Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2018/0122M(NLE)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A8-0385/2018

Ingediende teksten :

A8-0385/2018

Debatten :

PV 11/12/2018 - 14
CRE 11/12/2018 - 14

Stemmingen :

PV 12/12/2018 - 12.9

Aangenomen teksten :

P8_TA(2018)0507

Aangenomen teksten
PDF 153kWORD 56k
Woensdag 12 december 2018 - Straatsburg
Strategisch partnerschapsovereenkomst EU-Japan (resolutie)
P8_TA(2018)0507A8-0385/2018

Niet-wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 12 december 2018 over het ontwerp van besluit van de Raad inzake de sluiting, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de strategische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Japan, anderzijds (08462/2018 – C8-0417/2018 – 2018/0122M(NLE))

Het Europees Parlement,

–  gezien het ontwerp van besluit van de Raad (08462/2018),

–  gezien de ontwerpovereenkomst inzake een strategisch partnerschap tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Japan, anderzijds(1) (08463/2018),

–  gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 37 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 212, lid 1, artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), en artikel 218, lid 8, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C8‑0417/2018),

–  gezien de strategische partnerschapsovereenkomst die de EU en Japan op 17 juli 2018 in Tokio hebben gesloten,

–  gezien de economische partnerschapsovereenkomst die de EU en Japan op 17 juli 2018 in Tokio hebben gesloten,

–  gezien de 25e bilaterale top in Tokio op 17 juli 2018 en de gezamenlijke verklaring naar aanleiding daarvan,

–  gezien de eerste bilaterale top in Den Haag in 1991 en de aanneming van een gemeenschappelijke verklaring over de betrekkingen tussen de EG en Japan,

–  gezien de 20e top EU-Japan in 2010,

–  gezien de gezamenlijke mededeling van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de EU voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's en de Europese Investeringsbank van 19 september 2018 over het "Versterken van de banden tussen Europa en Azië – Bouwstenen voor een EU-strategie",

–  gezien de integrale strategie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie, die de VV/HV in juni 2016 heeft gepubliceerd,

–  gezien de richtsnoeren inzake het buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU in Oost-Azië, die de Raad op 15 juni 2012 heeft goedgekeurd,

–  gezien de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Japan betreffende samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie, die in 2009 werd ondertekend(2),

–  gezien het in 2001 aangenomen actieplan EU-Japan,

–  gezien het bezoek van een ad-hocdelegatie van de Commissie Buitenlandse zaken aan Tokio, Japan en Zuid-Korea van 3 t/m 6 april 2018,

–  gezien de 38e interparlementaire bijeenkomst EU-Japan in Tokio op 9 en 10 mei 2018,

–  gezien het bezoek van een ad-hocdelegatie van de Subcommissie veiligheid en defensie aan Tokio van 22 t/m 25 mei 2017,

–  gezien zijn resolutie van 17 april 2014 met de aanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad, de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden betreffende de onderhandelingen over de strategische partnerschapsovereenkomst tussen de EU en Japan(3),

–  gezien zijn wetgevingsresolutie van 12 december 2018 over het ontwerp van besluit(4),

–  gezien artikel 99, lid 2, van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken (A8-0385/2018),

A.  overwegende dat de EU en Japan sinds 2003 strategische partners zijn en in verschillende multilaterale fora steeds nauw samenwerken;

B.  overwegende dat de EU en Japan als gelijkgestemde wereldpartners de bijzondere verantwoordelijkheid delen om vrede, stabiliteit, multilateralisme, de eerbiediging van de mensenrechten, welvaart, en de verdediging van een op regels gebaseerde orde in een snel veranderende wereld te bevorderen;

C.  overwegende dat de strategische partnerschapsovereenkomst/vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Japan van toepassing zal zijn op ongeveer een derde van de mondiale economische productie;

D.  overwegende dat de Japanse regering is gestart met veiligheidsbeleidshervormingen, die onder meer een versterking van de defensiecapaciteiten, een hernieuwde alliantie met de VS en samenwerking met andere democratieën in de regio en daarbuiten omvatten;

E.  overwegende dat de bijdrage van Japan aan de internationale veiligheid en stabiliteit is toegenomen; overwegende dat in de nationale veiligheidsstrategie van Japan van 2013 verwezen wordt naar een beleid van "proactieve bijdrage aan de vrede" op basis van het beginsel van internationale samenwerking;

F.  overwegende dat Japan de oudste partner van de NAVO is en samenwerkingsovereenkomsten heeft gesloten over gerubriceerde informatie, cyberveiligheid, antipiraterij, noodhulp en humanitaire bijstand;

G.  overwegende dat Japan de afgelopen decennia internationale bijval heeft gekregen voor zijn beleid van militaire terughoudendheid dat op geen enkele wijze heeft verhinderd dat het land een van de voornaamste economische en politieke spelers in de wereld is geworden;

H.  overwegende dat Japan het voortouw heeft genomen bij de inspanningen om het trans-Pacifisch partnerschap te herzien na de terugtrekking van de VS, en in juli 2018 de herziene overeenkomst, de alomvattende en vooruitstrevende overeenkomst voor een trans-Pacifisch partnerschap (CPTPP of TPP-11), geratificeerd heeft; overwegende dat Japan ook belangstelling heeft getoond voor het regionaal alomvattend economisch partnerschap (RCEP), dat China omvat;

I.  overwegende dat Japan een actief lid is van de Aziatische Ontwikkelingsbank (ADB), de Afrikaanse Ontwikkelingsbank (AFDB), de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank (IADB), de Economische en Sociale Commissie voor Azië en het Stille Oceaangebied van de Verenigde Naties (UNESCAP) en andere gespecialiseerde VN-agentschappen, alsook van de Ontmoeting Azië-Europa (ASEM) en de Aziatische Samenwerkingsdialoog (ACD); overwegende dat Japan lid is van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO), de Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling (IBHO), het Internationaal Monetair Fonds (IMF), de Groep van Zeven (G7) en de Groep van Twintig (G20);

J.  overwegende dat de Japanse regering in februari 2015 een nieuw handvest voor ontwikkelingssamenwerking heeft goedgekeurd;

De overeenkomst en de betrekkingen tussen de EU en Japan

1.  is ingenomen met de sluiting van de ontwerpovereenkomst inzake een strategisch partnerschap, die een juridisch bindend kader vormt, voor hechtere bilaterale betrekkingen tussen de EU en Japan zorgt en de samenwerking op meer dan 40 domeinen versterkt, waaronder buitenlands beleid en veiligheidskwesties, met inbegrip van de bevordering van vrede en stabiliteit, noodhulp, mondiale ontwikkeling en humanitaire hulp, economische aangelegenheden, onderzoek, innovatie, onderwijs, voedselveiligheid, landbouwbeleid, ICT-beleid, ruimtetechnologie, onderwijs en sport, alsook met betrekking tot uitdagingen op wereldvlak waarvoor mondiale coördinatie vereist is, zoals de klimaatverandering, migratie, cyberdreigingen, volksgezondheid, gezondheidszorg, grensoverschrijdende misdaad, vredesopbouwende operaties, crisis- en rampenbeheer en terrorismebestrijding;

2.  wijst op het verband tussen de strategische en de economische partnerschapsovereenkomst, de grootste bilaterale vrijhandelsovereenkomst ter wereld; ziet de sluiting van de twee overeenkomsten als een verbetering van het partnerschap met het oog op concrete voordelen voor de inwoners van de EU en van Japan, en steunt verdere samenwerking in multilaterale fora; is ingenomen met het wederzijds respect en vertrouwen, die in de loop van de onderhandelingsprocedure verder gegroeid zijn;

3.  juicht toe dat in artikel 1, lid 3, van de strategische partnerschapsovereenkomst verwezen wordt naar een parlementaire dimensie die tot doel heeft het partnerschap via dialoog en samenwerking op het gebied van politieke kwesties, buitenlands en veiligheidsbeleid en andere sectorale samenwerking te versterken; stelt in dit verband voor dat het Japanse parlement en het Europees Parlement hun parlementair toezicht en dialoog blijven ontwikkelen, teneinde te verzekeren dat de in de overeenkomst toegezegde samenwerking ten uitvoer wordt gelegd; verzoekt het Europees Parlement toezicht te houden op de vergaderingen van het Gemengd Comité en de desbetreffende documenten; dringt aan op meer betrokkenheid en een grotere inbreng van maatschappelijke organisaties bij de tenuitvoerlegging van de strategische partnerschapsovereenkomst; herhaalt zijn overtuiging dat de concrete vorm van algemene en sectorale samenwerking in beginsel gebaseerd moet zijn op de tegen 2030 te verwezenlijken duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen en -streefcijfers, die door de VN zijn aangenomen en door de verdragsluitende partijen zijn goedgekeurd;

4.  benadrukt de behoefte aan samenwerking op multilateraal niveau om toetreding tot het Wapenhandelsverdrag en de tenuitvoerlegging van het non-proliferatieverdrag te bevorderen, teneinde de verspreiding van massavernietigingswapens te voorkomen en terrorisme en straffeloosheid van de zwaarste misdrijven tegen het internationaal recht en mensenrechtenschendingen te bestrijden;

5.  herinnert eraan dat een brede en coherente diplomatieke, economische, culturele en veiligheidsaanpak nodig is in de ontwikkelingslanden, waarbij veiligheid en ontwikkeling samen moeten gaan, een visie die de EU en Japan delen;

Mensenrechten en fundamentele vrijheden

6.  bevestigt nogmaals de gezamenlijke toezegging om de mensenrechten, de democratie, de fundamentele vrijheden, goed bestuur, de rechtsstaat, en de gemeenschappelijke waarden die zijn vastgesteld in de Universele Verklaring van de rechten van de mens te eerbiedigen en samen te werken aan de mondiale bevordering en bescherming van deze waarden en de op regels gebaseerde internationale orde;

7.  merkt op dat Japan twee basisverdragen van de IAO niet geratificeerd heeft (over discriminatie en over de afschaffing van gedwongen arbeid) en verwelkomt het besluit van Japan om een interministerieel kader op te zetten voor de tenuitvoerlegging van de verbintenissen inzake duurzame ontwikkeling in het kader van de economische partnerschapsovereenkomst, met inbegrip van de ratificatie van deze verdragen;

8.  benadrukt de behoefte aan verdere samenwerking op het gebied van vrouwenrechten om te verzekeren dat de verwezenlijking van gendergelijkheid een van de belangrijkste doelstellingen van het partnerschap is; moedigt het Japanse parlement aan om verder te werken aan wetgeving om discriminatie op grond van seksuele gerichtheid of genderidentiteit aan te pakken;

9.  laakt het feit dat de doodstraf nog steeds een wettelijke straf is in Japan, en dat nog steeds executies worden uitgevoerd zonder dat de gevangene op voorhand wordt gewaarschuwd; wijst erop dat de VN-commissie tegen foltering kritiek heeft op deze werkwijze vanwege de daarmee gepaard gaande psychologische belasting voor gevangenen en hun families; steunt de inspanningen van de VN voor de afschaffing van de doodstraf; roept de EU op een dialoog te beginnen met de Japanse regering over een moratorium op de doodstraf met het oog op de mogelijke afschaffing ervan;

Regionale en internationale betrekkingen

10.  herinnert eraan dat in de integrale EU-strategie voor 2016 een rechtstreeks verband werd vastgesteld tussen Europese welvaart en veiligheid in Azië, en werd opgeroepen tot meer praktische bijdragen en samenwerking met partners zoals Japan om de vrede op het Koreaanse schiereiland en de uiterst belangrijke vreedzame oplossing van maritieme en territoriale geschillen in de Oost- en Zuid‑Chinese Zee op te lossen, op basis van het internationaal recht en de internationale verdragen; benadrukt het belang van de opbouw van vertrouwen en preventieve diplomatie; benadrukt dat de internationale vrijheid van scheepvaart moet worden geëerbiedigd; is ingenomen met de bijeenkomst van premier Abe en president Xi in Peking op 26 oktober 2018 en de aankondiging van de toezegging om met de betrekkingen een nieuw hoofdstuk in te slaan, als een stap in de richting van betere bilaterale betrekkingen en minder regionale spanningen;

11.  erkent dat de Chinese en Russische invloed in de regio Azië/Stille Oceaan een grote veiligheidsuitdaging is voor Japan en voor de EU, en verwelkomt de toezeggingen in de strategische partnerschapsovereenkomst om de veiligheidssamenwerking tussen de EU en Japan te verdiepen als een verdedigingsmechanisme tegen deze dreiging;

12.  is ingenomen met de oprichting van de Japanse missie bij de NAVO op 1 juli 2018;

13.  is ingenomen met de nieuwe strategie van de EU ter verbetering van de connectiviteit met Azië door middel van de bevordering van dialoog, stabiliteit, regionale en internationale samenwerking, interoperabele vervoers-, energie- en digitale netwerken, en contacten tussen mensen; benadrukt de kansen die connectiviteit brengt voor meer uitwisselingen op het gebied van onderwijs, wetenschap, onderzoek en cultuur;

14.  roept op tot de uitbreiding van de bilaterale samenwerking tussen de EU en Japan en de plurilaterale samenwerking met Zuid-Korea, de DVK, de VS en China ter ondersteuning van de inspanningen om de vrede en stabiliteit in de regio en het vreedzaam samenleven op het Koreaanse schiereiland te bewaren, en de volledige, onomkeerbare en controleerbare denuclearisering van de DVK te verzekeren; wijst op het belang van een verdere samenwerking tussen Japan en Zuid-Korea en betrekkingen van goed nabuurschap, die kunnen bijdragen aan de regionale stabiliteit en die veiligheidsrisico's zoals de DVK kunnen aanpakken; belooft steun te verlenen aan de doorgedreven internationale druk op de DVK om ervoor te zorgen dat stappen worden gezet in de richting van denuclearisatie; steunt de internationale samenwerking om de kwestie van de vermiste Japanse burgers op te lossen, waarvan gevreesd wordt dat zij door het Noord-Koreaanse regime zijn ontvoerd; benadrukt dat stabiliteit in Noordoost-Azië in lijn is met de Europese kernbelangen;

15.  stelt voor dat de EU en Japan samenwerken om de capaciteit van de Associatie van Zuidoost-Aziatische Staten (ASEAN) met betrekking tot de agenda voor regionale integratie en samenwerking en de mogelijkheid om conflicten in de regio gezamenlijk op te lossen uit te breiden, en daardoor de huidige centrale plaats van de ASEAN in de multilaterale orde in Zuidoost-Azië te versterken; steunt het besluit dat op het 33e forum van de ASEAN in Tokio is genomen om de banden verder te versterken en regionale en internationale kwesties van gemeenschappelijk belang aan te pakken, en samen te werken om vrede en stabiliteit te bevorderen; is van mening dat het uitdragen en beschermen van de mensenrechten op een doeltreffende manier bijdraagt aan deze twee doelstellingen; roept op tot synergieën tussen de strategie van Japan voor een vrije en open Indo-Pacifische regio en de initiatieven van de EU, waaronder het EU-investeringsplan en uitgebreide trans-Europese vervoersnetwerken, om mondiale samenwerking op het gebied van connectiviteit te bevorderen;

16.  stelt vast dat Japan de ambitie heeft een niet-permanent lid van de VN-Veiligheidsraad 2023‑2024 te worden; verwelkomt de bijdrage van Japan aan de VN op gebieden zoals ontwapening, non-proliferatie, vredeshandhaving en -opbouw, en veiligheid;

Sectorale samenwerking

17.  wijst nadrukkelijk op de kansen en de dynamiek die dankzij de strategische partnerschapsovereenkomst gecreëerd worden om culturele betrekkingen en samenwerking op het gebied van jongeren, onderwijs en sport te ontwikkelen; wijst op het huidige lage niveau van interpersoonlijke uitwisselingen en op de taalbarrières; raadt verdere investeringen aan om de contacten tussen burgers, de dialoog op het gebied van onderwijs en cultuur, de programma's voor academische mobiliteit in het kader van Erasmus+ en de publieksdiplomatie te versterken, om wederzijds begrip en culturele diversiteit te stimuleren;

18.  vestigt de aandacht op de impuls die de strategische partnerschapsovereenkomst geeft aan de bevordering van de sectorale samenwerking op het gebied van consumentenbescherming en uitwisselingen over regelgevings- en toezichtskaders voor de financiële sector;

19.  wijst erop dat de EU en Japan grote mondiale donoren zijn met een lange geschiedenis van officiële ontwikkelingshulp aan minder ontwikkelde landen in Oost-Azië, en recent ook Afrika, het Midden-Oosten en Latijns-Amerika, en dat zij dus natuurlijke partners zijn, samen met de ontvangende regeringen, bij het coördineren van de hulp en het waarborgen van coherentie; benadrukt dat het belangrijkste doel van ontwikkelingshulp de terugdringing van armoede met inachtneming van de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen is, en kijkt uit naar samenwerking met het oog op de verwezenlijking van deze doelstellingen;

20.  juicht toe dat Japan de Klimaatovereenkomst van Parijs in 2016 geratificeerd heeft, en dringt aan op de effectieve tenuitvoerlegging daarvan, waarbij Japan het voortouw neemt bij de proactieve bestrijding van klimaatverandering en de intensivering van de mitigatie-inspanningen; dringt er bij de EU en Japan op aan de samenwerking op het gebied van duurzame energie te intensiveren, bijvoorbeeld door de ontwikkeling van emissiearme vormen van vervoer; benadrukt dat het adviespanel van de minister van Buitenlandse Zaken inzake klimaatverandering in februari 2018 een verslag heeft uitgebracht, waarin de behoefte aan de transitie naar hernieuwbare energie centraal werd gesteld in de energiediplomatiestrategie van Japan;

21.  is ingenomen met het feit dat de overeenkomst duurzaam bosbeheer omvat en kijkt uit naar de verdere uitwisseling van goede praktijken met betrekking tot illegale houtkap, voortbouwend op de ervaring van de EU-houtverordening, met het oog op de invoering van bindende zorgvuldigheidseisen in de Japanse wetgeving;

22.  betreurt de poging van Japan om een einde te maken aan het moratorium op de commerciële walvisvaart op de vergaderingen van de Internationale Commissie voor de Walvisvaart van september 2018; dringt aan op de opschorting van walvisvangst voor wetenschappelijke doeleinden;

23.  benadrukt dat Japan de op één na grootste cosmeticamarkt ter wereld is; herinnert eraan dat dierproeven met cosmetica en de verkoop van ingevoerde cosmetische producten die op dieren getest zijn in de EU verboden zijn; moedigt de partijen in dit verband aan informatie uit te wisselen en samen te werken om een einde te maken aan de dierproeven met cosmetische producten in Japan;

24.  benadrukt het belang van het behoud van de biologische diversiteit, en moedigt Japan aan zijn voorbehouden bij de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (CITES) op te heffen;

25.  vraagt de parlementen van de EU-lidstaten de voorlopige overeenkomst snel te ratificeren en grondig ten uitvoer te leggen in alle sectoren;

o
o   o

26.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese Dienst voor extern optreden, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, en de regering en het parlement van Japan.

(1) PB L 216 van 24.8.2018, blz. 1.
(2) PB L 90 van 6.4.2011, blz. 2.
(3) PB C 443 van 22.12.2017, blz. 49.
(4) Aangenomen teksten, P8_TA(2018)0506.

Laatst bijgewerkt op: 7 oktober 2019Juridische mededeling - Privacybeleid