Amendementen van het Europees Parlement aangenomen op 3 oktober 2018 op het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe personenauto's en nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen in het kader van de geïntegreerde benadering van de Unie om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 (herschikking) (COM(2017)0676 – C8-0395/2017 – 2017/0293(COD))(1)
(Gewone wetgevingsprocedure – herschikking)
Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Amendement 1 Voorstel voor een verordening Overweging 3
(3) In de Europese strategie voor emissiearme mobiliteit16 wordt een duidelijk doel gesteld: tegen 2050 moeten de broeikasgasemissies van het vervoer ten minste 60 % lager zijn dan in 1990 en moet er een duidelijke trend zijn naar volledig emissievrij vervoer. De uitstoot door het vervoer van voor de gezondheid schadelijke luchtverontreinigende stoffen moet onverwijld drastisch worden verlaagd. De emissies van conventionele verbrandingsmotoren moeten na 2020 verder worden verlaagd. Emissiearme en emissievrije voertuigen moeten in het verkeer worden gebracht en uiterlijk 2030 een belangrijk marktaandeel veroveren.
(3) De vervoerssector is de enige sector in de Unie waar broeikasgasemissies nog steeds toenemen.De decarbonisatie van de totale vervoerssector moet worden versneld en tegen 2050 moet er een duidelijke trend zijn naar een nuluitstoot van broeikasgassen door deze sector om de verbintenissen na te leven die de Unie is aangegaan tijdens de 21e Conferentie van de partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC), die in 2015 in Parijs plaatsvond.Tevens moet de uitstoot door het vervoer van voor de gezondheid en het milieubijzonder schadelijke luchtverontreinigende stoffen onverwijld drastisch worden verlaagd. De emissies van conventionele verbrandingsmotoren moeten na 2020 verder worden verlaagd. Emissiearme en emissievrije voertuigen moeten in het verkeer worden gebracht en uiterlijk 2030 een belangrijk marktaandeel veroveren.
Amendement 2 Voorstel voor een verordening Overweging 4 bis (nieuw)
(4 bis) De ontwikkeling van onderzoeks-, leverings-, verwerkings- en productiestrategieën die zijn gebaseerd op het gebruik van lichtgewicht componenten, is cruciaal om de overgang naar een koolstofarme automobielsector te bewerkstelligen. Er wordt steeds meer onderzoek verricht naar grondstoffen van natuurlijke vezels en composieten daarvan in het kader van de toenemende brede rol die de bio-economie kan spelen en de hernieuwbare, recyclebare en duurzame producten die deze kan opleveren. Deze ontwikkelingen moeten worden gebaseerd op een goed begrip van de beperkingen van natuurlijke hulpbronnen, de beschikbaarheid van land en derhalve van de noodzaak om duurzame oplossingen te vinden voor producten die het einde van hun levenscyclus hebben bereikt.
Amendement 3 Voorstel voor een verordening Overweging 4 ter (nieuw)
(4 ter) Een maatschappelijk aanvaardbare en rechtvaardige overgang naar emissievrije mobiliteit tegen 2050 vereist dat in de volledige waardeketen van de automobielsector veranderingen worden doorgevoerd, waarbij mogelijk ongunstige gevolgen voor burgers en regio's in alle lidstaten in aanmerking worden genomen. Het is belangrijk rekening te houden met de maatschappelijke gevolgen van de overgang en proactief te zijn bij de aanpak van de implicaties voor de werkgelegenheid. Het is daarom uiterst belangrijk dat de huidige maatregelen tevens vergezeld gaan van gerichte programma's op niveau van de Unie, op nationaal en op regionaal niveau voor de omscholing, de bijscholing en het opnieuw inzetten van werknemers, alsmede opleidingen en initiatieven voor het zoeken naar werk, die worden uitgevoerd in nauwe samenspraak met de sociale partners en de bevoegde autoriteiten.
Amendement 4 Voorstel voor een verordening Overweging 4 quater (nieuw)
(4 quater) Een succesvolle overgang naar emissievrije mobiliteit vereist een gemeenschappelijk beleidskader voor voertuigen, infrastructuur, elektriciteitsnetwerken, duurzame productie, voeding en recycling van batterijen, waarbij economische stimulansen en stimulansen voor de werkgelegenheid in de hele EU op nationaal, regionaal en lokaal niveau in elkaar grijpen en ondersteund worden door sterkere financieringsinstrumenten van de Unie.
Amendement 5 Voorstel voor een verordening Overweging 6
(6) In de conclusies van de Europese Raad van oktober 2014 is een reductie van broeikasgasemissies van 30 % tegen 2030 ten opzichte van 2005 goedgekeurd voor sectoren die geen deel uitmaken van de EU-regeling voor de emissiehandel.Het wegvervoer heeft een groot aandeel in de emissies van die sectoren en blijft met zijn emissies aanzienlijk boven het niveau van 1990. Als de emissies van het wegvervoer blijven stijgen, zal dit de reductie die andere sectoren realiseren om de klimaatverandering te bestrijden, tenietdoen.
(6) De emissies van het wegvervoer blijven aanzienlijk boven het niveau van 1990 en doen de reductie die andere sectoren realiseren om de klimaatverandering te bestrijden, teniet.
Amendement 6 Voorstel voor een verordening Overweging 9
(9) In een evaluatie in 2015 van de Verordeningen (EG) nr. 443/2009 en (EU) nr. 510/2011 werd geconcludeerd dat die verordeningen relevant en in grote lijnen samenhangend waren, aanzienlijke emissiebesparingen hebben gegenereerd en tevens kosteneffectiever waren dan oorspronkelijk verwacht. Hiermee hebben de verordeningen een aanzienlijke toegevoegde waarde voor de Unie gegenereerd die niet in gelijke mate met nationale maatregelen had kunnen worden bereikt.
(9) In een evaluatie in 2015 van de Verordeningen (EG) nr. 443/2009 en (EU) nr. 510/2011 werd geconcludeerd dat die verordeningen relevant en in grote lijnen samenhangend waren, aanzienlijke emissiebesparingen hebben gegenereerd en tevens kosteneffectiever waren dan oorspronkelijk verwacht. Hiermee hebben de verordeningen een aanzienlijke toegevoegde waarde voor de Unie gegenereerd die niet in gelijke mate met nationale maatregelen had kunnen worden bereikt. In deze evaluatie werd echter ook geconcludeerd dat de werkelijk behaalde CO2-besparingen aanzienlijk geringer zijn dan de besparingen die gesuggereerd worden door de prestaties bij de typegoedkeuringstest, en dat de "emissiekloof" tussen prestaties tijdens de typegoedkeuringstest en werkelijke prestaties de effectiviteit van de CO2‑prestatienormen aanzienlijk heeft ondermijnd, alsook het consumentenvertrouwen in de potentiële brandstofbesparingen van nieuwe voertuigen.
Amendement 7 Voorstel voor een verordening Overweging 10 bis (nieuw)
(10 bis) Om de doeltreffendheid van deze verordening te waarborgen, moeten de CO2-emissiereducties plaatsvinden onder omstandigheden die zich voordoen bij een normaal gebruik van het voertuig. Het is derhalve aangewezen om een strikt verbod op het gebruik van manipulatie-instrumenten in deze verordening op te nemen en de autoriteiten de middelen ter beschikking te stellen om de naleving van dit verbod te handhaven.
Amendement 8 Voorstel voor een verordening Overweging 12
(12) Het is belangrijk dat de vaststelling van eisen voor vermindering van CO2-emissies ook in de toekomst in de hele Unie voorspelbaarheid en planningszekerheid biedt aan de voertuigfabrikanten, voor het volledige gamma personenauto's en lichte bedrijfsvoertuigen dat zij in de Unie op de markt brengen.
(12) De vaststelling van eisen voor vermindering van CO2-emissies biedt ook in de toekomst in de hele Unie voorspelbaarheid en planningszekerheid aan de voertuigfabrikanten, voor het volledige gamma personenauto's en lichte bedrijfsvoertuigen dat zij in de Unie op de markt brengen.
Amendement 9 Voorstel voor een verordening Overweging 12 bis (nieuw)
(12 bis) De evaluatie door de Commissie van Richtlijn 1999/94/EG van het Europees Parlement en de Raad1 bis in 2016 heeft aan het licht gebracht dat een verdere verheldering en vereenvoudiging van de wetgeving noodzakelijk is, zodat deze relevanter, effectiever, efficiënter en coherenter kan worden. Het doel van Aanbeveling (EU) 2017/9481 ter van de Commissie is aanmoediging van een geharmoniseerde toepassing van Richtlijn 1999/94/EG. Beter ontworpen etiketten van auto's met vergelijkbare, betrouwbare en gebruiksvriendelijke informatie voor consumenten over de voordelen van emissiearme auto's, alsook informatie over luchtverontreinigende stoffen en rijkosten, naast CO2-emissies en brandstofverbruik, kunnen de ingebruikneming van de zuinigste en milieuvriendelijkste auto's in de gehele Unie ondersteunen. Daartoe dient de Commissie Richtlijn 1999/94/EG uiterlijk op 31 december 2019 te herzien en een wetgevingsvoorstel dienaangaande in te dienen. Voorts kan de sector lichte bedrijfsvoertuigen evenals de sector personenauto's profiteren van de invoering van een dergelijke etikettering voor brandstofverbruik en CO2-uitstoot. De Commissie onderzoekt derhalve tevens of er voor deze sector dergelijke mogelijkheden bestaan en dient zo nodig wetgevingsvoorstellen dienaangaande in.
_______________
1 bis Richtlijn 1999/94/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende de beschikbaarheid van consumentinformatie over het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot bij het op de markt brengen van nieuwe personenauto's (PB L 12 van 18.1.2000, blz. 16).
1 ter Aanbeveling (EU) 2017/948 van de Commissie van 31 mei 2017 betreffende het gebruik van de brandstofverbruiks- en CO2-emissiewaarden op basis waarvan typegoedkeuring is verleend en die volgens de wereldwijd geharmoniseerde testprocedure voor lichte voertuigen zijn gemeten, bij het beschikbaar maken van informatie voor de consument overeenkomstig Richtlijn 1999/94/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 142 van 2.6.2017, blz. 100).
Amendement 10 Voorstel voor een verordening Overweging 13
(13) Derhalve moeten voor 2025 en 2030 reductieniveaus voor het gehele wagenpark van de Unie van nieuwe personenauto's en lichte bedrijfsvoertuigen worden vastgesteld, gelet op de vervangingstijd van het wagenpark en de noodzaak dat de vervoerssector bijdraagt tot de klimaat- en energiedoelstellingen voor 2030. Deze stapsgewijze benadering geeft de automobielindustrie ook een duidelijk en vroegtijdig signaal dat de invoering op de markt van energie-efficiënte technologieën en emissiearme en emissievrije voertuigen niet mag worden uitgesteld.
(13) Voor 2025 en 2030 moeten reductieniveaus voor het gehele wagenpark van de Unie van nieuwe personenauto's en lichte bedrijfsvoertuigen worden vastgesteld, gelet op de vervangingstijd van het wagenpark en de noodzaak dat de vervoerssector bijdraagt tot de klimaat- en energiedoelstellingen van de Unie voor 2030 en daarna. Deze stapsgewijze benadering geeft de automobielindustrie ook een duidelijk en vroegtijdig signaal dat de invoering op de markt van energie-efficiënte technologieën en emissiearme en emissievrije voertuigen niet mag worden uitgesteld. Met het oog op behoud van de dynamiek van CO2-emissievermindering na 2030 dient voorts vanaf 1 januari 2031 ten minste hetzelfde traject voor emissievermindering te gelden, hetgeen voortzetting van de decarbonisatie van de sector mogelijk maakt overeenkomstig de verplichtingen die zijn aangegaan in het kader van de Overeenkomst van Parijs.
Amendement 11 Voorstel voor een verordening Overweging 14
(14) Hoewel de Unie tot de belangrijkste producenten van motorvoertuigen ter wereld behoort en in deze sector technologisch leiderschap vertoont, neemt de concurrentie toe en verandert de wereldwijde automobielsector snel door nieuwe innovaties in elektrische aandrijflijnen en coöperatieve, geconnecteerde en geautomatiseerde mobiliteit. Om haar wereldwijde concurrentievermogen en toegang tot markten te behouden, heeft de Unie een regelgevingskader nodig, met inbegrip van een specifieke stimulans op het gebied van emissiearme en emissievrije voertuigen, waarin een grote thuismarkt wordt gecreëerd en technologische ontwikkeling en innovatie worden ondersteund.
(14) Hoewel de Unie tot de belangrijkste producenten van motorvoertuigen ter wereld behoort en in deze sector technologisch leiderschap vertoont, neemt de concurrentie toe en verandert de wereldwijde automobielsector snel door nieuwe innovaties in elektrische aandrijflijnen en coöperatieve, geconnecteerde en geautomatiseerde mobiliteit. Als de vervoerssector van de Unie de in deze sector vereiste energietransitie te laat op gang brengt, riskeert hij verlies van zijn leiderschapspositie. Om haar wereldwijde concurrentievermogen en toegang tot markten te behouden, heeft de Unie een regelgevingskader nodig, met inbegrip van een specifiek beleidsmechanisme op het gebied van emissiearme en emissievrije voertuigen, waarin een grote thuismarkt wordt gecreëerd en technologische ontwikkeling en innovatie worden ondersteund.
Amendement 12 Voorstel voor een verordening Overweging 14 bis (nieuw)
(14 bis) Om de langetermijndoelstelling van een volledig koolstofvrije mobiliteit in de Unie te bereiken, zijn technologische innovatie en technische vooruitgang onontbeerlijk. In die zin en om een antwoord te bieden op de toegenomen internationale concurrentie is het voor de Unie en de lidstaten van essentieel belang inspanningen te blijven leveren om initiatieven te onderzoeken en te ontwikkelen die mogelijke synergieën binnen de sector bevorderen, naar het voorbeeld van de recente Europese alliantie voor batterijen, en om publieke en private investeringen in onderzoek en innovatie in de automobielsector van de Unie te steunen, teneinde het technologische leiderschap van de Unie in die sector te behouden en de duurzaamheid van zijn industriële basis op de lange termijn te waarborgen en de sector efficiënt en concurrerend te houden op de mondiale markt.
Amendement 13 Voorstel voor een verordening Overweging 15
(15) Er moet een specifiek stimuleringsmechanisme worden ingevoerd om een soepele overgang naar emissievrije mobiliteit te vergemakkelijken. Dit kredietmechanisme moet dusdanig worden opgezet dat de uitrol van emissiearme en emissievrije voertuigen op de markt van de Unie wordt bevorderd.
(15) Er moet een specifiek beleidsmechanisme worden ingevoerd om een soepele overgang naar emissievrije mobiliteit te vergemakkelijken en versnellen. Dit krediet- en debetmechanisme moet dusdanig worden opgezet dat de uitrol van emissiearme en emissievrije voertuigen op de markt van de Unie wordt bevorderd en investeringszekerheid voor de tijdige en adequate uitrol van de nodige oplaadpunten wordt gewaarborgd.
Amendement 14 Voorstel voor een verordening Overweging 16
(16) De vaststelling van een benchmark voor het aandeel van emissiearme en emissievrije voertuigen in het wagenpark van de EU en een goed opgezet mechanisme voor de aanpassing van de specifieke CO2-doelstelling van een fabrikant op basis van het aandeel van emissiearme en emissievrije voertuigen in zijn eigen wagenpark moeten een sterk en geloofwaardig signaal zijn om dergelijke voertuigen te ontwikkelen en op de markt te brengen, terwijl het mogelijk blijft om de efficiëntie van de conventionele verbrandingsmotoren verder te verbeteren.
(16) De vaststelling van een krachtige benchmark voor het aandeel van emissiearme en emissievrije voertuigen in het wagenpark van de EU en een goed opgezet mechanisme voor de aanpassing van de specifieke CO2-doelstelling van een fabrikant op basis van het aandeel van emissiearme en emissievrije voertuigen in zijn eigen wagenpark moeten een sterk en geloofwaardig signaal zijn om dergelijke voertuigen te ontwikkelen en op de markt te brengen, terwijl het mogelijk blijft om de efficiëntie van de conventionele verbrandingsmotoren verder te verbeteren.
Amendement 15 Voorstel voor een verordening Overweging 17
(17) Bij de vaststelling van kredieten voor emissiearme en emissievrije voertuigen moet rekening worden gehouden met het verschil in CO2-emissies van de voertuigen. Het aanpassingsmechanisme moet waarborgen dat een fabrikant die de benchmark overschrijdt, kan profiteren van een hogere specifieke CO2-doelstelling. Om een evenwichtige aanpak te waarborgen, moeten grenzen worden gesteld aan het mogelijke niveau van aanpassing binnen dat mechanisme. Dit zal voor stimulansen zorgen die een tijdige uitrol van oplaad- of tankinfrastructuur bevorderen en grote voordelen voor consumenten, het concurrentievermogen en het milieu opleveren.
(17) Bij de vaststelling van benchmarks voor het aandeel emissiearme en emissievrije voertuigen moet rekening worden gehouden met het verschil in CO2-emissies van de voertuigen. Het aanpassingsmechanisme moet waarborgen dat een fabrikant die de benchmark overschrijdt, kan profiteren van een hogere specifieke CO2-doelstelling, terwijl een fabrikant die de benchmark niet haalt, moet voldoen aan een strengere CO2-doelstelling. Om een evenwichtige aanpak te waarborgen, moeten grenzen worden gesteld aan het mogelijke niveau van aanpassing binnen dat mechanisme. Dit zal voor stimulansen zorgen die een tijdige uitrol van oplaad- of tankinfrastructuur bevorderen en grote voordelen voor consumenten, het concurrentievermogen en het milieu opleveren.
Amendement 16 Voorstel voor een verordening Overweging 17 bis (nieuw)
(17 bis) Er dient tijdig en voldoende geïnvesteerd te worden in de productie en de uitrol van emissievrije en emissiearme voertuigen en in de gehele ondersteunende infrastructuur die is vereist, waaronder duurzame productie, voeding en recycling van batterijen. De verschillende ondersteuningsinstrumenten op Unie- en nationaal niveau moeten effectief samenwerken door aanzienlijke publieke en private investeringen te mobiliseren en te stimuleren. De oplaad- en tankinfrastructuur moet snel tot stand komen om vertrouwen te wekken bij consumentenen voertuigfabrikanten economische zekerheid te bieden. Productie van batterijen en batterijcellen in de Unie in de nabijheid van locaties waar voertuigen geproduceerd worden, moet dan ook ondersteund worden.
Amendement 17 Voorstel voor een verordening Overweging 23
(23) Er moet echter een evenwicht worden gewaarborgd tussen de stimulering van eco-innovaties en van die technologieën waarvan het emissiereductie-effect tijdens de officiële testprocedure is aangetoond. Dientengevolge is het aangewezen een maximum te handhaven voor eco-innovatiebesparingen die een fabrikant in aanmerking mag nemen om te bepalen of de doelstelling is gehaald. De Commissie moet de mogelijkheid krijgen het niveau van het maximum te herzien, met name om rekening te houden met de gevolgen van de verandering van de officiële testprocedure. Ook moet worden verduidelijkt hoe de besparingen met het oog op de naleving van de doelstelling moeten worden berekend.
(23) Er moet echter een evenwicht worden gewaarborgd tussen de stimulering van eco-innovaties en van die technologieën waarvan het emissiereductie-effect tijdens de officiële testprocedure is aangetoond. Dientengevolge is het aangewezen een maximum te handhaven voor eco-innovatiebesparingen die een fabrikant in aanmerking mag nemen om te bepalen of de doelstelling is gehaald. De Commissie moet de mogelijkheid krijgen het niveau van het maximum naar beneden bij te stellen, met name om rekening te houden met de gevolgen van de verandering van de officiële testprocedure. Ook moet worden verduidelijkt hoe de besparingen met het oog op de naleving van de doelstelling moeten worden berekend.
Amendement 18 Voorstel voor een verordening Overweging 25 bis (nieuw)
(25 bis) In situaties waarin de toevoeging van een elektrische batterij van N1-categorie klasse III aan zwaardere lichte bedrijfsvoertuigen het voertuig zodanig verzwaart dat het in de N2‑categorie valt, dient een dergelijk technisch probleem te worden opgelost.
Amendement 20 Voorstel voor een verordening Overweging 37
(37) De specifieke CO2-emissies van nieuwe personenauto's en nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen worden in de Unie op geharmoniseerde basis gemeten overeenkomstig de in Verordening (EG) nr. 715/2007 vastgestelde methode. Om de administratieve last van deze verordening tot een minimum te beperken, moet de naleving ervan worden gemeten aan de hand van de registratiegegevens van nieuwe auto's en nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen in de Unie. Deze gegevens moeten door de lidstaten worden verzameld en aan de Commissie worden meegedeeld. Om de samenhang te garanderen tussen de gegevens die gebruikt worden om de naleving te beoordelen, moeten de regels voor het verzamelen en meedelen van deze gegevens zoveel mogelijk worden geharmoniseerd. De verantwoordelijkheid van de bevoegde autoriteiten om correcte en volledige gegevens te verstrekken moet derhalve duidelijk worden vermeld, alsmede de noodzaak van doeltreffende samenwerking tussen die autoriteiten en de Commissie bij de aanpak van problemen betreffende de kwaliteit van gegevens.
(37) De specifieke CO2-emissies van nieuwe personenauto's en nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen worden in de Unie op geharmoniseerde basis gemeten overeenkomstig de in Verordening (EG) nr. 715/2007 vastgestelde methode. Om de administratieve last van deze verordening tot een minimum te beperken, moet de naleving ervan worden gemeten aan de hand van de registratiegegevens van nieuwe auto's en nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen in de Unie. Deze gegevens moeten door de lidstaten worden verzameld en aan de Commissie worden meegedeeld. Om de samenhang te garanderen tussen de gegevens die gebruikt worden om de naleving te beoordelen, moeten de regels voor het verzamelen en meedelen van deze gegevens worden geharmoniseerd. De verantwoordelijkheid van de bevoegde autoriteiten om correcte en volledige gegevens te verstrekken moet derhalve duidelijk worden vermeld, alsmede de noodzaak van doeltreffende samenwerking tussen die autoriteiten en de Commissie bij de aanpak van problemen betreffende de kwaliteit van gegevens.
Amendement 21 Voorstel voor een verordening Overweging 38
(38) Of de fabrikanten voldoen aan de doelstellingen van deze verordening, moet op het niveau van de Unie worden beoordeeld. Fabrikanten met hogere gemiddelde specifieke CO2-emissies dan die welke uit hoofde van deze verordening zijn toegestaan, moeten voor elk kalenderjaar een bijdrage voor overtollige emissies betalen. De bijdragen voor overtollige emissies vloeien terug naar de algemene begroting van de Unie.
(38) Of de fabrikanten voldoen aan de doelstellingen van deze verordening, moet op het niveau van de Unie worden beoordeeld. Fabrikanten met hogere gemiddelde specifieke CO2-emissies dan die welke uit hoofde van deze verordening zijn toegestaan, moeten voor elk kalenderjaar een bijdrage voor overtollige emissies betalen. De bijdragen voor overtollige emissies vloeien terug naar de algemene begroting van de Unie en worden aangewend om bij te dragen aan een rechtvaardige overgang naar emissievrije mobiliteit. Deze bijdragen dienen tevens te worden aangewend als aanvulling op gerichte programma's voor de omscholing, de bijscholing en de opleiding van werknemers die worden getroffen door de structurele veranderingen in de automobielsector, en voor de herverdeling van initiatieven op het gebied van werk en het zoeken naar werk; zulks in nauwe samenspraak met de sociale partners, de gemeenschappen en de bevoegde autoriteiten in de gebieden die worden getroffen door de transitie op de arbeidsmarkt.
Amendement 22 Voorstel voor een verordening Overweging 41
(41) De doeltreffendheid van de in deze verordening vastgelegde doelstellingen om de CO2-emissies daadwerkelijk te verminderen, hangt sterk af van de representativiteit van de officiële testprocedure. Volgens het advies van het mechanisme voor wetenschappelijk advies (SAM)23 en de aanbeveling van het Europees Parlement naar aanleiding van zijn onderzoek naar emissiemetingen in de automobielsector24 moet een mechanisme worden ingevoerd om de werkelijke representativiteit van de overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1151 bepaalde waarden voor CO2-emissies en brandstofverbruik van voertuigen te beoordelen. De Commissie moet de bevoegdheid krijgen de openbare beschikbaarheid van dergelijke gegevens te waarborgen en indien nodig de procedures te ontwikkelen om de gegevens voor de uitvoering van dergelijke beoordelingen te identificeren en te verzamelen.
(41) De doeltreffendheid van de in deze verordening vastgelegde doelstellingen om de CO2-emissies daadwerkelijk te verminderen, hangt sterk af van de representativiteit van de officiële testprocedure. Volgens het advies van het mechanisme voor wetenschappelijk advies (SAM)23 en de aanbeveling van het Europees Parlement naar aanleiding van zijn onderzoek naar emissiemetingen in de automobielsector24 moet een mechanisme worden ingevoerd om de werkelijke representativiteit van de overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1151 bepaalde waarden voor CO2-emissies en brandstofverbruik van voertuigen te beoordelen. De betrouwbaarste manier om de werkelijke representativiteit van de typegoedkeuringswaarden te garanderen, is door een test in te voeren die de werkelijke CO2-emissies meet. Daarom dient de Commissie door middel van gedelegeerde handelingen de test te ontwikkelen die de werkelijke CO2-emissies meet, waarbij zij de mogelijkheid om gebruik te maken van PEMS in overweging neemt, en deze test uiterlijk twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening in te voeren. Totdat de test van toepassing wordt, dient naleving van deze verordening evenwel gegarandeerd te worden door gebruikmaking van door fabrikanten te rapporteren gegevens afkomstig van brandstofverbruikmeters, in combinatie met een grenswaarde die in 2021 voor elke fabrikant wordt vastgesteld als een procentueel verschil dat niet overschreden mag worden. De Commissie moet de bevoegdheid krijgen de openbare beschikbaarheid van gegevens overbrandstofverbruik te waarborgen en de procedures te ontwikkelen om deze gegevens voor de uitvoering van dergelijke beoordelingen te rapporteren. De Commissie dient passende maatregelen te nemen in geval van niet-naleving door fabrikanten van de in deze verordening vastgestelde vereisten inzake werkelijke CO2-emissies.
__________________
__________________
23 High Level Group of Scientific Advisors, Scientific Opinion No 1/2016, Closing the gap between light-duty vehicle real-world CO2 emissions and laboratory testing (alleen in het EN beschikbaar).
23 High Level Group of Scientific Advisors, Scientific Opinion No 1/2016, Closing the gap between light-duty vehicle real-world CO2 emissions and laboratory testing (alleen in het EN beschikbaar).
24 Aanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad en de Commissie van 4 april 2017 naar aanleiding van het onderzoek naar emissiemetingen in de automobielsector (2016/2908(RSP)).
24 Aanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad en de Commissie van 4 april 2017 naar aanleiding van het onderzoek naar emissiemetingen in de automobielsector (2016/2908(RSP)).
Amendement 23 Voorstel voor een verordening Overweging 41 bis (nieuw)
(41 bis) Momenteel bestaat er geen geharmoniseerde methode voor de beoordeling van emissies van lichte bedrijfsvoertuigen gedurende de volledige levenscyclus. Het is zinvol dat de Commissie uiterlijk eind 2026 een dergelijk analyse beschikbaar stelt om een breed beeld te scheppen van koolstofemissies door de sector lichte bedrijfsvoertuigen. Daartoe moet de Commissie door middel van gedelegeerde handelingen een gemeenschappelijke Uniemethode ontwikkelen aan de hand waarvan fabrikanten vanaf 2025 consistent gegevens kunnen rapporteren over de CO2-emissies tijdens de levenscyclus van alle brandstoftypen en aandrijfsystemen die zij op de markt hebben gebracht. Een dergelijke methode moet tevens stroken met de relevante ISO-normen en rekening houden met het aardopwarmingsvermogen van emissies van bron tot tank, van tank tot wiel, tijdens de productie en aan het einde van de levensduur van een voertuig. De analyse van de Commissie moet berusten op de door fabrikanten gerapporteerde gegevens, alsook op eventuele andere beschikbare, relevante gegevens.
Amendement 80 Voorstel voor een verordening Overweging 42
(42) Volgens planning wordt in 2024 de voortgang uit hoofde van de [verordening inzake de verdeling van de inspanningen en de richtlijn betreffende het systeem voor de handel in emissierechten] beoordeeld.Derhalve moet de doeltreffendheid van deze verordening in hetzelfde jaar worden beoordeeld om een gecoördineerde en samenhangende beoordeling van de uit hoofde van al deze instrumenten uitgevoerde maatregelen mogelijk te maken.
(42) De doeltreffendheid van deze verordening moet in 2023 worden beoordeeld om een tijdige, transparante, gecoördineerde en samenhangende beoordeling van de uitvoering ervan en van de vooruitgang bij het realiseren van de doelen - binnen de gestelde termijnen - mogelijk te maken, ook afgezet tegen de vooruitgang die geboekt is onder de verordening inzake de verdeling van de inspanningen en de richtlijn betreffende het systeem voor de handel in emissierechten.
Amendement 24 Voorstel voor een verordening Overweging 46
(46) Teneinde niet-essentiële onderdelen in de bepalingen van deze verordening te wijzigen of aan te vullen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van wijzigingen van de bijlagen II en III wat betreft gegevensvereisten en gegevensparameters, ten aanzien van aanvullingen van de regels voor de interpretatie van de criteria om in aanmerking te komen voor een afwijking van de specifieke emissiedoelstellingen, voor de inhoud van aanvragen van een afwijking en voor de inhoud en beoordeling van programma's voor de verlaging van de specifieke CO2-emissies, ten aanzien van aanpassingen van de in artikel 13 vermelde getallen voor M0 en TM0, van het in artikel 11 vermelde maximum van 7 g CO2/km en van de in artikel 14, lid 3, vermelde formules in bijlage I. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen moeten het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip ontvangen als de deskundigen van de lidstaten, en moeten hun deskundigen systematisch toegang hebben tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.
(46) Teneinde niet-essentiële onderdelen in de bepalingen van deze verordening te wijzigen of aan te vullen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van wijzigingen van de bijlagen II en III wat betreft gegevensvereisten en gegevensparameters, ten aanzien van de vereisten ter waarborging van naleving van het verbod op manipulatie-instrumenten, ten aanzien van de inhoud van het in artikel 4, lid 3 quater, bedoelde uitgebreide documentatiepakket tot vaststelling van de regels en procedures voor de in artikel 7, lid 8 bis, bedoelde melding van emissies voor de gehele levenscyclus, ten aanzien van aanvullingen van de regels voor de interpretatie van de criteria om in aanmerking te komen voor een afwijking van de specifieke emissiedoelstellingen, voor de inhoud van aanvragen van een afwijking en voor de inhoud en beoordeling van programma's voor de verlaging van de specifieke CO2-emissies, ten aanzien van aanpassingen van de in artikel 13 vermelde getallen voor M0 en TM0, van het in artikel 11 vermelde maximum van 7 g CO2/km, voor de ontwikkeling van een test die de werkelijke CO2-emissies meet, zoals bedoeld in artikel 12, lid 1 bis, en van de in artikel 14, lid 3, vermelde formules in bijlage I. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen moeten het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip ontvangen als de deskundigen van de lidstaten, en moeten hun deskundigen systematisch toegang hebben tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen .
Amendement 25 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 1
1. In deze verordening worden CO2-emissievereisten voor nieuwe personenauto's en nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen vastgesteld om de goede werking van de interne markt te garanderen.
1. In deze verordening worden CO2-emissievereisten voor nieuwe personenauto's en nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen vastgesteld om de klimaat- en milieudoelstellingen van de Unie te halen en om de klimaatverplichtingen die de Unie op internationaal niveau is aangegaan, na te komen op een wijze die strookt met de goede werking van de interne markt.
Amendement 26 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 4
4. Met ingang van 1 januari 2025 zijn voor het gehele wagenpark van de EU de volgende doelstellingen van toepassing:
4. Met ingang van 1 januari 2025 zijn voor het gehele wagenpark van de EU de volgende doelstellingen van toepassing:
a) voor de gemiddelde CO2-emissies van nieuwe personenauto's een voor het gehele EU-wagenpark geldende doelstelling gelijk aan een vermindering van 15 % van de gemiddelde specifieke emissiedoelstellingen in 2021, vastgesteld overeenkomstig bijlage I, deel A, punt 6.1.1;
a) voor de gemiddelde CO2-emissies van nieuwe personenauto's een voor het gehele EU-wagenpark geldende doelstelling gelijk aan een vermindering van 20 % van de gemiddelde specifieke emissiedoelstellingen in 2021, vastgesteld overeenkomstig bijlage I, deel A, punt 6.1.1;
b) voor de gemiddelde CO2-emissies van nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen een voor het gehele EU-wagenpark geldende doelstelling gelijk aan een vermindering van 15 % van de gemiddelde specifieke emissiedoelstellingen in 2021, vastgesteld overeenkomstig bijlage I, deel B, punt 6.1.1;
b) voor de gemiddelde CO2-emissies van nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen een voor het gehele EU-wagenpark geldende doelstelling gelijk aan een vermindering van 20 % van de gemiddelde specifieke emissiedoelstellingen in 2021, vastgesteld overeenkomstig bijlage I, deel B, punt 6.1.1;
Amendement 27 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 4 – alinea 1 bis (nieuw)
Vanaf 1 januari 2025 is voor het aandeel van emissiearme en emissievrije voertuigen een benchmark gelijk aan een marktaandeel van 20 % van de verkoop van nieuwe personenauto's en nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen in 2025 van toepassing, die wordt vastgesteld overeenkomstig respectievelijk bijlage I, deel A, punt 6.3, en bijlage I, deel B, punt 6.3.
Amendementen 81 en 95 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 5
5. Met ingang van 1 januari 2030 zijn de volgende doelstellingen van toepassing:
5. Met ingang van 1 januari 2030 zijn de volgende doelstellingen van toepassing:
a) voor de gemiddelde CO2-emissies van nieuwe personenauto's een voor het gehele EU-wagenpark geldende doelstelling gelijk aan een vermindering van 30% van de gemiddelde specifieke emissiedoelstellingen in 2021, vastgesteld overeenkomstig bijlage I, deel A, punt 6.1.2;
a) voor de gemiddelde CO2-emissies van nieuwe personenauto's een voor het gehele EU-wagenpark geldende doelstelling gelijk aan een vermindering van 40 % van de gemiddelde specifieke emissiedoelstellingen in 2021, vastgesteld overeenkomstig bijlage I, deel A, punt 6.1.2;
b) voor de gemiddelde CO2-emissies van nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen een voor het gehele EU-wagenpark geldende doelstelling gelijk aan een vermindering van 30 % van de gemiddelde specifieke emissiedoelstellingen in 2021, vastgesteld overeenkomstig bijlage I, deel B, punt 6.1.2.
b) voor de gemiddelde CO2-emissies van nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen een voor het gehele EU-wagenpark geldende doelstelling gelijk aan een vermindering van 40 % van de gemiddelde specifieke emissiedoelstellingen in 2021, vastgesteld overeenkomstig bijlage I, deel B, punt 6.1.2.
Amendement 96 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 5 – alinea 1 bis (nieuw)
Vanaf 1 januari 2030 is voor het aandeel van emissiearme en emissievrije voertuigen een benchmark gelijk aan een marktaandeel van 35 % van de verkoop van nieuwe personenauto’s en nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen in 2030 van toepassing, die wordt vastgesteld overeenkomstig respectievelijk bijlage I, deel A, punt 6.3, en bijlage I, deel B, punt 6.3.
Amendement 30 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – lid 1 – letter b
b) categorie N1, zoals gedefinieerd in bijlage II bij Richtlijn 2007/46/EG, met een referentiemassa van hoogstens 2 610 kg, en categorie N1 waartoe de typegoedkeuring is uitgebreid overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 715/2007 ("lichte bedrijfsvoertuigen"), die voor het eerst in de Unie worden geregistreerd en niet eerder buiten de Unie zijn geregistreerd ("nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen").
b) categorie N1, zoals gedefinieerd in bijlage II bij Richtlijn 2007/46/EG, met een referentiemassa van hoogstens 2 610 kg, en categorie N1 waartoe de typegoedkeuring is uitgebreid overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 715/2007 ("lichte bedrijfsvoertuigen"), die voor het eerst in de Unie worden geregistreerd en niet eerder buiten de Unie zijn geregistreerd ("nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen"). In overeenstemming met de door deze verordening beoogde doelstellingen mag de Commissie, indien nodig, de referentiemassa (2 610 kg) van lichte bedrijfsvoertuigen op alternatieve brandstoffen aanpassen gezien het extra gewicht voor hun zwaardere aandrijf- en opslagsystemen (batterijen) dan bij traditionele voertuigen.
Amendement 31 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – lid 4 bis (nieuw)
4 bis. Deze verordening geldt voor voertuigen die door alternatieve brandstoffen worden aangedreven, met een maximaal toelaatbare massa van meer dan 3 500 kg maar minder dan 4 250 kg, mits de massa boven de 3 500 kg uitsluitend het gevolg is van de extra massa van het aandrijfsysteem in vergelijking met de massa van een aandrijfsysteem van een voertuig met dezelfde afmetingen dat is uitgerust met een conventionele interne verbrandingsmotor met elektrische ontsteking of compressieontsteking.
Amendement 32 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 1 – letter n bis (nieuw)
n bis) "manipulatie-instrument": een constructieonderdeel dat de temperatuur, de rijsnelheid, het toerental van de motor, de versnelling, de aanzuigonderdruk of andere parameters meet om een emissiecontrolesysteem of enig onderdeel daarvan dat een stijging van de CO2-emissies veroorzaakt onder omstandigheden die bij een normaal gebruik van het voertuig te verwachten zijn, in werking te stellen, te moduleren, te vertragen of buiten werking te stellen.
Amendement 33 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 3 bis (nieuw)
3 bis. De fabrikanten rusten hun voertuigen zo uit dat de systemen en onderdelen die van invloed kunnen zijn op de emissies zodanig ontworpen, geconstrueerd en gemonteerd zijn dat hun personenauto's of lichte bedrijfsvoertuigen onder normale gebruiksomstandigheden aan de specifieke emissiedoelstellingen en overige vereisten krachtens deze verordening en de uitvoeringsmaatregelen ervan kunnen voldoen.
Amendement 34 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 3 ter (nieuw)
3 ter. Het gebruik van manipulatie-instrumenten is verboden. Dit verbod geldt niet indien:
a) het instrument nodig is om de motor te beschermen tegen schade of ongevallen en om de veilige werking van het voertuig te verzekeren;
b) het instrument slechts functioneert als de motor gestart wordt; of
c) de omstandigheden in belangrijke mate zijn meegenomen in de in artikel 1 bedoelde testprocedures.
Amendement 35 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 3 quater (nieuw)
3 quater. Teneinde de goedkeuringsinstanties in staat te stellen te beoordelen of wordt voldaan aan de leden 3 bis en 3 ter van dit artikel, verstrekken fabrikanten een uitgebreid documentatiepakket. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 16 ter aanvulling op deze verordening een gedelegeerde handeling vast te stellen met vereisten ter verzekering van de nakoming van het verbod op manipulatie-instrumenten en de vereiste inhoud van het uitgebreide documentatiepakket.
Amendement 36 Voorstel voor een verordening Artikel 7 – lid 1
1. Voor elk kalenderjaar moeten alle lidstaten de in bijlage II deel A, en bijlage III , deel A, vermelde gegevens registreren voor elke nieuwe personenauto die en elk nieuw licht bedrijfsvoertuig dat op hun grondgebied wordt geregistreerd. Deze gegevens worden ter beschikking gesteld van de fabrikanten en hun aangewezen importeurs of vertegenwoordigers in de verschillende lidstaten. De lidstaten stellen alles in het werk om ervoor te zorgen dat de rapporteringsorganen op een transparante manier werken. Elke lidstaat zorgt ervoor dat de specifieke CO2-emissies van personenauto's zonder typegoedkeuring overeenkomstig Verordening (EG) nr. 715/2007 worden gemeten en in het conformiteitscertificaat vermeld.
1. Voor elk kalenderjaar moeten alle lidstaten de in bijlage II deel A, en bijlage III, deel A, vermelde gegevens registreren voor elke nieuwe personenauto die en elk nieuw licht bedrijfsvoertuig dat op hun grondgebied wordt geregistreerd. Deze gegevens worden ter beschikking gesteld van de fabrikanten en hun aangewezen importeurs of vertegenwoordigers in de verschillende lidstaten. De lidstaten zorgen ervoor dat de rapporteringsorganen op een transparante manier werken. Elke lidstaat zorgt ervoor dat de specifieke CO2-emissies van personenauto's zonder typegoedkeuring overeenkomstig Verordening (EG) nr. 715/2007 worden gemeten en in het conformiteitscertificaat vermeld.
Amendement 37 Voorstel voor een verordening Artikel 7 – lid 4 – alinea 3
Het register wordt openbaar gemaakt.
Het register wordt openbaar gemaakt, ook in digitale vorm.
Amendement 38 Voorstel voor een verordening Artikel 7 – lid 5 – alinea 1
Binnen drie maanden na in kennis te zijn gesteld van de in lid 4 vermelde voorlopige berekening mogen fabrikanten eventuele fouten in de gegevens aan de Commissie meedelen, met vermelding van de lidstaat waarop de fout betrekking heeft.
Binnen drie maanden na in kennis te zijn gesteld van de in lid 4 vermelde voorlopige berekening delen fabrikanten eventuele fouten in de gegevens aan de Commissie mee, met vermelding van de lidstaat waarop de fout betrekking heeft.
Amendement 39 Voorstel voor een verordening Artikel 7 – lid 8 – alinea 3
De Commissie kan nadere voorschriften vaststellen voor de procedures om dergelijke afwijkingen te rapporteren en er bij de berekening van de gemiddelde specifieke emissies rekening mee te houden. Die procedures worden door middel van uitvoeringshandelingen vastgesteld volgens de in artikel 15, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
De Commissie stelt nadere voorschriften vast voor de procedures om dergelijke afwijkingen te rapporteren en er bij de berekening van de gemiddelde specifieke emissies rekening mee te houden. Die procedures worden door middel van uitvoeringshandelingen vastgesteld volgens de in artikel 15, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
Amendement 40 Voorstel voor een verordening Artikel 7 – lid 8 bis (nieuw)
8 bis. Vanaf 1 januari 2025 rapporteren fabrikanten aan de Commissie de CO2-emissies tijdens de levenscyclus van alle nieuwe personenauto's en nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen die zij na 1 januari 2025 in de handel brengen, op basis van een op EU-niveau geharmoniseerde methode. De Commissie stelt daartoe vóór 31 december 2022 overeenkomstig artikel 16 gedelegeerde handelingen vast ter aanvulling van deze verordening door gedetailleerde regels op te stellen inzake de procedures voor het rapporteren van CO2-emissies tijdens de levenscyclus van voertuigen van alle op de EU-markt geregistreerde brandstoftypen en aandrijfsystemen.
Vóór 31 december 2026 doet de Commissie het Europees Parlement en de Raad een verslag toekomen met een analyse van de emissies gedurende de gehele levensduur van nieuwe lichte voertuigen in de Unie, met inbegrip van een analyse van mogelijke reguleringsmaatregelen, zodat toekomstige beleidsinspanningen op het gebied van emissiebeperking in de sector beter kunnen worden gestuurd. Deze analyse wordt openbaar gemaakt.
Amendement 41 Voorstel voor een verordening Artikel 8 – lid 4
4. De bijdragen voor overtollige emissies vloeien terug naar de algemene begroting van de Unie.
4. De bijdragen voor overtollige emissies vloeien terug naar de algemene begroting van de Unie. Deze bijdragen worden aangewend ter aanvulling van Uniemaatregelen en nationale maatregelen, in nauwe samenwerking met de sociale partners, teneinde het verwerven van vaardigheden en het herverdelen van werknemers in de automobielsector in alle getroffen lidstaten te bevorderen, in het bijzonder in de gebieden en de gemeenschappen die het zwaarst getroffen worden door de overgang, en zo bij te dragen aan een rechtvaardige overgang naar een koolstofvrije economie.
Amendement 42 Voorstel voor een verordening Artikel 10 – lid 3
3. Als de Commissie van oordeel is dat de fabrikant in aanmerking komt voor de op grond van lid 1 aangevraagde afwijking en dat de door de fabrikant voorgestelde specifieke emissiedoelstelling overeenstemt met zijn reductiepotentieel, inclusief het economische en technologische potentieel om zijn specifieke CO2-emissies te beperken, rekening houdend met de kenmerken van de markt voor het geproduceerde type licht bedrijfsvoertuig, kent de Commissie een afwijking toe aan de fabrikant. De aanvraag wordt uiterlijk op 31 oktober van het eerste jaar waarin de afwijking geldt, ingediend.
3. Als de Commissie van oordeel is dat de fabrikant in aanmerking komt voor de op grond van lid 1 aangevraagde afwijking en dat de door de fabrikant voorgestelde specifieke emissiedoelstelling overeenstemt met zijn reductiepotentieel, inclusief het economische en technologische potentieel om zijn specifieke CO2-emissies te beperken, rekening houdend met de kenmerken van de markt voor het geproduceerde type personenauto of licht bedrijfsvoertuig, kent de Commissie een afwijking toe aan de fabrikant. De aanvraag wordt uiterlijk op 31 oktober van het eerste jaar waarin de afwijking geldt, ingediend.
Amendement 43 Voorstel voor een verordening Artikel 11 – lid 1 – alinea 2
Met deze technologieën wordt alleen rekening gehouden indien de methode die voor de beoordeling ervan wordt gebruikt, verifieerbare, reproduceerbare en vergelijkbare resultaten kan opleveren.
Met deze technologieën wordt alleen rekening gehouden indien de methode die voor de beoordeling ervan wordt gebruikt, verifieerbare, reproduceerbare en vergelijkbare resultaten kan opleveren, en alleen totdat de met de WLTP gemeten waarde niet wordt aangevuld of vervangen door andere gegevens die representatiever zijn voor werkelijke emissies.
Amendement 44 Voorstel voor een verordening Artikel 11 – lid 1 – alinea 3 bis (nieuw)
Uiterlijk twaalf maanden na de goedkeuring van een innoverende technologie of een innoverend technologiepakket verstrekt de toeleverancier of de fabrikant van deze goedgekeurde technologie of dit goedgekeurde pakket bewijsmateriaal dat is gebaseerd op de resultaten van emissietests van serievoertuigen onder reële rijomstandigheden om de bijdrage van deze technologie of dit pakket te valideren.
Amendement 45 Voorstel voor een verordening Artikel 11 – lid 1 – alinea 4
De Commissie kan het maximum met ingang van 2025 aanpassen. Die aanpassingen vinden door middel van uitvoeringshandelingen overeenkomstig artikel 16 plaats.
De Commissie kan het maximum met ingang van 2025 naar beneden bijstellen. Die aanpassingen vinden door middel van uitvoeringshandelingen overeenkomstig artikel 16 plaats.
Amendement 46 Voorstel voor een verordening Artikel 11 – lid 2 – letter d
d) de innoverende technologie mag niet vallen onder bindende bepalingen als gevolg van aanvullende maatregelen om de in artikel 1 bedoelde extra vermindering met 10 g CO2/km te bewerkstelligen of mag niet verplicht zijn op grond van andere bepalingen in de wetgeving van de Unie. Met ingang van 1 januari 2025 is dit criterium niet van toepassing op efficiëntieverbeteringen van aircosystemen.
d) de innoverende technologie mag niet vallen onder bindende bepalingen als gevolg van aanvullende maatregelen om de in artikel 1 bedoelde extra vermindering met 10 g CO2/km te bewerkstelligen of mag niet verplicht zijn op grond van andere bepalingen in de wetgeving van de Unie. Met ingang van 1 januari 2025 is dit criterium niet van toepassing op efficiëntieverbeteringen van airco- en verwarmingssystemen.
Amendement 47 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 1
1. De Commissie houdt toezicht op en beoordeelt de werkelijke representativiteit van de overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1151 bepaalde CO2-emissie- en brandstofverbruikswaarden. Zij waarborgt dat het publiek wordt ingelicht over hoe die representativiteit zich in de loop van de tijd ontwikkelt.
1. De Commissie houdt toezicht op en beoordeelt de werkelijke representativiteit van de overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1151 bepaalde CO2-emissie- en brandstofverbruikswaarden.
Amendement 48 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 1 bis (nieuw)
1 bis. Om de in lid 1 bedoelde representativiteit te waarborgen, wordt de naleving van deze verordening vanaf 1 januari 2023 gemeten door middel van een test die de werkelijke CO2-emissies meet. Ter aanvulling van deze verordening stelt de Commissie overeenkomstig artikel 16 gedelegeerde handelingen vast door uiterlijk twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening met gebruikmaking van PEMS de test te ontwikkelen die de werkelijke CO2-emissies meet.
Amendement 49 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 1 ter (nieuw)
1 ter. In de periode dat de test die de werkelijke CO2-emissies meet nog niet in werking is getreden, wordt naleving van deze verordening gemeten op grond van gegevens van brandstofverbruiksmeters, waarbij een grenswaarde wordt gehanteerd die in 2021 voor elke fabrikant wordt vastgesteld als een niet te overschrijden procentueel verschil tussen deze gegevens en de specifieke CO2-emissies van een fabrikant die gemeten worden ten behoeve van typegoedkeuringsprocedures, met ingang van 2021 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 715/2007.
Amendement 50 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 1 quater (nieuw)
1 quater. Wanneer de specifieke CO2-emissies van een fabrikant de in lid 1 ter vastgestelde grenswaarde overschrijden, wordt de specifieke CO2-emissiedoelstelling voor deze fabrikant, welke gehanteerd wordt met het oog op naleving van deze verordening, aangepast al naar gelang de vastgestelde overschrijding.
Amendement 51 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis. De Commissie waarborgt dat het publiek wordt ingelicht over hoe de in lid 1 bedoelde werkelijke representativiteit zich in de loop der tijd ontwikkelt.
Amendement 52 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 2 ter (nieuw)
2 ter. Wanneer er geen passende nauwkeurigheidsnormen voor meetapparatuur voor brandstofverbruik aan boord beschikbaar zijn, geeft de Commissie opdracht voor werkzaamheden om overeenstemming te bereiken over de technische normen en deze ten laatste op 1 januari 2020 in het Unierecht om te zetten.
Amendement 53 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 3
3. De Commissie kan de in dit artikel bedoelde maatregelen door middel van uitvoeringshandelingen volgens de in artikel 15, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vaststellen.
3. De Commissie stelt gedetailleerde regels vast inzake de procedures voor de rapportering van gegevens afkomstig van brandstofverbruiksmeters door middel van uitvoeringshandelingen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 15, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
Amendement 82 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 1
1. In 2024 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de doeltreffendheid van deze verordening, indien nodig samen met een voorstel tot wijziging van de verordening. In dit verslag komen onder andere de volgende onderwerpen aan de orde: de werkelijke representativiteit van de overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1151 bepaalde CO2-emissie- en brandstofverbruikswaarden, de uitrol van emissiearme en emissievrije voertuigen op de markt van de Unie en de oplaad- en tankinfrastructuur waarvan uit hoofde van Richtlijn 2014/94/EU van het Europees Parlement en de Raad29 verslag is uitgebracht.
1. In 2023 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de doeltreffendheid van deze verordening, indien nodig samen met een voorstel tot wijziging van deze verordening. In dat verslag komen onder andere de volgende onderwerpen aan de orde: de werkelijke representativiteit van de overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1151 bepaalde CO2-emissie- en brandstofverbruikswaarden, de uitrol van emissiearme en emissievrije voertuigen op de markt van de Unie, in het bijzonder lichte bedrijfsvoertuigen, de oplaad- en tankinfrastructuur waarvan uit hoofde van Richtlijn 2014/94/EU van het Europees Parlement en de Raad29 verslag is uitgebracht, en de gevolgen van deze verordening voor consumenten, in het bijzonder die met een laag en een middeninkomen. In het verslag wordt ook aandacht besteed aan mogelijkheden om het grotere gebruik van geavanceerde koolstofarme brandstoffen, waaronder begrepen biogas en synthetische, op basis van hernieuwbare energie geproduceerde brandstoffen, te bevorderen.
___________________
___________________
29 Richtlijn 2014/94/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen (PB L 307 van 28.10.2014, blz. 1).
29 Richtlijn 2014/94/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen (PB L 307 van 28.10.2014, blz. 1).
Amendement 54 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 2
2. De Commissie houdt rekening met de overeenkomstig artikel 12 uitgevoerde beoordelingen en kan, indien nodig, de procedures voor de meting van CO2-emissies als bepaald in Verordening (EG) nr. 715/2007 herzien. De Commissie dient met name passende voorstellen in om deze procedures aan te passen, opdat deze de werkelijke CO2-emissies van auto's en lichte bedrijfsvoertuigen adequaat weerspiegelen.
2. De Commissie houdt rekening met de overeenkomstig artikel 12 uitgevoerde beoordelingen en kan, indien nodig, de procedures voor de meting van CO2-emissies als bepaald in Verordening (EG) nr. 715/2007 herzien. De Commissie dient met name passende voorstellen in om deze procedures aan te passen, opdat deze de werkelijke CO2-emissies van auto's en lichte bedrijfsvoertuigen adequaat weerspiegelen, en daarin wordt onder meer het gebruik van PEMS en teledetectie geregeld.
Amendement 55 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 3 bis (nieuw)
3 bis. Uiterlijk 31 december 2019 herziet de Commissie Richtlijn 1999/94/EG en dient zij zo nodig een relevant wetgevingsvoorstel in om de consument nauwkeurige, degelijke en vergelijkbare informatie te verstrekken over brandstofverbruik, CO2-emissies en emissies van luchtverontreinigende stoffen van nieuwe personenauto's die in de handel worden gebracht.
In samenhang met de in de eerste alinea bedoelde herziening beoordeelt de Commissie welke mogelijkheden er bestaan voor het invoeren van etikettering van het brandstofverbruik en de CO2-emissies van nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen, en dient zij zo nodig een wetgevingsvoorstel dienaangaande in.
Amendement 56 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 3 ter (nieuw)
3 ter. De Commissie dient zo nodig een wetgevingsvoorstel in bij het Europees Parlement en de Raad met het oog op vaststelling van nieuwe bijkomende doelstellingen op het gebied van emissievermindering voor nieuwe personenauto's en nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen die geldig zijn vanaf 1 januari 2031, zodat ten minste het traject voor emissievermindering dat in de periode tot 2030 is gerealiseerd, gehandhaafd blijft.
Amendement 57 Voorstel voor een verordening Artikel 16 – lid 1
1. De in artikel 7, lid 7, tweede alinea, artikel 10, lid 8, artikel 11, lid 1, vierde alinea, artikel 13, lid 2, en artikel 14, lid 3, tweede alinea, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt met ingang van [de datum van inwerkingtreding van deze verordening] voor onbepaalde tijd aan de Commissie toegekend .
1. De in artikel 4, lid 3 quater, artikel 7, lid 7, tweede alinea, artikel 7, lid 8 bis, artikel 10, lid 8, artikel 11, lid 1, vierde alinea, artikel 12, lid 1 bis, artikel 13, lid 2, en artikel 14, lid 3, tweede alinea, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt met ingang van [de datum van inwerkingtreding van deze verordening] voor onbepaalde tijd aan de Commissie toegekend.
Amendement 58 Voorstel voor een verordening Artikel 16 – lid 2
2. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 7, lid 7, tweede alinea, artikel 10, lid 8, artikel 11, lid 1, vierde alinea, artikel 13, lid 2, en artikel 14, lid 3, tweede alinea, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
2. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 4, lid 3 quater, artikel 7, lid 7, tweede alinea, artikel 7, lid 8 bis, artikel 10, lid 8, artikel 11, lid 1, vierde alinea, artikel 12, lid 1 bis, artikel 13, lid 2, en artikel 14, lid 3, tweede alinea, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
Amendement 59 Voorstel voor een verordening Artikel 16 – lid 4
4. Een overeenkomstig artikel 7, lid 7, tweede alinea, artikel 10, lid 8, artikel 11, lid 1, vierde alinea, artikel 13, lid 2, en artikel 14, lid 3, tweede alinea, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft medegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.
4. Een overeenkomstig artikel 4, lid 3 quater, artikel 7, lid 7, tweede alinea, artikel 7, lid 8 bis, artikel 10, lid 8, artikel 11, lid 1, vierde alinea, artikel 12, lid 1 bis, artikel 13, lid 2, en artikel 14, lid 3, tweede alinea, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft medegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.
Amendement 60 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – alinea 1 Verordening (EG) nr. 715/2007 Artikel 11 bis – lid 2
2. De Commissie stelt overeenkomstig artikel 15 uitvoeringshandelingen vast om de procedures vast te stellen voor de controle van de conformiteit van in gebruik zijnde lichte voertuigen wat betreft de gecertificeerde CO2-emissie- en brandstofverbruikswaarden.
2. De Commissie stelt overeenkomstig artikel 14 bis gedelegeerde handelingen vast om de procedures vast te stellen voor de controle van de conformiteit van in gebruik zijnde lichte voertuigen wat betreft de gecertificeerde CO2-emissie- en brandstofverbruikswaarden.
Amendement 61 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – alinea 1 bis (nieuw) Verordening (EG) nr. 715/2007 Artikel 14 bis (nieuw)
Het volgende artikel wordt ingevoegd:
"Artikel 14 bis
Uitoefening van de delegatie
1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2. De in artikel 11 bis, lid 2, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van … [datum van inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening]. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden vóór het einde van deze periode van vijf jaar een verslag op met betrekking tot deze bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend verlengd voor perioden van identieke duur, tenzij het Europees Parlement en de Raad zich uiterlijk drie maanden vóór het einde van een periode tegen een dergelijke verlenging verzetten.
3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 11 bis, lid 2, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven*.
5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
6. Een overeenkomstig artikel 11 bis, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.
___________________
* PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.".
Amendement 62 Voorstel voor een verordening Bijlage I – Deel A – punt 6.3 – alinea 1 bis (nieuw)
Voor de berekening van deze formule wordt de specifieke, in punt 4 gedefinieerde emissiedoelstelling voor 2021 gecorrigeerd, teneinde rekening te houden met het verschil tussen de gemeten WLTP-CO2-emissies en de opgegeven WLTP-CO2-emissies.
Voor nieuwe marktdeelnemers is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 16 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van deze verordening en een formule te ontwikkelen aan de hand waarvan de relevante specifieke emissiedoelstelling voor 2021 voor elke fabrikant kan worden berekend.
Amendement 63 Voorstel voor een verordening Bijlage I – Deel A – punt 6.3 – alinea 3 – alinea 2
ZLEV factor = (1+y-x), tenzij deze som groter is dan 1,05 of kleiner is dan 1,0; in dat geval wordt de ZLEV factor afhankelijk van het geval op 1,05 of 1,0 vastgesteld;
ZLEV-factor = (1+y-x), tenzij deze som groter is dan 1,05; in dat geval wordt de ZLEV-factor op 1,05 vastgesteld; wanneer deze som tussen 1,0 en 0,98 ligt, wordt de ZLEV-factor op 1,0 vastgesteld; wanneer deze som kleiner is dan 0,95, wordt de ZLEV-factor op 0,95 vastgesteld;
Vanaf 2030 geldt: ZLEV-factor = (1+y-x), tenzij deze som groter is dan 1,05 of kleiner is dan 0,95; in dat geval wordt de ZLEV-factor afhankelijk van het geval op 1,05 of 0,95 vastgesteld.
Amendement 98 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel A – punt 6.3 – alinea 4 – alinea 3
x = in de jaren 2025 tot en met 2029 15 % en vanaf 2030 30 %.
x = in de jaren 2025 tot en met 2029 20 % en vanaf 2030 35 %.
Amendement 65 Voorstel voor een verordening Bijlage I – Deel B – punt 6.3.1 – alinea 1 bis (nieuw)
Voor de berekening van deze formule wordt de specifieke, in punt 4 gedefinieerde emissiedoelstelling voor 2021 gecorrigeerd, teneinde rekening te houden met het verschil tussen de gemeten WLTP-CO2-emissies en de opgegeven WLTP-CO2-emissies.
Voor nieuwe marktdeelnemers is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 16 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van deze verordening en een formule te ontwikkelen aan de hand waarvan de relevante specifieke emissiedoelstelling voor 2021 voor elke fabrikant kan worden berekend.
Amendement 66 Voorstel voor een verordening Bijlage I – Deel B – punt 6.3.1 – alinea 3 – alinea 3
ZLEV factor = (1+y-x), tenzij deze som groter is dan 1,05 of kleiner is dan 1,0; in dat geval wordt de ZLEV factor afhankelijk van het geval op 1,05 of 1,0 vastgesteld;
ZLEV-factor = (1+y-x), tenzij deze som groter is dan 1,05; in dat geval wordt de ZLEV-factor op 1,05 vastgesteld; wanneer deze som tussen 1,0 en 0,98 ligt, wordt de ZLEV-factor op 1,0 vastgesteld; wanneer deze som kleiner is dan 0,95, wordt de ZLEV-factor op 0,95 vastgesteld;
Amendement 67 Voorstel voor een verordening Bijlage I – Deel B – punt 6.3.1 – alinea 4 – alinea 3
x = 15 %
x = 20 %
Amendement 68 Voorstel voor een verordening Bijlage I – Deel B – punt 6.3.2 – alinea 1 bis (nieuw)
Voor de berekening van deze formule wordt de specifieke, in punt 4 gedefinieerde emissiedoelstelling voor 2021 gecorrigeerd, teneinde rekening te houden met het verschil tussen de gemeten WLTP-CO2-emissies en de opgegeven WLTP-CO2-emissies.
Voor nieuwe marktdeelnemers is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 16 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van deze verordening en een formule te ontwikkelen aan de hand waarvan de relevante specifieke emissiedoelstelling voor 2021 voor elke fabrikant kan worden berekend.
Amendement 69 Voorstel voor een verordening Bijlage I – Deel B – punt 6.3.2 – alinea 3 – alinea 3
ZLEV factor = (1+y-x), tenzij deze som groter is dan 1,05 of kleiner is dan 1,0; in dat geval wordt de ZLEV factor afhankelijk van het geval op 1,05 of 1,0 vastgesteld;
ZLEV-factor = (1+y-x), tenzij deze som groter is dan 1,05 of kleiner is dan 0,95; in dat geval wordt de ZLEV-factor afhankelijk van het geval op 1,05 of 0,95 vastgesteld;
Amendement 99 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel B – punt 6.3.2 – alinea 4 – alinea 3
De zaak werd voor interinstitutionele onderhandelingen terugverwezen naar de bevoegde commissie op grond van artikel 59, lid 4, vierde alinea, van het Reglement (A8-0287/2018).