Resolutie van het Europees Parlement van 13 september 2018 over Cambodja, en met name de zaak van Kem Sokha (2018/2842(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties over Cambodja, met name die van 14 september 2017(1) en van 14 december 2017(2),
– gezien de conclusies van de Raad van 26 februari 2018 over Cambodja,
– gezien de verklaring van de woordvoerder van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) van 30 juli 2018 over de algemene verkiezingen in Cambodja,
– gezien de evaluatiemissie naar Cambodja van de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) van 5 tot 11 juli 2018,
– gezien de EU-richtsnoeren over mensenrechtenverdedigers van 2008,
– gezien de verklaring van de woordvoerder van de EDEO van 16 november 2017 over de ontbinding van de Nationale Reddingspartij van Cambodja,
– gezien de samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Cambodja van 1997,
– gezien de plaatselijke EU-verklaring van 22 februari 2017 over de politieke situatie in Cambodja, en de verklaringen van de woordvoerder van de EU-delegatie van 25 augustus 2017 en van 3 september 2017 over de inperking van de politieke ruimte in Cambodja,
– gezien resolutie 36/32 van de VN-Mensenrechtenraad van 29 september 2017 en het verslag van de secretaris-generaal van 2 februari 2018,
– gezien het verslag van het Comité over de mensenrechten van parlementsleden en de besluiten van de Bestuursraad van de Interparlementaire Unie van maart 2018,
– gezien resolutie A/RES/53/144 van de VN-Veiligheidsraad van 8 maart 1999 betreffende het recht en de verantwoordelijkheid van personen, groeperingen en maatschappelijke instanties voor de bevordering en bescherming van universeel erkende mensenrechten en fundamentele vrijheden,
– gezien de vredesakkoorden van Parijs van 1991, waar de toezegging tot eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in Cambodja, ook door de internationale ondertekenaars, is verankerd in artikel 15,
– gezien het Verdrag van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht,
– gezien de grondwet van Cambodja, met name artikel 41 waarin de rechten en vrijheden van meningsuiting en vergadering zijn verankerd, artikel 35 over het recht van politieke participatie en artikel 80 over parlementaire onschendbaarheid,
– gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 10 december 1948,
– gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966,
– gezien artikel 135, lid 5, en artikel 123, lid 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat Kem Sokha, voorzitter van de Nationale Reddingspartij van Cambodja (CNRP), op 3 september 2017 is gearresteerd; overwegende dat het Hooggerechtshof aan het eind van een ééndaagse hoorzitting op 16 november 2017 de ontbinding van de CNRP heeft aangekondigd; overwegende dat het Hooggerechtshof ook 118 leden van de CNRP heeft verboden om in de komende vijf jaar politiek actief te worden;
B. overwegende dat de regerende Cambodjaanse Volkspartij (CPP) 100 % van de zetels heeft behaald bij de verkiezingen voor de Nationale Vergadering op 29 juli 2018 alsook bij de verkiezingen voor de Senaat op 25 februari 2018;
C. overwegende dat het recht op politieke participatie is verankerd in artikel 35 van de Cambodjaanse grondwet; overwegende dat de in 2017 gewijzigde Wet op de politieke partijen diverse beperkingen op de deelname van oppositiepartijen bevat, waaronder de ontbinding van partijen indien de partijleiders een strafblad hebben;
D. overwegende dat de Cambodjaanse verkiezingen van 2018 in feite zonder verkiezingsstrijd zijn verlopen; overwegende dat deze verkiezingen niet hebben voldaan aan de minimale internationale criteria voor democratische verkiezingen; overwegende dat de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika hun financiële steun aan het Cambodjaans Nationaal Verkiezingscomité hebben opgeschort en hebben geweigerd als waarnemer bij de verkiezingen op te treden;
E. overwegende dat het besluit tot ontbinding van de CNRP een belangrijke stap in de richting van een autoritaire staat is geweest; overwegende dat de politieke structuur van Cambodja niet langer als democratisch beschouwd kan worden;
F. overwegende dat de Cambodjaanse regering verregaande maatregelen heeft genomen om ervoor te zorgen dat de regerende CPP vrijwel zonder oppositie aan de verkiezingen voor zowel de Nationale Vergadering als de Senaat zou kunnen deelnemen;
G. overwegende dat Kem Sokha na zijn arrestatie op 3 september 2017 is beschuldigd van verraad in de zin van artikel 443 van het Cambodjaanse Wetboek van Strafrecht, ook al geniet hij parlementaire onschendbaarheid; overwegende dat verklaringen van de Cambodjaanse regering Kem Sokha's recht op een eerlijk proces en het vermoeden van onschuld in gevaar hebben gebracht; overwegende dat hij tot 30 jaar gevangenisstraf kan worden veroordeeld wanneer hij schuldig wordt bevonden; overwegende dat Dith Munty, president van het Hof, lid is van het permanent comité van de regeringspartij;
H. overwegende dat de Cambodjaanse autoriteiten op 28 augustus 2018 14 leden van de CNRP in vrijheid hebben gesteld nadat zij koninklijke gratie hadden ontvangen; overwegende dat deze gratie gerelateerd is aan de invrijheidstelling van een zestal activisten en journalisten;
I. overwegende dat Kem Sokha meer dan een jaar zonder proces gevangengehouden is; overwegende dat de VN-werkgroep inzake willekeurige detentie de gevangenhouding van de heer Sokha in afwachting van het proces als "willekeurig" en "politiek gemotiveerd" heeft bestempeld; overwegende dat Kem Sokha op 10 september 2018 op borgtocht vrijgelaten is; overwegende dat hij de directe omgeving van zijn huis niet mag verlaten en niet mag communiceren met andere leden van de oppositie, noch met de media;
J. overwegende dat de arrestatie en gevangenhouding van Kem Sokha plaatsvond binnen een kader van wijdverbreide en systematische onderdrukking van politieke rechten en het kiesrecht in Cambodja; overwegende dat het aantal zaken waarin sprake is van arrestatie en gevangenhouding van oppositieleden en politieke commentatoren gestaag toeneemt; overwegende dat Sam Rainsy, voormalig voorzitter van de CNRP, veroordeeld is wegens smaad en thans in ballingschap leeft;
K. overwegende dat de Cambodjaanse autoriteiten tevens hard optreden tegen journalisten en verslaggevers die de aanvallen op de oppositiepartijen verslaan; overwegende dat de 69-jarige bekroonde regisseur James Ricketson een van de slachtoffers van deze aanvallen op de media is; overwegende dat Ricketson is gearresteerd nadat hij in juni 2017 een drone had laten vliegen over een partijbijeenkomst van de oppositie; overwegende dat Ricketson in de hoofdstad Phnom Penh is veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf wegens spionage;
L. overwegende dat zeer hard is opgetreden tegen onafhankelijke media; overwegende dat sociale netwerken tevens onder vuur liggen; overwegende dat de regering in mei 2018, een verordening heeft uitgevaardigd die de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid inperkt en de regering de bevoegdheid geeft toezicht te houden op sociale netwerken, zodat zij afwijkende meningen op internet kan opsporen en het zwijgen kan opleggen;
M. overwegende dat vakbondsleden, mensenrechtenactivisten en organisaties van het maatschappelijk middenveld in Cambodja in een steeds beperktere ruimte opereren en te maken krijgen met pesterijen, intimidatie en willekeurig arrestaties; overwegende dat de in 2015 gewijzigde Wet op vereniging en niet-gouvernementele organisaties de vrijheid van vereniging en de vrijheid van meningsuiting ernstig inperkt, onder meer door de activiteiten van ngo's onder controle en censuur van de regering te plaatsen; overwegende dat de Wet op de vakbonden de vrijheid van vereniging inperkt en onnodige obstakels creëert voor registratieprocedures en activiteiten en deze onder druk zet;
N. overwegende dat vijf mensenrechtenactivisten die verbonden zijn aan de Cambodjaanse Vereniging voor mensenrechten en ontwikkeling (ADHOC) – Nay Vanda, Ny Sokha, Yi Soksan, Lim Mony en Ny Chakrya – beschuldigd worden van omkoping van een getuige en van medeplichtigheid aan omkoping van een getuige; overwegende dat deze vijf mensenrechtenactivisten 14 maanden in voorarrest hebben doorgebracht alvorens zij op borgtocht werden vrijgelaten;
O. overwegende dat Cambodja profiteert van het gunstigste stelsel dat beschikbaar is binnen het EU-stelsel van algemene preferenties (SAP), namelijk het Everything But Arms-stelsel (EBA); overwegende dat de EU in de financiële periode 2014‑2020 410 miljoen EUR aan Cambodja heeft toegewezen met het oog op ontwikkelingssamenwerking, waarvan de 10 miljoen EUR ter ondersteuning van de hervorming van het verkiezingsproces in Cambodja thans wordt opgeschort;
P. overwegende dat de secretaris-generaal van de VN er in zijn verklaring van juli nogmaals op gewezen heeft dat een inclusief en pluralistisch politiek proces essentieel blijft om de door Cambodja geboekte voortgang bij bestendiging van de vrede te kunnen waarborgen;
Q. overwegende dat de conflicten over suikerplantages nog niet zijn opgelost; overwegende dat er voortdurende bezorgdheid bestaat over verdrijvingen en de daarmee gepaard gaande aanhoudende straffeloosheid, en over de uitzichtloze situatie van de getroffen gemeenschappen; overwegende dat de regering van Cambodja het EU-mandaat voor de suikerriet-auditprocedure niet heeft onderschreven;
1. wijst erop dat Kem Sokha onder strikte voorwaarden op borgtocht vrijgelaten is; veroordeelt het feit dat Kem Sokha onder huisarrest is geplaatst; verlangt dat alle aanklachten tegen Kem Sokha worden ingetrokken en dat hij onmiddellijk en volledig in vrijheid wordt gesteld; verlangt voorts dat andere politiek gemotiveerde aanklachten en vonnissen tegen politici uit de oppositie, waaronder Sam Rainsy, onmiddellijk worden ingetrokken;
2. spreekt zijn bezorgdheid uit over de gezondheid van Kem Sokha en roept de Cambodjaanse autoriteiten op hem in staat te stellen een passende medische behandeling te ondergaan; verzoekt de regering Kem Sokha in staat te stellen buitenlandse diplomaten, VN-ambtenaren en mensenrechtenwaarnemers te ontmoeten;
3. geeft uitdrukking aan zijn overtuiging dat de verkiezingen in Cambodja niet als vrij en eerlijk beschouwd kunnen worden; toont zich ernstig bezorgd over de wijze waarop de verkiezingen van 2018 in Cambodja zijn verlopen alsook over de uitkomst ervan; is van mening dat de geloofwaardigheid van de verkiezingen niet kan worden aangetoond en wijst erop dat zij op grote schaal veroordeeld zijn door de internationale gemeenschap;
4. verzoekt de Cambodjaanse regering te werken aan de versterking van de democratie en de rechtsstaat, en de mensenrechten en de fundamentele vrijheden te eerbiedigen, wat ook inhoudt dat de grondwettelijke bepalingen die pluralisme en vrijheid van vereniging en meningsuiting garanderen, ten volle moeten worden nageleefd; roept voorts de Cambodjaanse regering op tot herroeping van alle recente wijzigingen van de Grondwet, het Wetboek van strafrecht, de Wet op de politieke partijen, de Wet op de vakbonden, de Wet op de niet-gouvernementele organisaties en van alle andere wetgeving die de vrijheid van meningsuiting en de politieke vrijheden inperkt en die niet volledig strookt met de verplichtingen van Cambodja en met de internationale normen;
5. benadrukt dat voor een geloofwaardig democratisch proces een omgeving vereist is waarin politieke partijen, het maatschappelijk middenveld en de media zonder angst, bedreigingen en willekeurige beperkingen hun legitieme rol kunnen spelen; verzoekt de regering de noodzakelijke maatregelen te nemen zodat de ontbinding van de CNRP zo spoedig mogelijk ongedaan gemaakt kan worden;
6. herhaalt zijn oproep aan de Cambodjaanse regering om een halt toe te roepen aan alle vormen van pesterijen en misbruik van en politiek gemotiveerde strafrechtelijke aanklachten tegen leden van de politieke oppositie, mensenrechtenactivisten, vakbondsleden en pleitbezorgers van het arbeidsrecht, activisten op het gebied van het landrecht en andere activisten van het maatschappelijk middenveld, alsook journalisten; verzoekt de Cambodjaanse regering om alle burgers die gevangengenomen zijn wegens het uitoefenen van hun mensenrechten, met inbegrip van James Ricketson, onverwijld in vrijheid te stellen en alle aanklachten tegen hen in te trekken;
7. ondersteunt het besluit om de EU-steun voor de hervorming van het verkiezingsproces in Cambodja op te schorten; herinnert aan de nationale en internationale verplichtingen in verband met democratische beginselen en fundamentele mensenrechten, die Cambodja zelf is aangegaan; roept de Cambodjaanse regering op hervormingen door te voeren teneinde de democratie te bevorderen en bij toekomstige verkiezingsprocessen internationaal erkende minimumnormen toe te passen, waaronder de organisatie van vrije en eerlijke verkiezingen waaraan meerdere partijen deelnemen, de instelling van een werkelijk onafhankelijk nationaal verkiezingscomité en de betrokkenheid van ngo's en onafhankelijke media bij het toezicht op en de verslaggeving van verkiezingen;
8. herinnert de Cambodjaanse regering eraan dat zij haar verplichtingen en toezeggingen in verband met de democratische beginselen en fundamentele mensenrechten dient na te komen, die een essentieel onderdeel vormen van de samenwerkingovereenkomst tussen de EU en Cambodja en de voorwaarden van het EBA;
9. is ingenomen met de recente EU-EBA-onderzoeksmissie naar Cambodja en verzoekt de Commissie het Parlement zo spoedig mogelijk in kennis te stellen van de conclusies; verzoekt de Commissie mogelijke consequenties voor Cambodja te overwegen in verband met de handelspreferenties die het land geniet, onder meer het instellen van een onderzoek volgens de procedure waarin wordt voorzien in het kader van het EBA;
10. dringt er bij de EDEO en de Commissie op aan een lijst op te stellen van individuen die verantwoordelijk zijn voor de ontbinding van de oppositie en andere ernstige mensenrechtenschendingen in Cambodja om mogelijke visumbeperkingen op te leggen en banktegoeden te bevriezen;
11. verzoekt de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid de situatie in Cambodja nauwlettend te volgen; verzoekt de EDEO en de lidstaten actie te ondernemen en het voortouw te nemen bij de komende 39e zitting van de VN-Mensenrechtenraad en te streven naar het aannemen van een duidelijke resolutie waarin de mensenrechtensituatie in Cambodja aan de orde wordt gesteld;
12. verzoekt de Cambodjaanse regering het memorandum van overeenstemming met het VN-Bureau van de hoge commissaris voor de mensenrechten (OHCHR) in Cambodja te vernieuwen wanneer dit op 31 december 2018 afloopt;
13. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Europese Dienst voor extern optreden, de secretaris-generaal van de ASEAN, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de regering en de Nationale Vergadering van Cambodja.