Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2018/2005(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A8-0319/2018

Ingediende teksten :

A8-0319/2018

Debatten :

PV 25/10/2018 - 9
CRE 25/10/2018 - 9

Stemmingen :

PV 25/10/2018 - 13.23
CRE 25/10/2018 - 13.23

Aangenomen teksten :

P8_TA(2018)0439

Aangenomen teksten
PDF 174kWORD 68k
Donderdag 25 oktober 2018 - Straatsburg
Het in goede banen leiden van de mondialisering: handelsaspecten
P8_TA(2018)0439A8-0319/2018

Resolutie van het Europees Parlement van 25 oktober 2018 over het in goede banen leiden van de mondialisering: handelsaspecten (2018/2005(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien de discussienota van de Commissie van 10 mei 2017 getiteld "Het in goede banen leiden van de mondialisering" (COM(2017)0240),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 13 september 2017 getiteld "Een evenwichtig en vooruitstrevend handelsbeleid om de mondialisering in goede banen te leiden" (COM(2017)0492),

–  gezien het voorstel van de Commissie van 13 september 2017 voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor de screening van buitenlandse directe investeringen in de Europese Unie (COM(2017)0487),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 14 oktober 2015 getiteld "Handel voor iedereen: Naar een meer verantwoordelijk handels- en investeringsbeleid" (COM(2015)0497),

–  gezien zijn resolutie van 30 mei 2018 over het jaarverslag over de uitvoering van het gemeenschappelijk handelsbeleid(1),

–  gezien zijn resolutie van 5 juli 2016 over een nieuw op te stellen toekomstgerichte en innovatieve strategie voor handel en investeringen(2),

–  gezien zijn resolutie van 12 december 2017 getiteld "Naar een digitale handelsstrategie"(3),

–  gezien het verslag van de Commissie van 13 september 2017 over de uitvoering van de strategie voor handelsbeleid "Handel voor iedereen: Zorgen voor een vooruitstrevend handelsbeleid om de mondialisering in goede banen te leiden" (COM(2017)0491),

–  gezien het verslag van de Commissie van 9 november 2017 over de uitvoering van vrijhandelsovereenkomsten 1 januari 2016 - 31 december 2016 (COM(2017)0654),

–  gezien de op 25 september 2015 door de Algemene Vergadering van de VN goedgekeurde resolutie getiteld "Transforming Our World: The 2030 Agenda for Sustainable Development",

–  gezien de op 26 juni 2014 goedgekeurde resolutie 26/9 van de VN‑Mensenrechtenraad, en met name het daarin vervatte besluit tot instelling van een intergouvernementele werkgroep voor onbepaalde duur voor transnationale bedrijven en andere ondernemingen met betrekking tot de rechten van de mens, met als mandaat het uitwerken van een internationaal juridisch bindend instrument, aan de hand waarvan de activiteiten van transnationale ondernemingen en andere ondernemingen overeenkomstig het internationaal recht inzake de mensenrechten moeten worden gereguleerd,

–  gezien de VN-richtsnoeren over beoordelingen van het effect van handels- en investeringsovereenkomsten op de mensenrechten,

–  gezien de toespraak over de Staat van de Unie van 13 september 2017 door de voorzitter van de Commissie, Jean-Claude Juncker,

–  gezien zijn resolutie van 12 september 2017 over de gevolgen van de internationale handel en het handelsbeleid van de EU voor mondiale waardeketens(4),

–  gezien Verordening (EU) 2017/2321 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot wijziging van Verordening (EU) 2016/1036 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie, en Verordening (EU) 2016/1037 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie(5),

–  gezien zijn standpunt in eerste lezing van 16 maart 2017 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een Uniesysteem voor zelfcertificering van passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen voor verantwoordelijke importeurs van tin, tantaal en wolfraam, de overeenkomstige ertsen, en goud uit conflict- en hoogrisicogebieden(6),

–  gezien zijn standpunt in eerste lezing van 4 oktober 2016 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1236/2005 van de Raad met betrekking tot de handel in bepaalde goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing(7),

–  gezien zijn resolutie van 25 november 2010 over mensenrechten, sociale normen en milieunormen in internationale handelsovereenkomsten(8),

–  gezien zijn resolutie van 25 november 2010 over het internationaal handelsbeleid met de verplichtingen zoals door de klimaatverandering geboden(9),

–  gezien de artikelen 2 en 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU),

–  gezien het non-paper van de diensten van de Commissie van 26 februari 2018 getiteld "Feedback and way forward on improving the implementation and enforcement of Trade and Sustainable Development chapters in EU Free Trade Agreements",

–  gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie van 14 juli 2015 over de stand van zaken ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de leidende beginselen van de VN inzake bedrijfsleven en mensenrechten (SWD(2015)0144),

–  gezien het op 31 mei 2018 gepubliceerde OESO-richtsnoer inzake de zorgvuldigheidseisen voor verantwoord ondernemerschap,

–  gezien de Alliantie voor handel zonder foltering die op 18 september 2017 tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van start ging,

–  gezien het advies van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA) van 10 april 2017 over de verbetering van de toegang tot rechtsmiddelen op het gebied van het bedrijfsleven en de mensenrechten op EU‑niveau (1/2017),

–  gezien het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), en met name artikel 4, lid 1, inzake het verbod op slavernij en dwangarbeid,

–  gezien de beleidsnota van het Internationaal Monetair Fonds, de Wereldbank en de WTO van 10 april 2017 getiteld "Making trade an engine of growth for all: the case for trade and for policies to facilitate adjustment",

–  gezien de kernpuntennota van de OESO van 2017 getiteld "Making globalisation work: better lives for all"(10),

–  gezien de Unesco-overeenkomst van 1970 inzake de middelen om de onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van culturele goederen te voorkomen en het Unidroit-verdrag van 1995 inzake gestolen of onrechtmatig uitgevoerde cultuurgoederen,

–  gezien de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden getiteld "Naar een EU-strategie voor internationale culturele betrekkingen" (JOIN(2016)0029),

–  gezien de algemene verordening gegevensbescherming van de EU die sinds 25 april 2018 van kracht is(11),

–  gezien de artikelen 10 en 11 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie van 2010,

–  gezien de artikelen 167, 207, 208 en 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

–  gezien artikel 52 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie internationale handel en de adviezen van de Commissie ontwikkelingssamenwerking, de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, de Commissie cultuur en onderwijs en de Commissie juridische zaken (A8-0319/2018),

A.  overwegende dat de mondialisering een voortdurend proces is dat heeft geleid tot een nieuwe reeks politieke, economische en sociale uitdagingen voor de toekomst als gevolg van de snelle technologische vooruitgang, en overwegende dat vrijwel alle sectoren veranderingen zullen ondergaan; overwegende dat het wet- en regelgevingskader deze snelle ontwikkelingen niet kan bijbenen, waardoor belangrijke maatschappelijke verworvenheden in het gedrang komen;

B.  overwegende dat de inkomensongelijkheid op een historisch hoogtepunt is gebleven, maar dat het aandeel van de wereldbevolking dat in extreme armoede leeft van 44 % in 1980 naar 10 % in 2015 is gedaald; overwegende dat het Parlement het eens is met de Commissie dat de mondialisering ook uitdagingen meebrengt omdat de voordelen ervan ongelijk verdeeld zijn tussen mensen en regio's en dat, wanneer er geen actieve maatregelen worden genomen, het risico bestaat dat de mondialisering de effecten van de technologische vooruitgang en de recente economische crisis zal combineren en zal bijdragen tot nog grotere ongelijkheid en maatschappelijke polarisering;

C.  overwegende dat wereldwijde open handel en mondialisering positieve effecten hebben gehad doordat miljoenen mensen hierdoor uit de armoede zijn gehaald, en dat zij daardoor op zich kunnen bijdragen aan de economische groei, welvaart en concurrentiekracht van landen; overwegende dat de mondialisering ook uitdagingen meebrengt en dat de voordelen ervan ongelijk verdeeld zijn tussen mensen en regio's; overwegende dat mondialisering niet ten koste mag gaan van het milieu; overwegende dat onder er de EU-burgers steeds meer op aangedrongen wordt dat het handelsbeleid van de Unie ervoor moet zorgen dat goederen die in de EU op de markt worden gebracht in fatsoenlijke en duurzame omstandigheden zijn vervaardigd en dat de EU, in de evoluerende wereldwijde context, een handelsagenda op basis van waarden moet bevorderen;

D.  overwegende dat voor een op waarden gebaseerd open-handels- en investeringsbeleid een reeks doeltreffende begeleidende beleidsmaatregelen nodig is, om ervoor te zorgen dat de handelsliberalisering voor de EU en voor de bevolking en economie van derde landen zoveel mogelijk profijt en zo weinig mogelijk verlies oplevert; overwegende dat de tenuitvoerlegging van de VN-doelstellingen voor duurzame ontwikkeling, bedoeld om de armoede uit de wereld te helpen en vooruitgang te boeken op sociaal en milieugebied, de benchmark moet worden voor het welslagen van het handelsbeleid van de Unie;

E.  overwegende dat protectionisme een simplistisch en zwak antwoord is op de uitdagingen die de mondialisering meebrengt; overwegende dat protectionistische beleidsmaatregelen die niet overeenkomstig WTO-regels worden toegepast, een domino-effect op allen zal hebben en importeurs, exporteurs en consumenten zal schaden; overwegende dat eerlijke en ethische handelsrelaties de norm moeten worden in internationale economische betrekkingen;

F.  overwegende dat de door menselijke activiteiten veroorzaakte klimaatverandering sneller toeneemt dan de meest pessimistische prognoses van de IPCC voorspellen, dat de biodiversiteit afneemt en dat de milieuvervuiling, met name in verband met de exploitatie van koolwaterstoffen, op middellange termijn het voortbestaan van ecosystemen, met name in de zeeën en oceanen, bedreigt;

G.  overwegende dat de EU gemachtigd is om beleidsmaatregelen op het gebied van de handel in culturele en audiovisuele diensten vast te stellen met het doel de diversiteit van culturele uitdrukkingsvormen alsmede cultureel erfgoed te beschermen en te bevorderen, en een bijdrage te leveren aan de verwezenlijking van duurzame-ontwikkelingsdoelstelling 4 over kwaliteitsonderwijs; overwegende dat deze andere bepalingen ook het gemeenschappelijk handelsbeleid omvatten, zoals vastgelegd in artikel 207 VWEU;

H.  overwegende dat artikel 3, lid 3, VEU bevestigt dat "de EU [...] haar rijke verscheidenheid van cultuur en taal [eerbiedigt] en [toeziet] op de instandhouding en de ontwikkeling van het Europese culturele erfgoed";

I.  overwegende dat Europa een rijke variëteit van tradities heeft en sterke culturele en creatieve industrieën, kleine en middelgrote ondernemingen en verschillende systemen voor publieke media-instanties en voor de publieke financiering van films, en overwegende dat de bevordering van culturele diversiteit, toegang tot cultuur en democratische dialoog een leidraad moeten blijven, in overeenstemming met de EU-benadering van internationale handel;

J.  overwegende dat de culturele en creatieve industrieën bijdragen tot het scheppen van fatsoenlijk werk en tot economische welvaart en goed zijn voor 2,6 % van het bbp van de EU, met een hoger groeipercentage dan de rest van de economie en overwegende dat deze sector een van de meest veerkrachtige sectoren was tijdens de financiële crisis; overwegende dat de ontwikkeling van de handel in goederen en diensten van de culturele en de creatieve sectoren een drijvende kracht zal zijn achter duurzame economische groei en het scheppen van banen in Europa;

K.  overwegende dat in de algemene verordening gegevensbescherming strenge normen voor de verwerking van persoonsgegevens zijn vastgesteld, die een bepaalde mate van verantwoordelijkheid vereisen van de kant van platforms en streamingdiensten bij de regulering van de internationale handel;

L.  overwegende dat het in goede banen leiden van mondialisering van de handel in cultuurgoederen een strikte naleving van alle internationale verdragen inzake de bescherming van cultureel erfgoed impliceert, met name van het Verdrag van Den Haag van 1954, de Unesco-overeenkomst van 1970 en het Unidroit-verdrag van 1995;

M.  overwegende dat interculturele dialoog respect en wederzijds begrip stimuleert, en eerlijker sociale en economische uitwisselingen aanmoedigt, inclusief handel, waardoor er praktijken kunnen worden ontwikkeld die de belangen van alle partijen op een meer evenwichtige en respectvolle wijze bevorderen, en waardoor oneerlijke praktijken zoals corrupte bepalingen en opgelegde unilaterale voorwaarden worden bestreden;

Het in goede banen leiden van de mondialisering

1.  is ingenomen met de discussienota van de Commissie over het in goede banen leiden van de mondialisering en is verheugd dat het zwaartepunt wordt gelegd bij het meer binnen handbereik brengen van de positieve gevolgen van de mondialisering, terwijl tegelijkertijd wordt onderstreept dat de negatieve gevolgen moeten worden aangepakt;

2.  beklemtoont dat de internationale handel niet alleen een beslissende rol speelt in de economische ontwikkeling en samenwerking tussen landen in de gemondialiseerde economie, maar ook van fundamentele invloed is op de vrede, op maatschappelijk en ecologisch duurzame groei, werkgelegenheid, de uitbanning van armoede en voedselonzekerheid, op mensenrechten en de bestrijding van de klimaatverandering; erkent derhalve de steeds groter wordende verantwoordelijkheid van de EU om in haar mondiale handelsbetrekkingen en externe betrekkingen bij te dragen tot het aanpakken van deze uitdagingen;

3.  wijst erop dat de controle op de handel in producten voor tweeërlei gebruik doeltreffend moet worden versterkt en dringt er dan ook op aan dat de verplichtingen van de Unie in het kader van het Internationaal Wapenhandelsverdrag consequent ten uitvoer worden gelegd;

Een balans

4.  merkt op dat landen en economieën door de mondialisering steeds sterker met elkaar verweven raken; merkt op dat dit heeft geleid tot de opkomst van internationale waardeketens en wijst erop dat de internationale arbeidsverdeling en de onderlinge afhankelijkheid van landen door deze waardeketens een herstructurering ondergaan; herinnert eraan dat de extreem complexe aard van deze waardeketens, het gebrek aan transparantie en de verwatering van aansprakelijkheid kunnen leiden tot een hoger risico van mensen- en arbeidsrechtenschendingen, feitelijke straffeloosheid voor milieudelicten en grootschalige belastingontwijking en -fraude; wijst nogmaals op de voordelen van een EU-handelsbeleid dat is gebaseerd op gemeenschappelijke regels en waarden, waaronder vraagstukken zoals mensenrechten, arbeidsomstandigheden en milieubescherming;

5.  merkt op dat de voordelen van de mondialisering ongelijk verdeeld zijn tussen regio's en binnen samenlevingen, waarbij sommige regio's en sectoren in grote mate profiteren, terwijl andere te kampen hebben met structurele veranderingen en toenemende werkloosheid; merkt op dat dit, samen met technologische verschuivingen zoals automatisering en digitalisering, binnen delen van de samenleving leidt tot groeiend scepticisme jegens en verwerping van de mondialisering; merkt op dat de financiële en economische crisis de inkomensverdeling heeft aangetast en het armoedeprobleem heeft verergerd; merkt op dat de gemiddelde Gini-coëfficiënt voor besteedbaar gezinsinkomen in 2014 hoger was dan de afgelopen dertig jaar het geval is geweest, maar een uiterst negatieve trend vertoonde in de bescheiden en gemiddelde inkomens; stelt vast dat de middenklasse in veel EU-lidstaten is gekrompen, en dat haar aandeel in het globaal inkomen eveneens is gedaald; is van mening dat de combinatie van een steeds kleiner wordende middenklasse, burgers die bang zijn om hun sociale en economische positie te verliezen, en scepsis ten aanzien van mondialisering kan leiden tot protectionisme als simplistisch antwoord op gedeelde angsten; merkt op dat noch een nationalistisch-protectionistisch beleid noch een ongewijzigd beleid in dit verband een passende reactie is;

6.  wijst erop dat het vooruitzicht van een duurzame en bloeiende binnenlandse toekomst de beperking van illegale migratiestromen naar Europa ondersteunt waardoor deze gemakkelijker te beheersen zijn;

7.  merkt op dat, wanneer de economie faalt, de democratie ook nadeel ondervindt; stelt vast dat de democratie nu vrijwel overal klappen krijgt; onderstreept dat de burgers sterker geëmancipeerd zijn dan ooit tevoren, maar dat velen van mening zijn dat de democratie hen niet langer goede diensten bewijst; wijst erop dat deze trend ertoe leidt dat autocratische en ondemocratische landen onze samenlevingen met succes als wapen gebruiken en profiteren van het verzet van de bevolking tegen de mondialisering;

8.  merkt op dat China en andere landen in Zuidoost-Azië op economisch gebied steeds belangrijker worden; vestigt de aandacht op de toenemende handels- en investeringsstromen in deze regio; wijst erop dat deze trend de komende jaren zal aanhouden; merkt op dat dit inhoudt dat de huidige internationale economische centra, Europa en Noord-Amerika, minder belangrijk worden en leidt tot nieuwe uitdagingen in verband met het behoud van een op waarden gebaseerd internationaal handelsbeleid; beklemtoont dat aanpassing aan deze nieuwe economische uitdagingen belangrijk is; herhaalt daarom dat het op regels en waarden gebaseerde multilaterale stelsel verder moet worden versterkt; onderstreept dat deze ontwikkelingen de Europese strategische belangen in gevaar kunnen brengen;

9.  merkt op dat technologie en innovatie dankzij de mondialisering sneller en breder verspreid zijn geraakt en dat technologie een belangrijk instrument kan zijn voor de handel; wijst erop dat de EU tot dusver nog geen strategie voor digitale handel heeft ontwikkeld en de voordelen die het internet en digital-ledgertechnologie kunnen opleveren voor de internationale handel nog niet heeft behandeld;

10.  merkt op dat China fors groeit en zijn marktaandeel vergroot, ten koste van Europa en Noord-Amerika; merkt op dat het "Eén gordel, één route"-initiatief een poging is van China om de grootste economische wereldmacht te worden; onderstreept dat de invloed van China, die niet alleen een economisch maar ook een strategisch aspect heeft, zich geleidelijk naar Europa zelf uitspreidt; ziet de strategie van "America First" als een poging van de Verenigde Staten om het hoofd te bieden aan de eigen neergang, en beschouwt dit beleid als destructief voor de op regels gebaseerde economische wereldorde;

11.  wijst erop dat de trans-Atlantische as de voorbije decennia steeds garant heeft gestaan voor de vrije en op waarden gebaseerde wereldhandel en deze rol in de toekomst opnieuw kan vervullen; stelt vast dat een trans-Atlantische overeenkomst in dit verband nieuwe impulsen kan geven;

12.  wijst erop dat de multilaterale economische wereldorde waarin de Wereldhandelsorganisatie (WTO) centraal staat, moeite heeft om deze diepgaande veranderingen en de veranderende belangen van landen te verwerken in internationale overeenkomsten; merkt op dat toenemende protectionisme in de Verenigde Staten en in andere landen, alsmede het gebrek aan aandacht voor de behoeften en verwachtingen van ontwikkelingslanden in internationale overeenkomsten, de WTO verzwakken; acht de Beroepsinstantie van de WTO van bijzonder belang voor het beslechten van handelsgeschillen en uit zijn ernstige bezorgdheid over het feit dat de Verenigde Staten de benoeming van de leden van deze instantie blokkeren, waardoor de werking van de WTO wordt ondermijnd; vraagt de Commissie blijk te geven van flexibiliteit wanneer het erop aankomt de Beroepsinstantie van de WTO te hervormen, maar aan te dringen op een geschillenmechanisme in twee stappen; betreurt dat de SDG's te weinig worden opgenomen in de agenda voor wereldhandel en dat hiermee onvoldoende rekening wordt gehouden; is van mening dat de behoeften en verwachtingen van ontwikkelingslanden beter tot uitdrukking moeten komen in internationale overeenkomsten en in de ontwikkelingsronde van Doha;

Europees beleid

13.  merkt op dat de EU wordt geconfronteerd met de uitdaging om succesvol te functioneren in deze gewijzigde economische wereldorde, hetgeen betekent dat zij haar concurrentievermogen moet veiligstellen bij behoud van haar sociale en milieunormen, haar samenwerking met de opkomende economieën in Zuidoost-Azië, India, China en Latijns-Amerika moet versterken en het hoofd moet bieden aan het toenemende willekeurige protectionisme van de Verenigde Staten; wijst erop dat het belangrijk is om de economische wereldorde te herstructureren en de behoeften van ontwikkelingslanden en van de economisch en maatschappelijk misdeelden in de ontwikkelde landen in acht te nemen; benadrukt dat de verwezenlijking van de SDG's en de tenuitvoerlegging van de Overeenkomst van Parijs als overkoepelend raamwerk voor dit streven moeten dienen, waarbij beleidscoherentie ten aanzien van ontwikkeling voorop moet staan; onderstreept dat overheidsfinanciën, officiële ontwikkelingshulp en de mobilisatie van binnenlandse hulpbronnen noodzakelijke instrumenten zijn om de SDG's te verwezenlijken;

14.  benadrukt het belang van begeleidende beleidsmaatregelen ter ondersteuning van de positieve effecten en kansen van de mondialisering; onderstreept de behoefte aan gestructureerde, evenwichtige vrijhandelsovereenkomsten; herhaalt zijn steun aan het handelsbeleid van de Commissie en de bevordering van handelsbeleidsinstrumenten om de uitdagingen van de mondialisering te reguleren en aan te pakken;

15.  is van mening dat de Europese Unie een relevant steunkader biedt om progressieve regels inzake handel en investeringen te ontwikkelen, economische samenwerking en solidariteit tussen de volkeren te bevorderen en de strijd tegen de klimaatverandering aan te gaan; spoort de Unie aan haar initiatieven verder uit te diepen om de mondialisering beter te reguleren met behulp van doeltreffende steunmaatregelen;

16.  merkt op dat het voor de lidstaten lastig is om afzonderlijk het hoofd te bieden aan grensoverschrijdende uitdagingen zoals migratiestromen, financiële crises en belastingontwijking, terrorisme of klimaatverandering; onderstreept de gezamenlijke verantwoordelijkheid en de rol van de regio's en steden bij het in goede banen leiden van de mondialisering; merkt op dat de doeltreffendheid van Europese maatregelen afhangt van de door de lidstaten geleverde inspanningen;

17.  wijst erop dat de geschillen tussen de EU en de VS nieuwe uitdagingen met zich meebrengen voor de EU, maar ook meer kansen om nieuwe manieren te zoeken om de mondialisering te beheren, vorm te geven en als verantwoordelijkheid op te vatten;

De interne respons van Europa

18.  is het er met de Commissie eens dat het behoud van het internationale concurrentievermogen met waarborging van strenge sociale en milieunormen een eerste vereiste is voor een succesvolle Europese strategie; is ingenomen met de verdere versterking van de interne markt van de EU en de consolidering van de economische unie via harmonisering van de normen inzake sociale bescherming, lonen en levensstandaard; acht een dergelijke harmonisering van wezenlijk belang, aangezien een sterke interne markt een vereiste is voor de succesvolle tenuitvoerlegging van internationale strategieën;

19.  wijst erop dat het internationaal concurrentievermogen sterk afhankelijk is van het op succesvolle en sociaal en ecologisch verantwoorde wijze vormgeven van automatisering en digitalisering, waarbij de bescherming van de privacy van de Europese burgers gewaarborgd blijft; merkt op dat nieuwe technologieën, met name blockchain-technologie, het karakter van de internationale handel zullen veranderen; merkt op dat onze doelstellingen van het klimaatbeleid zo spoedig mogelijk moeten worden bereikt en dat de overschakeling naar hernieuwbare vormen van energie snel moet plaatsvinden; is van mening dat de EU dringend een echte en doeltreffende industriële strategie moet ontwikkelen teneinde externe kwetsbaarheden te beperken en tegelijkertijd de overgang naar een koolstofarme economie te bevorderen; is van mening dat op de kansen en uitdagingen die de mondialisering met zich meebrengt en de recente maatregelen van bepaalde derde landen moet worden gereageerd met een EU-handelsbeleid ten gunste van open en eerlijke handel met transparante regels en een sterk multilateraal systeem binnen de WTO;

20.  wijst erop dat, in overeenstemming met artikel 12 VWEU, waarin is bepaald dat met de eisen ter zake van consumentenbescherming rekening wordt gehouden bij het bepalen en uitvoeren van het beleid en het optreden van de Unie op andere gebieden, een specifiek hoofdstuk over consumentenbescherming zou kunnen bijdragen tot het bereiken van een hoog niveau van consumentenbescherming aan de hand van wettelijke waarborgen, bijvoorbeeld inzake het reguleringsrecht en het voorzorgsbeginsel, maar dat dit ook tastbare voordelen zou opleveren voor consumenten en het consumentenvertrouwen, ook in online diensten, zou versterken, om aldus duurzame consumptie te bevorderen, het belang van de consument te integreren in de tenuitvoerlegging van handelsovereenkomsten en bij te dragen tot de doeltreffende handhaving van het consumentenrecht, ook in grensoverschrijdende situaties;

21.  wijst erop dat er voor kmo's een meer gelijk speelveld moet worden gewaarborgd; verzoekt de Commissie een Europese handelsstrategie voor kmo's vast te stellen om deze ondernemingen in internationale waardeketens op te nemen en handelsspecifieke obstakels, zoals niet-tarifaire belemmeringen, weg te nemen; wijst erop dat toegang tot informatie een van de grootste obstakels is die kmo's beletten om aan de markt deel te nemen, wat inhoudt dat de transparantie en steun moeten worden vergroot; dringt erop aan dat de Commissie in dit verband instrumenten ontwikkelt die de omgang met oorsprongsregels en de toepassing van preferenties voor kmo's vergemakkelijken; wijst op het grote potentieel van onbenutte preferenties en verzoekt de Commissie ambitieuze streefcijfers voor de verhoging van gebruikspercentages vast te stellen; wijst op de betekenis van kmo's voor het verwezenlijken van de SDG's; dringt erop aan specifieke hoofdstukken over de behoeften en belanden van kmo's op te nemen in handelsovereenkomsten, met name wat betreft vergemakkelijking van de markttoegang;

22.  merkt op dat doeltreffende handelsbeschermingsinstrumenten nodig zijn; is ingenomen met de recente hervorming van de handelsbeschermingsinstrumenten die op doeltreffende en evenredige wijze moet worden uitgevoerd teneinde sectoren en banen te beschermen tegen invoer met dumping en onrechtmatig gesubsidieerde invoer; bevestigt andermaal dat handelsbeschermingsinstrumenten niet voor protectionistische doeleinden mogen worden gebruikt; steunt de maatregelen die de Commissie heeft genomen nadat de VS tarieven oplegden aan de invoer van staal en aluminium; wijst erop dat er zo spoedig mogelijk regels voor het screenen van investeringen moeten worden vastgesteld om buitenlandse investeringen tegen te gaan die uitsluitend zijn gemotiveerd door industriebeleid en dienen om Europese technologieën te verwerven; wijst andermaal op de noodzaak van een krachtig Internationaal Aanbestedingsinstrument; is ingenomen met de moedige stappen die zijn gezet om de dimensie van sociale en milieudumping in die instrumenten op te nemen en vraagt de Commissie de ontwikkeling van solide methoden voort te zetten om ten volle rekening te houden met die dimensies, onder meer met betrekking tot sociale en milieunormen die van toepassing zijn in de exporterende landen;

23.  merkt op dat de lidstaten in antwoord op het verlies van banen als gevolg van de mondialisering hun arbeidsmarktbeleid en opleidingsaanbod moeten verbeteren; stelt evenwel vast dat er een hervorming van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) nodig is om het hoofd te bieden aan de nieuwe uitdagingen van de mondialisering, met inbegrip van een hervorming van de voorwaarden voor het ontvangen van steun; beklemtoont dat het EFG een proactiever instrument moet worden dat werknemers en bedrijven voorbereidt op de bestrijding van de negatieve gevolgen van de mondialisering; merkt op dat kleinere ondernemingen toegang moeten krijgen tot EFG-financiering; wijst erop dat het toepassingsgebied van het EFG moet worden uitgebreid naar andere door het beleid ingegeven aanpassingen en dat het fonds moet worden voorzien van een adequaat budget en van een passend controle- en evaluatiemechanisme;

24.  prijst de positieve stappen die de Commissie heeft genomen om de transparantie in vrijhandelsovereenkomsten te vergroten; verzoekt de Commissie als antwoord op scepsis ten aanzien van de mondialisering de transparantie betreffende handelsovereenkomsten verder te vergroten, het toezicht op de wet- en regelgeving van de EU te verbeteren en de participatie van haar burgers te versterken; verzoekt de Commissie in alle openheid onderhandelingen te voeren, aan de hand van een voortdurende dialoog met het Europees Parlement, nationale parlementen, sociale partners en het maatschappelijk middenveld; vraagt de Raad de nationale parlementen en het maatschappelijk middenveld te informeren en bij de onderhandelingen te betrekken voordat een onderhandelingsmandaat wordt goedgekeurd en tijdens de onderhandelingen; betreurt dat de Raad, in zijn conclusies van 22 mei 2018, heeft beslist om de status quo te handhaven door de onderhandelingsrichtsnoeren van vrijhandelsovereenkomsten van de EU per geval bekend te maken; vraagt de Raad om alle onderhandelingsmandaten bekend te maken;

25.  beklemtoont dat er meer mondiale governance en regels nodig zijn om de mondialisering beter in goede banen te leiden; wijst op het belang van ondersteunend binnenlands beleid om het concurrentievermogen en de veerkracht van de EU te versterken;

26.  herinnert eraan dat EU-agrovoedingsproducten aan de hoogste normen ter wereld voldoen; vraagt de Commissie ervoor te zorgen dat ingevoerde landbouwproducten voldoen aan de EU-normen en verzoekt de controle op ingevoerde agrovoedingsproducten te versterken, zowel op de plaats van herkomst als bij binnenkomst in de EU;

27.  wijst op het belang van een efficiënte uitvoering van de gesloten handelsovereenkomsten om ervoor te zorgen dat onze landbouwers ten volle kunnen profiteren van de exportmogelijkheden die worden geboden door dergelijke overeenkomsten, zoals de Brede Economische en Handelsovereenkomst tussen de EU en Canada (CETA);

28.  benadrukt dat op wereldniveau nieuwe handelsregels en -voorschriften moeten worden ontwikkeld om de sociale, productie- en milieunormen in de agrovoedingssector te regelen en te harmoniseren;

29.  is verheugd over de handelsovereenkomst van de EU met Japan, de vierde grootste landbouwexportmarkt van de EU, die goede exportmogelijkheden zal verschaffen voor veel EU-landbouwproducten, zoals zuivelproducten;

30.  onderstreept het belang van, enerzijds, het opnemen van doeltreffende en snel beschikbare bilaterale vrijwaringsclausules die de tijdelijke schorsing van preferenties mogelijk maken indien, wegens de inwerkingtreding van de handelsovereenkomst, een toename van de import ernstige schade zou berokkenen of dreigen te berokkenen aan gevoelige sectoren, en anderzijds, de herziening van de bestaande multilaterale vrijwaringsmechanismen in Verordening (EU) nr. 1308/2013 (integrale-GMO-verordening)(12), die een preventieve rol moeten spelen voor gevoelige sectoren op basis van referentievolumedrempels en prijsdrempels die de automatische en opschortende inwerkingstelling van de vrijwaringsmechanismen mogelijk moeten maken zodra die drempels worden bereikt;

31.  wijst erop dat het voor de EU van strategisch belang is om een hoge mate van voedselonafhankelijkheid te handhaven; is van mening dat de mondialisering van de handel de levensvatbaarheid van de EU-agrovoedingsproductie niet in gevaar mag brengen, aangezien dat op de lange termijn tot een soortgelijke afhankelijkheid van derde landen kan leiden als in de energiesector;

32.  merkt op dat de discussienota van de Commissie over het in goede banen leiden van de mondialisering het eerste document is waarin wordt vermeld dat het belangrijk is de dierenwelzijnsnormen te verbeteren via de agenda van de EU voor handel en investeringen; is ingenomen met de door de Commissie geuite bereidheid om te ijveren voor betere mondiale governance op dit gebied; vraagt de Commissie om dierenwelzijn uitdrukkelijk op te nemen in haar volgende strategie voor handelsbeleid en de herzieningsclausules in de bestaande vrijhandelsovereenkomsten te gebruiken om de bepalingen in verband met dierenwelzijn verder te verbeteren; vraagt de Commissie ervoor te zorgen dat handelspreferenties afhankelijk zijn van naleving van de EU-normen inzake dierenwelzijn, hetgeen een gelijker speelveld waarborgt en rekening houdt met de wensen van de meeste EU-burgers; verzoekt de Commissie te erkennen dat hogere dierenwelzijnsnormen een belangrijke rol kunnen spelen bij het behalen van verschillende SDG's, met name voor gezondheid in verband met antimicrobiële resistentie, en voor klimaatverandering;

33.  benadrukt dat cultuur en onderwijs, inclusief een leven lang leren, gemeenschappelijke goederen zijn, dat toegang tot cultuur en onderwijs een mensenrecht is en dat cultuur en onderwijs niet mogen worden beschouwd of beheerd op dezelfde wijze als willekeurige goederen of diensten, maar moet worden gezien als gemeenschappelijke goederen die in stand moeten worden gehouden en voortdurend moeten worden verbeterd; dringt er daarom op aan dat culturele, audiovisuele en educatieve diensten, ook online, duidelijk moeten worden uitgesloten in handelsovereenkomsten tussen de Unie en derde landen, zoals het trans-Atlantisch partnerschap voor handel en investeringen (TTIP) met de Verenigde Staten;

34.  hamert daarom op de essentiële rol van het Unesco-Verdrag van 2005 betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen voor internationale handelsovereenkomsten, die rekening moeten houden met de relevante bepalingen daarvan en deze moeten naleven;

35.  is van mening dat er op evenwichtige wijze moet worden onderhandeld over auteursrechten om ervoor te zorgen dat zij niet worden uitonderhandeld tot de laagste gemeenschappelijke noemer maar gericht zijn op zo goed mogelijke regels om cultureel erfgoed te beschermen, culturele diversiteit te bevorderen en te zorgen voor een inkomen voor degenen die werkzaam zijn in de culturele en mediasector, dat zij creativiteit, de verspreiding van kennis en inhoud en gebruikersrechten in het digitale tijdperk stimuleren en vergroten en dat zij een open en op regels gebaseerd handelskader vormen, hetgeen van essentieel belang is voor het welvaren van de culturele en creatieve industrieën in de Europese Unie;

36.  dringt er andermaal op aan dat de EU in handelsonderhandelingen met derde landen gebruik maakt van haar recht om maatregelen (met name van regelgevende en/of financiële aard) vast te stellen of te handhaven, inclusief een wettelijk bindende algemene bepaling op het gebied van bescherming en bevordering van culturele en taalverscheidenheid, cultureel erfgoed, vrijheid van meningsuiting, mediapluralisme en mediavrijheid, ongeacht de gebruikte technologie of het gebruikte distributieplatform;

37.  erkent gegevensbescherming als een grondrecht in de Europese Unie; dringt erop aan dat in handelsovereenkomsten hoge normen voor gegevensbescherming worden gewaarborgd door middel van wederzijdse adequaatheidsbesluiten tussen de Europese Unie en derde landen;

38.  acht het belangrijk om de regelingen van de Europese Unie voor geografische aanduidingen en traditionele specialiteiten verder te bevorderen en hierover bilaterale overeenkomsten met derde landen te blijven sluiten;

39.  verwelkomt het recente mandaat van de Raad aan de Commissie om namens de Europese Unie te onderhandelen over een verdrag tot oprichting van een multilateraal gerecht voor de beslechting van investeringsgeschillen (MIC) teneinde de beperkingen van het bestaande systeem voor geschillenbeslechting tussen investeerders en staten aan te pakken; merkt op dat het MIC zal fungeren als een permanent orgaan voor de beslechting van investeringsgeschillen en zal leiden tot een transparanter, coherenter en eerlijker systeem, dat grote voordelen zal meebrengen voor investeerders; is in dit verband voorts verheugd dat de Raad besloten heeft de richtsnoeren voor deze onderhandelingen eveneens openbaar te maken, iets waarop het Parlement in zijn streven naar meer transparantie op het gebied van internationale onderhandelingen al geruime tijd had aangedrongen;

De externe respons van Europa

40.  verzoekt de Commissie de SDG's en de Overeenkomst van Parijs tot de leidende beginselen van het EU-handelsbeleid te maken; merkt op dat de hervormingen die werden vermeld in de strategie "Handel voor iedereen" daartoe niet volstaan; verzoekt de Commissie uit te gaan van duurzaamheid als overkoepelend beginsel voor alle handelsovereenkomsten, onder meer door duurzaamheidsgerelateerde verplichtingen in ieder hoofdstuk op te nemen, evenals een specifiek hoofdstuk dat bijdraagt tot ondersteuning en bevordering van internationale verdragen inzake sociale, arbeids- en mensenrechten, en in multilaterale milieuovereenkomsten; merkt op dat de toepassing van deze bindende en afdwingbare bepalingen op passende wijze moet worden gecontroleerd opdat, zo nodig, procedures tot raadpleging van de regering kunnen worden opgestart en de speciale geschillenbeslechtingsmechanismen in gang kunnen worden gezet, zoals bepaald in het kader van het hoofdstuk over handel en duurzame ontwikkeling; verzoekt de Raad en de Commissie meer ambitie aan de dag te leggen tijdens onderhandelingen met geïndustrialiseerde partnerlanden betreffende de IAO-verdragen waarnaar in de overeenkomst zal worden verwezen;

41.  verzoekt de Commissie in vrijhandelsovereenkomsten solide en uitgebreide hoofdstukken over duurzame ontwikkeling op te nemen teneinde de internationale handel te ondersteunen; is ingenomen met het 15-puntenplan van de Commissie om de EU-hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling doeltreffender te maken;

42.  wijst op het belang van een evenwichtig en progressief handelsbeleid om de uitdagingen van de mondialisering het hoofd te bieden met behulp van evenwichtige vrijhandelsovereenkomsten die reeds zijn gesloten of waarover nog wordt onderhandeld, bijvoorbeeld met Canada, Japan, Singapore, Australië, Nieuw-Zeeland, Vietnam en Mexico;

43.  vraagt de Commissie een ambitieus handelsbeleid na te streven en een open investeringsklimaat te handhaven; voegt daaraan toe dat de ratificatie van gesloten en ondertekende handelsovereenkomsten snel moet plaatsvinden zodat we de beloften aan onze partners kunnen nakomen;

44.  vraagt de Commissie in de vrijhandelsovereenkomsten van de EU regels betreffende de digitale handel, waaronder over grensoverschrijdende gegevensstromen, op te nemen om aan te tonen dat de handel in digitale goederen en diensten reële voordelen kan opleveren voor bedrijven en consumenten;

45.  feliciteert de Commissie met haar besluit om de nieuwe EU Cities for Fair and Ethical Trade Award in het leven te roepen;

46.  vraagt de Commissie na te gaan op welke manier distributed-ledgertechnologieën (DLT's) en blockchaintechnologie kunnen worden aangewend om de internationale handel te bevorderen, problemen in verband met onder meer transparantie en flexibiliteit aan te pakken, en namaak tegen te gaan;

47.  benadrukt dat de Agenda 2030 van de VN en de Klimaatovereenkomst van Parijs de benchmarks bieden om na te gaan in hoeverre het handelsbeleid van de EU bijdraagt tot de verwezenlijking van overeengekomen doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling; merkt op dat er, wanneer er voor het begin van onderhandelingen effectbeoordelingen worden uitgevoerd, rekening moet worden gehouden met de verwezenlijking van de SDG's; merkt op dat nationale duurzaamheidsstrategieën en uitvoeringsplannen met betrekking tot de Overeenkomst van Parijs enkele van de essentiële punten moeten zijn voor effectbeoordelingen; wijst erop dat handelsovereenkomsten en de mogelijke gevolgen daarvan moeten beantwoorden aan de vereisten van de SDG's; dringt er bij de Commissie op aan in haar toekomstige verslagen over de tenuitvoerlegging van vrijhandelsovereenkomsten een beoordeling te verstrekken, met inbegrip van gegevens, van de gevolgen van die overeenkomsten voor de verwezenlijking van de SDG's en de Overeenkomst van Parijs; merkt op dat overeenkomsten moeten worden aangepast indien delen daarvan de verwezenlijking van de SDG's of van de Overeenkomst van Parijs belemmeren;

48.  merkt op dat het systeem voor de tenuitvoerlegging van samenhangend ontwikkelingsbeleid van de Commissie moet worden toegesneden op SDG 17; wijst erop dat de wisselwerking tussen beleidsterreinen, zoals het handels-, landbouw-, visserij- en milieubeleid, het buitenlands en het fiscaal beleid, op coherente wijze door het maatschappelijk middenveld, de Commissie en de nationale parlementen moet worden beoordeeld; merkt op dat de schending van duurzaamheidsbepalingen moet leiden tot corrigerende maatregelen; dringt aan op een evaluatie van de beleidscoherentie op het gebied van ontwikkeling, overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag van Lissabon inzake handelsgerelateerde wetgevingsvoorstellen; merkt op dat verantwoord ondernemerschap en het verantwoorde beheer van mondiale waardeketens essentieel zijn voor de verwezenlijking van de SDG's en dat in de Agenda 2030 wordt beklemtoond dat er dringend behoefte is aan een EU-actieplan inzake verantwoord ondernemerschap dat de samenhang van het beleid op EU-niveau zou bevorderen;

49.  wijst erop dat de ratificatie en tenuitvoerlegging van de belangrijkste arbeidsnormen van de IAO een prioriteit moeten zijn voor de tenuitvoerlegging van vrijhandelsovereenkomsten; merkt op dat het maatschappelijk middenveld en de sociale partners via bilaterale bijeenkomsten met de onderhandelende partners moeten worden betrokken bij de vormgevingsfase, de tenuitvoerleggingsfase en de monitoringfase na tenuitvoerlegging van overeenkomsten; merkt op dat er een doeltreffend en werkzaam mechanisme voor geschillenbeslechting moet worden ingevoerd, evenals doeltreffende toezichthoudende organen die het maatschappelijk middenveld bij een en ander betrekken;

50.  merkt op dat de EU de toeleveringsketens van hout, vis en conflictmineralen heeft gereguleerd en dat meerdere lidstaten stelsels van zorgvuldigheidseisen hebben ontwikkeld in verschillende sectoren, waaruit blijkt dat het nodig is een breed kader te ontwikkelen om een gelijk speelveld te garanderen; verzoekt de Commissie dan ook voor de gehele waardeketen met duidelijke verplichtingen met betrekking tot transparantie en zorgvuldigheid te komen, om tegemoet te komen aan de steeds complexer wordende waardeketens en de toenemende onderlinge afhankelijkheid van producenten, aangezien de zwakke handhaving van het arbeidsrecht en de normen voor veiligheid op het werk in landen waar voorraden worden ingekocht een dringend probleem blijft; vraagt de Commissie daartoe voort te bouwen op bestaande EU-wetgeving op het gebied van conflictmineralen en hout, evenals op de onlangs bekendgemaakte zorgvuldigheidsrichtsnoeren inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen van de OESO; merkt op dat de mondiale waardeketens sommige toeleveranciers er ook toe hebben gebracht de arbeidswetgeving te negeren, hun bedrijf naar landen buiten de EU te verplaatsen en werknemers in onveilige en onaanvaardbare omstandigheden te laten werken; herinnert eraan dat deze praktijken oneerlijke concurrentie creëren voor leveranciers die zich wel houden aan de arbeidswetgeving en de internationale normen en voor regeringen die de lonen en de levensstandaard willen verbeteren; benadrukt dat fatsoenlijke lonen en gedegen normen inzake veiligheid op het werk belangrijk zijn voor een duurzaam wereldwijd handelsstelsel en nieuwe mondiale waardeketens; verzoekt de Commissie de effecten van de opkomst van de mondiale waardeketens te bestuderen en te komen met concrete voorstellen om de omstandigheden in die ketens te verbeteren, en te ijveren voor een juridisch bindend kader voor de verantwoordingsplicht van de bedrijfswereld en voor maatschappelijk verantwoord ondernemen ten aanzien van fatsoenlijk werk, milieuduurzaamheid en eerbiediging van de mensenrechten, in nauw overleg met de IAO en de OESO; erkent dat het de voorkeur verdient dat de EU via multilaterale onderhandelingen naar een dergelijk bindend kader streeft in plaats van unilateraal ingrijpende maatregelen op te leggen; verzoekt de EU en de lidstaten blijk te geven van leiderschap en zich sterker te engageren tijdens beraadslagingen in de VN betreffende een bindend verdrag inzake bedrijfsleven en mensenrechten; vraagt de Commissie om zich, overeenkomstig de vier strategische doelstellingen van de IAO-agenda inzake waardig werk, in te zetten voor de naleving, bevordering en verwezenlijking van internationale arbeidsnormen en de fundamentele beginselen en rechten betreffende werknemers;

51.  wijst erop dat actieve maatregelen waarmee wordt gestreefd naar meer kansen voor vrouwen om te profiteren van de door een vrijhandelsovereenkomst geboden mogelijkheden, noodzakelijk zijn om de gendergelijkheidsdoelstelling te behalen; dringt erop aan dat handelsovereenkomsten een specifiek hoofdstuk over handel, gendergelijkheid en de empowerment van vrouwen bevatten en maatregelen bieden die onder meer bedoeld zijn om te zorgen voor een beter evenwicht tussen werk en privéleven, toegang te verlenen tot sociale en gezondheidsdiensten en te streven naar een grotere deelname van door vrouwen geleide bedrijven (met name micro-ondernemingen en kmo's) aan openbare aanbestedingen teneinde de internationalisering van bedrijven van vrouwen en de deelname van vrouwen aan Mode 4-kansen te ondersteunen;

52.  merkt op dat het gezien de aanvallen op de multilaterale economische wereldorde, van essentieel belang is om deze orde te handhaven, daar het terugvallen op protectionisme schadelijke gevolgen zou hebben en tot een handelsoorlog zou leiden; merkt op dat de multilaterale orde alleen kan worden gehandhaafd als deze wordt hervormd; is van mening dat de Agenda 2030 van de VN en de Klimaatovereenkomst van Parijs beter in die orde moeten worden geïntegreerd, wil zij kunnen worden behouden; verzoekt de Commissie zich actief in te zetten voor deblokkering van het beroepsorgaan van de WTO en voor internationale samenwerking bij de bestrijding van oneerlijke concurrentie en protectionisme, die schadelijk zijn voor zowel bedrijven als consumenten; merkt op dat open en eerlijke handel die de SDG's verwezenlijkt en die ruimte geeft aan de behoeften van ontwikkelingslanden, zoals vermeld in de strategie "Handel voor iedereen", voor de EU voorop zou moeten staan; merkt op dat, aangezien multilaterale initiatieven momenteel weinig kans van slagen hebben, de EU in de tussentijd moet streven naar bilaterale en plurilaterale overeenkomsten, waarin eerlijke handel een van de leidende beginselen is, maar is van mening dat de huidige situatie de EU de kans biedt sterk leiderschap te tonen bij de duurzame en levenskrachtige hervorming van de multilaterale handelsorde;

53.  merkt op dat open, eerlijke en duurzame handel uit economisch oogpunt wenselijk is en cruciale politieke gevolgen heeft; merkt op dat het, in het licht van de strategie "America First" en van het nieuwe "Eén gordel, één route"-initiatief, van cruciaal strategisch belang is dat Europa de handel gebruikt als instrument ter bevordering van democratische en duurzame ontwikkeling alsmede verbetering van de dialoog en de technische bijstand, met name in de landen van het Oostelijk Partnerschap, evenals in de Afrikaanse partnerlanden; wijst erop dat handel en investeringen in partnerlanden gekoppeld moeten zijn aan strategieën voor duurzame ontwikkeling; vraagt de Commissie aan te dringen op een coherente tenuitvoerlegging van de associatieovereenkomsten met de landen van het Oostelijk Partnerschap; roept de Commissie op tot ontwikkeling, op de middellange termijn, van een strategie voor de opbouw van stabiele betrekkingen met het Gemenebest van onafhankelijke staten (GOS); merkt op dat bij de tenuitvoerlegging van de economische partnerschapsovereenkomsten met de Afrikaanse regio's en landen handel niet het aspect is dat belangrijk is, maar dat de koppeling daarvan met de vereisten van duurzame ontwikkeling in de Afrikaanse landen van essentieel belang is; verzoekt de Commissie te ijveren voor een grotere capaciteit van de regeringen om met duurzame en inclusieve economische ontwikkeling verband houdende kwesties op te nemen in hun nationale handelsstrategieën en -programma's; herinnert eraan dat de EU er belang bij heeft om de samenwerking inzake handelsvraagstukken met internationale organisaties zoals de VN, de IAO, de OESO en de Wereldbank te intensiveren, in het licht van de uitdagingen van de mondialisering; betreurt in dit verband dat de Unie en de meeste lidstaten er niet in zijn geslaagd het streefcijfer van 0,7 % van het bni voor de financiering van ontwikkelingssamenwerking te bereiken;

54.  benadrukt dat wereldwijde governance van de handel een integratie van de handel mogelijk zou moeten maken die echte mogelijkheden creëert voor duurzame ontwikkeling; wijst er in dit verband op dat de huidige WTO-architectuur voor bijzondere en gedifferentieerde behandeling (SDT) niet de verwachte resultaten oplevert; benadrukt dat de SDT-bepalingen doeltreffender en inzetbaarder moeten worden voor ontwikkelingslanden;

55.  wijst erop dat handelsovereenkomsten negatieve gevolgen kunnen hebben voor de voedselzekerheid in ontwikkelingslanden; verzoekt de EU plaatselijke voedselproductie te beschermen en schadelijke gevolgen van goedkope invoer te voorkomen, ook in het kader van de economische partnerschapsovereenkomsten;

56.  betreurt het feit dat ten minste 218 miljoen kinderen worden uitgebuit via kinderarbeid, met name om kosten te drukken; roept de EU op ervoor te zorgen dat goederen die in de EU worden verhandeld volgens regelingen voor ethische certificering geen banden hebben met gedwongen arbeid en kinderarbeid, teneinde te garanderen dat de etiketten "eerlijk" en "ethisch" op betrouwbare wijze worden gebruikt en de consument een weloverwogen keuze kan maken;

57.  constateert dat er tot dusverre slechts één volledige economische partnerschapsovereenkomst (EPO) is gesloten; roept de EU dan ook op aandacht te schenken aan de problemen waarmee ontwikkelingslanden met betrekking tot EPO's in het post-Cotonou-proces te maken hebben; onderstreept met name dat er een uitgebreide analyse moet worden gemaakt van hun impact op de economieën van de Afrikaanse landen en hun respectieve arbeidsmarkten, en dat de intraregionale handel in Afrika moet worden bevorderd;

58.  betreurt dat er per jaar een bedrag dat hoger is dan de totale jaarlijkse officiële ontwikkelingshulp in de vorm van illegale geldstromen uit Afrika wegsijpelt; wijst op de schadelijke gevolgen van belastingontduiking voor ontwikkelingslanden, waardoor er met name veel overheidsgeld verloren gaat dat gebruikt zou kunnen worden om de economische groei, de bescherming van het milieu en de openbare dienstverlening te verbeteren maar ook om bij te dragen aan de sociale samenhang; spoort de Commissie aan om bij de onderhandelingen over handelsovereenkomsten van het bestrijden van dit ernstige probleem een prioriteit te maken en daartoe alle beschikbare middelen in te zetten; dringt erop aan dat in door de EU gesloten vrijhandelsovereenkomsten en preferentiële handelsregelingen krachtige bepalingen ter bestrijding van belastingontduiking en -ontwijking worden opgenomen;

59.  herhaalt zijn oproep om doeltreffende instrumenten in het leven te roepen om belastingontduiking en -ontwijking wereldwijd te bestrijden en de samenwerking op het gebied van belastingvraagstukken met ontwikkelingslanden te verbeteren, met inbegrip van de mobilisering van binnenlandse inkomsten;

60.  herinnert eraan dat er een intergouvernementeel VN-orgaan moet worden opgericht om op voet van gelijkheid met de ontwikkelingslanden de hervorming van wereldwijde belastingregels in gang te zetten;

61.  is er groot voorstander van om digitale technologieën en diensten nog meer tot een algemeen onderdeel van het EU-ontwikkelingsbeleid te maken; verzoekt de Commissie de investeringen in de ontwikkeling van digitale infrastructuur op het zuidelijk halfrond te verhogen;

62.  is ingenomen met het EU-plan voor externe investeringen dat tot doel heeft duurzame groei, investeringen en het scheppen van banen in ontwikkelingslanden aan te moedigen; roept op tot uitbreiding van het huidige EIB-mandaat voor externe leningen, om de rol van het EIB bij het tot stand brengen van duurzame ontwikkeling te vergroten – door middel van blending, cofinanciering van projecten en ontwikkeling van de lokale particuliere sector – met bijzondere aandacht voor de minst ontwikkelde landen en fragiele staten;

63.  is ingenomen met de in 2017 geactualiseerde "Aid for Trade"-strategie van de Commissie die tot doel heeft de EU-steun aan ontwikkelingslanden te verbeteren en te moderniseren; roept op tot meer inspanningen en meer financiële toezeggingen van de EU in het kader van "Aid for Trade"-initiatieven, teneinde ontwikkelingslanden, met name de minst ontwikkelde landen, te helpen bij het tot stand brengen van welvaart via handel en investeringen, en hun maatregelen ter verwezenlijking van de SDG's te steunen.

o
o   o

64.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1) Aangenomen teksten, P8_TA(2018)0230.
(2) PB C 101 van 16.3.2018, blz. 30.
(3) PB C 369 van 11.10.2018, blz. 22.
(4) PB C 337 van 20.9.2018, blz. 33.
(5) PB L 338 van 19.12.2017, blz. 1.
(6) PB C 263 van 25.7.2018, blz. 371.
(7) PB C 215 van 19.6.2018, blz. 261.
(8) PB C 99 E van 3.4.2012, blz. 31.
(9) PB C 99 E van 3.4.2012, blz. 94.
(10) OESO, C/MIN(2017)2.
(11) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(12) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

Laatst bijgewerkt op: 10 december 2019Juridische mededeling - Privacybeleid