Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2018/2024(BUD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A8-0247/2018

Ingediende teksten :

A8-0247/2018

Debatten :

PV 04/07/2018 - 19
CRE 04/07/2018 - 19

Stemmingen :

PV 05/07/2018 - 6.11
CRE 05/07/2018 - 6.11
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P8_TA(2018)0311

Aangenomen teksten
PDF 173kWORD 61k
Donderdag 5 juli 2018 - Straatsburg
Begroting 2019 - Mandaat voor de trialoog
P8_TA(2018)0311A8-0247/2018
Resolutie
 Bijlage

Resolutie van het Europees Parlement van 5 juli 2018 over het mandaat voor de trialoog over de ontwerpbegroting 2019 (2018/2024(BUD))

Het Europees Parlement,

–  gezien artikel 314 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien artikel 106 bis van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

–  gezien het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019, goedgekeurd door de Commissie op 23 mei 2018 (COM(2018)0600),

–  gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002(1),

–  gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020(2), en de latere wijziging daarvan bij Verordening (EU, Euratom) 2017/1123 van de Raad van 20 juni 2017(3),

–  gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer(4),

–  gezien zijn resolutie van 15 maart 2018 over de algemene richtsnoeren voor de voorbereiding van de begroting 2019, afdeling III – Commissie(5),

–  gezien de conclusies van de Raad van 20 februari 2018 over de begrotingsrichtsnoeren voor 2019 (06315/2018),

–  gezien artikel 86 bis van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Begrotingscommissie en de adviezen van de overige betrokken commissies (A8-0247/2018),

Ontwerpbegroting 2019 – de solidariteit versterken en de weg bereiden voor een duurzame toekomst

1.  herinnert eraan dat het in zijn resolutie van 15 maart 2018 de volgende prioriteiten voor de EU-begroting voor 2019 heeft aangemerkt: duurzame groei, innovatie, concurrentievermogen, veiligheid, de strijd tegen klimaatverandering en de transitie naar hernieuwbare energie, alsook migratie; herinnert eraan dat het tevens heeft gepleit voor specifieke aandacht voor jongeren;

2.  benadrukt dat de Unie een koploper moet zijn bij de tenuitvoerlegging van de VN-doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling (SDG's) door deze te integreren in alle beleidsdomeinen van de Unie;

3.  herinnert eraan dat de onderhandelingen over de EU-begroting voor 2019 de laatste zullen zijn tijdens de huidige zittingsperiode van het Parlement en zullen samenvallen met de onderhandelingen over het volgende meerjarig financieel kader (MFK) en de hervorming van de eigen middelen van de EU; herinnert er ook aan dat het VK heeft toegezegd te zullen bijdragen en deelnemen aan de uitvoering van de jaarlijkse begrotingen van de Unie voor 2019 en 2020 alsof het na maart 2019 nog steeds lid van de Unie was;

4.  is ingenomen met het voorstel van de Commissie en is van mening dat het in grote lijnen overeenkomt met de prioriteiten van het Parlement; is voornemens belangrijke programma's te versterken en dienovereenkomstig een passend niveau van financiering te waarborgen; neemt kennis van de stijging van 3,1 % in vastleggingskredieten en het lagere percentage van het bni ten opzichte van 2018 voor zowel de vastleggingskredieten (1 % tegenover 1,02 %) als de betalingskredieten (0,9 % tegenover 0,92 %);

5.  is ingenomen met de voorgestelde verhogingen voor Horizon 2020, de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (CEF), Erasmus + en programma's die bijdragen aan meer veiligheid voor de EU-burgers; wijst er echter op dat de steun voor kmo's, die essentieel zijn om economische groei en nieuwe banen tot stand te brengen, verder moet worden verhoogd en dat er passende middelen moeten worden uitgetrokken die specifiek bestemd zijn voor de digitalisering van de industrie in de EU en de bevordering van digitale vaardigheden en digitaal ondernemerschap, alsook voor programma's ter ondersteuning van jongeren, meer bepaald ErasmusPro; herhaalt ervan overtuigd te zijn dat de begroting van Erasmus+ voor 2019 ten minste moet worden verdubbeld;

6.  is ingenomen met de lancering van DiscoverEU, de verdeling van 15 000 Interrailpassen onder Europeanen van 18 jaar in 2018, alsook met het Commissievoorstel van 700 miljoen EUR voor het MFK 2021-2027, dat goed aansluit op de doelstellingen van de EU ter bevordering van leermobiliteit, actief burgerschap, sociale inclusie van en solidariteit onder alle jongeren; betreurt dat de Commissie geen kredieten heeft voorgesteld voor 2019 en 2020; is vastbesloten om de voorbereidende actie in 2019 en 2020 voort te zetten;

7.  neemt kennis van de door de Commissie uitgevoerde evaluatie vooraf van de voortzetting van de voorbereidende actie inzake de Kindergarantie; onderstreept de verwijzing daarin naar een mogelijk breedschaligere tenuitvoerlegging in het kader van het Europees Sociaal Fonds; stelt voor dat de gelegenheid van een derde uitvoeringsfase wordt aangegrepen voor de voorbereiding op deze breedschaligere implementatie in het kader van ESF+;

8.  betreurt dat de stijging voor het programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (Cosme) in vergelijking met de begroting voor 2018 slechts 2,3 % bedraagt (362,2 miljoen EUR in vastleggingskredieten), en dat de voorgestelde betalingskredieten 0,6 % lager liggen; wijst erop dat het om een succesvol programma gaat waarvoor het aantal kandidaten groter is dan het aantal ontvangers van financiering; benadrukt dat kmo's een belangrijke motor voor werkgelegenheid, economische groei en concurrentievermogen in de EU zijn, de ruggengraat van de Europese economie vormen en in staat zijn groei en banen te creëren; dringt erop aan dat dit bij wijze van topprioriteit wordt weerspiegeld in de hoeveelheid middelen die wordt toegewezen aan kmo-programma's en een verdere stijging van de kredieten voor Cosme, gezien het succes van dit programma;

9.  prijst de rol van het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) bij het verkleinen van de investeringskloof in de EU; dringt in het kader van een optimaal evenwicht binnen de regio's en de sectoren aan op een versterking van de sociale dimensie van het gebruik van het EFSI, onder meer op het gebied van innovatie in de gezondheidszorg en geneeskunde, sociale infrastructuur, milieubescherming, duurzaam vervoer, hernieuwbare energie en infrastructuur voor energieopslag; herhaalt zijn aloude standpunt dat alle nieuwe initiatieven binnen het MFK moeten worden gefinancierd met nieuwe kredieten en niet ten koste mogen gaan van de bestaande programma's; herhaalt tevens dat het vasthoudt aan een versterking van Horizon 2020 en de CEF, zodat de bezuinigingen op die programma's om de uitbreiding van het EFSI te financieren zoveel mogelijk worden teruggedraaid in de begroting voor 2019;

10.  neemt kennis van het engagement voor een vernieuwde defensieagenda van de EU, met name door het akkoord over een industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie (European Defence Industrial Development Programme, EDIDP), als eerste fase van het Europees Defensiefonds; is van mening dat dit gemeenschappelijk engagement zal bijdragen aan het realiseren van schaalvoordelen en een betere coördinatie tussen lidstaten en bedrijven, zodat de EU haar strategische autonomie kan behouden en een echte mondiale speler kan worden;

11.  merkt op dat de Commissie een verhoging heeft voorgesteld voor het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief (YEI) van 233 miljoen EUR, overeenkomstig de financiële programmering; herhaalt nogmaals dat het Parlement niet heeft ingestemd met enige frontloading in verband met de aanvullende middelen voor 2018-2020 als gevolg van de tussentijdse evaluatie van het MFK; blijft erbij dat de begrotingsautoriteit ten volle haar prerogatieven behoudt met betrekking tot het vaststellen van het financieringsniveau van alle programma's, met inbegrip van de programma's die aan bod zijn gekomen in de tussentijdse evaluatie van het MFK; benadrukt het belang van loyale samenwerking tussen de instellingen en verzoekt alle betrokken partijen het vertrouwen te behouden gedurende de hele begrotingsprocedure 2019;

12.  blijft zich inzetten voor de bestrijding van de werkloosheid, met name de jeugdwerkloosheid; is in verband hiermee van mening dat het YEI verder moet worden versterkt en dat dit strookt met de noodzaak om meer EU-financiering uit te trekken voor de verwezenlijking van de Europese pijler van sociale rechten, ondanks de complexiteit die gepaard gaat met een herprogrammering van de YEI- en ESF-programma's in geval van wijzigingen in de middelen voor het YEI; beseft dat de jeugdwerkloosheid niet in de hele EU adequaat is aangepakt, met een jeugdwerkloosheid die nog steeds hoger ligt dan in 2007; verzoekt de Commissie te waarborgen dat de lidstaten in hun strijd tegen de jeugdwerkloosheid hun eigen beleid en financiering niet vervangen door YEI-financiering, maar deze middelen eerder gebruiken als aanvulling; benadrukt dat zowel het beroepsonderwijs als leerlingplaatsen efficiënte praktijken zijn om de jeugdwerkloosheid aan te pakken; benadrukt dat dankzij de mobiliteit in het kader van ErasmusPro sterk wordt aangezet tot benchmarking om optimale praktijken toe te passen;

13.  benadrukt dat de cohesiebeleidsprogramma's in 2019 op kruissnelheid zullen zijn en onderstreept zijn vaste voornemen om voor gepaste kredieten voor deze programma's te zorgen; is verheugd over het feit dat bijna alle beheersautoriteiten voor de programma's van de periode 2014-2020 nu zijn aangewezen; wijst erop dat de onaanvaardbare vertragingen bij de tenuitvoerlegging van operationele programma's in grote mate te wijten waren aan de late aanwijzing van deze autoriteiten; verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat de tenuitvoerlegging van de programma's versneld wordt om de achterstand weg te werken en hiervoor een beroep te doen op hulp van de Commissie;

14.  neemt kennis van de verslagen over de werking van het cohesiebeleid in de Unie en de economische uitdagingen waarmee achterstandgebieden worden geconfronteerd, waarin steeds weer wordt gewezen op tekortkomingen wat de doelmatigheid en de resultaten betreft;

15.  stelt vast dat het voorstel van de Commissie het mogelijk zou maken in 2019 het streefdoel te verwezenlijken dat 20 % van de begroting wordt besteed aan klimaatgerelateerde uitgaven; betreurt evenwel dat de Commissie geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek van het Parlement inzake compensatie van de lagere toewijzingen tijdens de eerste jaren van het MFK; is van mening dat dit voorstel tekortschiet, omdat in totaal slechts 19,3 % van de EU-begroting voor 2014-2020 zal worden besteed aan klimaatgerelateerde maatregelen waardoor de EU haar streefdoel niet zal halen om in de periode 2014-2020 een klimaatmainstreaming van ten minste 20 % te realiseren, temeer indien ze in 2020 opnieuw slechts 20 % van de begroting toewijst aan klimaatbescherming; betreurt dat de Commissie er niet in is geslaagd ontwerpbegrotingen voor te leggen die zijn afgestemd op de toezeggingen en streefdoelen van de Unie op dit gebied als genoemd in de conclusies van de Europese Raad van 7-8 februari 2013; is van mening dat meer moet worden ondernomen door een actieplan uit te werken binnen programma's met een groot potentieel, zoals Horizon 2020, de CEF, het Europees Sociaal Fonds (ESF), het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF), het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo), het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) of LIFE+, aangezien met deze programma's met name kan worden geïnvesteerd in energie-efficiëntie en hernieuwbare energie; wijst nogmaals op de onderbouwde kritiek van de Rekenkamer met betrekking tot de door de Commissie toegepaste methodiek en vraagt om spoedige verbeteringen in dit licht en in dit verband;

16.  is ingenomen met de toezegging van de Commissie om de methode voor het traceren van biodiversiteitsgerelateerde uitgaven te verbeteren; spreekt evenwel zijn afkeuring uit over de voorgestelde verlaging van de totale bijdrage aan de bescherming van de biodiversiteit tot 8,2 %, wat in strijd is met de doelstelling om in 2020 het verlies aan biodiversiteit en ecosysteemdiensten tot staan te brengen en om te buigen;

17.  is van mening dat het waarborgen van de veiligheid van de burgers van de Unie en het aanpakken van de migratie- en vluchtelingenproblematiek de twee belangrijkste prioriteiten van de Unie blijven in 2019; acht het van cruciaal belang het niveau van de uitgaven op deze gebieden in stand te houden, zodat er voldoende middelen zijn om te beantwoorden aan de behoeften die op het Afrikaanse continent zijn ontstaan als gevolg van de migratie- en vluchtelingencrisis, met name in de Sahel, alsook in de landen van de Levant en het Middellandse Zeegebied; is van mening dat in de EU-begroting rekening moet worden gehouden met de noodzakelijke solidariteit tussen de lidstaten bij het beheer van de migratiestroom, met name zodra de herziene Dublinverordening wordt vastgesteld; neemt er nota van dat in de ontwerpbegroting 2019 de budgettaire gevolgen van het Commissievoorstel zijn opgenomen;

18.  benadrukt dat diverse belangrijke wetgevingsinitiatieven waarover wordt onderhandeld of die zich in de eerste uitvoeringsfasen bevinden, zoals de herziening van de Dublinverordening, de instelling van het inreis-uitreissysteem en het Europees systeem voor reisinformatie en -autorisatie, de modernisering van het Schengeninformatiesysteem en het initiatief inzake interoperabiliteit van de informatiesystemen van de EU voor veiligheid, grensbeheer en migratiebeheer, naar verwachting aanzienlijke budgettaire gevolgen zullen hebben voor de begroting 2019 en onderstreept dat het belangrijk is te beschikken over een passend financieringsniveau om de ambities van de Unie op deze gebieden te kunnen waarmaken; moedigt de Commissie aan om in verband met bovenstaande initiatieven een open, proactieve dialoog aan te gaan met de begrotingsautoriteit om die in staat te stellen waar nodig kredieten te wijzigen, en zonder tijdens de jaarlijkse begrotingsprocedure op de uitkomst van de lopende wetgevingsprocedures vooruit te lopen;

19.  betreurt het voorstel van de Commissie voor de financiering van de tweede tranche van de Faciliteit voor vluchtelingen in Turkije (FRT) en de op 29 juni 2018 in de Raad tot stand gekomen afspraak tussen de lidstaten; steunt de voortzetting van de FRT, maar is van mening dat, zoals eveneens werd voorgesteld door de Commissie op 14 maart 2018, de EU-begroting moet bijdragen tot de financiering hiervan tot een bedrag van 1 miljard EUR, terwijl de lidstaten moeten instaan voor 2 miljard EUR door middel van bilaterale bijdragen, zodat in de bijzondere instrumenten van het MFK toereikende marges overblijven voor onvoorziene gebeurtenissen in de laatste twee jaar van het huidige MFK en de financiering van andere prioriteiten; is voorts van mening dat de FRT moet worden gefinancierd met nieuwe kredieten, aangezien het om een nieuw initiatief binnen dit MFK gaat; betreurt dat er tot nog toe tussen het Parlement en de Raad geen onderhandelingen hebben plaatsgevonden over de financiering van de tweede tranche van de FRT, ondanks het duidelijke verzoek van het Parlement om volledig te worden betrokken bij het besluitvormingsproces inzake de uitbreiding van de faciliteit, onder andere om een herhaling van de procedure voor de instelling ervan te voorkomen; deelt de lidstaten mee dat het Parlement alle recht heeft zijn rol als tak van de begrotingsautoriteit van de Unie te vervullen en dat dit ook het geval zal zijn, zoals reeds bij eerdere gelegenheden is aangekondigd;

20.  merkt op dat in de ontwerpbegroting voor 2019 geen marge of zeer beperkte marges overblijven onder de maxima van het MFK in de rubrieken 1a, 1b, 3 en 4, als gevolg van de geringe flexibiliteit van het huidige MFK wat betreft het reageren op nieuwe uitdagingen en het onderbrengen van nieuwe initiatieven; spreekt zijn voornemen uit om in het herziene MFK meer middelen uit de flexibiliteitsbepalingen in te zetten als onderdeel van het wijzigingsproces;

21.  blijft bezorgd over een mogelijke nieuwe ophoping van onbetaalde rekeningen aan het eind van de huidige MFK-periode; wijst op de bescheiden verhoging van de betalingskredieten met 2,7 % ten opzichte van de begroting 2018, voornamelijk als gevolg van het Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF), het Fonds voor interne veiligheid (ISF) en de FRT; neemt kennis van de voorgestelde marge van 19,3 miljard EUR onder het maximum van de betalingskredieten; verzoekt de Commissie waakzaam te blijven ten aanzien van de ontwikkeling van de betalingen, om de begrotingsautoriteit in staat te stellen de nodige maatregelen te nemen om een abnormale achterstand tijdig te voorkomen; is ervan overtuigd dat de geloofwaardigheid van de EU voor een deel afhangt van haar capaciteit om voor een niveau van betalingskredieten in de EU-begroting te zorgen dat hoog genoeg is om haar verbintenissen na te komen;

Rubriek 1a – Concurrentievermogen voor groei en banen

22.  merkt op dat het voorstel van de Commissie voor 2019 in vergelijking met 2018 overeenkomt met een verhoging van de vastleggingskredieten in rubriek 1a met +3,9 %, tot 22 860 miljoen EUR; merkt op dat Horizon 2020, de CEF, grote infrastructuurprojecten en Erasmus+ goed zijn voor een belangrijk deel van deze verhoging, aangezien de vastleggingskredieten ervan respectievelijk zijn toegenomen met 8,5 %, 36,4 %, 7,8 % en 10,4 %; onderstreept evenwel dat deze verhogingen grotendeels overeenkomen met de financiële programmering en dus geen bijkomende verhogingen zijn;

23.  wijst er nogmaals op dat programma's voor onderzoek en innovatie, zoals Horizon 2020, van essentieel belang zijn voor het creëren van banen en concurrentievermogen binnen Europa; dringt er bij de Commissie op aan dit in haar prioriteiten tot uiting te laten komen; verzoekt om voldoende financiering voor programma's met betrekking tot onderzoek en innovatie; benadrukt dat vooral de lidstaten met economische en financiële moeilijkheden ondersteuning moeten krijgen op dit gebied;

24.  herinnert eraan dat nieuwe initiatieven in de afgelopen jaren, zoals het EFSI (I en II), Wifi4EU en het EDIDP, ten koste zijn gegaan van de middelen voor diverse programma's in subrubriek 1a, die zwaar getroffen zijn door herschikkingen, met name Horizon 2020, de CEF, Galileo, ITER, Copernicus en de European Geostationary Navigation Overlay Service (Egnos);

25.  benadrukt dat Erasmus + nog steeds het belangrijkste programma is om de mobiliteit van jongeren op alle niveaus van onderwijs en beroepsopleiding te stimuleren en jongeren aan te moedigen deel te nemen aan de Europese democratie; herinnert eraan dat er administratieve inspanningen moeten worden gedaan om de toegang tot Erasmus+ te verhogen en dat de huidige begroting bij lange na niet toereikend is om tegemoet te kunnen komen aan alle in aanmerking komende aanvragen; is daarom van mening dat de begroting voor Erasmus+ voldoende groot moet zijn om te kunnen beantwoorden aan de in aanmerking komende aanvragen voor dit programma, met name de aanvragen die betrekking hebben op een leven lang leren;

26.  neemt met bezorgdheid kennis van de discussies over de financiering van het Europees Solidariteitskorps, die de vrees van het Parlement bevestigen dat nieuwe initiatieven wellicht weer ten koste gaan van bestaande, goed functionerende programma's; neemt eveneens met bezorgdheid kennis van het precedent dat is geschapen door de uitkomst van de trialoogprocedure, die geen duidelijkheid biedt over de financieringsbronnen voor het initiatief en verdere verduidelijking hierover doorschuift naar de jaarlijkse begrotingsprocedure; rekent erop dat de Commissie het akkoord uitvoert op een wijze die volledig overeenstemt met de discussies tijdens de trialoog en met de geest van het akkoord;

27.  toont zich verheugd dat in het akkoord dat is bereikt over de financiering van het EDIDP voorzien is in veel geringere bezuinigingen in programma's binnen subrubriek 1a dan oorspronkelijk door de Commissie was voorgesteld; is echter bezorgd door het feit dat de Raad meer nadruk lijkt te leggen op het behoud van marges dan op de terbeschikkingstelling van voldoende middelen voor wat de Raad zelf aanmerkt als hoge prioriteiten;

28.  is ingenomen dat voor de jaren 2019 en 2020 een bedrag van 500 miljoen EUR is toegewezen aan het EDIDP; stelt vast dat, volgens ramingen van de EPRS, het gebrek aan samenwerking tussen de nationale industrieën op dit gebied de EU 10 miljard EUR per jaar kost; is van mening dat defensie een duidelijk voorbeeld is van hoe een grotere doeltreffendheid kan worden bereikt door een aantal momenteel door de lidstaten uitgeoefende bevoegdheden en uitgevoerde acties en daarmee corresponderende kredieten aan de EU over te dragen; benadrukt dat dit een goed voorbeeld zou zijn van Europese meerwaarde en de mogelijkheid zou bieden de totale lasten van overheidsuitgaven in de EU te beperken;

29.  is verheugd over het voorstel voor de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Europese high-performance computing, ter bevordering van de meest recente infrastructuur voor high-performance computing en data-infrastructuur en ter ondersteuning van de ontwikkeling van de desbetreffende technologie en de toepassing ervan op een groot aantal terreinen, ten voordele van wetenschappers, industrie en overheidssector;

Rubriek 1b – Economische, sociale en territoriale samenhang

30.  merkt op dat de totale vastleggingskredieten voor subrubriek 1b 57 113,4 miljoen EUR bedragen, een stijging met 2,8 % ten opzichte van de begroting 2018; merkt bovendien op dat het voorgestelde bedrag van 47 050,8 miljoen EUR aan betalingskredieten 1,1 % hoger is dan in 2018;

31.  is tevreden met het feit dat de tenuitvoerlegging van de programma's 2014-2020 op kruissnelheid komt en herhaalt dat een "abnormale" ophoping van onbetaalde rekeningen in de toekomst moet worden voorkomen; is ook tevreden met het feit dat de overgrote meerderheid van de nationale beheersautoriteiten nu is aangewezen; verzoekt de Commissie en de lidstaten alle hangende kwesties op te lossen zodat de tenuitvoerlegging soepel kan verlopen;

32.  herinnert eraan dat, als gevolg van de herziene ramingen van de lidstaten, de betalingskredieten in subrubriek 1b met gewijzigde begroting nr. 6/2017 zijn verlaagd met 5,9 miljard EUR; hoopt oprecht dat zowel de nationale autoriteiten als de Commissie hun ramingen voor de betalingsbehoeften in de begroting 2019 hebben verbeterd en dat het voorgestelde niveau van de betalingskredieten volledig ten uitvoer zal worden gelegd;

33.  onderstreept dat in tijden van snelle technologische ontwikkeling – onder meer op domeinen als AI – de kloof tussen zich snel ontwikkelende regio's en regio's die achterblijven groter kan worden als de impact van de structuurfondsen niet wordt vergroot door het stellen van voorwaarden met betrekking tot efficiëntie;

34.  neemt kennis van het voorstel van de Commissie om het YEI te blijven financieren, alsook van de voorgestelde beschikbaarstelling van 233,3 miljoen EUR uit de overkoepelende marge voor vastleggingen; herinnert eraan dat elke verhoging in de specifieke toewijzing voor het YEI aan het overeenstemmende bedrag uit het ESF moet worden gekoppeld; herinnert aan de toezegging die door de Commissie is gedaan tijdens het overleg over de begroting 2018 om snel de herziening te presenteren van de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen (VGR) om de verhoging van 2018 voor het YEI hierin op te nemen; onderstreept dat de Commissie haar toezegging niet is nagekomen, en verzoekt om een gedetailleerde uitleg waarin de redenen voor de vertraging die is opgelopen bij de presentatie van de VGR-herziening worden toegelicht;

35.  verbindt zich ertoe om snel de nieuwe wetgeving inzake het YEI en het ESF aan te nemen, teneinde een ambitieuze toename van de kredieten voor het YEI in 2019 te faciliteren zonder andere programma's die in het kader van het ESF in de lidstaten lopen te ondermijnen, wellicht door de lidstaten van hun verplichting te ontheffen om ESF-kredieten die zijn toegewezen aan jeugdwerkgelegenheid aan te vullen, onder de strikte voorwaarde dat de voorgestelde wijzigingen de lidstaten niet de mogelijkheid bieden om de financiële toezeggingen op dit gebied die zij reeds zijn aangegaan te ontlopen, en dat dit geen algemene daling van aan de bestrijding van jeugdwerkloosheid toegewezen EU-begrotingskredieten met zich mee zou brengen;

Rubriek 2 – Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

36.  neemt kennis van de voorgestelde 59 991,1 miljoen EUR in vastleggingskredieten (+1,2 % in vergelijking met 2018) en 57 790,4 miljoen EUR in betalingskredieten (3 %) voor rubriek 2; merkt op dat de uitgaven van het ELGF voor 2019 worden geraamd op 44 162,5 miljoen EUR, hetgeen minder is dan in de begroting 2018 (‑547,9 miljoen EUR);

37.  merkt op dat de Commissie een marge van 344,9 miljoen EUR heeft gelaten onder het maximum voor rubriek 2; wijst erop dat de toegenomen volatiliteit van de landbouwmarkten die zich laat voelen sinds het Russische invoerverbod een beroep op deze marge kan verantwoorden; vraagt de Commissie zich ervan te vergewissen dat de onder de maxima voorziene marge volstaat om eventuele toekomstige crisissen het hoofd te bieden;

38.  merkt op dat sommige maatregelen in verband met het Russische invoerverbod die waren opgenomen in de begroting 2018 niet zullen worden verlengd (bv. voor groenten en fruit, waar de marktsituatie nog steeds moeilijk is), terwijl er in de zuivelsector nog steeds sprake is van een problematische marktsituatie; kijkt uit naar de nota van wijzigingen van de Commissie, die verwacht wordt in oktober en gebaseerd zou moeten zijn op geactualiseerde informatie over financiering uit het ELGF, teneinde de werkelijke behoeften in de landbouwsector te peilen; onderstreept dat de gevallen waar marktinterventie in het kader van het ELGF nodig is, beperkt blijven en slechts een relatief klein gedeelte vormen van het ELGF (ongeveer 5,9 %);

39.  benadrukt dat een deel van de oplossing voor de bestrijding van de jeugdwerkloosheid ligt in het verlenen van passende steun aan jongeren in plattelandsgebieden; betreurt dat de Commissie niet heeft voorgesteld de begrotingslijn voor jonge landbouwers te verhogen;

40.  benadrukt dat de uitvoering van het EFMZV in een versnelling komt en in 2019 dicht bij haar kruissnelheid moet komen, na een trage start in het begin van de programmeringsperiode; is ingenomen met de verhoging van de vastleggingskredieten voor het LIFE+-programma (+6 %), in overeenstemming met de financiële programmering; merkt op dat het Europees Milieuagentschap (EMA) in de periode 2019-2020 extra bevoegdheden zal krijgen op het gebied van milieumonitoring en -rapportage en de controle op CO2-emissies van zware bedrijfsvoertuigen;

Rubriek 3 – Veiligheid en burgerschap

41.  wijst erop dat een totaalbedrag van 3 728,5 miljoen EUR aan vastleggingskredieten wordt voorgesteld voor rubriek 3, hetgeen neerkomt op een stijging van 6,7 % ten opzichte van 2018, en dat het totaal voor betalingskredieten 3 486,4 miljoen EUR bedraagt, een stijging van 17 % ten opzichte van de voorstellen van vorig jaar; onderstreept evenwel dat deze verhogingen volgen op jaren van afnemende financieringsniveaus en dat de totale financiering van diverse belangrijke gebieden, zoals migratie, grensbeheer of interne veiligheid, nog steeds slechts goed is voor 2,3 % van de totale voorgestelde EU-uitgaven in 2019; plaatst vraagtekens bij het voorgestelde bedrag van 281,2 miljoen EUR aan vastleggingen voor de ondersteuning van legale migratie naar de Unie en de bevordering van de integratie van onderdanen van derde landen en de verbetering van billijke en doeltreffende terugkeerstrategieën, hetgeen neerkomt op een daling van 14,4 % in vergelijking met 2018; verzoekt de Commissie nadere uitleg te verschaffen over de redenen voor deze besparing;

42.  merkt op dat voor het vierde opeenvolgende jaar alle marges onder het maximum van rubriek 3 uitgeput zijn, hetgeen aantoont dat de EU-begroting in zijn huidige vorm onvoldoende uitgerust is om het hoofd te bieden aan de omvang en de ernst van de huidige migratie- en veiligheidsuitdagingen waarmee de Unie geconfronteerd wordt; is in verband hiermee tevreden met het voorstel middelen uit het flexibiliteitsinstrument ter beschikking te stellen voor een bedrag van 927,5 miljoen EUR aan vastleggingskredieten;

43.  verwacht dat de druk op de migratie- en asielsystemen van sommige lidstaten net als de druk op hun grenzen in 2019 hoog zal blijven en dringt er bij de Unie op aan waakzaam te blijven met betrekking tot alle toekomstige, onvoorspelbare behoeften op dit gebied; pleit in dit verband voor een versterking van de controles aan de buitengrenzen, en daarmee samenhangend voor een passende financiering en personeelsbezetting voor de desbetreffende EU-agentschappen, en herhaalt dat het aanpakken van de onderliggende oorzaken van de migratie- en vluchtelingencrisis een duurzame oplossing op de lange termijn oplevert, samen met de stabilisatie van de buurlanden van de EU, en dat investeringen in de landen van herkomst van migranten en vluchtelingen essentieel zijn om dit doel te verwezenlijken;

44.  is verheugd over het verzoek van de Europese Raad van 28 juni 2018 om Frontex via meer financiële middelen en een krachtiger mandaat verder te versterken; dringt aan op meer informatie over de vraag hoeveel personeelsleden door de lidstaten zullen worden geleverd en hoeveel personeelsleden het agentschap zelf direct nodig heeft; verzoekt de Commissie om haar ontwerpbegroting dit najaar in de nota van wijzigingen dienovereenkomstig aan te passen; is tevens verheugd over het toekennen van een bijkomend bedrag van 45,6 miljoen EUR om Griekenland en Spanje te ondersteunen bij het beheer van de stroom op hun grondgebied aankomende migranten; benadrukt dat een doeltreffend grenstoezicht moet vergezeld gaan van een goede zorg voor aankomende migranten;

45.  merkt op dat het instrument voor het verstrekken van humanitaire noodhulp binnen de Unie in maart 2019 afloopt; verzoekt de Commissie om in het licht van de aanhoudende humanitaire behoeften van vluchtelingen en asielzoekers in bepaalde lidstaten te beoordelen of het passend zou zijn dit instrument te reactiveren en aan te vullen; wijst erop dat er meer solidariteit nodig is met de landen waar de meeste aankomsten en asielzoekers zijn; onderstreept, in de tussentijd, dat het belangrijk is voortdurend financiering beschikbaar te houden via de mechanismen voor noodhulp in het kader van het AMIF, met name voor de voortgezette steun voor Griekenland; is van mening dat ook Italië financiële steun moet krijgen; verzoekt de Commissie daarom de redenen op te geven waarom ze heeft besloten dit niet te doen; herinnert eraan dat Italië de enige lidstaat is waar een meerderheid van de bevolking van oordeel is dat zij geen voordelen heeft gehaald uit het lidmaatschap van de Europese Unie; betreurt de drastische verlaging van vastleggingskredieten voor het tweede onderdeel van het AMIF "Ondersteuning van legale migratie naar de Unie en bevordering van de integratie van onderdanen van derde landen en billijke en doeltreffende terugkeerstrategieën";

46.  is van mening dat de EU-begroting in het kader van een hele reeks veiligheidsproblemen, waaronder veranderende vormen van radicalisering, cybercriminaliteit, geweld en terrorisme die de responscapaciteit van afzonderlijke lidstaten overstijgen, moet stimuleren tot samenwerking op veiligheidsgerelateerde gebieden met de hulp van bestaande EU-agentschappen; vraagt zich in deze context af hoe deze risicovolle veiligheidscontext te verzoenen valt met de voorgestelde aanzienlijke verlaging van de vastleggingskredieten (-26,6 %) voor het ISF; benadrukt dat de uitgaven op dit gebied alleen doeltreffend zijn als belemmeringen voor intra-Europese samenwerking en gerichte informatie-uitwisseling worden weggenomen, met volledige inachtneming van eventuele regels inzake gegevensbescherming overeenkomstig de EU-wetgeving; betreurt het dat de Commissie nog geen voorstel heeft ingediend waarin wordt vastgelegd dat er op EU-niveau uiting wordt gegeven aan financiële solidariteit ten aanzien van slachtoffers van terroristische daden en hun gezinsleden, en roept de Commissie ertoe op het nodige te doen om ervoor te zorgen dat deze hulp er snel komt;

47.  neemt kennis van de voorgestelde herziening van de rechtsgrondslag van het Uniemechanisme voor civiele bescherming, dat, zodra het is vastgesteld, naar verwachting een groot effect zal hebben op de begroting in de laatste twee jaar van het huidige MFK, met 256,9 miljoen EUR ten laste van rubriek 3 alleen; benadrukt dat het maar logisch is dat deze aanzienlijke opwaardering van essentieel Uniebeleid gefinancierd wordt via nieuwe en bijkomende middelen; waarschuwt voor het gebruik van herschikkingen, die duidelijk ten koste gaan van andere waardevolle, goed functionerende beleidsmaatregelen en programma's;

48.  bevestigt nogmaals dat het Parlement programma's van de Unie op het gebied van cultuur, justitie, grondrechten en burgerschap krachtig steunt; is verheugd over de voorgestelde verhoging voor het programma Creatief Europa; dringt voorts aan op voldoende financiering voor het programma Europa voor de burger en de Europese burgerinitiatieven, met name in de aanloop naar de Europese verkiezingen;

49.  wijst op de steun van het Parlement voor het programma "Rechten, gelijkheid en burgerschap" en het programma "Justitie"; onderstreept dat de EU moet vasthouden aan haar verbintenis vrouwen- en LGBTI-rechten te versterken;

50.  is ingenomen met de verhoging van de vastleggingskredieten voor het programma "Levensmiddelen en diervoeders", dat de Unie in staat moet stellen om uitbraken van ernstige dierziekten en plantplagen, zoals de recente vogelgriepepidemie die diverse lidstaten heeft getroffen in de afgelopen jaren, doeltreffend te beheren;

51.  verzoekt de Commissie genoeg begrotingsmiddelen uit te trekken om de verkiezingen van het Europees Parlement van 2019 meer zichtbaarheid te geven en meer aan bod te laten komen in de media, met name om het concept van de "Spitzenkandidaten" – de kandidaten voor het voorzitterschap van de Commissie – meer bekendheid te geven;

Rubriek 4 – Europa als wereldspeler

52.  neemt kennis van de algemene verhoging van de voorgestelde financiering voor rubriek 4 (+13,1 % in vergelijking met de begroting 2018), goed voor een bedrag van 11 384,2 miljoen EUR aan vastleggingskredieten; merkt op dat deze verhoging voornamelijk verband houdt met de financiering van de tweede tranche van de FRT, waarvoor de Commissie voorstelt gebruik te maken van de overkoepelende marge voor vastleggingen (1 116,2 miljoen EUR); merkt op dat dit voorstel zou leiden tot het ontbreken van een marge onder het maximum van rubriek 4;

53.  verzoekt de lidstaten meer bij te dragen aan het trustfonds voor Afrika, het Madad-fonds, en het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling, teneinde stabilisatie in crisisgebieden te ondersteunen, steun te verlenen aan vluchtelingen, en de sociale en economische ontwikkeling op het Afrikaanse continent en in de landen van het Europees nabuurschapsgebied te bevorderen;

54.  blijft ervan overtuigd dat de uitdagingen waarmee de EU in haar buitenlands optreden wordt geconfronteerd langdurige financiering noodzakelijk maken op een niveau dat de huidige omvang van rubriek 4 overschrijdt; blijft erbij dat nieuwe initiatieven gefinancierd moeten worden met bijkomende kredieten en dat alle flexibiliteitsopties volledig moeten worden benut; verzet zich echter tegen de voorgestelde financiering van de uitbreiding van de FRT en de op 29 juni 2018 in de Raad tot stand gekomen afspraak hieromtrent, omdat deze aanzienlijke beperkingen met zich mee zouden brengen, zowel voor de financieringsmogelijkheden van andere prioritaire gebieden binnen rubriek 4 als voor de rol van de EU-begroting als instrument voor het bereiken van mensen in nood en het bevorderen van fundamentele waarden;

55.  is ingenomen met de verhoging voor migratiegerelateerde projecten in verband met de route door het centrale Middellandse Zeegebied, alsmede met de lichte verhoging voor de oostelijke component van het Europees nabuurschapsinstrument (ENI) en de herschikking van de prioriteiten in het kader van het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI) naar het Midden-Oosten; vraagt de toewijzing van voldoende financiële middelen aan de UNRWA, om te zorgen voor permanente steun voor de Palestijnse vluchtelingen in de regio, in het licht van de recente beslissing van de VS om hun bijdrage aan de organisatie in te trekken;

56.  is ingenomen met de toegenomen steun voor regionale activiteiten in de Westelijke Balkan; is evenwel van mening dat de steun voor politieke hervormingen verder moet worden opgevoerd; betreurt de grotere steun voor politieke hervormingen in Turkije (IPA II) en zet vraagtekens bij de aanpassing aan het besluit van de begrotingsautoriteit om de kredieten op dit begrotingsonderdeel voor het lopende begrotingsjaar te verlagen; herhaalt zijn standpunt waarin wordt opgeroepen om fondsen die bestemd zijn voor de Turkse autoriteiten in het kader van IPA II afhankelijk te stellen van verbeteringen op het gebied van de mensenrechten, democratie en de rechtsstaat; verzoekt de kredieten voor dit begrotingsonderdeel, indien er geen vooruitgang wordt geboekt op dit vlak en rekening houdend met de beperkte manoeuvreerruimte, volledig te heroriënteren naar het maatschappelijk middenveld met het oog op de uitvoering van maatregelen ter ondersteuning van de doelstellingen op het gebied van de rechtsstaat, de democratie, de mensenrechten en de vrijheid van de media; steunt de algemene neerwaartse trend voor politieke hervormingen in de toewijzingen voor Turkije;

57.  onderstreept de aanzienlijke daling van het bedrag dat in de begroting 2019 als voorziening moet worden opgenomen voor het garantiefonds voor operaties ten behoeve van derde landen dat wordt beheerd door de Europese Investeringsbank (EIB), alsmede de aanzienlijke vermindering van het geplande bedrag voor subsidies in het kader van macrofinanciële bijstand (MFB), als gevolg van een lager bedrag van uitstaande EIB-leningen dan eerder geraamd, alsmede van lagere uitbetalingen van MFB-leningen ten opzichte van de recentste financiële programmering;

58.  bevestigt nogmaals zich volledig aan te sluiten bij de toezeggingen die de EU heeft gedaan tijdens de conferenties over Syrië in Brussel, die een bevestiging vormen van eerdere toezeggingen; stemt in met de versterking van het ENI en van de humanitaire hulp met telkens 120 miljoen EUR om deze toezeggingen in 2019 na te komen;

59.  herhaalt zijn steun voor het toewijzen van toereikende financiële middelen voor strategische EU-communicatie die gericht is op de bestrijding van desinformatiecampagnes en cyberaanvallen, alsook op het uitdragen van een objectief beeld van de Unie buiten haar grenzen;

Rubriek 5 – Administratie

60.  merkt op dat de uitgaven van rubriek 5 worden verhoogd met 3,0 % in vergelijking met de begroting 2018, tot 9 956,9 miljoen EUR (+ 291,4 miljoen EUR) aan vastleggingskredieten; merkt op dat, net als voor het vorige begrotingsjaar, de verhoging voornamelijk het gevolg is van de ontwikkelingen van de pensioenen (+ 116,7 miljoen EUR), die goed zijn voor 20,2 % van de uitgaven van rubriek 5; merkt op dat het aandeel van de uitgaven voor administratie in de ontwerpbegroting ongewijzigd blijft op een niveau van 6,0 % aan vastleggingskredieten;

61.  merkt op dat de Commissie inspanningen heeft geleverd om alle mogelijkheden op het gebied van rationalisering en besparingen in de niet-salarisgerelateerde uitgaven in haar eigen begroting op te nemen; merkt op dat de evolutie van de uitgaven van de Commissie (+ 2,0 %) grotendeels het gevolg is van de automatische aanpassing van de uitgaven voor salarissen en contractuele verplichtingen; neemt voorts kennis van de interne personeelsherschikking van de Commissie om uitvoering te geven aan haar nieuwe prioriteiten;

62.  stelt vast dat de feitelijke marge, na verrekening van 253,9 miljoen EUR voor het gebruik in 2018 van de marge voor onvoorziene uitgaven, 575,2 miljoen EUR onder het maximum bedraagt; acht de marge belangrijk in nominale termen en is van mening dat zij de inspanningen van de Commissie reflecteert, met name om de ontwikkeling van de niet-salarisgerelateerde uitgaven te bevriezen; is van mening dat een extra inspanning om de administratieve uitgaven van de Commissie te stabiliseren of te verlagen kan leiden tot uitstel van belangrijke investeringen of ten koste kan gaan van de goede werking van de administratie;

Proefprojecten – voorbereidende acties

63.  onderstreept hoe essentieel proefprojecten en voorbereidende acties zijn om politieke prioriteiten te formuleren en nieuwe initiatieven in te voeren die kunnen uitmonden in permanente EU-acties en -programma's; is van plan over te gaan tot de inventarisering van een evenwichtig pakket proefprojecten en voorbereidende acties die de politieke prioriteiten van het Parlement weerspiegelen en waarbij rekening wordt gehouden met een behoorlijk en tijdig vooronderzoek door de Commissie; merkt op dat de marge voor sommige rubrieken in het huidige voorstel beperkt of zelfs onbestaand is, en is van plan mogelijkheden te onderzoeken om ruimte te maken voor eventuele proefprojecten en voorbereidende acties zonder de middelen voor andere politieke prioriteiten te verlagen;

Agentschappen

64.  neemt kennis van de algemene verhoging in de ontwerpbegroting 2019 van de toewijzingen voor de gedecentraliseerde agentschappen met 10,8 % (zonder rekening te houden met de bestemmingsontvangsten) en 259 posten; is ingenomen met het feit dat voor het merendeel van de agentschappen de eigen begroting stijgt, terwijl de EU-bijdrage daalt; merkt in verband hiermee op dat het Parlement momenteel de mogelijkheden onderzoekt om de financiering van gedecentraliseerde agentschappen met vergoedingen verder uit te breiden; stelt met tevredenheid vast dat de agentschappen met "nieuwe taken" (ESMA, eu-LISA en Frontex) een forse verhoging krijgen wat de kredieten en de personeelsformatie betreft; verzoekt om bijkomende financiële steun voor de agentschappen die te maken hebben met uitdagingen op het gebied van migratie en veiligheid; is van mening dat Europol en Eurojust verder moeten worden versterkt en dat het EASO toereikende financiering moet krijgen voor de transformatie van het bureau tot het Asielagentschap van de Europese Unie;

65.  herhaalt zijn standpunt dat het streefdoel van een personeelsinkrimping met 5 % is bereikt en onderstreept dat deze praktijk volgens de snelle evaluatie ("rapid case review") van de Rekenkamer niet noodzakelijkerwijs de verwachte resultaten heeft opgeleverd; is van mening dat de gedecentraliseerde agentschappen moeten worden beoordeeld aan de hand van een benadering per geval; is tevreden met de bekrachtiging door alle instellingen van de aanbevelingen van de interinstitutionele werkgroep;

66.  is ingenomen met de oprichting van twee nieuwe EU-instanties die moeten worden beschouwd als gedecentraliseerde agentschappen, het Europees Openbaar Ministerie (EOM) en de Europese Arbeidsautoriteit (ELA); merkt op dat kredieten voor de ELA in de reserve zijn geplaatst in afwachting van de afronding van de wetgevingsprocedure; merkt op dat het EOM zijn zetel in Luxemburg heeft en verzoekt het de twee takken van de begrotingsautoriteit alle informatie te verstrekken over zijn vastgoedbeleid overeenkomstig het Financieel Reglement; is van mening dat nieuwe agentschappen moeten worden opgericht door de toewijzing van nieuwe middelen en nieuwe posten, met vermijding van elke vorm van herschikking, tenzij duidelijk wordt aangetoond dat bepaalde activiteiten volledig worden overgeheveld van de Commissie of andere bestaande organen, zoals Eurojust, naar de nieuwe agentschappen; neemt er nota van dat Eurojust bevoegd blijft voor PIF-zaken, in nauwe samenwerking met het EOM, en volledig betrokken is bij het waarborgen van operationele steun aan de lidstaten in de strijd tegen georganiseerde misdaad, terrorisme, cybercriminaliteit en migrantensmokkel; herinnert aan de bepalingen van de gemeenschappelijke aanpak voor nieuwe gedecentraliseerde agentschappen;

67.  rekent erop dat de onderhandelingen over de begroting 2019 worden gebaseerd op het beginsel dat de twee takken van de begrotingsautoriteit zich verbinden om de onderhandelingen in een zo vroeg mogelijk stadium te beginnen en de tijdspanne van de hele bemiddelingsperiode volledig te benutten, en dat wordt gezorgd voor een vertegenwoordiging die groot genoeg is om een echte politieke dialoog te waarborgen;

o
o   o

68.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1) PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.
(2) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884.
(3) PB L 163 van 24.6.2017, blz. 1.
(4) PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.
(5) Aangenomen teksten, P8_TA(2018)0089.


BIJLAGE

GEZAMENLIJKE VERKLARING OVER DE DATA VOOR DE BEGROTINGSPROCEDURE EN REGELS VOOR DE WERKING VAN HET BEMIDDELINGSCOMITÉ IN 2018

A.  Overeenkomstig deel A van de bijlage bij het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer komen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie voor de begrotingsprocedure voor 2019 de volgende belangrijke data overeen:

1.  de Commissie streeft ernaar de ontwerpraming 2019 tegen eind mei te presenteren;

2.  op 12 juli wordt in de ochtend, voorafgaand aan de vaststelling van het standpunt van de Raad, een trialoogvergadering belegd;

3.  de Raad tracht voor week 37 (derde week van september) zijn standpunt vast te stellen en aan het Europees Parlement toe te zenden, opdat tijdig een akkoord met het Europees Parlement kan worden bereikt;

4.  de Begrotingscommissie van het Europees Parlement tracht uiterlijk aan het eind van week 41 (medio oktober) amendementen op het standpunt van de Raad aan te nemen;

5.  op 18 oktober wordt na de middag, voorafgaand aan de lezing door het Europees Parlement, een trialoogvergadering belegd;

6.  het Europees Parlement stelt in week 43 (plenaire vergadering van 22-25 oktober) zijn lezing vast;

7.  de bemiddelingsperiode begint op 30 oktober. Overeenkomstig artikel 314, punt 4, onder c), van het VWEU verstrijkt de voor bemiddeling voorziene periode op 19 november 2018;

8.  het bemiddelingscomité vergadert op 7 november, na de middag, in het Europees Parlement, op 16 november in de Raad en kan, indien nodig, ook nadien nog bijeenkomen; de bijeenkomsten van het bemiddelingscomité worden voorbereid tijdens één of meerdere trialogen. Een eerste trialoog staat gepland op 7 november, voor de middag. Aanvullende trialogen kunnen plaatsvinden tijdens de bemiddelingsperiode van 21 dagen, bijvoorbeeld op 13 en 14 november (in Straatsburg).

B.  De regels voor de werking van het bemiddelingscomité staan in deel E van de bijlage bij bovengenoemd Interinstitutioneel Akkoord.

Laatst bijgewerkt op: 7 november 2019Juridische mededeling - Privacybeleid