Resolutie van het Europees Parlement van 4 juli 2018 over het standpunt van de Raad inzake het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 2/2018 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018: boeking van het overschot van het begrotingsjaar 2017 (09325/2018 – C8-0277/2018 – 2018/2057(BUD))
Het Europees Parlement,
– gezien artikel 314 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien artikel 106 bis van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,
– gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002(1) van de Raad, en met name artikel 18, lid 3, en artikel 41,
– gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018, definitief vastgesteld op 30 november 2017(2),
– gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020(3),
– gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer(4),
– gezien Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad van 26 mei 2014 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie(5),
– gezien het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 2/2018, dat de Commissie op 13 april 2018 heeft goedgekeurd (COM(2018)0227),
– gezien het standpunt inzake het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 2/2018, vastgesteld door de Raad op 18 juni 2018 en toegezonden aan het Europees Parlement op 19 juni 2018 (09325/2018 – C8‑0277/2018),
– gezien de artikelen 88 en 91 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A8‑0209/2018),
A. overwegende dat het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 2/2018 dient om het overschot van het begrotingsjaar 2017, te weten 555,5 miljoen EUR, op te nemen in de begroting voor 2018;
B. overwegende dat dit overschot hoofdzakelijk bestaat uit hogere ontvangsten ten belope van 338,6 miljoen EUR, onderbestedingen van 383,4 miljoen EUR en positief uitvallende wisselkoersverschillen van 166,4 miljoen EUR;
C. overwegende dat aan de inkomstenzijde het grootste verschil te danken is aan een hoger dan verwacht resultaat van achterstandsrente en boetes (342,6 miljoen EUR);
D. overwegende dat aan de uitgavenzijde de onderbesteding voor 2017 van de betalingen door de Commissie 201,5 miljoen EUR bedroeg (waarvan 99,3 miljoen EUR voor de reserve voor noodhulp) en de onderbesteding 53,5 miljoen EUR bedraagt voor de overdrachten van 2016, en dat daarnaast de onderbesteding door andere instellingen 82,6 miljoen EUR bedroeg voor 2017 en 45,7 miljoen EUR voor de overdrachten van 2016;
1. neemt kennis van het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 2/2018, zoals ingediend door de Commissie, dat uitsluitend tot doel heeft het overschot van 2017, ter hoogte van 555,5 miljoen EUR, in de begroting op te nemen, overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012, en neemt kennis van het standpunt van de Raad hierover;
2. herinnert eraan dat de lage onderbesteding bij de betalingen aan het eind van het jaar 2017 alleen mogelijk is gemaakt door de goedkeuring van gewijzigde begroting nr. 6/2017, waardoor de betalingskredieten met 7 719,7 miljoen EUR zijn verlaagd vanwege grote vertragingen bij de uitvoering, met name in rubriek 1b "Economische, sociale en territoriale cohesie"; herinnert er verder aan dat alle gewijzigde begrotingen in 2017, ook al werden de vastleggingskredieten aanzienlijk verhoogd (bijv. 1 166,8 miljoen EUR in het kader van het Solidariteitsfonds van de EU voor Italië, 500 miljoen EUR voor het Werkgelegenheidsinitiatief voor jongeren, 275 miljoen EUR voor het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling), volledig werden gefinancierd door herschikkingen van ongebruikte betalingskredieten; betreurt dat de vertragingen bij de tenuitvoerlegging en de opstelling van onnauwkeurige prognoses door de lidstaten in 2018 lijken voort te duren;
3. wijst eens te meer op het relatief hoge niveau van de mededingingsboetes in 2017, in totaal 3 273 miljoen EUR; is van mening dat, naast een eventueel overschot als gevolg van onderbesteding, het mogelijk moet zijn om alle inkomsten die voortvloeien uit boetes of die verband houden met te late betalingen opnieuw te gebruiken in de begroting van de Unie, zonder dat de bni-bijdragen dienovereenkomstig worden verlaagd; pleit er opnieuw voor om hiertoe een speciale reserve aan te leggen in de begroting van de Unie, die geleidelijk zal worden aangevuld met alle soorten onvoorziene andere ontvangsten en die naar behoren wordt overgedragen om extra uitgavenmogelijkheden te creëren wanneer hier behoefte aan is;
4. is verder van mening dat, gezien de dringende noodzaak om snel een antwoord te bieden op de migratieproblematiek en gezien de vertragingen bij de verlenging van de Vluchtelingenfaciliteit in Turkije, het overschot van 555,5 miljoen EUR voor 2017 een uitstekende oplossing zou kunnen zijn om de bijdrage van de Unie aan dit instrument voor 2018 te financieren zonder dat grenzen van de algemene begroting van de Unie worden bereikt;
5. keurt het standpunt van de Raad inzake het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 2/2018 goed;
6. verzoekt zijn Voorzitter te constateren dat de gewijzigde begroting nr. 2/2018 definitief is vastgesteld en zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;
7. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de overige instellingen en de betrokken organen, alsmede aan de nationale parlementen.