Resolutie van het Europees Parlement van 29 november 2018 over het cum-ex-schandaal: financiële criminaliteit en de mazen in het huidige wetgevingskader (2018/2900(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien de onthullingen over cum-ex die op 18 oktober 2018 zijn gedaan door een consortium van onderzoeksjournalisten onder leiding van de Duitse non-profitmediaorganisatie Correctiv,
– gezien Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie(1) (de "ESMA-verordening"),
– gezien Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit nr. 2009/78/EG van de Commissie(2) (de "EBA-verordening"),
– gezien Richtlijn 2014/107/EU van de Raad van 9 december 2014 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied (DAC2)(3),
– gezien Richtlijn (EU) 2018/822 van de Raad van 25 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied met betrekking tot meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies (DAC6)(4),
– gezien de vierde onderzoekscommissie van de Duitse Bondsdag met betrekking tot het schandaal, die in juni 2017 met een verslag(5) is gekomen,
– gezien zijn resoluties van 25 november 2015(6) en 6 juli 2016(7) over fiscale rulings en andere maatregelen van vergelijkbare aard of met vergelijkbaar effect,
– gezien zijn resolutie van 16 december 2015 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende meer transparantie, coördinatie en convergentie van het vennootschapsbelastingbeleid in de Unie(8),
– gezien zijn aanbeveling van 13 december 2017 aan de Raad en de Commissie na het onderzoek naar witwaspraktijken, belastingontwijking en belastingontduiking(9),
– gezien zijn besluit van 1 maart 2018 over de instelling, de bevoegdheden, het aantal leden en de duur van het mandaat van een Bijzondere Commissie financiële misdrijven, belastingontduiking en belastingontwijking (TAX3)(10),
– gezien zijn debat in de plenaire vergadering van 23 oktober 2018 over het cum-ex-schandaal,
– gezien de gezamenlijke vergadering van de Commissie ECON en de Commissie TAX3 op 26 november 2018,
– gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat "cum-ex" en "cum-cum" – of constructies voor handel in dividendarbitrage – staat voor handel in aandelen met als doel de identiteit van de eigenaar van de aandelen te verhullen en beide of meerdere partijen in staat stellen restitutie van (een deel van) de bronbelasting op vermogenswinstbelasting te vragen terwijl deze slechts één keer is betaald;
B. overwegende dat het cum-ex-schandaal aan het licht is gebracht door een collaboratief onderzoek in 12 landen door in totaal 38 journalisten van 19 Europese media;
C. overwegende dat volgens de berichtgeving 11 lidstaten door de cum-ex- en cum-cum-constructies in totaal wel 55,2 miljard EUR aan belastinginkomsten zijn misgelopen;
D. overwegende dat het evenwel moeilijk is om de maximale schade te berekenen omdat veel praktijken al aan het einde van de jaren negentig zijn begonnen en al lang verjaard zijn;
E. overwegende dat het onderzoek van het consortium van Europese journalisten Duitsland, Denemarken, Spanje, Italië en Frankrijk als vermeende belangrijkste doelmarkten voor cum-ex-handelspraktijken aanwijst, gevolgd door Noorwegen, Finland, Polen, Nederland, Oostenrijk en Tsjechië, en overwegende dat een onbekend aantal EU-lidstaten mogelijk bij deze praktijken betrokken is, evenals landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (zoals Zwitserland);
F. overwegende dat het onderzoek in de zwaarst getroffen EU-lidstaten nog steeds loopt;
G. overwegende dat cum-ex- en cum-cum-constructies een aantal kenmerken hebben van belastingfraude, en dat moet worden nagegaan of er inbreuk is gepleegd op de nationale of de EU-wetgeving;
H. overwegende dat bij deze criminele activiteiten volgens de berichtgeving financiële instellingen uit EU-lidstaten zijn betrokken, waaronder enkele bekende grote commerciële banken;
I. overwegende dat de bevoegde autoriteiten in sommige gevallen geen grondig onderzoek hebben gevoerd naar aanleiding van de informatie over de cum-ex-onthullingen die vanuit andere lidstaten is gedeeld;
J. overwegende dat het feit dat buitenlandse beleggers om restitutie van de ingehouden bronbelasting op dividend mogen verzoeken, een belangrijke rol speelt in de onthullingen;
K. overwegende dat de EU-lidstaten uit hoofde van de tweede richtlijn inzake administratieve samenwerking (DAC2) sinds september 2017 verplicht zijn jaarlijks inlichtingen op te vragen bij hun financiële instellingen en deze inlichtingen te delen met de lidstaat waar de belastingbetaler woont;
L. overwegende dat elke persoon die een meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie die ten minste één van de van tevoren vastgestelde wezenskenmerken bezit, ontwikkelt, in de handel brengt, organiseert of voor implementatie beschikbaar stelt, of de implementatie daarvan beheert, uit hoofde van de zesde richtlijn inzake administratieve samenwerking (DAC6) verplicht is die constructie aan de nationale belastingautoriteiten te melden;
M. overwegende dat het mandaat van de Bijzondere Commissie financiële misdrijven, belastingontduiking en belastingontwijking (TAX3) uitdrukkelijk betrekking heeft op relevante ontwikkelingen die zich tijdens haar mandaatsperiode voordoen;
N. overwegende dat klokkenluiders de afgelopen 25 jaar een belangrijke rol hebben gespeeld bij het aan het licht brengen van gevoelige informatie die essentieel is voor het algemeen belang, hetgeen ook is gebleken bij de cum-ex-onthullingen(11);
1. veroordeelt met klem de aan het licht gebrachte belastingfraude en belastingontwijking, waardoor de lidstaten volgens berichten in een aantal media in totaal naar schatting wel 55,2 miljard EUR aan belastinginkomsten zijn misgelopen, hetgeen een klap voor de Europese sociale markteconomie betekent;
2. wijst erop dat volgens de antiwitwasrichtlijn van de EU(12) "fiscale misdrijven" met betrekking tot directe en indirecte belastingen onder de brede definitie van "criminele activiteiten" vallen en worden beschouwd als basisdelicten voor het witwassen van geld; herinnert eraan dat zowel kredietinstellingen en financiële instellingen als belastingadviseurs, accountants en advocaten in het kader van de antiwitwasrichtlijn als "meldingsplichtige entiteiten" worden beschouwd en dat zij derhalve een reeks verplichtingen moeten nakomen om witwasactiviteiten te voorkomen, op te sporen en te melden;
3. wijst erop dat het cum-ex-schandaal het vertrouwen van de burger in de belastingstelsels heeft geschaad, en benadrukt hoe belangrijk het is om het publieke vertrouwen te herstellen en ervoor te zorgen dat de aangerichte schade niet nogmaals wordt berokkend;
4. betreurt dat de voor belastingheffing verantwoordelijke commissaris niet onderkent dat het noodzakelijk is om het bestaande systeem voor de informatie-uitwisseling tussen nationale belastingautoriteiten uit te breiden;
5. verzoekt de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) en de Europese Bankautoriteit (EBA) een onderzoek in te stellen naar constructies voor handel in dividendarbitrage zoals cum-ex of cum-cum, teneinde mogelijke bedreigingen voor de integriteit van de financiële markten en voor nationale begrotingen te beoordelen, de aard en de omvang van de actoren in deze constructies vast te stellen, na te gaan of er inbreuk is gepleegd op de nationale of de EU-wetgeving, de maatregelen van de financiële toezichthouders in de lidstaten te beoordelen, en de bevoegde autoriteiten passende aanbevelingen voor hervormingen en maatregelen te doen;
6. onderstreept dat de gedane onthullingen niet van invloed zijn op de stabiliteit van het financiële systeem van de Unie;
7. beveelt aan dat in dit onderzoek wordt vastgesteld wat er fout is gelopen bij de coördinatie- en toezichtstaken van de financiële toezichthouders en de beurs- en belastingautoriteiten in de lidstaten, waardoor deze regelingen waarmee belastinggeld werd gestolen jaren konden worden voortgezet, ondanks het feit dat ze waren geïdentificeerd;
8. verlangt dat nationale en Europese toezichthoudende autoriteiten een mandaat krijgen om belastingontwijkingspraktijken onder de loep te nemen, aangezien deze praktijken een risico voor de financiële stabiliteit en de integriteit van de interne markt kunnen vormen;
9. onderstreept dat deze nieuwe onthullingen lijken te wijzen op mogelijke tekortkomingen in nationale belastingwetgeving en in de huidige systemen voor informatie-uitwisseling en samenwerking tussen de autoriteiten van de lidstaten; vraagt de lidstaten effectief uitvoering te geven aan de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied;
10. dringt erop aan de informatie-uitwisseling tussen belastingautoriteiten te versterken om kwesties met fiscale geheimhoudingsplicht die we in sommige lidstaten hebben gezien, te voorkomen;
11. dringt er bij de belastingautoriteiten van alle lidstaten op aan om, in overeenstemming met de Joint International Taskforce on Shared Intelligence and Collaboration van de OESO, centrale contactpunten aan te wijzen, en verzoekt de Commissie samenwerking tussen de lidstaten te garanderen en te vergemakkelijken om ervoor te zorgen dat informatie over gevallen met grensoverschrijdende relevantie snel en efficiënt tussen de lidstaten wordt gedeeld;
12. dringt er bij de bevoegde autoriteiten op aan om, indien nodig, vervolging in te stellen, rechtsmiddelen in te zetten om verdachte activa te bevriezen, onderzoeken in te stellen naar raden van bestuur die mogelijk bij het schandaal betrokken waren, en passende en afschrikkende sancties op te leggen aan de betrokkenen; is van mening dat zowel de daders van deze misdrijven als degenen die deze misdrijven mee mogelijk hebben gemaakt, onder wie niet alleen belastingadviseurs, maar ook advocaten, accountants en banken, voor de rechter moeten worden gebracht; benadrukt dat er dringend een einde moet worden gemaakt aan de straffeloosheid ten aanzien van witteboordencriminaliteit en dat de financiële regelgeving dringend beter moet worden gehandhaafd;
13. dringt er bij de EU en de autoriteiten van de lidstaten op aan om de rol die verzekeringsfondsen en toezichthouders op verzekeringsfondsen in het schandaal hebben gespeeld, te onderzoeken;
14. verzoekt de nationale belastingautoriteiten het potentieel van de DAC6 wat betreft de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied met betrekking tot meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies, met inbegrip van het gebruik van gegroepeerde aanvragen, ten volle te benutten; vraagt voorts dat de DAC6 wordt aangescherpt zodat dividendarbitrageconstructies en alle informatie over kapitaalwinsten, met inbegrip van restitutie van belastingen op dividenden en kapitaalwinsten, verplicht openbaar moeten worden gemaakt;
15. vraagt alle lidstaten die naar verluidt de voornaamste doelmarkten voor handel in dividendarbitrage zijn, de praktijk rond dividendbetalingen in hun rechtsgebied grondig te onderzoeken en te analyseren, in kaart te brengen welke mazen in hun belastingwetgeving mogelijkheden creëren voor misbruik door belastingfraudeurs en belastingontwijkers, mogelijke grensoverschrijdende aspecten van deze praktijken te analyseren en een einde te maken aan al deze schadelijke belastingpraktijken;
16. benadrukt dat een gecoördineerd optreden van de nationale autoriteiten nodig is om te waarborgen dat alle middelen die op onwettige wijze uit de staatskassen zijn verkregen, worden teruggevorderd;
17. vraagt de Commissie bilaterale overeenkomsten inzake belastingheffing tussen lidstaten en met derde landen te beoordelen en vraagt de lidstaten deze overeenkomsten te herzien en te actualiseren om mazen te dichten die aanzetten tot fiscaal geïnspireerde handelspraktijken met het oog op belastingontwijking;
18. dringt er bij de Commissie op aan onmiddellijk werk te maken van een voorstel voor een Europese financiële politie binnen het kader van Europol met eigen opsporingscapaciteiten, alsook van een Europees kader voor grensoverschrijdend belastingonderzoek;
19. vraagt de Commissie de richtlijn betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten te herzien om dividendarbitragepraktijken aan te pakken;
20. vraagt de Commissie de rol van de in de cum-ex-papers aan het licht gebrachte special purpose vehicles (SPV's) en special purpose entities (SPE's) te beoordelen en zo nodig voor te stellen om het gebruik van deze instrumenten aan banden te leggen;
21. verzoekt de Commissie met klem na te denken over de noodzaak van een Europees kader voor de belasting op kapitaalinkomsten, dat de stimuli wegneemt die grensoverschrijdende financiële stromen destabiliseren, die leiden tot fiscale concurrentie tussen de lidstaten en de belastinggrondslagen ondermijnen die de houdbaarheid van de Europese welzijnsstaten waarborgen;
22. dringt er bij de Commissie op aan te overwegen een wetgevingsvoorstel in te dienen voor een financiële-inlichtingeneenheid van de EU, een Europese hub voor gezamenlijke onderzoekswerkzaamheden en een systeem van vroegtijdige waarschuwing;
23. betreurt het dat de crisis van 2008 heeft geresulteerd in stelselmatige bezuinigingen op middelen en personeel bij de belastingdiensten; verzoekt de lidstaten te investeren in de instrumenten waarover de belastingautoriteiten beschikken, deze instrumenten te moderniseren en de nodige personele middelen toe te wijzen om het toezicht te verbeteren en de tijds- en informatiekloof te verkleinen; dringt er bij de lidstaten op aan de capaciteiten en vaardigheden van hun financiële autoriteiten te verbeteren om ervoor te zorgen dat zij volledig toegerust zijn om belastingfraude op te sporen;
24. benadrukt dat klokkenluiders, die informatie over bijvoorbeeld belastingfraude en belastingontduiking op nationaal en EU-niveau openbaar maken, moeten worden beschermd; roept iedereen die over informatie beschikt die waardevol is voor het publieke belang, op dit te melden – intern, extern bij de nationale autoriteiten of, indien nodig, rechtstreeks aan het publiek; dringt erop aan dat het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden snel wordt goedgekeurd, met inachtneming van de adviezen van de verschillende commissies van het Europees Parlement;
25. is ingenomen met het voorstel van de Commissie van 12 september 2018 om, samen met andere verordeningen, de verordening tot oprichting van de EBA te wijzigen, teneinde de EBA een grotere rol te geven bij het antiwitwastoezicht op de financiële sector (COM(2018)0646); benadrukt dat de ECB overeenkomstig het gemeenschappelijk toezichtmechanisme tot taak heeft vroegtijdige-interventiemaatregelen zoals vastgesteld in het betreffende Unierecht ten uitvoer te leggen; is van mening dat de ECB een rol moet spelen bij het waarschuwen van de bevoegde nationale autoriteiten en eventuele maatregelen moet coördineren als er vermoedens zijn dat gecontroleerde banken of groepen de antiwitwasregels niet naleven;
26. is van mening dat de werkzaamheden van de Commissies TAXE, TAX2, PANA en TAX3 tijdens de volgende zittingsperiode moeten worden voortgezet in een permanente structuur binnen het Parlement, bijvoorbeeld een subcommissie van de Commissie economische en monetaire zaken (ECON);
27. verzoekt de Bijzondere Commissie TAX3 de cum-ex-onthullingen aan een eigen beoordeling te onderwerpen en de resultaten daarvan, alsook eventuele aanbevelingen ter zake, in haar eindverslag op te nemen;
28. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese Bankautoriteit en de Europese Autoriteit voor effecten en markten.
Hoorzitting van de Commissie ECON en de Commissie TAX3 van het Europees Parlement van 26 november 2018 over het cum-ex-schandaal: vermogenscriminaliteit en achterpoortjes in het bestaande wettelijke kader.
Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie, PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73.