbankieren, tegenover 35 % van de vrouwen; dat 22 % van de mannen producten via internet verkoopt, tegenover slechts 17 % van de vrouwen; dat 20 % van de mannen producten via internet koopt, tegenover 13 % van de vrouwen;

D.  overwegende dat digitale-communicatiemodellen ertoe hebben bijgedragen dat er voorwaarden zijn ontstaan die haatzaaien en bedreiging van vrouwen op grotere schaal bevorderen, en dat 18 % van de vrouwen in Europa sinds het bereiken van de puberteit wel eens te maken heeft gehad met een vorm van onlinepesten; overwegende dat het aantal bedreigingen, waaronder doodsbedreigingen, ten aanzien van vrouwen is toegenomen; overwegende dat het maatschappelijk besef omtrent digitale vormen van geweld nog steeds ontoereikend is; overwegende dat verschillende vormen van geweld via internet nog steeds niet volledig door het rechtskader in aanmerking worden genomen;

E.  overwegende dat slechts 2 % van alle vrouwen op de arbeidsmarkt werkzaam is in technische en wetenschappelijke beroepen alsmede vrije beroepen, tegenover 5 % mannen; overwegende dat in Europa slechts negen op de honderd ontwikkelaars vrouw zijn, dat slechts 19 % van de leidinggevenden in de ICT-sector vrouw is (tegenover 45 % in andere dienstensectoren) en dat vrouwen slechts 19 % van alle ondernemers in deze sectoren uitmaken (tegenover 54 % in andere dienstensectoren);

F.  overwegende dat er sprake is van een aanzienlijke genderkloof wat betreft de toegang tot arbeids- en onderwijskansen op het gebied van informatie- en communicatietechnologie en digitale geletterdheid;

G.  overwegende dat seksisme en genderstereotypen een grote hindernis vormen voor de gelijkheid tussen vrouwen en mannen, en de genderkloof in de digitale sector verder vergroten, waardoor het voor vrouwen moeilijk is om hun capaciteiten als gebruikers, innovatoren en makers volledig te ontplooien;

H.  overwegende dat banen, niet alleen in de ICT-sector, steeds vaker een zekere mate van e-vaardigheden en digitale geletterdheid vereisen en dat deze tendens in de toekomst wellicht zal toenemen, waarbij voor de meerderheid van de banen en vacatures een breder scala aan digitale vaardigheden nodig zal zijn;

I.  overwegende dat verbetering van de digitale vaardigheden en IT-geletterdheid een unieke kans biedt om het evenwicht tussen werk en privéleven te verbeteren doordat de toegang tot onderwijs en opleiding groter wordt en de toetreding tot de arbeidsmarkt gemakkelijker, niet alleen voor vrouwen en meisjes maar ook voor personen met bijzondere behoeften, zoals personen met een handicap, alsook voor de bewoners van plattelandsgebieden en streken die ver van stedelijke centra gelegen zijn; overwegende dat digitalisering van de werkplek wellicht bepaalde uitdagingen meebrengt die moeten worden opgelost; overwegende dat een toename van het aantal vrouwen in de ICT‑sector (een van de sectoren met de best betaalde banen) kan bijdragen aan de versterking van hun financiële positie en zelfstandigheid, waardoor de totale loonkloof tussen mannen en vrouwen kleiner wordt en de financiële onafhankelijkheid van vrouwen wordt versterkt; overwegende dat slechts ca. 16 % van de bijna acht miljoen personen die in Europa werkzaam zijn in de ICT-sector vrouw is;

J.  overwegende dat de digitalisering vrouwen nieuwe mogelijkheden voor ondernemerschap biedt, waaronder kleinschalig digitaal ondernemerschap, dat in veel gevallen geen aanzienlijk startkapitaal vereist, alsook voor ondernemingen in het kader van de sociale economie, die de sociale integratie bevorderen; overwegende dat vrouwelijk digitaal ondernemerschap moet worden ondersteund, daar het een van de snelst groeiende en florerende sectoren van de economie is, die talloze mogelijkheden voor innovatie en groei biedt, en dat vrouwen slechts 19 % van de ondernemers op dit gebied uitmaken;

K.  overwegende dat de toetreding van meer vrouwen tot de ICT-sector bevorderlijk zou zijn voor een markt waarop arbeidstekorten worden verwacht en gelijke deelname van vrouwen jaarlijks een winst van ongeveer 9 miljard EUR zou opleveren voor het Europese bbp; overwegende dat vrouwen nog steeds sterk ondervertegenwoordigd zijn in ICT-opleidingen, waar zij slechts ca. 20 % uitmaken van het aantal afgestudeerden op dit gebied, en slechts 3 % van alle vrouwelijke afgestudeerden een ICT-diploma heeft; overwegende dat vrouwen worden geconfronteerd met talrijke moeilijkheden om in de ICT-sector te integreren en werkzaam te blijven; overwegende dat de door mannen gedomineerde werkomgeving, waarin slechts 30 % van het personeelsbestand vrouw is, bijdraagt aan de tendens dat veel vrouwen binnen een paar jaar na het behalen van hun universiteitsdiploma de ICT-sector weer verlaten; overwegende dat de arbeidsparticipatie van vrouwen op de digitale arbeidsmarkt met de leeftijd afneemt; overwegende dat vrouwen onder de 30 met een ICT-diploma 20 % van de ICT-sector uitmaken, tegenover 15,4 % vrouwen tussen 31 en 45, en 9 % vrouwen boven de 45;

L.  overwegende dat Europa volgens de studie over in de ICT-sector actieve vrouwen tegen 2020 zal worden geconfronteerd met een tekort van 900 000 werknemers in de ICT-sector; overwegende dat de ICT-sector snel groeit en elk jaar ongeveer 120 000 nieuwe banen schept;

M.  overwegende dat de ICT-sector zich kenmerkt door een bijzonder hoge mate van verticale en horizontale segregatie en een kloof tussen de onderwijskwalificaties van vrouwen en hun functieniveau in de ICT-sector; overwegende dat minder dan 20 % van de ICT-ondernemers vrouw is; overwegende dat het merendeel (54 %) van de vrouwen in de ICT minder goed betalende en minder vaardigheden vereisende banen heeft en dat slechts een kleine minderheid (8 %) softwareontwikkelingsfuncties bekleedt die hoogwaardige vaardigheden vereisen; overwegende dat vrouwen ook ondervertegenwoordigd zijn in de besluitvorming binnen deze sector en dat slechts 19,2 % van de werknemers in de ICT-sector een vrouwelijke leidinggevende heeft, terwijl dat voor 45,2 % van de werknemers in andere sectoren het geval is;

N.  overwegende dat met name vrouwen van 55 jaar en ouder het risico lopen werkloos te raken en inactief te zijn op de arbeidsmarkt, en dat de gemiddelde arbeidsparticipatie in de EU voor vrouwen in de leeftijd tussen 55 en 64 jaar slechts 49 % bedraagt, tegenover 62 % voor mannen; overwegende dat een laag niveau van IT-geletterdheid en e-vaardigheden dit risico verder verhoogt; overwegende dat verbetering van en investeringen in de digitale vaardigheden van vrouwen van 55 jaar en ouder hun kans op werk vergroot en hun een zekere mate van bescherming biedt tegen uitsluiting van de arbeidsmarkt;

O.  overwegende dat volgens de gegevens van Eurostat uit 2014 meer vrouwen (42,3 %) dan mannen (33,6 %) hoger onderwijs volgen, maar dat vrouwen in groteren getale vertegenwoordigd zijn in de geesteswetenschappen dan in de natuurwetenschappen; overwegende dat slechts 9,6 % van de vrouwelijke studenten in het hoger onderwijs een ICT-gerelateerde opleiding volgt, tegenover 30,6 % van de mannelijke studenten; overwegende dat vrouwen nog altijd fors ondervertegenwoordigd zijn bij initiatieven die gericht zijn op de verdere bevordering van digitaal onderwijs en digitale vaardigheden, zoals de EU-programmeerweek, ICT for Better Education, de Startup Europe Leaders Club en de Grote Coalitie voor digitale banen;

P.  overwegende dat de lage participatiegraad van vrouwen en meisjes in aan ICT gerelateerd onderwijs en later op de arbeidsmarkt voortvloeit uit een complexe interactie tussen genderstereotypen die in de vroege levensfase en onderwijsfase begint en blijft voortduren tijdens de professionele loopbaan;

1.  roept de Commissie op de digitale agenda en de strategie voor de digitale eengemaakte markt beter te benutten en gerichter in te zetten om de brede genderkloof in de ICT-sector aan te pakken en naar volledige integratie van vrouwen in deze sector te streven, met name waar het gaat om technische en telecommunicatiebanen, en onderwijs en opleiding voor vrouwen en meisjes in ICT en andere vakken op het terrein van wetenschap, technologie, engineering en wiskunde (de zogenaamde STEM-competenties) te bevorderen;

2.  is ingenomen met de acties ter ondersteuning van de integratie en participatie van vrouwen in de informatiemaatschappij die zijn opgenomen in het strategisch engagement voor gendergelijkheid 2016‑2019; spoort de Commissie aan de maatregelen ten uitvoer te leggen die gericht zijn op het verkleinen van de loon-, inkomens- en pensioenkloof tussen mannen en vrouwen en aldus armoede onder vrouwen te bestrijden, en voorrang te verlenen aan het bevorderen van banen voor vrouwen in de ICT-sector, genderstereotypen te bestrijden en gendergelijkheid op alle niveaus en in alle vormen van onderwijs te bevorderen, ook in verband met gendergerelateerde studie- en carrièrekeuzes, overeenkomstig de prioriteiten zoals vastgelegd in het kader voor onderwijs en opleiding 2020;

3.  moedigt de Commissie en de lidstaten aan om binnen het strategisch kader voor onderwijs en opleiding 2020 samen te werken om oplossingen te vinden en beste praktijken uit te wisselen met betrekking tot vroegtijdig digitaal onderwijs, waaronder het toegankelijk maken van e-vaardigheden en programmeren voor meisjes, en in latere onderwijsstadia met betrekking tot programma's die gericht zijn op het vergroten van het aantal vrouwen dat voor een STEM-opleiding kiest en hierin afstudeert, aangezien dit vrouwen in staat zou stellen op voet van gelijkheid met mannen volledige toegang te krijgen tot elektronische diensten en te profiteren van de loopbaankansen voor ingenieurs en IT‑specialisten die voorspeld worden;

4.  verzoekt de EU en de lidstaten de door de VN en de VN-organen bepleite acties te ontwikkelen, te ondersteunen en uit te voeren, met name in het kader van de Verklaring en het Actieplatform van Peking en de wereldtop over de informatiemaatschappij (WSIS), ook in het kader van schoolprogramma's, teneinde op Europees en mondiaal niveau de versterking van de positie van de vrouw in het digitale tijdperk na te streven;

5.  roept de Commissie en de lidstaten op de genderkloof in de ICT-sector aan te pakken door de nadruk te leggen op de voordelen van diversiteit en door bijkomende en krachtigere initiatieven te ontplooien voor zowel ondernemingen als vrouwen, bijvoorbeeld door te wijzen op rolmodellen, begeleidingsprogramma's en loopbanen, en aldus de zichtbaarheid van vrouwen te vergroten; moedigt de lidstaten aan steun te verlenen aan en maatregelen te treffen voor onder meer de ontwikkeling van online-inhoud die gendergelijkheid bevordert, voor de bevordering van toegang tot en het gebruik van ICT als instrument om genderdiscriminatie te bestrijden, bijvoorbeeld op het gebied van gendergeweld, en voor het bereiken van een evenwicht tussen werk en privéleven;

6.  spreekt zijn voldoening uit over het EU-actieplan 2017-2019 voor het aanpakken van de loonkloof tussen vrouwen en mannen (COM(2017)0678); wijst op de noodzaak om de naleving van het in het VEU verankerde beginsel van gelijk loon voor gelijk werk voor vrouwen en mannen te verbeteren, en roept de Commissie op de in Actie II van het Plan genoemde initiatieven om meer vrouwen ertoe te bewegen voor STEM-beroepen te kiezen, ten uitvoer te leggen, hetgeen er volgens het EIGE toe zou kunnen leiden dat de loonkloof tegen 2050 gedicht wordt dankzij de hogere productiviteit van STEM-banen;

7.  verzoekt de Commissie en de lidstaten middelen beschikbaar te stellen en de toegang tot bestaande middelen te verbeteren teneinde vrouwelijke ondernemers te stimuleren en te ondersteunen, met name in het kader van de digitale transformatie van de industrie, zodat elk bedrijf, ongeacht zijn omvang, de sector waarin het actief is of zijn locatie in Europa, kan profiteren van digitale innovatie; onderstreept in dit verband dat digitale-innovatiehubs, die van essentieel belang zijn voor het faciliteren van de digitale transformatie, zich met name op vrouwelijke ondernemers zouden moeten richten alsmede op startende bedrijven die in handen zijn van vrouwen; roept de Commissie op de genderkloof in het proces van digitalisering over de hele breedte aan te pakken;

8.  verzoekt de Commissie en de lidstaten steun te verlenen aan een leven lang leren en aan scholing en regelingen die deelnemers helpen zich beter aan te passen aan of voor te bereiden op een potentiële loopbaanwisseling in verband met de groeiende vraag naar e‑vaardigheden in veel verschillende sectoren, en daarbij bijzondere aandacht te schenken aan vrouwen boven de 55, met name degenen die zorgtaken hebben, evenals aan vrouwen die hun loopbaan hebben onderbroken of herintreden, zodat zij niet achterblijven in de steeds snellere overgang naar digitalisering en behoed worden voor uitsluiting van de arbeidsmarkt;

9.  onderstreept het nut van het gebruik van internet voor campagnes, forums en het zichtbaarder maken van vrouwelijke rolmodellen, waarmee gendergelijkheid sneller dichterbij komt; spoort de Commissie en de lidstaten aan steun te verlenen aan onlinenetwerken van vrouwen, daar deze een bottom-upbenadering bieden voor de versterking van de positie van vrouwen;

10.  dringt er bij de Commissie op aan de oprichting van netwerken tussen organisaties uit het maatschappelijk middenveld en professionele mediaorganisaties te stimuleren, teneinde vrouwen in staat te stellen een actieve rol te spelen en de specifieke behoeften van vrouwen in de media te erkennen;

11.  vestigt de aandacht op de essentiële rol van het maatschappelijk middenveld in de internetgovernance; verzoekt de Commissie en de lidstaten een constructieve dialoog aan te gaan met digitale middenveldorganisaties en deze te ondersteunen;

12.  moedigt alle autoriteiten en spelers van het maatschappelijk middenveld aan de invoering en tenuitvoerlegging van e-diensten, e-vaardigheden en digitale vormen van werk die het evenwicht tussen werk en privéleven in onze samenleving kunnen verbeteren, te ondersteunen en ervoor te zorgen dat vrouwen geen dubbele last opgelegd wordt; verzoekt de Commissie en de lidstaten na te gaan wat de kansen en uitdagingen van digitalisering zijn, ook wat arbeidsomstandigheden betreft, zoals onzekere vormen van arbeid en werkgerelateerde geestelijkegezondheidsproblemen;

13.  wijst erop hoe belangrijk het is te zorgen voor gendermainstreaming in de onderwijssector door digitale geletterdheid en de deelname van vrouwen en meisjes aan ICT-onderwijs en -opleidingen te bevorderen middels de opname van programmeren, nieuwe media en technologieën in de onderwijsprogramma's op alle niveaus, alsook in buitenschools, informeel en niet-formeel onderwijs, en in alle soorten onderwijs en opleidingen, ook voor onderwijspersoneel, teneinde de digitalevaardigheidskloven te verkleinen en te overbruggen en meisjes en jonge vrouwen aan te moedigen te kiezen voor een loopbaan in de wetenschap of de ICT; wijst op het belang van een permanente dialoog met de sociale partners om de genderkloof op dit gebied te dichten;

14.  moedigt de lidstaten aan om vanaf de vroegste schooltijd op leeftijd afgestemd ICT-onderwijs in te voeren, met speciale nadruk op het motiveren van meisjes om op digitaal gebied interesses en talenten te ontwikkelen, en dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan meisjes al op jonge leeftijd aan te moedigen om onderwijs op STEM-gebied te gaan volgen, aangezien meisjes zich tijdens hun onderwijsloopbaan al eerder afkeren van deze vakgebieden vanwege de genderstereotypen die ermee samenhangen, een gebrek aan rolmodellen en verschillen in activiteiten en speelgoed, met als gevolg dat er op universiteiten in deze vakgebieden sprake is van een ondervertegenwoordiging van vrouwen die uiteindelijk doorwerkt op de werkvloer;

15.  moedigt de lidstaten en de Commissie aan om, met name door middel van informatie- en bewustmakingscampagnes, de deelname van vrouwen te bevorderen in bedrijfstakken die stereotiep als "mannelijk" worden beschouwd, zoals in het geval van digitalisering; onderstreept de noodzaak om bewustmakings-, opleidings- en gendermainstreamingscampagnes te organiseren voor alle actoren die betrokken zijn bij digitaliseringsbeleid; wijst op de noodzaak om steun te verlenen aan de verwerving van e-vaardigheden door vrouwen in sectoren die niet ICT-intensief zijn maar waar in de nabije toekomst digitale vaardigheden en competenties vereist zullen zijn;

16.  verzoekt de Commissie en de lidstaten, alsook het bedrijfsleven, om gendergelijkheid in de ICT te bevorderen middels het verzamelen van naar gender uitgesplitste gegevens over ICT-gebruik en het ontwikkelen van streefcijfers, indicatoren en benchmarks waarmee de vooruitgang van de toegang van vrouwen tot ICT kan worden gevolgd, en om voorbeelden van beste praktijken bij ICT-bedrijven te bevorderen; verzoekt het EIGE gegevens bijeen te brengen over de wijze waarop digitale diensten beter kunnen worden ingezet ten gunste van vrouwen en gendergelijkheid;

17.  wijst erop hoe belangrijk het is om de uitdagingen te identificeren die ontstaan doordat ICT en internet worden gebruikt om misdaden te begaan, bedreigingen te uiten of intimidatie van of geweld tegen vrouwen te begaan; dringt er bij de beleidsmakers op aan deze vraagstukken naar behoren aan te pakken en te zorgen voor een kader dat waarborgt dat handhavingsinstanties digitale misdaden effectief kunnen aanpakken; verzoekt de Commissie en de lidstaten te waarborgen dat meisjes beschermd worden tegen reclame in de digitale wereld die hen mogelijk aanzet tot gedrag dat hun gezondheid schaadt;

18.  verzoekt de EU-instellingen en de lidstaten campagnes te voeren die vrouwen voorlichten over de voordelen van ICT, maar ook over de gevaren ervan, en hen van de nodige scholing en kennis voorzien over de vraag hoe zij zichzelf online kunnen beschermen;

19.  verzoekt de EU-instellingen, -agentschappen en -organen, alsook de lidstaten en hun rechtshandhavingsinstanties, samen te werken en concrete maatregelen te nemen om hun acties ter bestrijding van het gebruik van ICT om misdrijven te begaan in verband met mensenhandel, cyberpesten en cyberstalken, te coördineren, aangezien deze vaak grensoverschrijdend van aard zijn en coördinatie op EU-niveau cruciaal is voor het vervolgen van deze misdaden; verzoekt de lidstaten hun strafrecht tegen het licht te houden om te waarborgen dat nieuwe vormen van digitaal geweld worden gedefinieerd en als zodanig erkend;

20.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1) Diepteanalyse "Empowering women on the Internet", Europees Parlement, directoraat-generaal Intern beleid, beleidsondersteunende afdeling C – Rechten van de burger en constitutionele zaken, Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid, oktober 2015.
(2) PB C 264 E van 13.9.2013, blz. 75.
(3) PB C 36 van 29.1.2016, blz. 18.
(4) PB C 93 van 9.3.2016, blz. 120.
(5) PB C 349 van 17.10.2017, blz. 56.
(6) PB C 66 van 21.2.2018, blz. 44.

Laatst bijgewerkt op: 3 december 2018Juridische mededeling - Privacybeleid