Resolutie van het Europees Parlement van 12 december 2018 over het jaarverslag over de uitvoering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (2018/2097(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien het jaarverslag van de Raad aan het Europees Parlement over het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid,
– gezien de artikelen 21 en 36 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU),
– gezien het Handvest van de Verenigde Naties,
– gezien de door de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) gepubliceerde Slotakte van Helsinki van 1975,
– gezien het Noord-Atlantisch Verdrag,
– gezien de gezamenlijke verklaring van 10 juli 2018 over de samenwerking tussen de EU en de NAVO,
– gezien de verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) over politieke verantwoordingsplicht(1),
– gezien de integrale strategie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie van 2016,
– gezien de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 7 juni 2017 getiteld "Een strategische aanpak van weerbaarheid in het externe optreden van de EU" (JOIN(2017)0021),
– gezien artikel 52 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken (A8-0392/2018),
A. overwegende dat het veiligheidsklimaat in de EU nu instabieler, onvoorspelbaarder, complexer en dubbelzinniger is dan op enig ander moment sinds het einde van de Koude Oorlog, en gekenmerkt wordt door interstatelijke conflicten, natuurrampen, terrorisme, mislukte staten, cyberaanvallen en hybride oorlogvoering; overwegende dat het huidige EU-beleid wellicht niet langer volstaat als het gaat om het waarborgen van een stabiele en welvarende omgeving; overwegende dat de EU steeds meer verantwoordelijkheid draagt ten aanzien van het waarborgen van haar eigen veiligheid en het verdedigen van haar belangen en waarden;
B. overwegende dat het extern optreden van de EU een rechtstreekse impact heeft op het leven van onze burgers, zowel binnen de Europese Unie als daarbuiten, omdat het de vrede, economische samenwerking, veiligheid en stabiliteit binnen en buiten onze grenzen ondersteunt, het ontstaan van crises voorkomt en in voorkomende gevallen negatieve overloopeffecten vermijdt en vreedzame conflictoplossing bevordert;
C. overwegende dat de bevolking van de EU terugloopt en volgens voorspellingen rond 2050 slecht 5 % van de wereldbevolking zal vertegenwoordigen, tegen 13 % in 1960;
D. overwegende dat naar verwachting meer dan de helft van de bevolkingsgroei tegen 2050 zal plaatsvinden in Afrika, en dat verwacht wordt dat 1,3 miljard van de bijkomende 2,4 miljard mensen ter wereld afkomstig zal zijn uit Afrika; overwegende dat de concentratie van deze groei in een aantal van de armste landen zal leiden tot een reeks nieuwe uitdagingen die, indien zij in dit stadium niet worden aangepakt, zowel voor de betrokken landen als voor de Unie verwoestende gevolgen zullen hebben;
E. overwegende dat China, de VS en India tegen 2050 de grootste economische machten ter wereld geworden kunnen zijn, met een nog grotere politieke invloed, en dat bij een duurzame herverdeling van het economische en politieke gewicht geen van de EU-lidstaten tot de grootste economieën ter wereld zal behoren, waardoor de Unie te maken zal krijgen met een geheel ander evenwicht in de wereld, hetgeen hernieuwde inspanningen vergt om de legitimiteit van de bestaande mondiale bestuursinstellingen te vergroten;
F. overwegende dat de nieuwe wereldorde gekenmerkt wordt door asymmetrie, met vele niet-statelijke actoren die de afgelopen tien jaar meer invloed hebben verworven, van ngo's die de mensenrechten, eerlijke handel en duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen verdedigen tot multinationale ondernemingen die regeringsbeleid beïnvloeden en activisten op sociale media die oproepen tot democratische veranderingen; overwegende dat op internationaal niveau georganiseerde criminele groeperingen en terroristische organisaties de democratische beginselen proberen te ondermijnen; overwegende dat het multilateralisme waarvoor Europa zich met hart en ziel inzet weliswaar steeds verder afkalft, maar dat opkomende staten of niet-statelijke actoren geen onweerlegbaar wereldbeeld kunnen opleggen;
G. overwegende dat ten gevolge van de globalisering een sterkere onderlinge afhankelijkheid is ontstaan, waardoor in Peking of Washington genomen besluiten van directe invloed op ons leven zijn; overwegende dat door deze onderlinge afhankelijkheid, op haar beurt, burgers overal ter wereld zijn gaan inzien dat er grensoverschrijdende oplossingen nodig zijn om grensoverschrijdende problemen te kunnen oplossen en dat multilaterale organisaties de mondiale governance moeten verbeteren;
H. overwegende dat bijna een kwart van de wereldbevolking in kwetsbare landen of samenlevingen woont; overwegende dat deze landen en samenlevingen steeds meer een voedingsbodem worden voor sociaaleconomische ongelijkheden die, samen met de klimaatverandering, een directe bedreiging vormen voor de stabiliteit, democratie en vrede;
I. overwegende dat de financiële crisis, het beheer van de migratie- en vluchtelingencrisis zonder weerga, het toenemende euroscepticisme, de vele crises in onze buurlanden, het gebrek aan samenhang van het extern beleid, de toenemende scepsis in de Europese publieke opinie over machtsvertoon buiten de grenzen van de EU en het gebrek aan een effectieve strategische autonomie van de EU, waardoor de tendens is ontstaan om op gebeurtenissen te reageren in plaats invloed uit te oefenen in een eerder stadium, de pogingen van de EU om een internationale invloedrijke en leiderschapspositie te verwerven hebben doen verbleken; overwegende dat de EU desondanks 's werelds grootste blijft op het gebied van regelgevingsnormen;
J. overwegende dat een aantal westerse democratieën tegenwoordig kwetsbaarder, protectionistischer en meer naar binnen gericht zijn en naar extremen neigen, juist nu alleen door middel van multilaterale samenwerking doeltreffend het hoofd kan worden geboden aan mondiale uitdagingen; overwegende dat deze leegte wordt opgevuld door machten zoals China of Rusland, die de bestaande, op internationaal recht gebaseerde mondiale governance eerder ter discussie willen stellen dan omarmen; overwegende dat laatstgenoemde landen een geheel andere benadering van ontwikkelingssamenwerking hanteren, welke geen verband houdt met de bevordering van de rechtsstaat of andere democratische hervormingen;
K. overwegende dat het gezamenlijk alomvattend actieplan (Joint Comprehensive Plan of Action - JCPOA) met Iran een belangrijke verworvenheid is met het oog op de bevordering van de stabiliteit en vrede in het Midden-Oosten; overwegende dat de besluiten van president Trump om zich terug te trekken uit het JCPOA en om Europese bedrijven die legitieme zaken doen met Iran secondaire sancties op te leggen, zeer betreurenswaardig zijn en de Europese economische soevereiniteit ondermijnen, waarbij aan het licht komt hoe problematisch de Europese afhankelijkheid van het op de dollar gebaseerde handelssysteem is; overwegende dat de EU en de lidstaten opnieuw hebben bevestigd pal te staan voor het JCPOA en maatregelen hebben genomen om de legitieme Europese economische belangen te beschermen;
L. overwegende dat ISIS, Al Qaida en andere internationale terroristische organisaties nog steeds een aanzienlijke bedreiging vormen voor Europa en de landen van de wereld;
M. overwegende dat de Europese veiligheid, zoals onderstreept in de integrale strategie van de EU, is gestoeld op het streven naar een gemeenschappelijke strategische autonomie; overwegende dat een ambitieus, geloofwaardig en effectief gemeenschappelijk buitenlands beleid moet worden ondersteund door toereikende financiële en materiële middelen, en moet zijn gebaseerd op een samenhangend, goed getimed en consistent beleid van de lidstaten;
1. benadrukt dat het moment is aangebroken waarop de Europese Unie haar lot in eigen handen moet nemen; is van mening dat de EU haar rol als volwaardige, soevereine politieke en economische macht in de internationale betrekkingen ten volle moet omarmen om bij te dragen aan het oplossen van conflicten overal ter wereld en de mondiale governance mede vorm te geven; benadrukt derhalve dat er een echt gemeenschappelijk Europees buitenlands en veiligheidsbeleid, gebaseerd op strategische autonomie en geïntegreerd in de industrie en operaties, onder meer in termen van vermogens, nodig is om onze gemeenschappelijke belangen en onze beginselen en waarden te bevorderen;
2. is ervan overtuigd dat geen enkele EU-lidstaat alleen doeltreffend kan reageren op de mondiale uitdagingen van dit moment; meent dat de lidstaten alleen door binnen de EU hun gewicht in een gemeenschappelijke schaal te leggen, invloed kunnen uitoefenen op het internationale toneel; is ervan overtuigd dat 28 lidstaten die samen toewerken naar samenhangende en eensgezinde standpunten en 500 miljoen burgers vertegenwoordigen, meer invloed kunnen uitoefenen in internationale onderhandelingen, bij het bevorderen van mensenrechten en verantwoordingsplicht, en bij het vaststellen van internationale regels en politieke, democratische, ecologische, sociale en economische normen; meent bovendien dat de globalisering, onder de bescherming van het Europees sociaal model, de EU-burgers kansen kan bieden in plaats van een dreiging te zijn, en dat deze kansen op een duidelijke en positieve manier moeten worden gecommuniceerd door de Europese en nationale leiders;
3. betreurt dat de lidstaten te vaak hun nationale belangen voorop stellen, ongeacht de mogelijke gevolgen hiervan op Europees niveau, waardoor de eenheid, samenhang en doeltreffendheid van de EU, en daarmee haar geloofwaardigheid als wereldspeler, worden aangetast; roept op tot een betere verdeling van de verantwoordelijkheden, een grotere mate van solidariteit en een versterking van de coördinatie tussen de EU en haar lidstaten; herhaalt dat de beleidslijnen van de Unie op het gebied van extern beleid zowel onderling als met andere beleidslijnen met een externe dimensie moeten overeenstemmen en moeten worden gecoördineerd met internationale partners; meent dat goede samenwerking tussen de lidstaten van essentieel belang is om onze democratie, onze gemeenschappelijke waarden, onze vrijheid en onze sociale en milieunormen veilig te stellen; benadrukt dat de samenwerking tussen de lidstaten, de partnerlanden en internationale organisaties moet worden uitgebreid;
4. brengt in herinnering dat de EU, wanneer alle 28 lidstaten bij elkaar worden genomen, 's werelds grootste economie is met een bevolking van meer dan een half miljard, en dat de euro de op één na belangrijkste reservemunt is; benadrukt dat op basis van de collectieve bijdragen van de Europese instellingen en de afzonderlijke lidstaten de EU ook 's werelds grootste verstrekker van ontwikkelingshulp is;
5. benadrukt dat de Europese aanpak in de externe betrekkingen wordt gekenmerkt door:
–
de bevordering en bescherming van universele waarden zoals vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, waaronder de rechten van minderheden;
–
een streven naar multilateralisme en een op regels gebaseerde internationale orde, waarbij de steun van het VN-stelsel en regionale organisaties zoals de OVSE centraal staan;
–
een nadruk op conflictpreventie en -beheer, bemiddeling, vreedzame conflictoplossing, vredesopbouw en institutionele opbouw;
–
de bevordering van duurzame ontwikkeling, economische en ontwikkelingssamenwerking, eerlijke handel, klimaatvriendelijke overeenkomsten en alternatieve energiebronnen;
6. benadrukt dat de EU trouw moet blijven aan haar beginselen van democratie, de mensenrechten en de rechtsstaat zoals vastgelegd in de Verdragen; beklemtoont hoe belangrijk het is dat wordt beoordeeld of de bevordering van deze beginselen in derde landen effect heeft gehad en of er ruimte is voor verdere verbetering; onderstreept dat de reputatie van de EU als voorvechter van deze beginselen alleen kan worden gehandhaafd als zij ervoor zorgt dat in al haar lidstaten exact deze beginselen worden beschermd en nageleefd;
7. moedigt er verder toe aan het "less for less"-beleid te overwegen voor landen die op het gebied van bestuur, democratie en de mensenrechten achteruitgaan; is van mening dat de EU, wanneer sprake is van schendingen van democratische normen en mensenrechten, doeltreffender gebruik moet maken van haar instrumenten voor buitenlands beleid, met inbegrip van handels- en ontwikkelingsinstrumenten zoals bilaterale overeenkomsten met derde landen, zodat er geen overeenkomsten worden geratificeerd zolang niet aan de mensenrechtenbenchmarks is voldaan; wenst dat de EU en de lidstaten bepalingen voor niet-verantwoord vermogen vaststellen om corruptie in derde landen aan te pakken; brengt in herinnering dat economische sancties krachtige diplomatieke dwangmaatregelen zijn; stelt vast dat de standpunten van het Parlement op het gebied van het buitenlands beleid in sommige gevallen niet op Europees niveau worden opgevolgd en dringt er bij de Raad en de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) op aan dat deze standpunten meer in aanmerking worden genomen;
8. roept de EDEO, de Commissie, de Raad en de afzonderlijke lidstaten op om strategisch op te treden door een geïntegreerde aanpak te volgen en alle middelen waarover zij beschikken te gebruiken, waaronder handels- en ontwikkelingsinstrumenten en diplomatieke, civiele en militaire GVDB-instrumenten, alsmede strategische communicatie en openbare diplomatie, teneinde de geopolitieke invloed en het algemene imago van de EU te versterken en haar belangen te beschermen, onder meer door de economische soevereiniteit en strategische autonomie van de EU te vergroten; wijst op de complementaire rol die ecologische, culturele, academische en andere "alternatieve" vormen van diplomatie kunnen spelen in dit proces;
9. wenst dat er passende financiële middelen worden vrijgemaakt voor het extern optreden van de EU in het kader van het volgende meerjarig financieel kader (MFK) voor de periode 2021-2027 en dat de EU haar middelen richt op strategische prioriteiten; herinnert aan de belangrijke rol van de externe financiële instrumenten van de EU bij het bevorderen van de belangen van het buitenlands beleid van de EU; onderstreept het belang van het versterken van de samenhang, de doeltreffendheid, het reactievermogen en de flexibiliteit van de externe financieringsinstrumenten; benadrukt dat het Parlement op passende wijze moet worden betrokken bij het toezicht op en de strategische sturing van de instrumenten; is van mening dat de toenemende uitdagingen in de buurlanden van de EU en daarbuiten substantieel hogere vastleggingen vergen voor extern optreden, evenals een aanzienlijke versterking van de civiele GVDB-instrumenten;
10. roept de EDEO op van geval tot geval coalities te smeden met gelijkgestemde landen, een op regels gebaseerde internationale orde, multilateralisme, en vrije en eerlijke handel te ondersteunen en bevorderen, en op samenwerking gebaseerde oplossingen te zoeken voor mondiale uitdagingen, waaronder de veranderende machtsverhoudingen; roept de EDEO op samen te werken met opkomende machten bij het leveren van mondiale collectieve voorzieningen zoals vrede en veiligheid, en onder meer samen te werken bij crisispreventie- en crisisbeheersingsoperaties overal ter wereld, bij de aanpassing aan de klimaatverandering, met inbegrip van duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen, schone lucht en schoon water en land, en bij de verdediging en bevordering van de mensenrechten en financiële stabiliteit; benadrukt andermaal hoe belangrijk interparlementaire betrekkingen zijn voor de verwezenlijking van deze doelstellingen;
11. keurt het af dat Rusland herhaaldelijk gebruik heeft gemaakt van zijn vetorecht in de VN-Veiligheidsraad en is van oordeel dat de internationale vredesinspanningen en pogingen tot conflictbeslechting hierdoor worden ondermijnd; stelt vast dat de blokkades binnen de VN-Veiligheidsraad niet alleen verhinderen dat de internationale gemeenschap in actie komt maar ook een belemmering vormen voor het oplossen van crises; roept de lidstaten nogmaals op een herziening van de samenstelling en werking van de Veiligheidsraad te ondersteunen; benadrukt dat de EU zich ertoe heeft verbonden de internationale rol van de VN te versterken;
12. merkt op dat de EU een belangrijke rol heeft gespeeld bij het de-escaleren en oplossen van buitenslands-beleidscrises, namelijk toen bepaalde lidstaten het voortouw namen onder toezicht van de Unie in haar geheel, bijvoorbeeld bij het Normandië-kwartet of de EU3+3-onderhandelingen met Iran; is van mening dat, terwijl meer samenwerking op het gebied van veiligheid en defensie op de lange termijn wordt nagestreefd, de oprichting, voor zover dit passend wordt geacht, van ad-hoccoalities van lidstaten die een snelle respons kunnen bieden op internationale crises ervoor zou kunnen zorgen dat de EU op de korte termijn flexibeler en sneller kan reageren op veranderende externe situaties doordat er geen algemene consensus onder de lidstaten hoeft te worden bereikt;
13. is verheugd over de toegenomen rol van de EU, onder meer tijdens haar civiele en militaire missies in het kader van vredeshandhaving, conflictpreventie, versterking van de internationale veiligheid en wederopbouw na conflicten als een manier om duurzame vrede te waarborgen; brengt in herinnering dat conflictoplossing meer kans van slagen heeft wanneer vrouwen een formele rol spelen in het proces en wenst dat er vaker vrouwen bij dergelijke missies worden betrokken;
14. begrijpt dat beleidsprioriteiten worden vastgesteld op basis van de nabijheid van dreigingen; roept alle lidstaten evenwel op het in de Verdragen opgenomen solidariteitsbeginsel te eerbiedigen (artikel 80 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie) en de nodige maatregelen te nemen om te reageren op de migratiecrisis, net zoals alle lidstaten op solidaire wijze hebben gereageerd op de uitdagingen ten gevolge van de aanmatigende houding van Rusland en China in een economische en veiligheidscontext; is voorts van mening dat de huidige crises de bereidheid van de lidstaten om doeltreffender samen te werken om de gemeenschappelijke uitdagingen aan te pakken, op de proef hebben gesteld; dringt aan op extra humanitaire hulp en bijstand voor de door het conflict getroffen bevolking;
15. merkt op dat de interne en externe veiligheid steeds meer met elkaar vervlochten raken; wijst op de noodzaak om de interne bestendigheid van de EU tegen externe inmenging te versterken en om samen met de internationale partners een gemeenschappelijke strategie te ontwikkelen, zowel wat betreft de bescherming van kritieke infrastructuur als wat betreft de fundamentele instellingen en kenmerken van onze democratieën; ondersteunt de maatregelen die de Commissie en de VV/HV als onderdeel van een risicobeperkingsstrategie hebben genomen ter versterking van de bestendigheid van de EU tegen terroristische aanslagen, in het bijzonder jihadistisch terrorisme dat vandaag de dag een van de belangrijkste uitdagingen vormt voor de veiligheid van de burgers van de EU, radicalisering, irreguliere migratie, herhaald gebruik van chemische wapens, propaganda, online en offline desinformatiecampagnes, pogingen van Rusland om cyberaanvallen uit te voeren en zich te mengen in verkiezings- en referendumcampagnes en andere hybride dreigingen die een snelle, assertieve en gecoördineerde respons vereisen; beklemtoont dat alle mogelijke maatregelen moeten worden genomen om inmenging in de verkiezingen voor het Europees Parlement in 2019 te voorkomen;
16. benadrukt dat dit trans-Atlantisch partnerschap op de korte termijn weliswaar te kampen heeft met een groot aantal uitdagingen en verstoringen, maar een absolute voorwaarde blijft voor de veiligheid en welvaart aan beide zijden van de Atlantische Oceaan; betreurt de geleidelijke terugtrekking van de VS uit de multilaterale, op regels gebaseerde wereldorde in de vorm van terugtrekking uit de Overeenkomst van Parijs, het gezamenlijk alomvattend actieplan (JCPOA), de trans-Pacifische partnerschapsovereenkomst (TPP) en de VN-Veiligheidsraad, de stopzetting van zijn financiering aan de UNRWA en diverse VN-agentschappen, multilaterale fora en vredeshandhavingsoperaties, alsook zijn aanvallen op het Internationaal Strafhof (ICC); verzoekt de Unie om eenheid, vastberadenheid en evenredigheid te betrachten bij haar reactie op deze beslissingen, haar volledige steun voor het JCPOA nogmaals te bevestigen, Iran te verzekeren van tastbare economische resultaten en Europese investeringsbedrijven te beschermen tegen Amerikaanse sancties; roept de EU voorts op haar inspanningen op het gebied van klimaatdiplomatie op te voeren en de naleving van de Overeenkomst van Parijs op te nemen in alle handels- en investeringsovereenkomsten;
17. benadrukt dat de op de stabiliteit en welvaart van de Westelijke Balkan gerichte maatregelen een belangrijke prioriteit voor de Europese Unie moeten blijven; herinnert eraan dat het Europese perspectief voor de landen van de Westelijke Balkan moet leiden tot een volledig lidmaatschap van de betrokken landen, op voorwaarde dat aan alle criteria wordt voldaan; benadrukt dat het uitbreidingsproces op verdiensten en strenge en eerlijke voorwaarden is gebaseerd, in overeenstemming met de strikte toepassing van de criteria van Kopenhagen, en op niets ander mag berusten dan op de concrete resultaten die door elk afzonderlijk land worden geboekt op gebieden zoals de bestrijding van corruptie en witwaspraktijken, transparantie en onafhankelijkheid van de rechterlijke macht; wijst nogmaals op het belang, gedurende het gehele proces, van het bevorderen van de hervormingen die nodig zijn voor een op regels en samenwerking gebaseerde politieke en economische internationale orde, met de nadruk op de rechtsstaat, eerbiediging van de mensenrechten, in het bijzonder de rechten van minderheden, verzoening en goede betrekkingen met de buurlanden, veiligheid en migratie, sociaaleconomische en duurzame ontwikkeling, vervoers- en energieverbindingen, milieubescherming en de digitale agenda;
18. erkent hoe belangrijk de stabiliteit van het Oostelijk Nabuurschap is voor de stabiliteit van de Unie zelf, en moedigt de ontwikkeling van steeds nauwere betrekkingen met de landen van het Oostelijk Partnerschap aan; roept de Commissie en de EDEO op het EU-vermogen om verandering teweeg te brengen aan haar oostelijke grenzen te blijven inzetten, de banden op het gebied van economie en connectiviteit aan te halen en gebruik te maken van handels- en associatieovereenkomsten, de toegang tot de interne markt en intensiever contact tussen mensen onderling, onder meer door middel van visumfacilitering en liberalisering als aan alle vereisten wordt voldaan, als prikkels om democratische hervormingen en de aanneming van Europese regels en normen te bevorderen; vraagt de EDEO voorts om de democratische processen in het directe nabuurschap van de EU te volgen en ervoor te zorgen dat de democratische vooruitgang niet wordt tegengehouden of teruggedraaid;
19. herhaalt opnieuw dat de EU zich wil inzetten voor de ondersteuning van de soevereiniteit, onafhankelijkheid en territoriale integriteit van haar partners; onderstreept de noodzaak om alle bevroren conflicten aan te pakken in overeenstemming met internationale normen en beginselen en het internationaal recht, om meer ondersteuning te bieden aan door conflicten getroffen inwoners, intern ontheemden en vluchtelingen, en om destabiliseringspogingen van derde landen, in het bijzonder Rusland, tegen te gaan; veroordeelt andermaal de illegale annexatie van de Krim door Rusland, evenals de militaire inventie in Oost-Oekraïne; wenst dat er voortdurend inspanningen worden geleverd om ervoor te zorgen dat de akkoorden van Minsk worden nageleefd en dringt erop aan dat de sancties van de EU tegen Rusland worden verlengd totdat de naleving van de akkoorden door de Rusland een feit is; veroordeelt daarnaast de aanhoudende militarisering en de verslechterende humanitaire en veiligheidssituatie in de bezette regio's Abchazië en Tschinvali/Zuid-Ossetië in Georgië en roept Rusland op zijn verplichtingen uit hoofde van de door de EU bemiddelde staakt-het-vuren-overeenkomst van 2008 na te komen;
20. brengt in herinnering dat het Middellandse Zeegebied de grens vormt tussen de meest ongelijke regio's ter wereld; herhaalt dat de eerlijke economische en sociale ontwikkeling van het zuidelijke Middellandse Zeegebied en de gebieden van Afrika ten zuiden van de Sahara met spoed moet worden gestimuleerd en dat de landen moeten worden bijgestaan bij het aanpakken van de onderliggende oorzaken van instabiliteit, zoals gewapende conflicten, ondemocratisch en inefficiënt bestuur, corruptie en de klimaatverandering, door op lokaal niveau economische mogelijkheden te creëren – in het bijzonder voor jongeren en vrouwen en in de landen waar migranten vandaan komen – door middel van de betrokkenheid van lokale gemeenschappen en relevante actoren ter plaatse; neemt nota van het voorstel van voorzitter Juncker om een nieuwe Afrikaans-Europese alliantie voor duurzame investeringen en banen tot stand te brengen en van zijn initiatief om de verschillende handelsovereenkomsten tussen de EU en Afrikaanse landen om te vormen tot één enkele vrijhandelsovereenkomst tussen de twee continenten, die alleen een economische overeenkomst tussen gelijken kan worden als er een doeltreffend ondernemingsklimaat kan worden gecreëerd dat bevorderlijk is voor investeringen; moedigt de EU aan andere nabuurschapsbeleidsinstrumenten in te zetten om de samenwerking tussen de Unie, de landen van het Zuidelijk Nabuurschap en belangrijke spelers in de regio met betrekking tot regionale kwesties zoals goed bestuur, veiligheid, energie en de strijd tegen de klimaatverandering te intensifiëren; verklaart nogmaals de GVDB-stabilisatiemissies van de EU te steunen en roept op tot versterking ervan;
21. benadrukt dat de EU een leidende rol moet spelen in het Midden-Oosten en de Perzische Golf, en wel door middel van haar beslissende "soft power" en de volledige tenuitvoerlegging van alle bestaande associatieovereenkomsten met de landen in de regio; betreurt het besluit van de Amerikaanse regering om haar ambassade in Israël te verplaatsen van Tel Aviv naar Jeruzalem; wenst dat de EU de drijvende kracht wordt achter de hervatting van een echt vredesproces in het Midden-Oosten dat gericht is op een tweestatenoplossing; bevestigt opnieuw, in overeenstemming met Resolutie 2254 van de VN-Veiligheidsraad, het grote belang van het door de VN geleide proces van Genève bij de oplossing van het Syrische conflict; veroordeelt de steun van Rusland en Iran aan het Assad-regime, evenals zijn oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid, en roept de EU en de lidstaten op alles in het werk te stellen om een einde te maken aan de wandaden tegen het Syrische volk en bovenal tegen het gebruik van chemische wapens tegen de bevolking;
22. veroordeelt de ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht en het recht inzake de mensenrechten door alle partijen in Jemen, met inbegrip van de willekeurige aanvallen op burgers door de door Saudi-Arabië geleide coalitie en Houthi-rebellen; eist dat de blokkade tegen Jemen onmiddellijk wordt opgeheven en roept alle partijen die bij het conflict betrokken zijn op de dialoog onder toezicht van de VN te hervatten om tot een duurzaam staakt-het-vuren te komen; is ingenomen met het besluit van de regeringen van Duitsland, Denemarken en Finland om niet langer wapens te verkopen aan Saudi-Arabië; pleit voor Uniebrede sancties tegen degenen die verantwoordelijk zijn voor de moord op de Saudische journalist Jamal Khashoggi;
23. benadrukt dat de versterking van de regionale veiligheid in de Indo-Pacifische regio van cruciaal belang is voor de belangen van de EU en haar lidstaten; dringt er bij alle betrokken partijen in de regio op aan geschillen met vreedzame middelen te beslechten en geen unilaterale acties te ondernemen om onder meer in de Oost- en Zuid-Chinese Zee de status quo te veranderen, dit om de regionale veiligheid te waarborgen; spoort ertoe aan dat de bilaterale besprekingen tussen China en Taiwan snel worden hervat en spreekt nogmaals zijn steun uit voor de betekenisvolle participatie van Taiwan in internationale organisaties, mechanismen en activiteiten; is voorstander van maatregelen om de betrekkingen tussen de Europese Unie en haar lidstaten en partners in Azië te verdiepen, en moedigt samenwerking op economisch, diplomatiek en veiligheidsgebied aan;
24. herhaalt in de nasleep van de recente presidents- en parlementsverkiezingen in de regio dat het vastbesloten is om nauwe betrekkingen te blijven onderhouden met landen in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied en om de verdediging van de democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten te bevorderen als hoeksteen voor een verdieping van de integratie en samenwerking; verklaart zeer verontrust te zijn over het gebrek aan eerbiediging van de democratie en de rechtsstaat in Cuba, Nicaragua en Venezuela; neemt met bezorgdheid kennis van de verkiezingsontwikkelingen in Brazilië en spreekt de hoop uit dat de nieuwe regering de democratie en de rechtsstaat trouw zal blijven; prijst de inspanningen van alle bij het vredesproces in Colombia betrokken partijen; spreekt opnieuw zijn volledige steun uit voor het vredesproces en de daadwerkelijke uitvoering ervan;
25. meent dat "soft power" en institutionele opbouw weliswaar belangrijk zijn, maar niet genoeg invloed kunnen uitoefenen in een wereld waar machtspolitiek en "hard power" een steeds grotere plaats innemen; meent dat de doeltreffendheid van het buitenlands beleid van de EU uiteindelijk grotendeels zal afhangen van het op doeltreffende wijze combineren van instrumenten voor "soft power" en "hard power", waaronder een open dialoog, van het vermogen van EU om het goede voorbeeld te geven en van de middelen en capaciteiten die het beleid ondersteunen, waaronder toereikende financiële middelen, effectief multilateralisme, een combinatie van "soft power" en geloofwaardige "hard power", de bundeling van militaire vermogens en de bereidheid van de lidstaten om in dit verband besluitvorming op te geven en samen te werken met de NAVO en andere gelijkgestemde landen;
26. is verheugd over de toegenomen defensiesamenwerking tussen lidstaten van de EU en over de stappen die, in de vorm van de oprichting van een commandocentrum onder één bevel in Brussel voor Europese militaire opleidingsmissies en het wegnemen van belemmeringen voor de inzet van EU-gevechtsgroepen, zijn genomen om de militaire autonomie van de EU te verhogen; is van mening dat de invoering van permanente gestructureerde samenwerking (PESCO) bij defensieprojecten en de gecoördineerde jaarlijkse evaluatie inzake defensie (CARD) de lidstaten zullen helpen hun samenwerking op defensiegebied te verdiepen en hun defensiebegrotingen doeltreffender te besteden; is ingenomen met het voorstel van de VV/HV voor een Europese vredesfaciliteit en het nieuwe kader voor civiele GVDB-missies en met het streven om de Europese strategische autonomie te bevorderen door de ontwikkeling van militaire mobiliteit voort te zetten, onder meer door middel van het Europees interventie-initiatief; is van mening dat de ontwikkeling van een krachtige defensie-industrie bijdraagt tot de bevordering van de technologische onafhankelijkheid van de EU, onder meer door een interne markt voor cyberveiligheidsproducten te promoten, waarvoor de EU over meer capaciteit moet beschikken;
27. is van mening dat de EU alleen een geloofwaardige politieke macht kan worden die in staat is gewapende conflicten te structureren en de handhaving van vredesakkoorden en de stabilisatie van zeer kwetsbare postconflictsituaties in goede banen te leiden, indien zij over de capaciteit beschikt om wereldwijd civiele deskundigen en strijdkrachten in te zetten bij conflicten; roept de EDEO en de lidstaten op voldoende civiele en militaire capaciteiten te ontwikkelen voor het volledige spectrum van land-, lucht-, ruimtevaart-, maritieme en cybercapaciteiten en toe te werken naar een juridisch instrument inzake volledig autonome wapensystemen, teneinde de doelstellingen van het Verdrag te verdedigen; onderstreept het belang van de voortdurende samenwerking tussen de Europese Unie en de NAVO, zoals wordt benadrukt in de integrale strategie van de EU en in de gezamenlijke verklaring van de EU en de NAVO; wijst erop dat de verdere ontwikkeling van de defensie-unie de doelstellingen van de externe betrekkingen van de EU moet ondersteunen;
28. benadrukt dat de ontwikkeling van nieuwe formaten, zoals een EU-Veiligheidsraad, waarvoor bondskanselier Merkel en president Macron pleiten, en een nauwere coördinatie binnen de EU en internationale instanties, de doeltreffendheid van het besluitvormingsproces voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) wellicht zouden kunnen vergroten; is van mening dat parallel met de oprichting van deze formaten mechanismen voor het waarborgen van de democratische controle erop moeten worden ontwikkeld;
29. steunt het Europese debat over nieuwe formaten, met inbegrip van het voorstel dat de voorzitter van de Commissie, de heer Juncker, tijdens zijn toespraak over de Staat van de Unie op 12 september 2018 presenteerde en waarin wordt voorgesteld om over te gaan op besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid op specifieke gebieden van het GBVB waarop momenteel unanimiteit vereist is volgens de Verdragen, met name mensenrechtenvraagstukken, sancties en civiele missies; moedigt de lidstaten aan na te gaan hoe zij doeltreffender kunnen optreden in het kader van het GBVB en het GVDB; meent dat besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid de EU in staat zou stellen resoluter, sneller en doeltreffender op te treden; roept de Europese Raad op dit initiatief op te pakken door gebruik te maken van de overbruggingsclausule (artikel 31, lid 3, VEU); moedigt de Europese Raad aan te overwegen om de besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid uit te breiden naar andere gebieden van het GBVB, als onderdeel van een breder debat over het gebruik van besluitvorming met meerderheid in het EU-beleid; erkent dat moet worden gezocht naar creatieve oplossingen voor de toekomstige samenwerking tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk op het gebied van het GBVB en het GVDB, rekening houdend met de beginselen zoals neergelegd in zijn resolutie van 14 maart 2018 over het kader van de toekomstige betrekkingen tussen de EU en het VK;
30. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlands en veiligheidsbeleid, en de lidstaten.