1. Besluit van het Europees Parlement van 18 april 2018 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming Shift2Rail voor het begrotingsjaar 2016 (2017/2186(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming Shift2Rail voor het begrotingsjaar 2016,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming Shift2Rail voor het begrotingsjaar 2016, vergezeld van het antwoord van de Gemeenschappelijke Onderneming(1),
– gezien de verklaring van de Rekenkamer(2) voor het begrotingsjaar 2016 waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, overeenkomstig artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 20 februari 2018 betreffende de aan de Gemeenschappelijke Onderneming te verlenen kwijting voor de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2016 (05943/2018 – C8-0095/2018),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002(3), en met name artikel 209,
– gezien Verordening (EU) nr. 642/2014 van de Raad van 16 juni 2014 tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Shift2Rail(4), en met name artikel 12,
– gezien Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 110/2014 van de Commissie van 30 september 2013 tot vaststelling van de financiële modelregeling voor publiek-private partnerschapsorganen bedoeld in artikel 209 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad(5),
– gezien artikel 94 en bijlage IV van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie vervoer en toerisme (A8-0076/2018),
1. verleent de uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke Onderneming Shift2Rail kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Bureau voor het begrotingsjaar 2016;
2. formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke Onderneming Shift2Rail, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (L-serie).
2. Besluit van het Europees Parlement van 18 april 2018 over de afsluiting van de rekeningen van de Gemeenschappelijke Onderneming Shift2Rail voor het begrotingsjaar 2016 (2017/2186(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming Shift2Rail voor het begrotingsjaar 2016,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming Shift2Rail voor het begrotingsjaar 2016, vergezeld van het antwoord van de Gemeenschappelijke Onderneming(1),
– gezien de verklaring van de Rekenkamer(2) voor het begrotingsjaar 2016 waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, overeenkomstig artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 20 februari 2018 betreffende de aan de Gemeenschappelijke Onderneming te verlenen kwijting voor de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2016 (05943/2018 – C8-0095/2018),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002(3), en met name artikel 209,
– gezien Verordening (EU) nr. 642/2014 van de Raad van 16 juni 2014 tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Shift2Rail(4), en met name artikel 12,
– gezien Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 110/2014 van de Commissie van 30 september 2013 tot vaststelling van de financiële modelregeling voor publiek-private partnerschapsorganen bedoeld in artikel 209 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad(5),
– gezien artikel 94 en bijlage IV van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie vervoer en toerisme (A8-0076/2018),
1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van de Gemeenschappelijke Onderneming Shift2Rail voor het begrotingsjaar 2016;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke Onderneming Shift2Rail, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (L-serie).
3. Resolutie van het Europees Parlement van 18 april 2018 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming Shift2Rail voor het begrotingsjaar 2016 (2017/2186(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming Shift2Rail voor het begrotingsjaar 2016,
– gezien artikel 94 en bijlage IV van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie vervoer en toerisme (A8-0076/2018),
A. overwegende dat de Gemeenschappelijke Onderneming Shift2Rail (de "Gemeenschappelijk Onderneming") in juni 2014 bij Verordening (EU) nr. 642/2014 van de Raad(1) (de verordening tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming) werd opgericht voor een periode van 10 jaar;
B. overwegende dat de oprichtende leden bestaan uit de Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, en partners uit de spoorwegindustrie (de belangrijkste belanghebbenden, onder wie fabrikanten van spoorwegmateriaal, spoorwegondernemingen, infrastructuurbeheerders en onderzoekscentra), met de mogelijkheid voor andere entiteiten om als geassocieerde leden deel te nemen aan de Gemeenschappelijke Onderneming;
C. overwegende dat de doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming zijn: a) een gemeenschappelijke Europese spoorwegruimte te verwezenlijken; b) de aantrekkelijkheid en het concurrentievermogen van het Europese spoorwegsysteem te verbeteren; c) te zorgen voor een modale verschuiving van het wegvervoer naar het spoor; en d) de leidende positie van de Europese spoorwegindustrie op de wereldmarkt te handhaven;
D. overwegende dat de Gemeenschappelijke Onderneming in mei 2016 autonoom is gaan functioneren;
Algemene opmerkingen
1. stelt vast dat het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming voor het op 31 december 2016 afgesloten jaar (het "verslag van de Rekenkamer") op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële situatie van de Gemeenschappelijke Onderneming per 31 december 2016, van de resultaten van haar verrichtingen en kasstromen en van de veranderingen van de nettoactiva in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig haar financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels;
2. stelt vast dat de Rekenkamer in haar verslag verklaart dat de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming voor het begrotingsjaar 2016 op alle materiële punten wettig en regelmatig zijn;
3. merkt op dat de bijdrage van de Unie aan de werkzaamheden van de Gemeenschappelijke Onderneming maximaal 450 000 000 EUR bedraagt, die via Horizon 2020 moet worden betaald; merkt op dat de leden afkomstig uit de industrie van de Gemeenschappelijke Onderneming ten minste 470 000 000 EUR aan middelen moeten bijdragen, waarvan ten minste 350 000 000 EUR aan bijdragen in natura en in contanten voor operationele activiteiten en administratieve kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming en ten minste 120 000 000 EUR aan bijdragen in natura voor de aanvullende activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming;
Financieel en begrotingsbeheer
4. merkt op dat de definitieve begroting 2016 die beschikbaar was voor tenuitvoerlegging 50 200 000 EUR aan vastleggingskredieten en 52 300 000 EUR aan betalingskredieten bevatte; benadrukt dat de benuttingspercentages voor de vastleggings- en betalingskredieten respectievelijk 94 % en 82 % bedroegen, hetgeen een laag percentage is, met name voor betalingskredieten; stelt voorts vast dat de meeste betalingen die de Gemeenschappelijke Onderneming in 2016 verrichtte, voorfinancieringsbetalingen waren voor Horizon 2020-projecten die waren geselecteerd in het kader van de oproepen tot het indienen van voorstellen van 2015 en 2016;
5. stelt vast dat van de 450 000 000 EUR aan Horizon 2020-middelen die aan het Shift2Rail-initiatief waren toegewezen, 52 000 000 EUR gereserveerd was voor het Horizon 2020-werkprogramma vervoer 2014-2015, dat door de Commissie werd beheerd, wat ertoe leidde dat 398 000 000 EUR werd toegewezen aan de Gemeenschappelijke Onderneming; merkt op dat de Gemeenschappelijke Onderneming eind 2016 voor 92 400 000 EUR aan vastleggingen en voor 42 700 000 EUR aan betalingen (10,7 % van de toegewezen middelen) had gedaan voor de uitvoering van de eerste reeks projecten;
6. erkent dat de leden afkomstig uit de industrie van de 350 000 000 EUR die zij moesten bijdragen aan de operationele activiteiten en de administratieve kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming, eind 2016 – dat wil zeggen vier maanden nadat de Gemeenschappelijke Onderneming van start was gegaan met haar eerste Horizon 2020-projecten – bijdragen in natura ter hoogte van 4 500 000 EUR voor operationele activiteiten hadden gerapporteerd, waarvan 3 000 000 EUR was gecertificeerd; stelt vast dat de raad van bestuur 3 200 000 EUR aan contante bijdragen aan de administratieve kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming had gevalideerd;
7. stelt vast dat de leden afkomstig uit de industrie van de 120 000 000 EUR die zij aan aanvullende activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming moesten bijdragen, eind 2016 al 55 000 000 EUR (45,8 %) hadden gerapporteerd, waarvan 35 200 000 EUR was gecertificeerd;
8. merkt op dat de totale bijdragen van de leden afkomstig uit de industrie eind 2016 62 700 000 EUR bedroegen, vergeleken met een EU-bijdrage in contanten van 48 500 000 EUR;
9. stelt vast dat als gevolg van de oproepen van 2015 en 2016 de Gemeenschappelijke Onderneming in 2016 27 subsidieovereenkomsten heeft ondertekend, en dat de waarde van de onderzoeks- en innovatieactiviteiten van die oproepen 167,3 miljoen EUR bedroeg, tot maximaal 79,1 miljoen EUR mede te financieren door de Gemeenschappelijke Onderneming;
Preventie van en omgang met belangenconflicten en transparantie
10. stelt vast dat hoewel de Gemeenschappelijke Onderneming verplicht is de fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie bij onderzoek te volgen, zij eind 2016 nog geen specifieke risicobeoordeling voor fraudebestrijding had uitgevoerd, noch een actieplan had vastgesteld voor de uitvoering van haar eigen fraudebestrijdingsstrategie, allebei belangrijke en verwachte beheerssystemen en beste praktijken, aan de hand van de door de Commissie verstrekte methodologie; stelt vast dat de Gemeenschappelijke Onderneming in 2017 de eerste stappen heeft gezet in de richting van het opstellen van haar eigen actieplan voor fraudebestrijding, namelijk een bewustwordingstraining voor haar medewerkers, georganiseerd door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), en een risicobeoordeling voor fraudebestrijding; stelt vast dat dit plan zal worden gevolgd door een effectbeoordeling ter vaststelling van de hoofddoelstellingen die de belangrijkste zwakke punten moeten verhelpen (in het 4de kwartaal van 2017) en een evaluatie van de fraudebestrijdingsstrategie en het actieplan tegen juni 2018;
Selectie en aanwerving van personeel
11. merkt op dat de Gemeenschappelijke Onderneming in 2016 zeven personeelsleden heeft aangeworven, overeenkomstig haar organigram: een uitvoerend directeur, een hoofd administratie en financiën, een communicatiefunctionaris, een IT-assistent en drie programmabeheerders;
12. stelt vast dat de Gemeenschappelijke Onderneming eind 2016 in totaal 17 personeelsleden in dienst had, zoals voorzien in het organigram;
Interne controles
13. stelt vast dat de Gemeenschappelijke Onderneming volgens het verslag van de Rekenkamer een actieplan heeft opgesteld voor de uitvoering van haar interne-controlekader, waarin rekening wordt gehouden met de resultaten van een risicobeoordeling die de dienst Interne Audit van de Commissie (DIA) in december 2016 heeft afgerond; stelt verder vast dat door onafhankelijke extern controleurs uitgevoerde controles achteraf van declaraties voor projectkosten in de loop van 2017 zullen beginnen, na de validatie van de eerste kostendeclaraties;
14. neemt kennis van het feit dat de DIA de rol van intern controleur van de Gemeenschappelijke Onderneming vervult en in deze hoedanigheid indirect verslag uitbrengt aan de raad van bestuur en de uitvoerend directeur; stelt vast dat de eerste auditopdracht bestond uit het opstellen van een risicoprofiel van de Gemeenschappelijke Onderneming met het doel een driejarenplan voor interne controles vast te stellen;
Operationele aanbesteding en subsidies
15. spreekt zijn verontrusting uit over het feit dat de Gemeenschappelijke Onderneming in haar aanbestedingsprocedures voor diensten zo onverstandig is geweest om een maximaal contractbudget vast te leggen; merkt op dat er geen bewijs was dat dit maximumbedrag gebaseerd was op een kostenramingsproces en op een systeem met een redelijke marktprijs als referentie; is van mening dat daarmee niet gegarandeerd wordt dat haar meerjarige dienstverleningscontracten kosteneffectief zijn, aangezien in de praktijk blijkt dat de meeste ontvangen offertes dicht in de buurt van het maximale contractbudget komen; is ingenomen met het feit dat de door de Gemeenschappelijke Onderneming gevolgde aanpak aansluit bij de bepalingen van het Vademecum voor de plaatsing van opdrachten van de Commissie en van de beginselen van haar Financieel Reglement;
16. wijst erop dat de Gemeenschappelijke Onderneming in twee van acht gevallen subsidie aan projectconsortia verstrekte, ondanks het feit dat de door het Uitvoerend Agentschap Onderzoek verrichte controles van de financiële draagkracht van de begunstigden erop wezen dat de financiële capaciteit van de coördinerende leden afkomstig uit de industrie van de consortia te kort schoot; merkt op dat dit wijst op een onnodig hoog financieel risico voor de afronding van deze projecten en dat het financiële risico bijzonder hoog was in één bepaald geval, waarin meer dan 45 % van de totale projectfinanciering aan de coördinerende partner was toegewezen; verzoekt de Gemeenschappelijke Onderneming vóór eind 2018 duidelijke redenen op te geven waarom zij besloot een dergelijk risico te nemen en de kwijtingsautoriteit schriftelijk in kennis te stellen van de vorderingen van beide projecten, als onderdeel van de follow-up van de kwijting; vestigt de aandacht op de aanhoudende grote noodzaak van een gedegen risicobeoordelingssysteem dat op alle punten wordt nageleefd;
Overige punten
17. verzoekt de Commissie te zorgen voor de rechtstreekse betrokkenheid van de Gemeenschappelijke Onderneming bij de tussentijdse evaluatie van Horizon 2020 met het oog op verdere vereenvoudiging en harmonisatie van gemeenschappelijke ondernemingen;
18. erkent de noodzaak dat de Gemeenschappelijke Onderneming via de instellingen van de Unie de burgers van de Unie op de hoogte stelt van het belang van het onderzoek en de samenwerking die binnen haar kader plaatsvinden; benadrukt dat het belangrijk is om de aandacht te vestigen op de echte verbeteringen als gevolg van die werkzaamheden, die een belangrijk onderdeel van haar mandaat vormen, alsook op het feit dat zij samenwerkt met andere gemeenschappelijke ondernemingen bij de bevordering van de bewustwording bij de burgers van de voordelen die hun werkzaamheden opleveren; merkt in dit verband op dat veel van de private partners van de Gemeenschappelijke Onderneming eveneens over mogelijkheden beschikken om rechtstreeks met de burgers van de Unie te communiceren en dat zij zouden moeten worden aangemoedigd om bij te dragen aan dergelijke inspanningen;
19. onderstreept het feit dat onderzoek en innovatie in de spoorwegsector van cruciaal belang zijn voor het tot stand brengen van een veilig en op mondiaal niveau concurrerend spoorwegsysteem, en een belangrijke rol spelen met het oog op een aanzienlijke vermindering van de levenscycluskosten van het spoorvervoerssysteem en een aanzienlijke stijging van de capaciteit van het spoorvervoerssysteem, wat betreft betrouwbaarheid en stiptheid, alsook met het oog op het opheffen van de resterende technische belemmeringen voor de interoperabiliteit en ter vermindering van de negatieve externe effecten die verband houden met vervoer; onderstreept daarnaast dat de doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming het tot stand brengen van één Europese spoorwegruimte en het vergroten van de aantrekkelijkheid en het concurrentievermogen van het Europese spoorwegstelsel zijn;
20. brengt in herinnering dat onderzoek en innovatie geen geïsoleerd proces is dat één enkele regel voor procesbeheer gebruikt; onderstreept dan ook dat het uitermate belangrijk is die projecten op het gebied van onderzoek en innovatie te identificeren die voor innovatieve oplossingen voor de markt kunnen zorgen; onderstreept dat het voor de toekomstige ontwikkeling van de Gemeenschappelijke Onderneming zeer belangrijk is dat er wijzigingen worden aangebracht in de verordening tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming alsook in haar statuten, teneinde de doeltreffendheid ervan te vergroten; onderstreept met name dat het beginsel van meerjarige financiering in de verordening moet worden opgenomen, en dat er flexibele tijdschema's voor het publiceren van projectvoorstellen moeten worden vastgesteld;
21. benadrukt het belang van samenwerking tussen de Gemeenschappelijke Onderneming en het Spoorwegbureau van de Europese Unie (ERA); is ingenomen met de rol van het ERA in de vergaderingen van de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming; verzoekt de Gemeenschappelijke Onderneming in haar jaarlijkse activiteitenverslag meer concrete informatie te verstrekken over de belangrijkste resultaten van deze samenwerking;
22. neemt nota van het feit dat, in de eerste maanden nadat zij autonoom was geworden, de Gemeenschappelijke Onderneming een aantal verkennende werkzaamheden heeft gestart om na te gaan hoe zij gebruik kan maken van geplande activiteiten in andere programma’s en fondsen van de Unie met betrekking tot de spoorwegsector, met name het Europees Fonds voor Strategische Investeringen, het Regionaal Fonds en het Cohesiefonds, en dat de Gemeenschappelijke Onderneming voornemens is deze activiteit verder te ontwikkelen; verzoekt de Gemeenschappelijke Onderneming nadere gegevens te verstrekken over hoe zij van plan is synergieën te ontwikkelen tussen deze activiteiten en wat de verwachte resultaten zijn;
23. onderstreept dat projecten op het gebied van onderzoek en innovatie door een hoger niveau van technologische paraatheid in de demonstratie- en implementatiefase moeten worden gevolgd; onderstreept dat aanvullende financiering middels passende financieringsinstrumenten essentieel is voor de totstandbrenging van een concurrerend spoorwegsysteem in de toekomst.