Resolutie van het Europees Parlement van 13 december 2018 over Egypte, met name de situatie van mensenrechtenactivisten (2018/2968(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties over Egypte, met name van 8 februari 2018 over executies in Egypte(1), van 10 maart 2016 over Egypte, met name de zaak van Giulio Regeni(2), van 17 december 2015 over Ibrahim Halawa, die mogelijk ter dood veroordeeld wordt(3), en van 15 januari 2015 over de situatie in Egypte(4),
– gezien de EU-richtsnoeren inzake de doodstraf, foltering, vrijheid van meningsuiting en mensenrechtenactivisten,
– gezien de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van augustus 2013 en februari 2014 over Egypte,
– gezien de associatieovereenkomst EU-Egypte van 2001, die in 2004 in werking is getreden en ondersteund is door het actieplan van 2007, gezien de prioriteiten van het partnerschap EU-Egypte voor de periode 2017-2020, die op 25 juli 2017 werden goedgekeurd, en de gezamenlijke verklaring die werd afgelegd na vergadering van de Associatieraad EU-Egypte van 2017, en gezamenlijke verklaring van het subcomité EU‑Egypte voor politieke zaken, mensenrechten en democratie, afgegeven in januari 2018,
– gezien de gezamenlijke verklaring van 10 oktober 2017 van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV), Federica Mogherini, en de secretaris-generaal van de Raad van Europa over de Europese en Werelddag tegen de doodstraf, en de verklaring van 2 november 2018 van de woordvoerder van de EDEO over de aanval op koptische christelijke pelgrims in Egypte,
– gezien de gezamenlijke verklaring van 26 januari 2018 van VN-deskundigen, onder wie Nils Melzer, speciaal rapporteur inzake foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, waarin de Egyptische autoriteiten worden opgeroepen om de op handen zijnde executies te stoppen, de verklaring van de speciale VN-rapporteur voor toereikende huisvesting, Leilani Farha, en de speciale VN-rapporteur Michel Forst over de situatie van mensenrechtenactivisten van 4 december 2018, en de verklaring van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten van de VN Michelle Bachelet van 9 september 2018 tot veroordeling van de massale terdoodveroordeling van 75 mensen,
– gezien de grondwet van Egypte, met name artikel 52 (inzake het verbod op alle vormen van foltering), 73 (inzake de vrijheid van vergadering) en 93 (inzake het bindend karakter van het internationaal mensenrechtenrecht),
– gezien de protocollen 6 en 13 bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens,
– gezien artikel 2 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
– gezien de Afrikaanse beginselen en richtsnoeren inzake het recht op een eerlijk proces en rechtsbijstand, die militaire processen tegen burgers onder alle omstandigheden verbieden,
– gezien het nieuwe strategisch kader en actieplan inzake mensenrechten van de EU, dat erop gericht is de bescherming van en het toezicht op de mensenrechten centraal te stellen in alle beleidsterreinen van de EU,
– gezien het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, het Verdrag inzake de rechten van het kind en het Arabisch Handvest inzake mensenrechten, die alle door Egypte geratificeerd zijn,
– gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (ICCPR), waarbij Egypte partij is, met name artikel 14 en artikel 18 en het bijbehorende tweede facultatieve protocol betreffende de doodstraf,
– gezien het besluit van de Italiaanse Kamer van Afgevaardigden om de betrekkingen met het Egyptische parlement op te schorten wegens het uitblijven van vooruitgang in het onderzoek naar de dood van de Italiaanse student Giulio Regeni,
– gezien de invloed op de mensenrechten, op binnenlands en regionaal niveau, van de sancties die Saudi-Arabië, Egypte, Bahrein en de Verenigde Arabische Emiraten oplegden aan Qatar in juni 2017, en gezien het rapport over de invloed van de Golfcrisis op de mensenrechten van het Bureau van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten van de Verenigde Naties (OHCHR) van december 2017,
– gezien artikel 135, lid 5, en artikel 123, lid 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de Egyptische regering haar optreden tegen maatschappelijke organisaties, mensenrechtenactivisten, vreedzame activisten, juristen, bloggers, journalisten, arbeidsrechtenactivisten en vakbondsleden heeft geïntensiveerd, onder meer door verschillende van hen te arresteren en te laten verdwijnen en in toenemende mate gebruik te maken van antiterrorismewetgeving en de noodtoestand; overwegende dat sinds eind oktober 2018 ten minste 40 mensenrechtenactivisten, juristen en politieke activisten zijn gearresteerd en dat sommige daarvan met geweld zijn verdwenen; overwegende dat vrouwelijke mensenrechtenactivisten en mensenrechtenactivisten die de rechten van de LGBTQI-bevolking in Egypte verdedigen, nog steeds te maken hebben met verschillende vormen van intimidatie van staatswege, met name door lastercampagnes en gerechtelijke vervolging;
B. overwegende dat de mensenrechtenadvocaat Ezzat Ghoneim, hoofd van de Egyptische Coördinatie voor rechten en vrijheden (ECRF), sinds maart 2018 in voorarrest zit, beschuldigd van "mensenrechtenterrorisme"; overwegende dat zijn verblijfplaats onbekend is sinds een rechtbank op 4 september 2018 zijn vrijlating heeft bevolen; overwegende dat de mensenrechtenadvocaat Ibrahim Metwally Hegazy, mede-oprichter van de Liga van gezinnen van verdwenen personen, het slachtoffer is geworden van gedwongen verdwijning en is gemarteld en vervolgens is veroordeeld tot willekeurige preventieve hechtenis en in eenzame opsluiting blijft zitten; overwegende dat het El Nadeem-centrum in 2017 gedwongen moest sluiten;
C. overwegende dat mensenrechtenactiviste Amal Fathy in september 2018 tot twee jaar gevangenisstraf is veroordeeld op beschuldiging van het verspreiden van nepnieuws met de bedoeling de Egyptische staat te schaden, en wegens openbare schennis van de goede zeden door het publiceren van een video op sociale media waarin kritiek werd geuit op het onvermogen van de regering om seksueel geweld te bestrijden; overwegende dat mevrouw Fathy in voorarrest wordt gehouden in afwachting van een onderzoek in een tweede zaak over beschuldigingen in verband met de nationale veiligheid;
D. overwegende dat mevrouw Ola al-Qaradawi, van Qatarese nationaliteit, en haar echtgenoot, Hosam Khalaf, van Egyptische nationaliteit, sinds 30 juni 2017 onder erbarmelijke omstandigheden in Egypte worden vastgehouden, zonder dat tegen hen een aanklacht is ingediend; overwegende dat de VN-werkgroep willekeurige detentie in juni 2018 heeft vastgesteld dat zij onderworpen zijn aan wrede, onmenselijke of vernederende behandelingen die kunnen neerkomen op foltering, hun detentie willekeurig heeft verklaard en de Egyptische regering heeft opgeroepen hen vrij te laten;
E. overwegende dat op 2 februari 2016 het lichaam van Giulio Regeni, die op 25 januari in Caïro verdween, werd aangetroffen met sporen van gruwelijke marteling en een gewelddadige dood; overwegende dat de Egyptische autoriteiten de waarheid over zijn dood hebben nog steeds niet bekend hebben gemaakt en niet alle daders voor de rechter hebben gebracht; overwegende dat Egypte opnieuw het verzoek van het Italiaanse Openbaar Ministerie heeft afgewezen om de personen die betrokken zijn bij de verdwijning en dood van Giulio Regeni te identificeren;
F. overwegende dat Verslaggevers Zonder Grenzen melding heeft gemaakt van ten minste 38 mediamedewerkers die momenteel in Egypte wegens hun werk in hechtenis zitten op basis van politiek gemotiveerde aanklachten, waarbij de regels voor een eerlijk proces herhaaldelijk zijn geschonden; overwegende dat ook buitenlandse mediamedewerkers het doelwit zijn, en dat verschillende internationale mediacorrespondenten zijn gedeporteerd of de toegang tot Egypte is ontzegd; overwegende dat fotojournalist Mahmoud "Shawkan" Abu Zeid in een massaproces tot vijf jaar is veroordeeld voor zijn legitieme beroepsactiviteiten en nog steeds een extra straf van zes maanden uitzit wegens het niet betalen van een aanzienlijke boete; overwegende dat Ismail al-Iskandarani, een vooraanstaand journalist en een van de weinigen die zich bezighoudt met mensenrechtenschendingen in de Sinaï, in november 2015 is aangehouden en in mei 2018 door een militaire rechtbank is veroordeeld tot tien jaar gevangenisstraf;
G. overwegende dat in juli 2018 een nieuwe mediawet is aangenomen waarbij de definitie van pers is verruimd tot elke sociale media-account met meer dan 5 000 volgers, waardoor dergelijke accounts vervolgd kunnen worden voor het publiceren van "nepnieuws" of alles wat wordt beschouwd als aansporing tot wetsovertreding; overwegende dat de eerbiediging van de burgerlijke vrijheden - met inbegrip van de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid - een essentieel onderdeel is van de fundamenten van een democratische samenleving, en dat journalisten vrij moeten zijn om hun beroep uit te oefenen zonder angst voor vervolging of gevangenisstraf;
H. overwegende dat in verschillende EU-lidstaten gevestigde bedrijven bewakingstechnologie naar Egypte blijven exporteren waarmee hacking en verspreiding van malware mogelijk wordt gemaakt, alsook andere vormen van aanvallen op mensenrechtenverdedigers en activisten uit het maatschappelijk middenveld op sociale media; overwegende dat dit heeft geleid tot onderdrukking van de vrijheid van meningsuiting online;
I. overwegende dat Egypte het afgelopen jaar een juridisch front heeft geopend tegen ngo's, met de vaststelling van een wet op grond waarvan veiligheidsinstanties van de staat de binnen- of buitenlandse financiering van ngo's moeten goedkeuren, wat er in feite op neerkomt dat zij verboden worden; overwegende dat president Al-Sisi op 15 november 2018 opriep tot een herziening van de ngo-wet om deze "evenwichtiger" te maken en het parlement opdroeg de wet te herzien; overwegende dat het nieuwe proces tegen 16 verdachten van de "buitenlandse financieringszaak" 173/2011 gepland is voor 20 december 2018 en dat de verdachten worden beschuldigd van het oprichten en draaiende houden van filialen van internationale organisaties zonder overheidsvergunning;
J. overwegende dat in Egypte sinds april 2017 de noodtoestand van kracht is, die met ingang van 21 oktober 2018 met drie maanden is verlengd; overwegende dat volgens de staatsmedia de noodtoestand is ingevoerd om het hoofd te helpen bieden aan de "dreiging en de financiering van terrorisme"; overwegende dat de president en degenen die namens hem optreden tijdens die periode van drie maanden de bevoegdheid hebben om burgers voor noodrechtbanken voor de staatsveiligheid te dagen; overwegende dat de Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten, Michelle Bachelet, kritiek heeft geuit op pogingen om immuniteit te verlenen tegen vervolging voor misdaden die zouden zijn begaan door leden van de veiligheidstroepen, hetgeen leidt tot ondermijning van het vertrouwen van het Egyptische volk in het vermogen van de regering om recht te doen geschieden voor iedereen;
K. overwegende dat de Egyptische antiterrorismewet van 2015 een ruime definitie van terrorisme hanteert die onder meer inhoudt: "verstoring van de openbare orde, het in gevaar brengen van de veiligheid, de belangen of de beveiliging van de samenleving, het blokkeren van wettelijke of grondwettelijke bepalingen of het toebrengen van schade aan de nationale eenheid, de sociale vrede of de nationale veiligheid", waardoor vreedzame dissidenten, voorvechters van de democratie en mensenrechtenactivisten het risico lopen om als terroristen te worden bestempeld en ter dood te worden veroordeeld;
L. overwegende dat de Egyptische rechtbanken onder het bewind van president el-Sisi ten minste 2 443 voorlopige doodvonnissen hebben aanbevolen - waaronder voor ten minste 12 kinderen - en ten minste 1 451 doodvonnissen hebben bevestigd; overwegende dat ten minste 926 van de bevestigde doodvonnissen het resultaat zijn van massaprocessen tegen 15 of meer mensen tegelijk; overwegende dat Egypte in dezelfde periode ten minste 144 mensen ter dood heeft gebracht; overwegende dat de doodstraf, met name in massaprocessen, vaak wordt uitgevoerd tegen personen die hun grondrechten, waaronder de vrijheid van vergadering, uitoefenen;
M. overwegende dat een rechtbank in Egypte in augustus de veroordelingen van meer dan 739 mensen in verband met de protesten op het Rabaa-plein na de staatsgreep van 2013 heeft bevestigd; overwegende dat de rechtbank 75 doodvonnissen heeft geratificeerd en de levenslange gevangenisstraffen voor nog eens 47 personen heeft bevestigd; overwegende dat tijdens het proces talrijke onregelmatigheden aan de kaak zijn gesteld en dat de Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten dit als een ernstige gerechtelijke dwaling heeft gekenschetst;
N. overwegende dat Egypte eind november de oprichting van een "Hoge Permanente Commissie voor de rechten van de mens" heeft aangekondigd, naar verluidt om "te reageren op aantijgingen" tegen de staat van dienst van Egypte op het gebied van de mensenrechten en om "een uniforme Egyptische visie te formuleren"; overwegende dat de belangrijkste leden van deze commissie vertegenwoordigers zijn van de ministeries van Buitenlandse Zaken en Binnenlandse Zaken, het leger en de inlichtingendiensten;
O. overwegende dat ondanks de grondwettelijke erkenning van de koptische cultuur als een "pijler" van het land, het geweld tegen en de discriminatie van Egyptenaren van koptische afkomst, die de meerderheid van de negen miljoen Egyptische christenen uitmaken, sinds 2011 is toegenomen; overwegende dat koptische christenen, die ongeveer 10 % van de overwegend islamitische Egyptische bevolking uitmaken, het slachtoffer zijn geworden van sektarisch geweld; overwegende dat op 2 november 2018 bij een aanval van islamitische militanten op een bus met koptische christelijke pelgrims in Minya zeven doden en 19 gewonden zijn gevallen, waaruit blijkt met welke veiligheidsproblemen Egypte te maken heeft;
P. overwegende dat de Associatieraad EU-Egypte op 20 december 2018 bijeenkomt; overwegende dat een missie van de Subcommissie mensenrechten van het Europees Parlement naar Egypte is gepland vóór de bijeenkomst van de Associatieraad; overwegende dat Egypte deze delegatie niet officieel heeft uitgenodigd;
Q. overwegende dat Egypte sinds de revolutie van 2011 met diverse moeilijke ontwikkelingen te kampen heeft gehad en dat de internationale gemeenschap het land steunt bij het oplossen van zijn economische, politieke en veiligheidsproblemen; overwegende dat Egypte met ernstige veiligheidsproblemen kampt, met name in de Sinaï, waar terroristische groeperingen aanslagen hebben gepleegd op veiligheidstroepen; overwegende dat in Egypte een aantal verwoestende terroristische aanslagen is gepleegd;
R. overwegende dat een gezamenlijke gehechtheid aan de universele waarden van democratie, rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten een leidend beginsel is van de in juli 2017 goedgekeurde nieuwe prioriteiten van het partnerschap EU-Egypte voor de periode 2017-2020 en dat die prioriteiten een hernieuwd kader vormen voor politieke inzet en nauwere samenwerking op gebieden als veiligheid, hervorming van de rechtspraak en terrorismebestrijding, met inachtneming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden; overwegende dat het Subcomité politieke aangelegenheden, mensenrechten en democratie van de associatieovereenkomst tussen Egypte en de Europese Unie op 10 en 11 januari 2018 in Caïro zijn vijfde bijeenkomst heeft gehouden, waarop de samenwerking op het gebied van mensenrechten, democratie en de rechtsstaat werd besproken; overwegende dat de zesde bijeenkomst van het Associatiecomité Egypte-EU plaatsvond op 8 november 2018;
S. overwegende dat de EU de belangrijkste economische partner van Egypte is en de voornaamste bron van buitenlandse investeringen; overwegende dat de bilaterale bijstand van de EU aan Egypte op grond van het Europees nabuurschapsinstrument voor de periode 2017-2020 ongeveer 500 miljoen EUR bedraagt; overwegende dat de Raad buitenlandse zaken op 21 augustus 2013 hoge vertegenwoordiger heeft belast met de herziening van de EU-bijstand aan Egypte; overwegende dat de Raad besloot dat de EU-samenwerking met Egypte zal worden bijgesteld naar gelang van de ontwikkelingen ter plaatse;
T. overwegende dat de mogelijkheden voor een vreedzame politieke oppositie gedurende het gehele proces van de presidentsverkiezingen van 2018 zijn uitgebannen, met een massale ontzegging van het recht op politieke participatie van Egyptische kiezers;
U. overwegende dat in de conclusies van de Raad buitenlandse zaken van 21 augustus 2013 wordt gesteld: "De lidstaten zijn tevens overeengekomen dat zij de vergunningen voor de uitvoer naar Egypte van uitrusting die voor binnenlandse repressie kan worden gebruikt, opschorten en dat zij de vergunningen voor de uitvoer van uitrusting die onder Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB valt, opnieuw zullen beoordelen en hun bijstand aan Egypte op veiligheidsgebied opnieuw zullen bekijken."; overwegende dat deze conclusies in februari 2014 door de Raad buitenlandse zaken nog eens zijn herhaald; overwegende dat de VV/HV in een schriftelijk antwoord van 27 oktober 2015 heeft bevestigd dat deze conclusies "een politiek engagement tegen elke militaire steun voor Egypte" vormen;
1. veroordeelt krachtig de voortdurende beperkingen van de fundamentele democratische rechten, met name de vrijheid van meningsuiting, zowel online als offline, de vrijheid van vereniging en vergadering, het politiek pluralisme en de rechtsstaat in Egypte; roept op tot onmiddellijke beëindiging van alle uitingen van geweld, opruiing, haatzaaiende taal, pesterijen, intimidatie, gedwongen verdwijningen en censuur jegens mensenrechtenactivisten, juristen, demonstranten, journalisten, bloggers, vakbondsleden, studenten, vrouwenrechtenactivisten, LGBTI's, organisaties uit het maatschappelijk middenveld, politieke tegenstanders en minderheden, waaronder de Nubiërs, door overheidsinstanties, veiligheidstroepen en -diensten en andere groeperingen in Egypte; veroordeelt het gebruik van buitensporig geweld tegen betogers; roept op tot een onafhankelijk en transparant onderzoek naar alle schendingen van de mensenrechten en tot het ter verantwoording roepen van de verantwoordelijken;
2. roept de Egyptische regering op tot de onmiddellijke vrijlating van de mensenrechtenactivisten Ahmad Amasha, Hanan Badr el-Din, Amal Fathy, Ezzat Ghoneim, Hoda Abdelmoneim, Ibrahim Metwally Hegazy en Azzouz Mahgoub, en de mediamedewerkers Mahmoud "Shawkan" Abu Zeid, Hisham Gaafar, Mohammed "Oxygen" Ibraim, Ismail Iskandarani, Adel Sabri, Ahmed Tarek Ibrahim Ziada, Alaa Abdelfattah, Shady Abu Zaid, Mostafa al-Aasar, Hassan al-Bannaand en Moataz Wadnan, en alle anderen die uitsluitend worden vastgehouden vanwege de vreedzame uitoefening van hun vrijheid van meningsuiting, hetgeen in strijd is met de grondwet en de internationale verplichtingen van Egypte; roept Egypte op om hen, in afwachting van hun vrijlating, volledige toegang te verlenen tot hun familie, advocaten van hun keuze en adequate medische zorg, en om een geloofwaardig onderzoek in te stellen naar alle beschuldigingen van mishandeling of foltering; roept de EU op haar exportcontroles ten aanzien van Egypte volledig uit te voeren waar het gaat om goederen die kunnen worden gebruikt voor foltering of terechtstellingen;
3. wijst de Egyptische regering erop dat de welvaart van Egypte en zijn bevolking op lange termijn staat of valt met de bescherming van de universele rechten van de mens en het creëren en bestendigen van democratische en transparante instellingen die zich inzetten voor de bescherming van de fundamentele rechten van de burgers; roept de Egyptische autoriteiten dan ook op om de beginselen van de internationale verdragen die Egypte heeft onderschreven, volledig ten uitvoer te leggen;
4. roept de Egyptische autoriteiten op om alle bestaande ongefundeerde strafrechtelijke onderzoeken naar ngo's, met inbegrip van de "buitenlandse financieringszaak", te staken en de draconische ngo-wet in te trekken; moedigt de vervanging van deze wet door een nieuw wetgevingskader aan, dat moet worden opgesteld in serieus overleg met maatschappelijke organisaties, overeenkomstig de nationale en internationale verplichtingen van Egypte, teneinde de vrijheid van vereniging te beschermen;
5. uit zijn ernstige bezorgdheid over de massaprocessen voor Egyptische rechtbanken en het grote aantal hierbij gevelde doodvonnissen en lange gevangenisstraffen; roept de Egyptische gerechtelijke autoriteiten op de doodstraf niet langer toe te passen op personen, met inbegrip van personen die jonger dan 18 jaar waren ten tijde van hun vermeende misdrijf, en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, waarbij Egypte partij is, en met name artikel 14 inzake het recht op een eerlijk en tijdig proces op basis van duidelijke aanklachten en de eerbiediging van de rechten van de verdachten, te handhaven en te eerbiedigen;
6. herhaalt zijn oproep aan Egypte tot het ondertekenen en ratificeren van het Tweede Facultatieve Protocol bij het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, gericht op de afschaffing van de doodstraf, alsmede het Internationaal Verdrag inzake de bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijning; moedigt de Egyptische regering aan een open uitnodiging te richten tot relevante speciaal rapporteurs van de VN om het land te bezoeken;
7. verzoekt het Egyptische parlement het Egyptische wetboek van strafrecht, het wetboek van strafvordering, de wetgeving inzake terrorismebestrijding en het militaire wetboek van strafrecht te herzien; verzoekt de Egyptische autoriteiten geen burgers meer te laten berechten door militaire rechtbanken;
8. spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over de represailles tegen personen die samenwerken of willen samenwerken met internationale mensenrechtenorganisaties of VN-mensenrechtenorganisaties, zoals onlangs nog de speciale VN-rapporteur voor adequate huisvesting; herinnert de Egyptische autoriteiten aan de verplichting die Egypte als VN-lid heeft om zich van dergelijke daden te onthouden;
9. veroordeelt de voortdurende vervolging van minderheidsgroepen in Egypte; herhaalt zijn gehechtheid aan de vrijheid van geweten en godsdienst in Egypte en roept op tot bevordering van internationale samenwerking, onder meer in de vorm van een onafhankelijk onderzoek door de VN om de situatie van koptische christenen in Egypte te beoordelen; roept Egypte op zijn wetgeving inzake godslastering te herzien en te zorgen voor de bescherming van religieuze minderheden hiertegen;
10. dringt er bij de Egyptische regering op aan een einde te maken aan alle discriminerende maatregelen die na juni 2017 tegen Qataren zijn genomen, met bijzondere verwijzing naar de zaak Ola al-Qaradawi en haar echtgenoot Hosam Khalaf;
11. ondersteunt het verlangen van de meerderheid van de Egyptische bevolking naar een vrij, stabiel, welvarend, inclusief en democratisch land dat zijn nationale en internationale verplichtingen op het gebied van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden nakomt; herinnert eraan dat het belangrijk is dat de vreedzame uiting van meningen en kritiek wordt geëerbiedigd;
12. betuigt zijn oprechte medeleven met de nabestaanden van de slachtoffers van terrorisme; is solidair met het Egyptische volk en bevestigt nogmaals dat het zal blijven strijden tegen de verspreiding van radicale ideologieën en terreurgroepen;
13. dringt er bij de Egyptische regering op aan ervoor te zorgen dat alle operaties in de Sinaï in overeenstemming met de internationale mensenrechtennormen worden uitgevoerd, alle schendingen grondig te onderzoeken, de noordelijke Sinaï onmiddellijk open te stellen voor onafhankelijke waarnemers en journalisten, de bewoners van de Sinaï te voorzien van essentiële behoeften en onafhankelijke hulporganisaties toe te staan hulp te bieden aan mensen in nood;
14. verzoekt de VV/HV om prioriteit te geven aan de situatie van mensenrechtenactivisten in Egypte, en haar veroordeling uit te spreken van de alarmerende mensenrechtensituatie in het land, met inbegrip van de toepassing van de doodstraf; dringt er bij de EDEO op aandacht te besteden aan de recente ontwikkelingen in Egypte en alle beschikbare middelen aan te wenden om druk uit te oefenen op Egypte om zijn mensenrechtensituatie te verbeteren en de op handen zijnde executies te annuleren, op te roepen tot de onmiddellijke vrijlating van degenen die in hechtenis zitten, en de Egyptische autoriteiten aan te moedigen hun verplichtingen in verband met internationale normen en wetten na te komen;
15. benadrukt het belang dat de Europese Unie hecht aan haar samenwerking met Egypte als belangrijk buur- en partnerland; verzoekt Egypte derhalve met klem zich te houden aan de toezeggingen die het in de op 27 juli 2017 goedgekeurde prioriteiten van het partnerschap tussen de EU en Egypte heeft gedaan om de democratie, de fundamentele vrijheden en de mensenrechten te bevorderen overeenkomstig zijn grondwet en de internationale normen; onderstreept dat in 2017 de partnerschapsprioriteiten met Egypte zijn gesloten, ondanks de voortdurende achteruitgang op het gebied van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat; dringt er bij de VV/HV en de lidstaten op aan de verdere samenwerking met Egypte afhankelijk te stellen van de eerbiediging van de mensenrechten en mensenrechtenkwesties aan de orde te stellen in alle gesprekken met de Egyptische autoriteiten, met name met betrekking tot de drie vastgestelde prioriteiten; herhaalt dat de mensenrechten niet mogen worden ondermijnd door migratiebeheer of terrorismebestrijding;
16. herinnert de Egyptische autoriteiten eraan dat stimulansen centraal moeten staan bij de hulp van de EU aan Egypte, overeenkomstig het "meer voor meer"- beginsel van het Europese nabuurschapsbeleid, en dat deze hulp afhankelijk moet worden gesteld van de vorderingen bij de hervorming van de democratische instellingen en op het gebied van de rechtsstaat en de mensenrechten;
17. dringt er bij de VV/HV en de lidstaten op aan om op de voor 20 december 2018 geplande bijeenkomst van de Associatieraad EU-Egypte een sterk en eensgezind standpunt over de positie van de EU inzake mensenrechten in te nemen, zoals zij moeten doen in alle mensenrechtenfora en in bilaterale en multilaterale bijeenkomsten, en duidelijk de gevolgen te formuleren waarmee de Egyptische regering te maken zal krijgen als zij er niet in slaagt haar negatieve trend om te buigen, zoals gerichte sancties tegen personen die verantwoordelijk zijn voor mensenrechtenschendingen; roept de EU ook op om tijdens de volgende zitting van de VN-Mensenrechtenraad een krachtige verklaring af te leggen, mede met het oog op de aanbevelingen voor de universele periodieke evaluatie (UPR) van de VN in 2019;
18. herinnert aan zijn blijvende ontzetting over de foltering en moord op de Italiaanse onderzoeker Giulio Regeni; benadrukt dat het bij de autoriteiten van de EU zal blijven aandringen om stappen te ondernemen bij hun Egyptische tegenhangers totdat de waarheid in deze zaak aan het licht is gebracht en de daders ter verantwoording zijn geroepen; herinnert de Egyptische autoriteiten aan hun verantwoordelijkheid voor de veiligheid van het Italiaanse en Egyptische juridische team dat de zaak Giulio Regeni onderzoekt;
19. herhaalt zijn oproep aan de lidstaten om een einde te maken aan de uitvoer van bewakingstechnologie en veiligheidsuitrusting naar Egypte, die acties gericht tegen mensenrechtenverdedigers en activisten uit het maatschappelijk middenveld en activisten op sociale media, mogelijk maken;
20. betreurt ten zeerste de onwil van de Egyptische autoriteiten om een missie van de Subcommissie mensenrechten van het Parlement naar Caïro mogelijk te maken; verwacht van de EU dat zij de hardnekkige weigering van de Egyptische autoriteiten om dit bezoek toe te staan aan de orde stelt;
21. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, en de regering en het parlement van Egypte.