Resolutie van het Europees Parlement van 19 april 2018 over de tenuitvoerlegging van het Bolognaproces – stand van zaken en follow‑up (2018/2571(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien artikel 14 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
– gezien zijn resolutie van 13 maart 2012 over de bijdrage van de Europese instellingen aan de versteviging en de uitbouw van het Bolognaproces(1),
– gezien de conclusies van de Raad van 25 en 26 november 2013 over de globale dimensie van het Europese hoger onderwijs(2),
– gezien de mededeling van de Commissie van 20 september 2011 getiteld "Ondersteuning van groei en werkgelegenheid – een agenda voor de modernisering van de Europese hogeronderwijssystemen" (COM(2011)0567),
– gezien de conclusies van de Raad van 28 en 29 november 2011 over de modernisering van het hoger onderwijs(3),
– gezien de mededeling van de Commissie van 20 november 2012 getiteld "Een andere kijk op onderwijs: investeren in vaardigheden voor betere sociaal-economische resultaten (COM(2012)0669),
– gezien aanbeveling 2006/143/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2006 over verdere Europese samenwerking op het gebied van de kwaliteitsborging in het hoger onderwijs(4),
– gezien de gezamenlijke verklaring die op 19 juni 1999 in Bologna werd ondertekend door de ministers van Onderwijs van 29 Europese landen (Bolognaverklaring),
– gezien zijn resolutie van 28 april 2015 over de follow‑up van de tenuitvoerlegging van het Bolognaproces(5),
– gezien de mededeling van de Commissie van 14 november 2017 getiteld "De Europese identiteit versterken via onderwijs en cultuur" (COM(2017)0673),
– gezien de vraag aan de Commissie over de tenuitvoerlegging van het Bolognaproces – Stand van zaken en follow‑up (O‑000020/2018 – B8‑0014/2018),
– gezien de ontwerpresolutie van de Commissie cultuur en onderwijs,
– gezien artikel 128, lid 5, en artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat het Bolognaproces een intergouvernementeel initiatief is waarmee landen ernaar streven om via een open en op samenwerking gebaseerde dialoog gemeenschappelijke doelstellingen te realiseren door middel van internationaal overeengekomen verbintenissen, en aldus bij te dragen aan de totstandbrenging van de Europese hogeronderwijsruimte (EHOR); overwegende dat hoogwaardig hoger onderwijs een essentiële component is in de ontwikkeling van een brede en geavanceerde kennismaatschappij, die er uiteindelijk toe bijdraagt dat er een stabiele, vreedzame en verdraagzame samenleving wordt opgebouwd doordat zij gelijke kansen waarborgt en hoogwaardig onderwijs dat voor iedereen toegankelijk is;
B. overwegende dat het Bolognaproces de mobiliteit heeft bevorderd door te zorgen voor een grotere internationalisering van het hoger onderwijs en door de compatibiliteit en de vergelijkbaarheid van de normen van de verschillende hogeronderwijssystemen te verbeteren, met inachtneming van de beginselen van academische vrijheid en institutionele autonomie en met de nadruk op het verbeteren van de kwaliteit van het hoger onderwijs en het bieden van gelijke kansen aan de burgers;
C. overwegende dat de EHOR op touw is gezet met het oog op de invoering van een systeem met drie cycli (bachelor, master en doctoraat) en om de Europese hogeronderwijssystemen beter vergelijkbaar te maken en aantrekkelijker te maken in de wereld;
D. overwegende dat onderwijs een van de belangrijkste pijlers van onze samenleving is en overwegende dat hoger onderwijs een belangrijke rol te spelen heeft bij het bevorderen van de persoonlijke ontwikkeling en de ontwikkeling van vaardigheden, het vergroten van de inzetbaarheid en het concurrentievermogen, het versterken van de burgerzin, actief burgerschap en intercultureel begrip, het bevorderen van gemeenschappelijke waarden en het aanpakken van de uitdagingen van een snel veranderende wereld;
E. overwegende dat de Commissie een vernieuwde EU-agenda voor hoger onderwijs heeft uitgebracht met het oog op het ondersteunen van de hogeronderwijsinstellingen en de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor hoger onderwijs; overwegende dat andere landen in de EHOR geleidelijk bij dit proces kunnen worden betrokken door middel van overleg en de uitwisseling van goede praktijken;
F. overwegende dat het streven naar een open en inclusieve EHOR op basis van kwaliteit en wederzijds vertrouwen de basis van het Bolognaproces is;
G. overwegende dat het Bolognaproces en de EHOR 48 landen omvatten, waaronder veel belangrijke buren en partners van de EU; overwegende dat het Bolognaproces de doeltreffendheid van de partnerschappen met derde landen op het gebied van hoger onderwijs vergroot en prikkels biedt voor hervormingen in het onderwijs en andere gebieden in de landen in kwestie;
H. overwegende dat, rekening houdend met de ongelijke vooruitgang bij de tenuitvoerlegging van het Bolognaproces in de EHOR en de moeilijkheden bij de uitvoering van de overeengekomen structurele hervormingen in veel gevallen, de toegenomen en vereenvoudigde mobiliteit van studenten en gezamenlijke diploma's de twee belangrijke verwezenlijkingen van het Bolognaproces zijn;
I. overwegende dat in 2015 Belarus is toegelaten tot de EHOR, onder de voorwaarde dat het voldoet aan de vereisten die zijn vastgesteld in de routekaart van Belarus voor de hervorming op het gebied van hoger onderwijs; overwegende dat de autoriteiten van Belarus eind 2017 niet aan hun verplichtingen hadden voldaan en hun hervormingen weer op de rails moeten krijgen;
1. roept de deelnemende landen op tot een sterker politiek engagement en verzoekt ze de onderlinge samenwerking met betrekking tot de realisatie van de gezamenlijk overeengekomen doelstellingen in de hele EHOR te bevorderen, waar nodig met de ontwikkeling van passende wettelijke kaders om de ontwikkeling van de EHOR te consolideren, de geloofwaardigheid ervan te versterken en ervoor te zorgen dat zij uitgroeit tot een referentiepunt voor academische excellentie wereldwijd, terwijl de mogelijkheden voor mobiliteit worden versterkt, om ervoor te zorgen dat een zo groot mogelijk aantal studenten betrokken is;
2. verzoekt de deelnemende landen te zorgen voor transparante, toegankelijke en billijke mechanismen voor de toekenning van mobiliteitsbeurzen en vergoedingen; verzoekt de EU en de lidstaten hun onderwijsbudgetten te verhogen om ervoor te zorgen dat hoger onderwijs in een openbare instelling gratis is en toegankelijk voor iedereen, met het oog op de bevordering van een leven lang leren (LLL);
3. verzoekt de Commissie en de deelnemende landen de erkenning te faciliteren van academische studietijdvakken en studiepunten die verworven zijn in het buitenland, alsmede kwalificaties voor academische en professionele doeleinden en eerdere leerervaringen, en te werken aan de ontwikkeling van systemen voor kwaliteitsbewaking; is van mening dat de Unie, de lidstaten en de universiteiten regelingen moeten treffen om financiële en administratieve ondersteuning te bieden aan studenten, academici en personeel uit een kansarm milieu, door middel van passende financiering, onder andere voor deelname aan mobiliteitsprojecten, en verzoekt hen de toegang tot het hoger onderwijs verder open te stellen door de mogelijkheden voor een leven lang leren op academisch niveau uit te breiden, aanvullende vormen van leren te bevorderen, bijvoorbeeld niet-formeel en informeel onderwijs, en meer open leertrajecten op te bouwen door het opheffen van de bestaande barrières tussen verschillende onderwijsniveaus;
4. verzoekt de betrokken belanghebbenden en instellingen een oplossing te vinden voor het probleem van de korte cyclus, waar een kwalificerend examen voor inschrijving aan de universiteit moet worden afgelegd voor toelating en toegang tot het programma van het bachelordiploma;
5. verzoekt de EHOR-landen een inclusievere mobiliteit van studenten, docenten, onderzoekers en administratief personeel te bevorderen, omdat mobiliteit zowel bijdraagt tot de persoonlijke en professionele ontwikkeling en tot een grotere kwaliteit van leren, onderwijzen, onderzoek en administratie; pleit ervoor mobiliteit op te nemen in onderwijsprogramma's en het leren van vreemde talen te verbeteren; verzoekt de lidstaten passende overheidsfinanciering te verstrekken en de middelen in kwestie efficiënter te gebruiken om ervoor te zorgen dat studenten en onderzoekers over voldoende middelen beschikken om in het buitenland te studeren en dat hun sociale en economische achtergrond geen belemmering vormt;
6. wijst erop dat de verspreiding van kennis, onderzoek en wetenschap in de EHOR-landen een essentieel onderdeel is van de EU-strategie voor de periode na 2020 en in belangrijke mate bijdraagt aan de bevordering van het Europees burgerschap;
7. verzoekt de Commissie te beoordelen in hoeverre de doelstellingen gerealiseerd zijn van de ministerconferentie van 2015 in Jerevan met betrekking tot de kwaliteit van onderwijs en leren en het verbeteren van de inzetbaarheid van afgestudeerden gedurende hun hele beroepsleven;
8. benadrukt het feit dat het verbeteren van de sociale dimensie van het hoger onderwijs belangrijk is; verzoekt de EHOR-landen de strategie inzake de sociale dimensie van de EHOR effectief ten uitvoer te leggen en concrete mogelijkheden te bieden voor toegang tot en de voltooiing van hoger onderwijs voor studenten met een handicap en studenten uit een kansarm milieu;
9. verzoekt de EHOR-landen ervoor te zorgen dat raadplegingen en kritische beoordelingen van hun instellingen voor hoger onderwijs worden uitgevoerd op internationaal niveau en te werken aan een beter gecoördineerde aanpak van de tenuitvoerlegging van de gezamenlijk overeengekomen hervormingen ter verwezenlijking van de doelstellingen van het Bolognaproces, alsmede effectieve erkenning van niet-formeel onderwijs en informeel leren om de inzetbaarheid van de studenten en hun maatschappelijk engagement te vergroten;
10. benadrukt dat ondervertegenwoordigde groepen meer toegang moeten krijgen, meer bepaald door vaste kwantitatieve doelen vast te stellen voor toegangs- en voltooiingspercentages; benadrukt dat het van belang is de toegang van vluchtelingen en asielzoekers tot alle instellingen in de EHOR te waarborgen en te bevorderen, en herinnert eraan dat de "aantrekkelijkheid" van hoger onderwijs in Europa ook afhangt van de mate waarin dit zonder enige vorm van discriminatie alle studenten kan bedienen;
11. verzoekt de Commissie toezicht te houden op de vorderingen met betrekking tot de doelstellingen inzake de sociale dimensie van het Bolognaproces, alsmede met betrekking tot ruimere inclusiviteitsdoelstellingen;
12. vraagt dat tijdens de ministerconferentie die zal plaatsvinden dit jaar in Parijs, verslag wordt uitgebracht over de realisatie van de doelstelling die is bepaald tijdens de vorige ministerconferentie (mei 2015 in Jerevan), namelijk de voltooiing van de totstandbrenging van de EHOR;
13. vraagt dat tijdens de volgende ministerconferentie over de EHOR in 2018 in Parijs een kritische beoordeling wordt uitgevoerd van het Bolognaproces, om a) de resterende obstakels en mogelijke oplossingen te identificeren en te zorgen voor een behoorlijke nakoming van de verplichtingen, b) ondersteuning te bieden aan landen die een achterstand hebben met betrekking tot de uitvoering van de essentiële verplichtingen van het Bolognaproces door middel van een verbetering van de capaciteitsopbouw en specifieke mechanismen en procedures te ontwikkelen om gevallen van niet-naleving aan te pakken en c) nieuwe EHOR-doelstellingen te verkennen voor de periode na 2020 en de dialoog te verbeteren tussen regeringen, hogeronderwijsinstellingen en onderzoeksinstituten, om zo bij te dragen tot de opbouw van een meer geïntegreerde, kwalitatief hoogwaardige, inclusieve, aantrekkelijke en concurrerende EHOR;
14. verzoekt de EHOR-landen Belarus op de EHOR-agenda te houden; verzoekt de Commissie middelen te verstrekken voor de operaties die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van de routekaart van Belarus voor de hervorming op het gebied van hoger onderwijs;
15. verzoekt het secretariaat van de follow-upgroep voor het Bolognaproces om een follow‑up van de verslagen dat dezelfde richtsnoeren in verschillende landen van de EHOR op verschillende wijze zijn uitgevoerd en dat verschillende achtergronden en verschillende hoeveelheden beschikbare middelen hebben geleid tot aanzienlijke verschillen tussen de EHOR-instellingen;
16. benadrukt het feit dat het versterken en het bieden van mogelijkheden voor een maatschappelijke discussie over de sector van het hoger onderwijs en de uitdagingen voor de belanghebbenden belangrijk is; benadrukt het feit dat het belangrijk is de deelname van studenten, onderzoekers, docenten en niet-onderwijzend personeel aan de governance van hoger onderwijs te bevorderen;
17. benadrukt het feit dat de publieke financiering voor onderwijs moet worden verhoogd en dat het centrale streefcijfer van de EU van 3 % van het bbp van de Unie in O&O tegen 2020 moet worden geëerbiedigd;
18. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten.