Ontwerp van gewijzigde begroting nr. 6/2018: Verlaging van betalings- en vastleggingskredieten (eigen middelen)
118k
49k
Resolutie van het Europees Parlement van 12 december 2018 over het standpunt van de Raad inzake het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 6/2018 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018: Verlaging van betalings- en vastleggingskredieten overeenkomstig de geactualiseerde ramingen van de uitgaven en een actualisering van de ontvangsten (eigen middelen) (13961/2018 – C8-0488/2018 – 2018/2244(BUD))
– gezien artikel 314 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien artikel 106 bis van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,
– gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad(1), en met name artikel 41,
– gezien Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012(2), en met name artikel 44,
– gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018, definitief vastgesteld op 30 november 2017(3),
– gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020(4),
– gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer(5),
– gezien Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad van 26 mei 2014 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie(6),
– gezien het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 6/2018, goedgekeurd door de Commissie op 12 oktober 2018 (COM(2018)0704),
– gezien het standpunt inzake het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 6/2018, vastgesteld door de Raad op 26 november 2018 en dezelfde dag toegezonden aan het Europees Parlement (13961/2018 – C8-0488/2018),
– gezien de artikelen 88 en 91 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A8-0399/2018),
A. overwegende dat ontwerp van gewijzigde begroting nr. 6/2018 tot doel heeft zowel de uitgavenzijde als de ontvangstenzijde van de begroting bij te werken in het licht van de laatste ontwikkelingen;
B. overwegende dat ontwerp van gewijzigde begroting nr. 6/2018 aan de uitgavenzijde de vastleggings- en betalingskredieten van de begrotingslijnen verlaagt met respectievelijk 48,7 miljoen EUR en 44,7 miljoen EUR in de rubrieken 1a "Concurrentievermogen voor groei en banen" en 2 "Duurzame groei — natuurlijke hulpbronnen";
C. overwegende dat ontwerp van gewijzigde begroting nr. 6/2018 aan de ontvangstenzijde een herziening betreft van de raming van de traditionele eigen middelen (d.w.z. douanerechten en suikerheffingen), de btw- en de bni-grondslagen, alsmede het in de begroting verdisconteren van de relevante Britse correcties en de financiering daarvan, factoren die allemaal gevolgen hebben voor de verdeling van de eigenmiddelenbijdragen van de lidstaten aan de begroting van de Unie;
1. is ingenomen met het feit dat de tenuitvoerlegging van de programma's voor 2014-2020 eindelijk op kruissnelheid ligt en slechts een kleine aanpassing aan de uitgavenzijde noodzakelijk maakt vergeleken met de omvangrijke gewijzigde begrotingen die zijn goedgekeurd in 2016 en 2017; moedigt de Commissie en de lidstaten ertoe aan de aanzienlijke vertragingen die zich in de afgelopen drie jaar hebben opgehoopt weg te werken;
2. neemt nota van het technische proces van herschikking van de eigen middelen, dat noodzakelijk is geworden door de herziening van de raming van de traditionele eigen middelen en de btw en door de actualisering van de Britse correctie;
3. keurt het standpunt van de Raad inzake het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 6/2018 goed;
4. verzoekt zijn Voorzitter te constateren dat de gewijzigde begroting nr. 6/2018 definitief is vastgesteld en zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;
5. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de nationale parlementen.
Terbeschikkingstelling van middelen uit het flexibiliteitsinstrument ter financiering van onmiddellijke budgettaire maatregelen voor de aanpak van de huidige met migratie, vluchtelingeninstroom en veiligheid verband houdende problemen
Resolutie van het Europees Parlement van 12 december 2018 over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de terbeschikkingstelling van middelen uit het flexibiliteitsinstrument ter financiering van onmiddellijke budgettaire maatregelen voor de aanpak van de huidige met migratie, vluchtelingeninstroom en veiligheid verband houdende problemen (COM(2018)0901 – C8-0492/2018 – 2018/2274(BUD))
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2018)0901 – C8-0492/2018),
– gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020(1), en met name artikel 11,
– gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer(2), en met name punt 12,
– gezien het nieuwe ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019, goedgekeurd door de Commissie op 30 november 2018 (COM(2018)0900) overeenkomstig artikel 314, lid 8, van het VWEU,
– gezien de conclusies van de begrotingstrialoog van 4 december 2018,
– gezien het standpunt inzake het tweede ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019, vastgesteld door de Raad op 11 december 2018 en op dezelfde dag toegezonden aan het Europees Parlement (15205/2018 – C8-0499/2018),
– gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A8-0455/2018),
A. overwegende dat het flexibiliteitsinstrument bedoeld is om voor een gegeven begrotingsjaar en binnen het maximum van de aangegeven bedragen, de financiering van nauwkeurig bepaalde uitgaven mogelijk te maken die niet binnen de voor een of meer andere rubrieken beschikbare maxima zouden kunnen worden gefinancierd;
B. overwegende dat de Commissie had voorgesteld middelen uit het flexibiliteitsinstrument ter beschikking te stellen ter aanvulling van de beschikbare financiering op de algemene begroting van de Unie voor het begrotingsjaar 2019 boven het maximum van rubriek 3 voor een bedrag van 985 629 138 EUR ter financiering van maatregelen op het gebied van migratie, vluchtelingen en veiligheid;
C. overwegende dat vertegenwoordigers van het Parlement en de Raad op de begrotingstrialoog van 4 december 2018 overeen zijn gekomen om middelen uit het flexibiliteitsinstrument ter beschikking te stellen ter hoogte van 178 715 475 EUR als resultaat van de verhogingen van de programma's Horizon 2020 en Erasmus+ in subrubriek 1a;
1. stemt er mee in middelen uit het flexibiliteitsinstrument ter beschikking te stellen voor een bedrag van 1 164 344 613 EUR aan vastleggingskredieten;
2. herhaalt dat het gebruik van dit instrument, waarin artikel 11 van de MFK-verordening voorziet, eens te meer aantoont dat de begroting van de Unie absoluut flexibeler moet zijn;
3. herhaalt zijn standpunt dat het van oudsher verdedigt, namelijk dat de betalingen die voortvloeien uit eerder via het flexibiliteitsinstrument beschikbaar gestelde vastleggingen alleen bovenop de MFK-maxima kunnen worden geboekt;
4. hecht zijn goedkeuring aan het bij deze resolutie gevoegde besluit;
5. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit samen met de voorzitter van de Raad te ondertekenen en zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;
6. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie, met inbegrip van de bijlage, te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
BIJLAGE
BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
over de terbeschikkingstelling van middelen uit het flexibiliteitsinstrument ter versterking van belangrijke programma’s betreffende het concurrentievermogen van de EU en ter financiering van onmiddellijke budgettaire maatregelen voor de aanpak van de huidige met migratie, vluchtelingeninstroom en veiligheid verband houdende problemen
(De tekst van de bijlage wordt hier niet weergegeven, aangezien deze overeenkomt met de definitieve handeling: Besluit (EU) 2019/276.)
Resolutie van het Europees Parlement van 12 december 2018 over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie voor de betaling van voorschotten in de algemene begroting van de Unie voor 2019 (COM(2018)0281 – C8-0221/2018 – 2018/2074(BUD))
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2018)0281 – C8‑0221/2018),
– gezien Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie(1),
– gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020(2), en met name artikel 10,
– gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer(3), en met name punt 11,
– gezien de resultaten van de trialoog van 4 december 2018,
– gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A8-0453/2018),
A. overwegende dat, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 661/2014 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2012/2002, is voorgesteld een bedrag van 50 000 000 EUR beschikbaar te stellen voor de betaling van voorschotten en de betrokken kredieten in de algemene begroting van de Unie op te nemen;
1. hecht zijn goedkeuring aan het bij deze resolutie gevoegde besluit;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit samen met de voorzitter van de Raad te ondertekenen en zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;
3. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie, met inbegrip van de bijlage, te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
BIJLAGE
BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie voor de betaling van voorschotten in de algemene begroting van de Unie voor 2019
(De tekst van de bijlage wordt hier niet weergegeven, aangezien deze overeenkomt met de definitieve handeling: Besluit (EU) 2019/277.)
Resolutie van het Europees Parlement van 12 december 2018 over het standpunt van de Raad inzake het tweede ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019 (15205/2018 – C8-0499/2018 – 2018/2275(BUD))
– gezien artikel 314 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien artikel 106 bis van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,
– gezien Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad van 26 mei 2014 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie(1),
– gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad(2),
– gezien Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012(3),
– gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014‑2020(4) (de "MFK-verordening"),
– gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer(5),
– gezien zijn resolutie van 15 maart 2018 over de algemene richtsnoeren voor het opstellen van de begroting(6),
– gezien zijn resolutie van 19 april 2018 over de raming van de ontvangsten en uitgaven van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2019(7),
– gezien het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019, goedgekeurd door de Commissie op 21 juni 2018 (COM(2018)0600),
– gezien het standpunt inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019, vastgesteld door de Raad op 4 september 2018 en toegezonden aan het Europees Parlement op 13 september 2018 (11737/2018 – C8‑0410/2018),
– gezien zijn resolutie van 5 juli 2018 over het mandaat voor de trialoog over de ontwerpbegroting 2019(8),
– gezien zijn resolutie van 24 oktober 2018 over het standpunt van de Raad inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019(9),
– gezien het feit dat het bemiddelingscomité geen gemeenschappelijke tekst is overeengekomen binnen de termijn van 21 dagen als bedoeld in artikel 314, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien het tweede ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019, goedgekeurd door de Commissie op 30 november 2018 (COM(2018)0900) overeenkomstig artikel 314, lid 8, VWEU,
– gezien de conclusies van de begrotingstrialoog van 4 december 2018,
– gezien het standpunt inzake het tweede ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019, vastgesteld door de Raad op 11 december 2018 (15205/2018 – C8-0499/2018),
– gezien artikel 88 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A8‑0454/2018),
1. brengt in herinnering dat het "ontwerppakket" waarover na moeizame en intensieve onderhandelingen overeenstemming is bereikt tussen het Parlement en de Raad tijdens de trialoog van 4 december 2018, uit twee onderdelen bestaat: de vaststelling van de begroting van de Unie voor 2019 op 165 796,6 miljoen EUR aan vastleggingskredieten en 148 198,9 miljoen EUR aan betalingskredieten, alsmede vier gezamenlijke verklaringen en een unilaterale verklaring;
2. benadrukt dat, ook al komt de ontwerpbegroting (OB) als gewijzigd door de Raad niet volledig tegemoet aan de echte behoefte aan een duurzame, samenhangende en doeltreffende begroting van de Unie, het Parlement ernaar streeft de Unie te voorzien van een begroting die tastbare voordelen voor burgers en ondernemingen oplevert;
3. is verheugd over het overeengekomen totaalbedrag van de vastleggingskredieten, dat 1,728 miljoen EUR hoger is dan in de aanvankelijke lezing van de Raad; is verheugd dat een bedrag van 943 miljoen EUR dat bij de onderhandelingen is overeengekomen bestemd is voor de belangrijkste prioriteiten van het Parlement, namelijk steun voor onderzoekers, jongeren, kmo's, de aanpak van de achterliggende oorzaken van migratie, klimaatverandering, de verhoging van de veiligheid van Unieburgers en defensie;
4. is verheugd dat het overeengekomen totale niveau van de betalingskredieten voor 2019 met 2,4 % is verhoogd ten opzichte van de begroting 2018; wijst er echter op dat het niveau van de betalingen overeenkomt met slechts 0,9 % van het bni van de Unie; benadrukt het belang van de gemeenschappelijke verklaring over de betalingskredieten waarin het Parlement en de Raad toezeggen de nodige besluiten te zullen nemen om alle naar behoren gerechtvaardigde behoeften te dekken;
5. betreurt dat de Raad, met als voorwendsel niet over voldoende tijd te beschikken om het te analyseren, principieel weigerde om in het kader van de begrotingsprocedure 2019 een discussie aan te gaan over het gebruik van het nieuwe artikel 15, lid 3, van het Financieel Reglement, dat het mogelijk maakt om vrijgemaakte bedragen voor onderzoek opnieuw beschikbaar te stellen in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure; verzoekt de Commissie daarom ten minste twee keer per jaar specifiek verslag uit te brengen van de vrijgemaakte bedragen voor onderzoeksprogramma's en alle relevante informatie en elementen te leveren inzake artikel 15, lid 3, en om het gebruik hiervan voor te stellen in het kader van de begrotingsprocedure 2020;
6. betreurt opnieuw dat het Parlement, als een van de twee takken van de begrotingsautoriteit, niet door de Raad en de Commissie was betrokken bij de discussies over de verlenging van de faciliteit voor vluchtelingen in Turkije (FRT); betreurt het onwrikbare standpunt van de Raad over de financiering van de tweede tranche van de FRT, waar van de begroting van de Unie een bedrag van 2 miljard EUR aan zal worden bijgedragen, terwijl de lidstaten 1 miljard EUR zullen bijdragen; herhaalt zijn traditionele standpunt dat nieuwe initiatieven niet mogen worden gefinancierd ten koste van bestaande externe projecten van de Unie; betreurt dat door de onwillige houding van de Raad de maxima van het huidige MFK niet zijn verhoogd bij de tussentijdse herziening, en dat het MFK onvoldoende flexibel is gebleken om in te spelen op onvoorziene omstandigheden; benadrukt dat hieruit lering moet worden getrokken voor het MFK na 2021 om onder meer te voorkomen dat satellietbegrotingen ontstaan, zoals de FRT;
7. dringt erop aan om overeenkomstig de gemeenschappelijke verklaring van het Parlement, de Raad en de Commissie de overeengekomen verhoging van de programma's Horizon 2020 en Erasmus+ met 100 miljoen EUR via een gewijzigde begroting in 2019 niet te financieren met herschikkingen van middelen afkomstig van andere programma's, maar met verse kredieten;
8. is ingenomen met de invoering van tien extra posten en de daarmee samenhangende verhoging van de kredieten voor Europol, gezien de grotere steun die Europol aan de lidstaten verleent in het kader van de samenwerking op het gebied van wetshandhaving en de betrokkenheid van Europol bij de bestrijding van terrorisme en cybercriminaliteit;
9. verwelkomt de invoering van 5 posten en de daarmee samenhangende verhoging van de kredieten door de Commissie in de OB 2019, om te voorkomen dat er knelpunten ontstaan die nadelig zouden kunnen zijn voor de productiviteit van de rechtbanken in het kader van nieuwe activiteiten van het Hof en van een voortdurende toename van de werklast, met name ten gevolge van de brexit; wijst er echter op dat het HvJ in feite behoefte had aan 16 nieuwe vaste posten voor ondersteunende diensten;
10. verwelkomt de verhoging van de begrotingslijn voor de strategische communicatiecapaciteit van de EDEO, om een sterkere gecoördineerde reactie van de Unie op het probleem van desinformatie te waarborgen;
11. hecht zijn goedkeuring aan het standpunt van de Raad inzake het tweede ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019, alsmede met de bij deze resolutie gevoegde gemeenschappelijke verklaringen;
12. verzoekt zijn Voorzitter te constateren dat de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019 definitief is vastgesteld en zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;
13. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de overige instellingen en de betrokken organen, alsmede aan de nationale parlementen.
BIJLAGE
ONTWERPPAKKET
Begroting 2019 – Gezamenlijke conclusies
Deze gezamenlijke conclusies hebben betrekking op de volgende punten:
1. Begroting 2019
2. Verklaringen
Samenvatting
Het ontwerppakket behelst het volgende:
— de vastleggingskredieten (VK) in de begroting 2019 zijn vastgesteld op in totaal 165 795,6 miljoen EUR. Algemeen blijft er daardoor een marge onder de MFK-plafonds voor 2019 over van 1 291,1 miljoen EUR aan VK;
— de betalingskredieten (BK) in de begroting 2019 zijn vastgesteld op in totaal 148 198,9 miljoen EUR;
— voor 2019 wordt het flexibiliteitsinstrument aangesproken voor een bedrag van 1 164,3 miljoen EUR voor subrubriek 1a (Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid) en rubriek 3 (Veiligheid en burgerschap);
— de overkoepelende marge voor vastleggingen wordt voor een bedrag van 1 476,0 miljoen EUR gebruikt voor subrubriek 1a (Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid), subrubriek 1b (Economische, sociale en territoriale samenhang) en rubriek 4 (Europa als wereldspeler);
— de marge voor onvoorziene uitgaven waarvan in 2017 is gebruikgemaakt, is gecompenseerd voor 253,9 miljoen EUR, te verrekenen met de niet-toegewezen marges van rubriek 5 (Administratie);
— de BK voor 2019 in verband met de beschikbaarstelling van middelen uit het flexibiliteitsinstrument in 2016, 2017, 2018 en 2019 worden door de Commissie geraamd op 961,9 miljoen EUR.
1. Begroting 2019
Het Europees Parlement en de Raad hebben overeenstemming bereikt over de gezamenlijke conclusies in de punten 1.1 tot en met 1.6 hierna.
1.1. Horizontale kwesties
Gedecentraliseerde agentschappen
De bijdrage van de EU (in VK en BK) en het aantal ambten voor gedecentraliseerde agentschappen worden bepaald op het niveau dat de Commissie heeft voorgesteld in de tweede ontwerpbegroting (tweede OB).
Uitvoerende agentschappen
De bijdrage van de EU (in VK en BK) en het aantal ambten voor uitvoerende agentschappen worden bepaald op het niveau dat de Commissie heeft voorgesteld in de tweede OB.
Proefprojecten/Voorbereidende acties
Er is overeenstemming over een uitgebreid pakket van 75 proef-projecten/voorbereidende acties (PP/VA), zoals voorgesteld door de Commissie in de tweede OB. Wanneer voor een proefproject of een voorbereidende actie een bestaande rechtsgrond lijkt te bestaan, kan de Commissie voorstellen de kredieten over te schrijven naar de overeenkomstige rechtsgrond om de uitvoering van de actie te vergemakkelijken.
Dit pakket, dat het Europees Parlement in zijn lezing van de oorspronkelijke ontwerpbegroting had voorgesteld, is volledig in overeenstemming met de maxima voor PP/VA die in het Financieel Reglement zijn vastgelegd.
1.2. Uitgavenrubrieken van het financieel kader - vastleggingskredieten
Rubriek 1a
De VK zijn vastgesteld op het niveau dat de Commissie in de tweede OB heeft voorgesteld, maar met de aanpassingen die in de onderstaande tabel zijn opgenomen.
in EUR
Begrotingsonderdeel / programma
Naam
Verschil in vastleggingskredieten
Tweede OB 2019
Begroting 2019
Verschil
1.1.31
Horizon 2020
150 000 000
08 02 03 04
Realiseren van een hulpbronefficiënt, milieuvriendelijk, veilig en naadloos geïntegreerd Europees vervoersysteem
252 946 905
260 946 905
8 000 000
08 02 08
Kmo-instrument
541 589 527
641 589 527
100 000 000
09 04 01 01
Stimuleren van onderzoek in toekomstige en opkomende technologieën
429 937 089
442 937 089
13 000 000
15 03 01 01
Marie Skłodowska-Curie-acties – Nieuwe vaardigheden, kennis en innovatie genereren, ontwikkelen en overdragen
916 586 364
945 586 364
29 000 000
1.1.5
Onderwijs, opleiding en sport (Erasmus+)
40 000 000
15 02 01 01
Bevordering van uitmuntendheid en samenwerking in de Europese onderwijs- en opleidingssector en het belang daarvan voor de arbeidsmarkt
2 411 836 200
2 441 036 200
29 200 000
15 02 01 02
Bevordering van uitmuntendheid en samenwerking op het gebied van de Europese jeugd en de participatie van jongeren aan het Europees democratisch leven
175 070 000
185 870 000
10 800 000
Totaal
190 000 000
Als gevolg hiervan wordt het overeengekomen niveau van de VK vastgesteld op 23 335,4 miljoen EUR, waardoor geen marge onder het uitgavenplafond van subrubriek 1a overblijft, en wordt gebruikgemaakt van de overkoepelende marge voor vastleggingen voor een bedrag van 74,7 miljoen EUR en van het flexibiliteitsinstrument voor een bedrag van 178,7 miljoen EUR.
Subrubriek 1b
De VK worden bepaald op het niveau dat de Commissie heeft voorgesteld in de tweede OB.
Als gevolg hiervan wordt het overeengekomen niveau van de VK vastgesteld op 57 192,0 miljoen EUR, waardoor geen marge onder het uitgavenplafond van subrubriek 1b overblijft, en wordt gebruikgemaakt van de overkoepelende marge voor vastleggingen voor een bedrag van 350,0 miljoen EUR.
Rubriek 2
De VK worden bepaald op het niveau dat de Commissie heeft voorgesteld in de tweede OB.
Als gevolg hiervan wordt het overeengekomen niveau van de VK bepaald op 59 642,1 miljoen EUR, waardoor een marge van 701,9 miljoen EUR overblijft.
Rubriek 3
De VK worden bepaald op het niveau dat de Commissie heeft voorgesteld in de tweede OB.
Als gevolg hiervan wordt het overeengekomen niveau van de VK bepaald op 3 786,6 miljoen EUR, waardoor geen marge overblijft onder het uitgavenplafond van rubriek 3, en wordt gebruikgemaakt van het flexilibiteitsinstrument voor een bedrag van 985,6 miljoen EUR.
Rubriek 4
De VK worden bepaald op het niveau dat de Commissie heeft voorgesteld in de tweede OB.
Als gevolg hiervan wordt het overeengekomen niveau van de VK vastgesteld op 11 319,3 miljoen EUR, waardoor geen marge onder het uitgavenplafond van rubriek 4 overblijft, en wordt gebruikgemaakt van de overkoepelende marge voor vastleggingen voor een bedrag van 1 051,3 miljoen EUR.
Rubriek 5
Het aantal ambten in de personeelsformaties van de instellingen en de kredieten worden vastgesteld op het niveau dat de Commissie heeft voorgesteld in de tweede OB.
Bijgevolg, en nadat rekening werd gehouden met de PP/VA (4,1 miljoen EUR) die hierboven zijn voorgesteld onder punt 1.1, wordt het overeengekomen niveau van de VK vastgesteld op 9 943,0 miljoen EUR, waardoor er een marge van 589,1 miljoen EUR onder het uitgavenplafond van rubriek 5 overblijft, na gebruik van een bedrag van 253,9 miljoen EUR ter verrekening van de mobilisering van de marge voor onvoorziene uitgaven in 2017.
Speciale instrumenten: EFG, EAR en SFEU
De VK voor het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG), voor de reserve voor noodhulp (EAR) en voor het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU) worden vastgesteld op het niveau dat de Commissie heeft voorgesteld in de tweede OB.
1.3. Betalingskredieten
De totale hoogte van de betalingskredieten in de begroting 2019 is vastgesteld op het niveau dat de Commissie heeft voorgesteld in de tweede OB.
1.4. Begrotingstoelichtingen
De door de Commissie in de tweede OB voorgestelde begrotingstoelichtingen worden goedgekeurd, met uitzondering van de volgende begrotingsonderdelen:
— Artikel 08 02 08 (Kmo-instrument) van de afdeling "Commissie" van de begroting, waarvoor de in de oorspronkelijke OB voorgestelde tekst wordt goedgekeurd;
— Post 2 2 1 4 (Strategische communicatiecapaciteit) van de afdeling "Europese Dienst voor extern optreden" van de begroting, waarvoor de tekst in de lezing van het Europees Parlement van de oorspronkelijke OB wordt goedgekeurd.
1.5. Nomenclatuur
De door de Commissie in de tweede OB voorgestelde nomenclatuur wordt goedgekeurd.
1.6. Reserves
De door de Commissie in de tweede OB voorgestelde reserves worden goedgekeurd. Daarnaast wordt een bedrag van 19 321 000 EUR aan VK en BK in de reserve opgenomen in afwachting van de aanneming van het Commissievoorstel (COM(2018)0632) van 12 september 2018 voor artikel 18 02 03 (Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex)).
2. Verklaringen
2.1. Gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie inzake betalingskredieten
Het Europees Parlement en de Raad herinneren eraan dat in het licht van de uitvoering moet worden gezorgd voor een ordelijke ontwikkeling van de betalingen ten opzichte van de vastleggingskredieten om een abnormaal niveau van onbetaalde rekeningen aan het eind van het jaar te voorkomen.
Het Europees Parlement en de Raad verzoeken de Commissie nauwlettend te blijven toezien op de uitvoering van de programma's voor 2014-2020. Daartoe verzoeken zij de Commissie om tijdig geactualiseerde cijfers over de stand van uitvoering en de ramingen met betrekking tot de in 2019 benodigde betalingskredieten voor te leggen.
Het Europees Parlement en de Raad verzoeken de Commissie, indien uit de cijfers blijkt dat de kredieten in de begroting 2019 ontoereikend zijn om in de behoeften te voorzien, zo spoedig mogelijk een passende oplossing te presenteren, onder andere een gewijzigde begroting, opdat de begrotingsautoriteit te zijner tijd de nodige besluiten voor naar behoren gerechtvaardigde behoeften kan nemen. Waar nodig houden het Europees Parlement en de Raad rekening met het spoedeisende karakter van de zaak.
2.2. Gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief
Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie brengen in herinnering dat het terugdringen van de jeugdwerkloosheid hoog op de politieke agenda blijft staan, en geven nogmaals uiting aan hun vastbeslotenheid om de begrotingsmiddelen, en in het bijzonder het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief (YEI), optimaal te benutten om deze doelstelling te bereiken.
Het Europees Parlement en de Raad nemen nota van de voorbije ervaring inzake de verhoging van middelen van de specifieke toewijzing voor het jongeren-werkgelegenheidsinitiatief, die omvangrijke amendementen aan programma's heeft veroorzaakt om vanuit het Europees Sociaal Fonds (ESF) ten minste hetzelfde bedrag bij te dragen als de bijstand van de speciale toewijzing voor het YEI.
Daarom verzoeken het Europees Parlement en de Raad de Commissie een wetgevings¬voorstel voor te leggen voor vlotte uitvoering van de extra begrotingsmiddelen voor het YEI. Het Europees Parlement en de Raad komen overeen dit voorstel snel te bespreken, rekening houdend met de nakende verkiezingen voor het Europees Parlement, teneinde de herprogrammering in 2019 zo vlot mogelijk te doen verlopen.
2.3. Eenzijdige verklaring van de Commissie over het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief
Onverminderd de bevoegdheden van de begrotingsautoriteit, bevestigt de Commissie dat de overeengekomen verhoging van het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief voor 2019 niet zal worden beschouwd als een vervroeging van het momenteel voor 2020 geplande bedrag wanneer zij de geactualiseerde financiële programmering en het wetgevingsvoorstel voor de herziening van de verordening gemeenschappelijke bepalingen voorstelt.
2.4. Gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de klimaatmainstreaming
Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie herinneren aan het belang van een koolstofarme, hulpbronnenefficiënte en klimaatbestendige economie. Om dit te bereiken, zijn het Europees Parlement en de Raad overeengekomen om voor de periode 2014-2020 ten minste 20 % van de EU-begroting aan klimaatgerelateerde uitgaven te spenderen. Gemiddeld - ook al haalt de begroting 2019 als enige het streefcijfer van 20 % - geeft de huidige voorspelling voor de hele periode 2014-2020 aan dat 19,3 % van de EU-begroting aan klimaatactie zal worden besteed, wat voornamelijk te wijten is aan de vertraging in de uitvoering van de Europese structuur- en investeringsfondsen aan het begin van de periode.
Het Europees Parlement en de Raad nemen nota van deze evolutie en verzoeken de Commissie alles in het werk te stellen om voor de hele periode 2014-2020 het streefcijfer van 20 % te halen.
2.5. Gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over het verhogen van subrubriek 1a door middel van een gewijzigde begroting
Wegens de beperkte beschikbare middelen in het flexibiliteitsinstrument en de overkoepelende marge voor vastleggingen, zijn het Europees Parlement en de Raad overeengekomen om in een gewijzigde begroting in 2019 100 miljoen EUR te budgetteren ter verhoging van H2020 en Erasmus+. De Commissie zal deze gewijzigde begroting, die verder geen andere elementen zal bevatten, presenteren zodra de technische bijstelling van het meerjarig financieel kader voor 2020, met inbegrip van de berekening van de overkoepelende marge voor vastleggingen, in het voorjaar van 2019 zal zijn afgerond. Dit geldt onverminderd eventuele normale technische correcties waarom de Commissie verzocht zal worden met het oog op een ordelijke uitvoering van de begroting 2019.
Het Europees Parlement en de Raad zeggen toe het ontwerp van gewijzigde begroting voor 2019, zoals voorgelegd door de Commissie, snel te zullen behandelen.
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 12 december 2018 over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting van de economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en Japan (07964/2018 – C8-0382/2018 – 2018/0091(NLE))
– gezien het ontwerp van besluit van de Raad (07964/2018),
– gezien het ontwerp van economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie, enerzijds, en Japan, anderzijds (07965/2018),
– gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 91, artikel 100, lid 2, artikel 207, lid 4, eerste alinea, artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), v), en artikel 218, lid 7, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C8-0382/2018),
– gezien zijn niet-wetgevingsresolutie van 12 december 2018(1) over het ontwerp van besluit,
– gezien artikel 99, leden 1 en 4, en artikel 108, lid 7, van zijn Reglement,
– gezien de aanbeveling van de Commissie internationale handel en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en het advies in briefvorm van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A8-0366/2018),
1. hecht zijn goedkeuring aan de sluiting van de overeenkomst;
2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en Japan.
Niet-wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 12 december 2018 over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende een economisch partnerschap (07964/2018 – C8-0382/2018 – 2018/0091M(NLE))
– gezien het ontwerp van besluit van de Raad (07964/2018),
– gezien de overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende een economisch partnerschap (07965/2018),
– gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 91, artikel 100, lid 2, artikel 207, lid 4, eerste alinea, artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), v), en artikel 218, lid 7, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) (C8-0382/2018),
– gezien de gezamenlijke verklaring van de 25e topontmoeting EU-Japan van 17 juli 2018,
– gezien de strategische partnerschapsovereenkomst die de EU en Japan op 17 juli 2018 hebben gesloten,
– gezien de onderhandelingsrichtsnoeren voor een vrijhandelsovereenkomst met Japan die op 29 november 2012 door de Raad zijn aangenomen en op 14 september 2017 zijn gepubliceerd,
– gezien zijn resolutie van 25 oktober 2012 over de handelsbesprekingen tussen de EU en Japan(1),
– gezien de resoluties van het Europees Parlement van 3 februari 2016 houdende aanbevelingen van het Europees Parlement aan de Commissie voor de onderhandelingen over de Overeenkomst betreffende de handel in diensten (TiSA)(2), en van 12 december 2017 getiteld "Naar een digitale handelsstrategie"(3),
– gezien het eindverslag van de handelsgerelateerde duurzaamheidseffectbeoordeling van de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Japan van april 2016 en de analyse van de economische weerslag van de overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende een economisch partnerschap die door het directoraat-generaal Handel van de Europese Commissie in juni 2018 is gepubliceerd,
– gezien de gezamenlijke verklaring van de 38e interparlementaire vergadering EU-Japan van 10 mei 2018,
– gezien de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, goedgekeurd tijdens de top van de Verenigde Naties over duurzame ontwikkeling in september 2015 in New York,
– gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Handel voor iedereen – Naar een meer verantwoord handels- en investeringsbeleid" van oktober 2015,
– gezien het non-paper van de diensten van de Commissie van 26 februari 2018 getiteld "Feedback and way forward on improving the implementation and enforcement of Trade and Sustainable Development chapters in EU Free Trade Agreements",
– gezien de adviezen van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 15 oktober 2014 over de rol van het maatschappelijk middenveld in de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Japan en van 14 februari 2018 over hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling in vrijhandelsovereenkomsten van de EU,
– gezien het vijftienpuntenplan van de Commissie van 26 februari 2018 om hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling van de EU doeltreffender te maken,
– gezien advies 2/15 van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 16 mei 2017, krachtens artikel 218, lid 11 VWEU, waarom de Commissie op 10 juli 2015 had verzocht,
– gezien Protocol nr. 26 bij het VWEU over diensten van algemeen belang,
– gezien de artikelen 2 en 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU),
– gezien de artikelen 168 t/m 191 VWEU en, in het bijzonder, artikel 191, lid 2, VWEU,
– gezien de artikelen 91, 100, lid 2, en 207 VWEU, en artikel 218 VWEU, in het bijzonder lid 10 ervan,
– gezien zijn wetgevingsresolutie van 12 december 2018(4) over het ontwerp van besluit van de Raad,
– gezien artikel 99, lid 2, van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie internationale handel (A8-0367/2018),
A. overwegende dat de Unie en Japan grondwaarden delen, zoals de eerbiediging van de mensenrechten, democratie en de rechtsstaat, alsook een sterke inzet voor duurzame ontwikkeling en een gereguleerd stelsel van de Wereldhandelsorganisatie (WTO);
B. overwegende dat de economische partnerschapsovereenkomst tussen de EU en Japan (EPO) een strategische dimensie heeft en de belangrijkste bilaterale handelsovereenkomst is die ooit door de Unie gesloten is aangezien deze op bijna een derde van het wereldwijde bbp, bijna 40 % van de wereldhandel en ruim 600 miljoen mensen betrekking heeft;
C. overwegende dat Japan de op twee na grootste consumentenmarkt ter wereld is, maar slechts de zesde uitvoermarkt voor de Unie, waaruit blijkt hoeveel nog te winnen valt bij bilaterale handel;
D. overwegende dat volgens meerdere ex-ante studies en analyses over de weerslag van de EPO tussen de EU en Japan de overeenkomst positieve effecten kan hebben in termen van bbp, groei, inkomsten, handel, productiviteit en werkgelegenheid voor zowel de Unie als Japan, in overeenstemming met het doel om "slimme, duurzame en inclusieve groei" teweeg te brengen; overwegende dat de overeenkomst eveneens voordelen voor consumenten met zich mee kan brengen door de prijzen te verlagen en het aanbod aan goederen en diensten voor consumenten te verruimen; overwegende dat de Unie de bestaande instrumenten zou moeten verbeteren om werknemers en bedrijven erbij te helpen zich aan te passen aan de nieuwe mogelijkheden en de mogelijke negatieve effecten van de globalisering en handelsovereenkomsten; overwegende dat het succes van de overeenkomst ook beoordeeld zou moeten worden op basis van haar bijdrage aan de realisatie van de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen tegen 2030;
E. overwegende dat het Parlement vanaf het begin toezicht heeft gehouden op deze onderhandelingen en de onderhandelaars onder andere heeft opgeroepen om de belangen van burgers, het maatschappelijk middenveld en ondernemingen te behartigen en transparant te werk te gaan, hetgeen heeft geleid tot betere toegang tot documenten, regelmatige rapportage over de onderhandelingen en betere communicatie; overwegende dat de procedure voor de sluiting van handelsovereenkomsten in de toekomst verder kan worden verbeterd, met name door EU-voorstellen te delen en ervoor te zorgen dat de Raad de onderhandelingsrichtsnoeren systematisch publiceert alvorens de onderhandelingen aan te vatten;
F. overwegende dat het van cruciaal belang is dat de door de overeenkomst geboden handelspreferenties en mogelijkheden toegankelijk zijn en ten volle worden benut;
1. is van mening dat deze overeenkomst van fundamenteel strategisch belang voor beide partners en de rest van de wereld is, dat deze een tijdige blijk van steun vertegenwoordigt voor open, eerlijke en op waarden en regels gebaseerde handel en tegelijkertijd hoge normen bevordert, namelijk op het gebied van milieu, voedselveiligheid, consumentenbescherming en arbeidsrechten, op een moment waarop de internationale orde met ernstig protectionisme kampt; waarschuwt dat dergelijk protectionisme geen optie vormt en dat de status quo in het handelsbeleid niet langer houdbaar is;
2. is verheugd dat de EPO ambitieus en alomvattend van aard is en inspeelt op de prioriteiten zoals opgenomen in de resolutie van het Parlement van 25 oktober 2012 over de handelsbesprekingen tussen de EU en Japan;
3. stelt in het bijzonder vast hoe sterk handelsliberalisering in de EPO wordt nagestreefd: bij de volledige inwerkingtreding van de overeenkomst zullen 99% van de EU-tarieflijnen en 97% van de Japanse tarieflijnen zijn geliberaliseerd, ook voor industrieproducten in sectoren waarin de EU een sterke concurrentiepositie heeft, in combinatie met maatregelen om de meest kwetsbare producten te beschermen door middel van rechtenvrije contingenten, verlaagde rechten of afbouwperiodes; onderstreept dat de EPO een antifraudeclausule bevat, die het de EU mogelijk maakt om in geval van fraude of weigering om medewerking te verlenen in douaneaangelegenheden, handelspreferenties in te trekken, en tegelijk te garanderen dat legitieme handelaars daar geen negatieve gevolgen van ondervinden;
4. wijst erop dat het EU-tarief voor auto's over een periode van zeven jaar zal worden afgebouwd; verzoekt de Commissie waakzaam te blijven ten aanzien van de ontwikkeling van de handelsstromen met betrekking tot auto's gedurende die periode, teneinde een eventuele verstoring van de Europese markt te voorkomen en er een oplossing voor te vinden; benadrukt echter dat een aanzienlijk aantal van de in de EU verkochte Japanse voertuigmerken in de EU wordt vervaardigd;
5. wijst erop dat Japan is begonnen met de afbouw van onnodige niet-tarifaire maatregelen (NTM’s) op een groot aantal gebieden zoals voertuigen, levensmiddelenadditieven, sanitaire en fytosanitaire voorschriften, etikettering van levensmiddelen en cosmetica, waardoor de nalevingskosten afnemen en een voorspelbaarder regelgevingskader ontstaat; herinnert aan het recht van een land om zijn nationale normen strenger dan de internationale normen te maken wanneer dit gerechtvaardigd is om redenen van de volksgezondheid, veiligheid of consumentenbescherming; neemt eveneens nota van Japans verbintenis om zijn normen voor auto's in overeenstemming te brengen met de internationale normen van de Economische Commissie voor Europa van de VN, die EU-autofabrikanten ook naleven;
6. juicht toe dat Japan met name niet-discriminatoire toegang zal verlenen aan EU-leveranciers tot de aanbestedingsmarkt van 54 kernsteden en het aantal betrokken steden nog verder kan uitbreiden, de "operationele-veiligheidsclausule" zal schrappen, die spoorwegleveranciers uit de EU in de praktijk de toegang tot de Japanse markt belemmerde, en een maximale transparantie bij openbare aanbestedingen zal nastreven; verzoekt de Commissie om de uitvoering van dit punt nauwkeurig te volgen, zodat de toezeggingen met betrekking tot de openstelling van en de gelijke toegang tot de aanbestedingsmarkt worden nagekomen; wijst erop dat bij de gunning van openbare aanbestedingen eveneens rekening moet worden gehouden met sociale en milieucriteria; benadrukt dat zowel in de EU als in Japan bij openbare aanbestedingen het belang van de burger voorop moet blijven staan;
7. is van mening dat Japan voor landbouwers en voedingsproducenten uit de EU een zeer waardevolle exportmarkt is en merkt op dat circa 85 % van de agrofoodproducten rechtenvrije toegang tot Japan zal krijgen; wijst erop dat na een overgangsperiode ook verwerkte landbouwproducten rechtenvrije toegang tot de Japanse markt zullen genieten; is verheugd over het feit dat de overeenkomst aanzienlijke exportmogelijkheden biedt voor agrofoodproducten uit de EU, zoals wijn, rundvlees, varkensvlees en kaas, en dat deze bescherming biedt aan 205 Europese geografische aanduidingen, met de mogelijkheid om bijkomende geografische aanduidingen toe te voegen, wat een verdere vooruitgang in vergelijking met eerdere handelsovereenkomsten betekent en bijzonder belangrijk is voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) in de voedingssector; roept ertoe op de gesprekken na drie jaar verder te zetten om na te gaan op welke wijze de lijst van beschermde geografische aanduidingen kan worden uitgebreid en verwacht dat beide partijen bijzondere aandacht besteden aan duurzame landbouw, met inbegrip van kleinschalige voedselproductie en plattelandsontwikkeling;
8. onderstreept dat de overeenkomst beste praktijken bevordert om ervoor te zorgen dat consumenten veilige en hoogwaardige (voedings)producten aangeboden krijgen; wijst erop dat niets in de overeenkomst de toepassing van het voorzorgsbeginsel in de EU zoals vervat in het VWEU belet; is verheugd over de opname van een duidelijke verwijzing naar de voorzorgsbenadering in de overeenkomst; wijst erop dat de overeenkomst in geen geval nauwkeurige, begrijpelijke en EU-conforme voedseletikettering in gevaar mag brengen; roept beide partijen ertoe op om bij de uitvoering van de overeenkomst de consumentenbescherming, het consumentenwelzijn en de voedselveiligheid te verhogen en verzoekt de Commissie om specifieke en krachtige bepalingen over consumentenbescherming in alle toekomstige EU-handelsovereenkomsten op te nemen;
9. benadrukt dat beide partijen er alles aan gelegen is om te zorgen voor hoge niveaus van milieu- en arbeidsbescherming en dat die strenge normen niet als handelsbelemmeringen moeten worden beschouwd, en wijst erop dat de overeenkomst eveneens duidelijk maakt dat arbeids- en milieunormen niet mogen worden versoepeld of verlaagd om handel en investeringen aan te trekken; brengt duurzame-ontwikkelingsdoelstelling 5 van de VN-Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling in herinnering; is verheugd dat zowel Japan als de EU de Verklaring van Buenos Aires inzake vrouwen en handel hebben onderschreven en roept beide partijen ertoe op om hun verbintenissen inzake gender en handel in deze overeenkomst aanzienlijk te versterken, met inbegrip van het recht op een gelijk loon; verwacht dat de EU en Japan alle maatregelen nemen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen bij alles wat zij ondernemen, ook door middel van deze overeenkomst; vraagt de Commissie een ex-post duurzaamheidseffectbeoordeling te maken van de uitvoering van de overeenkomst;
10. is verheugd over de inzet voor de effectieve uitvoering van de Overeenkomst van Parijs ter bestrijding van de klimaatverandering en van andere multilaterale milieuovereenkomsten, evenals voor het duurzaam beheer van bossen (met inbegrip van de bestrijding van illegale houtkap) en visserij (door illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te bestrijden); benadrukt dat op in de Europese markt ingevoerde producten de wetgeving en normen van de EU van toepassing blijven en dat, in het bijzonder, de houtverordening van de EU (Verordening (EU) nr. 995/2010) verbiedt om illegaal hout in de EU op de markt te brengen en een bindend stelsel van zorgvuldigheidseisen invoert; roept beide partijen ertoe op om nauw samen te werken in het kader van het hoofdstuk over duurzame ontwikkeling, beste praktijken uit te wisselen en de handhaving van de wetgeving op dit gebied te versterken, met name in het kader van de doeltreffendste maatregelen ter bestrijding van illegale houtkap en bij de bijzondere inspanningen om de uitvoer van illegaal gekapt hout uit de EU naar Japan te voorkomen;
11. onderstreept dat in de overeenkomst de duidelijke verbintenis om fundamentele IAO-verdragen (Internationale Arbeidsorganisatie) te ratificeren, is opgenomen; onderstreept dat Japan twee IAO-basisverdragen (over discriminatie en over de afschaffing van gedwongen arbeid) nog moet ratificeren en verwacht dat Japan binnen een redelijke termijn concrete vooruitgang zal boeken voor de ratificatie en effectieve uitvoering van deze verdragen, in overeenstemming met de bepalingen van de EPO;
12. is verheugd dat Japan een interministerieel kader tot stand heeft gebracht om op de uitvoering van de verbintenissen inzake duurzame ontwikkeling toe te zien, met inbegrip van de ratificatie van de IAO-basisverdragen, en dat het comité voor handel en duurzame ontwikkeling waarin de overeenkomst voorziet de opdracht krijgt om over de uitvoering van het hoofdstuk over duurzame ontwikkeling met het maatschappelijke middenveld in dialoog te gaan;
13. herinnert eraan dat het Hof van Justitie van de Europese Unie in paragraaf 161 van advies 2/15 van 16 mei 2017 over de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Singapore heeft gesteld dat hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling een directe en onmiddellijke uitwerking op de handel hebben en dat een inbreuk tegen bepalingen inzake duurzame ontwikkeling de tegenpartij het recht verleent om de liberalisering waarin andere bepalingen van de vrijhandelsovereenkomst voorzien te beëindigen of op te schorten; is verheugd over de opname van een herzieningsclausule in het hoofdstuk over handel en duurzame ontwikkeling en roept beide partijen op om deze clausule op passende wijze en tijdig te benutten om de gedane verbintenissen na te leven en de afdwingbaarheid en doeltreffendheid van de arbeids- en milieubepalingen te verbeteren, en daarbij, als een van de handhavingsmethoden, een op sancties gebaseerd mechanisme als laatste redmiddel te overwegen; verzoekt beide partijen niet te wachten tot de herzieningsclausule wordt geactiveerd om stappen te nemen voor de effectieve tenuitvoerlegging, om te waarborgen dat deze EPO een toonaangevende overeenkomst is die de hoogst mogelijke bescherming biedt; verzoekt de Commissie om toe te zien op de naleving van de verbintenissen in het hoofdstuk over handel en duurzame ontwikkeling en om met Japan samen te werken aan de uitvoering ervan in overeenstemming met het vijftienpunten-non-paper van de Commissie met het oog op de uitvoering van het hoofdstuk over handel en duurzame ontwikkeling;
14. onderstreept dat op grond van de EPO de autoriteiten van de lidstaten het recht behouden om openbare diensten op plaatselijk, regionaal of nationaal niveau volledig te bepalen, te verlenen en te reguleren, en dat een "negatieve lijst" waarin deze overeenkomst voorziet regeringen niet belet om geprivatiseerde diensten opnieuw tot openbare diensten te maken of om vrijelijk nieuwe nutsvoorzieningen te ontwikkelen; meent dat in beginsel het gebruik van positieve lijsten zoals in de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten (General Agreement on Trade in Services, GATS) van de WTO, de voorkeur verdient; neemt nota van de door beide partijen in de EPO gedane verbintenis om het openbare waterbeheer te beschermen als onderdeel van de algemene uitzondering voor openbare nutsvoorzieningen;
15. meent dat verbintenissen betreffende markttoegang voor grensoverschrijdende diensten, met inbegrip van e-handel, maritiem vervoer, postdiensten, energie en telecommunicatie, de handel in diensten een flinke duw in de rug kunnen geven; is van mening dat de overeenkomst het voor ondernemingen uit de EU eenvoudiger zal maken om op de Japanse markt diensten te verlenen doordat deze een eerlijkere behandeling waarborgt; herinnert dat doelstellingen van overheidsbeleid moeten worden beschermd, onder andere op het gebied van cyberveiligheid, en dat beleidsruimte moet worden behouden om toekomstige uitdagingen op het gebied van regelgeving aan te kunnen gaan;
16. wijst erop dat de EPO voorziet in tijdelijke verhuizing van beroepsbeoefenaars naar een ander land ("mode-4") en dat beide zijden zich verbinden tot overplaatsingen binnen ondernemingen in circa 40 sectoren en voor zelfstandigen in circa 20 sectoren, wat helpt om via directe buitenlandse investeringen banden tussen de EU en Japan te bewerkstelligen;
17. benadrukt dat de overeenkomst het soevereine recht om de financiële en bankensector aan regels te onderwerpen om prudentiële en toezichtsredenen, overeind houdt; roept beide partijen ertoe op om het forum voor financiële regelgeving te gebruiken om het wereldwijde financiële systeem te verbeteren;
18. is verheugd over belangrijke vernieuwingen, zoals specifieke hoofdstukken of bepalingen betreffende de Overeenkomst van Parijs, betreffende kmo's en betreffende corporate governance, om maatschappelijk verantwoord ondernemen te bevorderen op basis van de beginselen van de G20 en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO); maant beide partijen ertoe aan om actief te ijveren voor maatschappelijk verantwoord ondernemen;
19. benadrukt dat samenwerking op regelgevingsgebied vrijwillig is en dat deze op geen enkele manier het recht om te reguleren beperkt; herinnert eraan dat de overeenkomende bepalingen ten uitvoer moeten worden gelegd met volledige inachtneming van de bevoegdheden van de medewetgevers; is verheugd over het feit dat in het hoofdstuk over samenwerking op regelgevingsgebied duidelijk vermeld staat de in het VWEU neergelegde beginselen, zoals het voorzorgsbeginsel, ten volle moeten worden geëerbiedigd;
20. roept op tot transparantie over de werking van de commissie samenwerking op regelgevingsgebied en tot gepaste deelname van alle belanghebbenden, met name vakverenigingen en maatschappelijke organisaties, wat een vereiste is om het vertrouwen van het publiek in de overeenkomst en haar gevolgen verder te ontwikkelen; benadrukt dat het Parlement op regelmatige basis moet worden ingelicht over de beslissingen die in de commissie samenwerking op regelgevingsgebied worden genomen;
21. merkt op dat onderhandelingen over een afzonderlijke investeringsovereenkomst gaande zijn, die het Europees Parlement van nabij zal volgen; merkt op dat de Commissie een stelsel van investeringsgerechten heeft opgenomen in overeenkomsten met andere partners, aangezien er nog geen multilateraal investeringsgerecht is opgericht; herhaalt dat het oude, particuliere systeem voor de beslechting van geschillen tussen investeerders en staten (ISDS) niet acceptabel is en dat er geen mandaat is om hierop terug te komen;
22. is verheugd dat de EU en Japan op 17 juli 2018 hun gesprekken over een besluit inzake wederzijdse adequaatheid met succes hebben afgerond en zijn overeengekomen om elkaars systemen voor gegevensbescherming als "gelijkwaardig" te erkennen, waardoor gegevens veiliger tussen de EU en Japan zullen kunnen worden uitgewisseld; benadrukt de belangrijke rol van de respectievelijke gegevensbeschermingsautoriteiten om ervoor te zorgen dat gegevens op toereikende wijze worden beschermd; merkt op dat de overeenkomst een "rendez-vousclausule" bevat die voorziet in een beoordeling van het vraagstuk van de grensoverschrijdende overdracht van gegevensbepalingen binnen drie jaar en erkent het toenemende belang van de digitale economie voor groei en werkgelegenheid; herinnert eraan dat alle handelsovereenkomsten het EU-acquis over gegevensbescherming en over privacybescherming, met inbegrip van de algemene verordening gegevensbescherming (Verordening (EU) 2016/679), volledig moeten eerbiedigen, en benadrukt dat het Parlement goedkeuring moet geven aan ieder toekomstig resultaat en dat de fundamentele rechten van de burgers van de EU te allen tijde gevrijwaard moeten blijven;
23. roept de Commissie op om de samenwerking en coördinatie met Japan over multilaterale vraagstukken te vergroten, in nauwe samenwerking met andere strategische partners, teneinde de internationale normen en een open, eerlijk en sterk multilateraal handelssysteem op basis van de naleving van de WTO-regels en andere internationale normen, te verdedigen en verder te ontwikkelen;
24. benadrukt dat 78 % van de ondernemingen in de EU die naar Japan exporteren kleinere ondernemingen zijn en is verheugd dat de EPO een afzonderlijk hoofdstuk over kmo’s bevat opdat zij een zo groot mogelijk voordeel uit de overeenkomst kunnen behalen, namelijk via bepalingen waarin beide partijen zich ertoe verbinden om over de markttoegang transparantie te verschaffen en relevante informatie te delen; roept op tot de spoedige oprichting van kmo-contactpunten en een website om ervoor te zorgen dat relevante informatie over markttoegang beschikbaar is voor kmo's;
25. roept de Commissie ertoe op om nauwlettend toe te zien op de daadwerkelijke uitvoering van de overeengekomen afschaffing van de NTMs, evenals het beheer van de tariefcontingenten voor landbouwproducten, en het Parlement hiervan verslag uit te brengen;
26. roept beide partijen ertoe op te zorgen voor de actieve betrokkenheid van sociale partners en het maatschappelijk middenveld, met name door middel van de gezamenlijke dialoog met het maatschappelijk middenveld en de interne adviesgroep; roept de Commissie op om actief beste praktijken over de werking van interne adviesgroepen en de gezamenlijke dialoog op te stellen en met Japan te delen; roept beide partijen ertoe op te zorgen voor de snelle oprichting van goed functionerende, doeltreffende en evenwichtige interne adviesgroepen met passende gedragsregels en ervoor te zorgen dat in het overleg tussen regeringen waarin de overeenkomst voorziet op transparante wijze met hun meningen rekening wordt gehouden;
27. verzoekt de Commissie de delegatie van de Europese Unie in Japan bij het gehele proces van tenuitvoerlegging van de overeenkomst te betrekken; wijst erop dat de delegaties van de EU snel en rechtstreeks handelen mogelijk maken voor de juiste tenuitvoerlegging van de handelsbepalingen en om te waarborgen dat problemen en obstakels snel opgemerkt en doeltreffend aangepakt worden;
28. verwacht volledige transparantie over de werking van de krachtens de overeenkomst op te richten sectorcommissies, zowel voor het Parlement als voor het algemene publiek;
29. verbindt zich tot het houden van nauw toezicht op de uitvoering van de overeenkomst, in nauwe samenwerking met de Commissie, de belanghebbenden en de Japanse partners;
30. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en de parlementen van de lidstaten en de regering en het parlement van Japan.
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 12 december 2018 over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst inzake een strategisch partnerschap tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Japan, anderzijds (08462/2018 – C8-0417/2018 – 2018/0122(NLE))
– gezien het ontwerpbesluit van de Raad (08462/2018),
– gezien de ontwerpovereenkomst inzake een strategisch partnerschap tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Japan, anderzijds (08463/2018),
– gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 37 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 212, lid 1, artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), en artikel 218, lid 8, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C8‑0417/2018),
– gezien zijn niet‑wetgevingsresolutie van 12 december 2018(1) over het ontwerpbesluit,
– gezien artikel 99, leden 1 en 4, en artikel 108, lid 7, van zijn Reglement,
– gezien de aanbeveling van de Commissie buitenlandse zaken (A8‑0383/2018),
1. hecht zijn goedkeuring aan de sluiting van de overeenkomst;
2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en Japan.
Niet-wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 12 december 2018 over het ontwerp van besluit van de Raad inzake de sluiting, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de strategische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Japan, anderzijds (08462/2018 – C8-0417/2018 – 2018/0122M(NLE))
– gezien het ontwerp van besluit van de Raad (08462/2018),
– gezien de ontwerpovereenkomst inzake een strategisch partnerschap tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Japan, anderzijds(1) (08463/2018),
– gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 37 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 212, lid 1, artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), en artikel 218, lid 8, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C8‑0417/2018),
– gezien de strategische partnerschapsovereenkomst die de EU en Japan op 17 juli 2018 in Tokio hebben gesloten,
– gezien de economische partnerschapsovereenkomst die de EU en Japan op 17 juli 2018 in Tokio hebben gesloten,
– gezien de 25e bilaterale top in Tokio op 17 juli 2018 en de gezamenlijke verklaring naar aanleiding daarvan,
– gezien de eerste bilaterale top in Den Haag in 1991 en de aanneming van een gemeenschappelijke verklaring over de betrekkingen tussen de EG en Japan,
– gezien de 20e top EU-Japan in 2010,
– gezien de gezamenlijke mededeling van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de EU voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's en de Europese Investeringsbank van 19 september 2018 over het "Versterken van de banden tussen Europa en Azië – Bouwstenen voor een EU-strategie",
– gezien de integrale strategie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie, die de VV/HV in juni 2016 heeft gepubliceerd,
– gezien de richtsnoeren inzake het buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU in Oost-Azië, die de Raad op 15 juni 2012 heeft goedgekeurd,
– gezien de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Japan betreffende samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie, die in 2009 werd ondertekend(2),
– gezien het in 2001 aangenomen actieplan EU-Japan,
– gezien het bezoek van een ad-hocdelegatie van de Commissie Buitenlandse zaken aan Tokio, Japan en Zuid-Korea van 3 t/m 6 april 2018,
– gezien de 38e interparlementaire bijeenkomst EU-Japan in Tokio op 9 en 10 mei 2018,
– gezien het bezoek van een ad-hocdelegatie van de Subcommissie veiligheid en defensie aan Tokio van 22 t/m 25 mei 2017,
– gezien zijn resolutie van 17 april 2014 met de aanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad, de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden betreffende de onderhandelingen over de strategische partnerschapsovereenkomst tussen de EU en Japan(3),
– gezien zijn wetgevingsresolutie van 12 december 2018 over het ontwerp van besluit(4),
– gezien artikel 99, lid 2, van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken (A8-0385/2018),
A. overwegende dat de EU en Japan sinds 2003 strategische partners zijn en in verschillende multilaterale fora steeds nauw samenwerken;
B. overwegende dat de EU en Japan als gelijkgestemde wereldpartners de bijzondere verantwoordelijkheid delen om vrede, stabiliteit, multilateralisme, de eerbiediging van de mensenrechten, welvaart, en de verdediging van een op regels gebaseerde orde in een snel veranderende wereld te bevorderen;
C. overwegende dat de strategische partnerschapsovereenkomst/vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Japan van toepassing zal zijn op ongeveer een derde van de mondiale economische productie;
D. overwegende dat de Japanse regering is gestart met veiligheidsbeleidshervormingen, die onder meer een versterking van de defensiecapaciteiten, een hernieuwde alliantie met de VS en samenwerking met andere democratieën in de regio en daarbuiten omvatten;
E. overwegende dat de bijdrage van Japan aan de internationale veiligheid en stabiliteit is toegenomen; overwegende dat in de nationale veiligheidsstrategie van Japan van 2013 verwezen wordt naar een beleid van "proactieve bijdrage aan de vrede" op basis van het beginsel van internationale samenwerking;
F. overwegende dat Japan de oudste partner van de NAVO is en samenwerkingsovereenkomsten heeft gesloten over gerubriceerde informatie, cyberveiligheid, antipiraterij, noodhulp en humanitaire bijstand;
G. overwegende dat Japan de afgelopen decennia internationale bijval heeft gekregen voor zijn beleid van militaire terughoudendheid dat op geen enkele wijze heeft verhinderd dat het land een van de voornaamste economische en politieke spelers in de wereld is geworden;
H. overwegende dat Japan het voortouw heeft genomen bij de inspanningen om het trans-Pacifisch partnerschap te herzien na de terugtrekking van de VS, en in juli 2018 de herziene overeenkomst, de alomvattende en vooruitstrevende overeenkomst voor een trans-Pacifisch partnerschap (CPTPP of TPP-11), geratificeerd heeft; overwegende dat Japan ook belangstelling heeft getoond voor het regionaal alomvattend economisch partnerschap (RCEP), dat China omvat;
I. overwegende dat Japan een actief lid is van de Aziatische Ontwikkelingsbank (ADB), de Afrikaanse Ontwikkelingsbank (AFDB), de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank (IADB), de Economische en Sociale Commissie voor Azië en het Stille Oceaangebied van de Verenigde Naties (UNESCAP) en andere gespecialiseerde VN-agentschappen, alsook van de Ontmoeting Azië-Europa (ASEM) en de Aziatische Samenwerkingsdialoog (ACD); overwegende dat Japan lid is van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO), de Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling (IBHO), het Internationaal Monetair Fonds (IMF), de Groep van Zeven (G7) en de Groep van Twintig (G20);
J. overwegende dat de Japanse regering in februari 2015 een nieuw handvest voor ontwikkelingssamenwerking heeft goedgekeurd;
De overeenkomst en de betrekkingen tussen de EU en Japan
1. is ingenomen met de sluiting van de ontwerpovereenkomst inzake een strategisch partnerschap, die een juridisch bindend kader vormt, voor hechtere bilaterale betrekkingen tussen de EU en Japan zorgt en de samenwerking op meer dan 40 domeinen versterkt, waaronder buitenlands beleid en veiligheidskwesties, met inbegrip van de bevordering van vrede en stabiliteit, noodhulp, mondiale ontwikkeling en humanitaire hulp, economische aangelegenheden, onderzoek, innovatie, onderwijs, voedselveiligheid, landbouwbeleid, ICT-beleid, ruimtetechnologie, onderwijs en sport, alsook met betrekking tot uitdagingen op wereldvlak waarvoor mondiale coördinatie vereist is, zoals de klimaatverandering, migratie, cyberdreigingen, volksgezondheid, gezondheidszorg, grensoverschrijdende misdaad, vredesopbouwende operaties, crisis- en rampenbeheer en terrorismebestrijding;
2. wijst op het verband tussen de strategische en de economische partnerschapsovereenkomst, de grootste bilaterale vrijhandelsovereenkomst ter wereld; ziet de sluiting van de twee overeenkomsten als een verbetering van het partnerschap met het oog op concrete voordelen voor de inwoners van de EU en van Japan, en steunt verdere samenwerking in multilaterale fora; is ingenomen met het wederzijds respect en vertrouwen, die in de loop van de onderhandelingsprocedure verder gegroeid zijn;
3. juicht toe dat in artikel 1, lid 3, van de strategische partnerschapsovereenkomst verwezen wordt naar een parlementaire dimensie die tot doel heeft het partnerschap via dialoog en samenwerking op het gebied van politieke kwesties, buitenlands en veiligheidsbeleid en andere sectorale samenwerking te versterken; stelt in dit verband voor dat het Japanse parlement en het Europees Parlement hun parlementair toezicht en dialoog blijven ontwikkelen, teneinde te verzekeren dat de in de overeenkomst toegezegde samenwerking ten uitvoer wordt gelegd; verzoekt het Europees Parlement toezicht te houden op de vergaderingen van het Gemengd Comité en de desbetreffende documenten; dringt aan op meer betrokkenheid en een grotere inbreng van maatschappelijke organisaties bij de tenuitvoerlegging van de strategische partnerschapsovereenkomst; herhaalt zijn overtuiging dat de concrete vorm van algemene en sectorale samenwerking in beginsel gebaseerd moet zijn op de tegen 2030 te verwezenlijken duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen en -streefcijfers, die door de VN zijn aangenomen en door de verdragsluitende partijen zijn goedgekeurd;
4. benadrukt de behoefte aan samenwerking op multilateraal niveau om toetreding tot het Wapenhandelsverdrag en de tenuitvoerlegging van het non-proliferatieverdrag te bevorderen, teneinde de verspreiding van massavernietigingswapens te voorkomen en terrorisme en straffeloosheid van de zwaarste misdrijven tegen het internationaal recht en mensenrechtenschendingen te bestrijden;
5. herinnert eraan dat een brede en coherente diplomatieke, economische, culturele en veiligheidsaanpak nodig is in de ontwikkelingslanden, waarbij veiligheid en ontwikkeling samen moeten gaan, een visie die de EU en Japan delen;
Mensenrechten en fundamentele vrijheden
6. bevestigt nogmaals de gezamenlijke toezegging om de mensenrechten, de democratie, de fundamentele vrijheden, goed bestuur, de rechtsstaat, en de gemeenschappelijke waarden die zijn vastgesteld in de Universele Verklaring van de rechten van de mens te eerbiedigen en samen te werken aan de mondiale bevordering en bescherming van deze waarden en de op regels gebaseerde internationale orde;
7. merkt op dat Japan twee basisverdragen van de IAO niet geratificeerd heeft (over discriminatie en over de afschaffing van gedwongen arbeid) en verwelkomt het besluit van Japan om een interministerieel kader op te zetten voor de tenuitvoerlegging van de verbintenissen inzake duurzame ontwikkeling in het kader van de economische partnerschapsovereenkomst, met inbegrip van de ratificatie van deze verdragen;
8. benadrukt de behoefte aan verdere samenwerking op het gebied van vrouwenrechten om te verzekeren dat de verwezenlijking van gendergelijkheid een van de belangrijkste doelstellingen van het partnerschap is; moedigt het Japanse parlement aan om verder te werken aan wetgeving om discriminatie op grond van seksuele gerichtheid of genderidentiteit aan te pakken;
9. laakt het feit dat de doodstraf nog steeds een wettelijke straf is in Japan, en dat nog steeds executies worden uitgevoerd zonder dat de gevangene op voorhand wordt gewaarschuwd; wijst erop dat de VN-commissie tegen foltering kritiek heeft op deze werkwijze vanwege de daarmee gepaard gaande psychologische belasting voor gevangenen en hun families; steunt de inspanningen van de VN voor de afschaffing van de doodstraf; roept de EU op een dialoog te beginnen met de Japanse regering over een moratorium op de doodstraf met het oog op de mogelijke afschaffing ervan;
Regionale en internationale betrekkingen
10. herinnert eraan dat in de integrale EU-strategie voor 2016 een rechtstreeks verband werd vastgesteld tussen Europese welvaart en veiligheid in Azië, en werd opgeroepen tot meer praktische bijdragen en samenwerking met partners zoals Japan om de vrede op het Koreaanse schiereiland en de uiterst belangrijke vreedzame oplossing van maritieme en territoriale geschillen in de Oost- en Zuid‑Chinese Zee op te lossen, op basis van het internationaal recht en de internationale verdragen; benadrukt het belang van de opbouw van vertrouwen en preventieve diplomatie; benadrukt dat de internationale vrijheid van scheepvaart moet worden geëerbiedigd; is ingenomen met de bijeenkomst van premier Abe en president Xi in Peking op 26 oktober 2018 en de aankondiging van de toezegging om met de betrekkingen een nieuw hoofdstuk in te slaan, als een stap in de richting van betere bilaterale betrekkingen en minder regionale spanningen;
11. erkent dat de Chinese en Russische invloed in de regio Azië/Stille Oceaan een grote veiligheidsuitdaging is voor Japan en voor de EU, en verwelkomt de toezeggingen in de strategische partnerschapsovereenkomst om de veiligheidssamenwerking tussen de EU en Japan te verdiepen als een verdedigingsmechanisme tegen deze dreiging;
12. is ingenomen met de oprichting van de Japanse missie bij de NAVO op 1 juli 2018;
13. is ingenomen met de nieuwe strategie van de EU ter verbetering van de connectiviteit met Azië door middel van de bevordering van dialoog, stabiliteit, regionale en internationale samenwerking, interoperabele vervoers-, energie- en digitale netwerken, en contacten tussen mensen; benadrukt de kansen die connectiviteit brengt voor meer uitwisselingen op het gebied van onderwijs, wetenschap, onderzoek en cultuur;
14. roept op tot de uitbreiding van de bilaterale samenwerking tussen de EU en Japan en de plurilaterale samenwerking met Zuid-Korea, de DVK, de VS en China ter ondersteuning van de inspanningen om de vrede en stabiliteit in de regio en het vreedzaam samenleven op het Koreaanse schiereiland te bewaren, en de volledige, onomkeerbare en controleerbare denuclearisering van de DVK te verzekeren; wijst op het belang van een verdere samenwerking tussen Japan en Zuid-Korea en betrekkingen van goed nabuurschap, die kunnen bijdragen aan de regionale stabiliteit en die veiligheidsrisico's zoals de DVK kunnen aanpakken; belooft steun te verlenen aan de doorgedreven internationale druk op de DVK om ervoor te zorgen dat stappen worden gezet in de richting van denuclearisatie; steunt de internationale samenwerking om de kwestie van de vermiste Japanse burgers op te lossen, waarvan gevreesd wordt dat zij door het Noord-Koreaanse regime zijn ontvoerd; benadrukt dat stabiliteit in Noordoost-Azië in lijn is met de Europese kernbelangen;
15. stelt voor dat de EU en Japan samenwerken om de capaciteit van de Associatie van Zuidoost-Aziatische Staten (ASEAN) met betrekking tot de agenda voor regionale integratie en samenwerking en de mogelijkheid om conflicten in de regio gezamenlijk op te lossen uit te breiden, en daardoor de huidige centrale plaats van de ASEAN in de multilaterale orde in Zuidoost-Azië te versterken; steunt het besluit dat op het 33e forum van de ASEAN in Tokio is genomen om de banden verder te versterken en regionale en internationale kwesties van gemeenschappelijk belang aan te pakken, en samen te werken om vrede en stabiliteit te bevorderen; is van mening dat het uitdragen en beschermen van de mensenrechten op een doeltreffende manier bijdraagt aan deze twee doelstellingen; roept op tot synergieën tussen de strategie van Japan voor een vrije en open Indo-Pacifische regio en de initiatieven van de EU, waaronder het EU-investeringsplan en uitgebreide trans-Europese vervoersnetwerken, om mondiale samenwerking op het gebied van connectiviteit te bevorderen;
16. stelt vast dat Japan de ambitie heeft een niet-permanent lid van de VN-Veiligheidsraad 2023‑2024 te worden; verwelkomt de bijdrage van Japan aan de VN op gebieden zoals ontwapening, non-proliferatie, vredeshandhaving en -opbouw, en veiligheid;
Sectorale samenwerking
17. wijst nadrukkelijk op de kansen en de dynamiek die dankzij de strategische partnerschapsovereenkomst gecreëerd worden om culturele betrekkingen en samenwerking op het gebied van jongeren, onderwijs en sport te ontwikkelen; wijst op het huidige lage niveau van interpersoonlijke uitwisselingen en op de taalbarrières; raadt verdere investeringen aan om de contacten tussen burgers, de dialoog op het gebied van onderwijs en cultuur, de programma's voor academische mobiliteit in het kader van Erasmus+ en de publieksdiplomatie te versterken, om wederzijds begrip en culturele diversiteit te stimuleren;
18. vestigt de aandacht op de impuls die de strategische partnerschapsovereenkomst geeft aan de bevordering van de sectorale samenwerking op het gebied van consumentenbescherming en uitwisselingen over regelgevings- en toezichtskaders voor de financiële sector;
19. wijst erop dat de EU en Japan grote mondiale donoren zijn met een lange geschiedenis van officiële ontwikkelingshulp aan minder ontwikkelde landen in Oost-Azië, en recent ook Afrika, het Midden-Oosten en Latijns-Amerika, en dat zij dus natuurlijke partners zijn, samen met de ontvangende regeringen, bij het coördineren van de hulp en het waarborgen van coherentie; benadrukt dat het belangrijkste doel van ontwikkelingshulp de terugdringing van armoede met inachtneming van de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen is, en kijkt uit naar samenwerking met het oog op de verwezenlijking van deze doelstellingen;
20. juicht toe dat Japan de Klimaatovereenkomst van Parijs in 2016 geratificeerd heeft, en dringt aan op de effectieve tenuitvoerlegging daarvan, waarbij Japan het voortouw neemt bij de proactieve bestrijding van klimaatverandering en de intensivering van de mitigatie-inspanningen; dringt er bij de EU en Japan op aan de samenwerking op het gebied van duurzame energie te intensiveren, bijvoorbeeld door de ontwikkeling van emissiearme vormen van vervoer; benadrukt dat het adviespanel van de minister van Buitenlandse Zaken inzake klimaatverandering in februari 2018 een verslag heeft uitgebracht, waarin de behoefte aan de transitie naar hernieuwbare energie centraal werd gesteld in de energiediplomatiestrategie van Japan;
21. is ingenomen met het feit dat de overeenkomst duurzaam bosbeheer omvat en kijkt uit naar de verdere uitwisseling van goede praktijken met betrekking tot illegale houtkap, voortbouwend op de ervaring van de EU-houtverordening, met het oog op de invoering van bindende zorgvuldigheidseisen in de Japanse wetgeving;
22. betreurt de poging van Japan om een einde te maken aan het moratorium op de commerciële walvisvaart op de vergaderingen van de Internationale Commissie voor de Walvisvaart van september 2018; dringt aan op de opschorting van walvisvangst voor wetenschappelijke doeleinden;
23. benadrukt dat Japan de op één na grootste cosmeticamarkt ter wereld is; herinnert eraan dat dierproeven met cosmetica en de verkoop van ingevoerde cosmetische producten die op dieren getest zijn in de EU verboden zijn; moedigt de partijen in dit verband aan informatie uit te wisselen en samen te werken om een einde te maken aan de dierproeven met cosmetische producten in Japan;
24. benadrukt het belang van het behoud van de biologische diversiteit, en moedigt Japan aan zijn voorbehouden bij de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (CITES) op te heffen;
25. vraagt de parlementen van de EU-lidstaten de voorlopige overeenkomst snel te ratificeren en grondig ten uitvoer te leggen in alle sectoren;
o o o
26. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese Dienst voor extern optreden, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, en de regering en het parlement van Japan.
Euromediterrane luchtvaartovereenkomst EU-Jordanië (toetreding van Kroatië) ***
113k
47k
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 12 december 2018 over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting, namens de Unie en haar lidstaten, van een protocol tot wijziging van de Euro-mediterrane Luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie (07067/2015 – C8-0189/2016 – 2015/0003(NLE))
– gezien het ontwerp van besluit van de Raad (07067/2015),
– gezien het ontwerpprotocol tot wijziging van de Euro‑mediterrane luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie (07066/2015),
– gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 100, lid 2, en artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C8‑0189/2016),
– gezien artikel 99, leden 1 en 4, en artikel 108, lid 7, van zijn Reglement,
– gezien de aanbeveling van de Commissie vervoer en toerisme (A8-0371/2018),
1. hecht zijn goedkeuring aan de sluiting van het protocol;
2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en van het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië.
Vaststelling van Horizon Europa – vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding ***I
474k
159k
Amendementen van het Europees Parlement aangenomen op 12 december 2018 op het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van Horizon Europa – het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding (COM(2018)0435 – C8-0252/2018 – 2018/0224(COD))(1)
Amendement 1 Voorstel voor een verordening Overweging 1
(1) De Unie wil haar wetenschappelijke en technologische basis versterken en haar concurrentievermogen, met name dat van de industrie, verbeteren en alle onderzoeks- en innovatieactiviteiten die oplossingen bieden op het gebied van de strategische prioriteiten van de Unie bevorderen, met de uiteindelijke bedoeling de vrede, de waarden van de Unie en het welzijn van haar volkeren te bevorderen.
(1) De Unie wil haar wetenschappelijke excellentie en haar technologische basis, waarin onderzoekers, wetenschappelijke kennis en technologie vrij circuleren, versterken, haar concurrentievermogen, met name dat van de industrie, verbeteren, de Europese Onderzoeksruimte versterken, en alle onderzoeks- en innovatieactiviteiten die oplossingen bieden op het gebied van de strategische prioriteiten en verbintenissen van de Unie bevorderen, met de uiteindelijke bedoeling de vrede, de waarden van de Unie en het welzijn van haar volkeren te bevorderen;
Amendement 2 Voorstel voor een verordening Overweging 2
(2) Om wetenschappelijke, economische en maatschappelijke effecten te behalen met het oog op deze algemene doelstelling, moet de Unie via Horizon Europa, het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie 2021-2027 ("het programma"), investeren in onderzoek en innovatie met het oog op het creëren en verbreiden van hoogwaardige kennis en technologieën, het versterken van het effect van onderzoek en innovatie op het gebied van ontwikkeling, het ondersteunen en uitvoeren van het beleid van de Unie, het ondersteunen van de toepassing van innovatieve oplossingen in de industrie en de samenleving om wereldwijde uitdagingen aan te pakken en het industriële concurrentievermogen te stimuleren, het bevorderen van alle vormen van innovatie, met inbegrip van baanbrekende innovatie, en de marktintroductie van innovatieve oplossingen versterken; en het optimaliseren van de inzet van dergelijke investeringen om het effect ervan binnen een versterkte Europese Onderzoeksruimte te vergroten.
(2) Om wetenschappelijke, economische en maatschappelijke effecten te behalen met het oog op deze algemene doelstelling en de Europese toegevoegde waarde van haar RDI-investeringen te maximaliseren, moet de Unie via Horizon Europa, het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie 2021‑2027 ("het programma"), investeren in onderzoek en innovatie met het oog op het creëren, verbreiden en overdragen van hoogwaardige kennis en technologieën in de Unie, het versterken van het effect van onderzoek en innovatie op het gebied van de aanpak van wereldwijde uitdagingen, zoals de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling en de klimaatverandering, en op het gebied van de ontwikkeling, het ondersteunen en uitvoeren van het beleid van de Unie, het ondersteunen van de toepassing van innovatieve en duurzame oplossingen in de industrie en de samenleving van de Unie om banen te creëren, de economische groei aan te zwengelen en het concurrentievermogen van de industrie te stimuleren. Het programma moet alle vormen van innovatie bevorderen, de marktintroductie van innovatieve oplossingen versterken en de inzet van investeringen optimaliseren.
Amendement 3 Voorstel voor een verordening Overweging 2 bis (nieuw)
(2 bis) Het programma moet bijdragen tot de realisatie van de algemene doelstelling dat 3 % van het bbp van de Unie wordt geïnvesteerd in onderzoek en ontwikkeling, overeenkomstig de kerndoelstelling van Europa 2020. Om die doelstelling te realiseren, zullen de lidstaten en de privésector verplicht zijn het programma aan te vullen met meer eigen investeringsacties op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en innovatie.
Amendement 4 Voorstel voor een verordening Overweging 3
(3) Bij het bevorderen van onderzoeks- en innovatieactiviteiten die noodzakelijk worden geacht om bij te dragen aan de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van de Unie moet rekening worden gehouden met het innovatiebeginsel, zoals voorgesteld in de mededeling van de Commissie van 15 mei 2018 "Een vernieuwde Europese agenda voor onderzoek en innovatie - de kans om de toekomst van Europa vorm te geven" (COM(2018)0306 final).
(3) Bij het bevorderen van onderzoeks- en innovatieactiviteiten die noodzakelijk worden geacht om bij te dragen aan de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van de Unie moet rekening worden gehouden met het innovatiebeginsel als een belangrijke motor om het enorme kenniskapitaal van de Unie sneller en intensiever om te zetten in innovaties.
Amendement 5 Voorstel voor een verordening Overweging 4
(4) Open wetenschap, Open innovatie en Open voor de wereld vormen algemene beginselen die de excellentie en impact van de investeringen van de Unie in onderzoek en innovatie moeten waarborgen. Deze beginselen moeten in acht worden genomen bij de uitvoering van het programma, met name voor de strategische planning ten aanzien van de pijler "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen".
(4) De voortzetting van het uitgangspunt "Open wetenschap, Open innovatie en Open voor de wereld" moet de wetenschappelijke en sociaaleconomische belangen van de Unie beschermen, de excellentie en impact van de investeringen van de Unie in onderzoek en innovatie waarborgen en de O&I-capaciteit van alle lidstaten versterken. Dit moet leiden tot een evenwichtige tenuitvoerlegging van het programma.
Amendement 6 Voorstel voor een verordening Overweging 5
(5) Open wetenschap, met inbegrip van open toegang tot wetenschappelijke publicaties en onderzoeksgegevens, kan de kwaliteit, het effect en de voordelen van wetenschap verhogen en de vooruitgang van kennis versnellen door de wetenschap betrouwbaarder, efficiënter en nauwkeuriger te maken, haar beter begrijpbaar te maken voor de samenleving en beter laten inspelen op de maatschappelijke uitdagingen. Er moeten bepalingen worden vastgesteld om te waarborgen dat de begunstigden open toegang verschaffen tot collegiaal getoetste wetenschappelijke publicaties en onderzoeksgegevens en tot andere onderzoeksoutputs op een open en niet-discriminerende wijze, gratis en zo vroeg mogelijk tijdens het verspreidingsproces, zodat deze zo ruim mogelijk kunnen worden gebruikt en hergebruikt. Er moet met name meer aandacht worden besteed aan een verantwoord beheer van onderzoeksgegevens, dat moet stroken met de zogeheten FAIR-beginselen: "findability" (opspoorbaarheid), "accessibility" (toegankelijkheid), "interoperability" (interoperabiliteit) en "reusability" (herbruikbaarheid), in het bijzonder door het integreren van plannen voor gegevensbeheer. In voorkomend geval moeten de begunstigden gebruikmaken van de mogelijkheden van de Europese open wetenschapscloud en zich houden aan de overige beginselen en praktijken van Open wetenschap.
(5) Open wetenschap kan de kwaliteit, het effect en de voordelen van wetenschap verhogen en de vooruitgang van kennis versnellen door de wetenschap betrouwbaarder, efficiënter en nauwkeuriger te maken, haar beter begrijpbaar te maken voor de samenleving en beter laten inspelen op de maatschappelijke uitdagingen. Er moeten bepalingen worden vastgesteld om te waarborgen dat de begunstigden open toegang verschaffen tot collegiaal getoetste wetenschappelijke publicaties en onderzoeksgegevens en tot andere onderzoeksoutputs op een open en niet-discriminerende wijze, gratis en zo vroeg mogelijk tijdens het verspreidingsproces, zodat deze zo ruim mogelijk kunnen worden gebruikt en hergebruikt. Wat onderzoeksgegevens betreft, moet het beginsel "zo open als mogelijk, zo gesloten als nodig" worden nageleefd, waardoor de behoefte aan verschillende toegangsregelingen wordt erkend vanwege het economische belang, de intellectuele-eigendomsrechten, de bescherming en vertrouwelijkheid van persoonsgegevens, veiligheidskwesties en andere legitieme belangen van de Unie.Er moet meer aandacht worden besteed aan een verantwoord beheer van onderzoeksgegevens, dat moet stroken met de zogeheten FAIR-beginselen: "findability" (opspoorbaarheid), "accessibility" (toegankelijkheid), "interoperability" (interoperabiliteit) en "reusability" (herbruikbaarheid), in het bijzonder door het integreren van plannen voor gegevensbeheer. In voorkomend geval moeten de begunstigden gebruikmaken van de mogelijkheden van de Europese open wetenschapscloud en de Europese data-infrastructuur en zich houden aan de overige beginselen en praktijken van Open wetenschap. In internationale wetenschappelijke en technologische samenwerkingsovereenkomsten en in relevante associatieovereenkomsten moet worden gestreefd naar wederkerige open toegang.
Amendement 7 Voorstel voor een verordening Overweging 5 bis (nieuw)
(5 bis) Begunstigden in de vorm van kmo's worden aangemoedigd gebruik te maken van de bestaande instrumenten, zoals de IPR-kmo-helpdesk die kleine en middelgrote ondernemingen in de Europese Unie ondersteunt om hun intellectuele-eigendomsrechten te beschermen en te doen gelden middels de verstrekking van gratis informatie en diensten, in de vorm van vertrouwelijk advies over intellectuele eigendom en aanverwante kwesties, alsook opleiding, materiaal en onlinemiddelen.
Amendement 8 Voorstel voor een verordening Overweging 6
(6) De ontwikkeling en het ontwerp van het programma moet beantwoorden aan de noodzaak om een kritische massa van doorheen de hele Unie en via internationale samenwerking ondersteunde activiteiten vast te stellen, in overeenstemming met de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen van de VN (SDG's). De uitvoering van het programma moet bijdragen aan de verwezenlijking van dit doel.
(6) De ontwikkeling en het ontwerp van het programma moet beantwoorden aan de noodzaak om een kritische massa van doorheen de hele Unie en via internationale samenwerking ondersteunde activiteiten vast te stellen, en tegelijk de deelname van alle lidstaten aan het programma stimuleren, in overeenstemming met de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen van de VN (SDG's) en de Overeenkomst van Parijs. De uitvoering van het programma moet bijdragen aan de verwezenlijking van dit doel.
Amendement 9 Voorstel voor een verordening Overweging 7
(7) De in het kader van het programma ondersteunde activiteiten moeten bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen en prioriteiten van de Unie, aan het toezicht op en de evaluatie van de vorderingen ten aanzien van die doelstellingen en prioriteiten en aan de ontwikkeling van nieuwe of herziene prioriteiten.
(7) De in het kader van het programma ondersteunde activiteiten moeten bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen, prioriteiten en verbintenissen van de Unie en het programma, aan het toezicht op en de evaluatie van de vorderingen ten aanzien van die doelstellingen, prioriteiten en verbintenissen en aan de ontwikkeling van nieuwe of herziene prioriteiten.
Amendement 10 Voorstel voor een verordening Overweging 7 bis (nieuw)
(7 bis) Er moet worden gestreefd naar de afstemming van het programma op reeds bestaande Europese onderzoeks- en innovatieroutekaarten en -strategieën.
Amendement 11 Voorstel voor een verordening Overweging 8
(8) De aanpak van het programma moet een evenwicht vormen tussen bottom-up- (vertrekkend vanuit de onderzoeker of innovator) en top-downfinanciering (bepaald op basis van strategisch vastgestelde prioriteiten), afhankelijk van de aard van de betrokken onderzoeks- en innovatiegemeenschappen, de aard en het doel van de uitgevoerde activiteiten en de nagestreefde effecten. De combinatie van deze factoren moet bepalen welke aanpak wordt gekozen voor de respectieve onderdelen van het programma, die alle bijdragen tot de algemene en specifieke doelstellingen van het programma.
(8) De aanpak van het programma moet een evenwicht vormen tussen bottom-up- (vertrekkend vanuit de onderzoeker of innovator) en top-downfinanciering (bepaald op basis van strategisch vastgestelde prioriteiten), afhankelijk van de aard van de in de gehele Unie betrokken onderzoeks- en innovatiegemeenschappen, het slaagpercentage per werkterrein, de aard en het doel van de uitgevoerde activiteiten, het subsidiariteitsbeginsel en de nagestreefde effecten. De combinatie van deze factoren moet bepalen welke aanpak wordt gekozen voor de respectieve onderdelen van het programma, die alle bijdragen tot de algemene en specifieke doelstellingen van het programma.
Amendement 12 Voorstel voor een verordening Overweging 8 bis (nieuw)
(8 bis) Een aantal onderzoeks- en innovatieacties moeten een sneltraject voor onderzoek en innovatie toepassen, waarbij de subsidietoekenningstermijn niet meer dan zes maanden mag bedragen. Dit moet zorgen voor een snellere 'bottom-up'-toegang tot middelen voor kleine samenwerkende consortia voor acties gaande van fundamenteel onderzoek tot commerciële toepassing.
Amendement 13 Voorstel voor een verordening Overweging 8 ter (nieuw)
(8 ter) Het programma moet steun verlenen aan alle onderzoeks- en innovatiefasen, in het bijzonder binnen samenwerkingsprojecten. Fundamenteel onderzoek is een cruciale troef en is belangrijk opdat de Unie haar capaciteiten om de beste wetenschappers aan te trekken, kan vergroten en aldus een expertisecentrum op mondiaal niveau kan worden. Het evenwicht tussen fundamenteel en toegepast onderzoek moet worden verzekerd. Komt hierbij nog innovatie, dan worden op deze manier het economische concurrentievermogen van de Unie en de groei en de werkgelegenheid in de Unie ondersteund.
Amendement 14 Voorstel voor een verordening Overweging 8 quater (nieuw)
(8 quater) Om de impact van Horizon Europa te optimaliseren moet er bijzondere aandacht worden geschonken aan multidisciplinaire, interdisciplinaire en transdisciplinaire benaderingen als noodzakelijke elementen voor het boeken van grote wetenschappelijke vooruitgang.
Amendement 15 Voorstel voor een verordening Overweging 8 quinquies (nieuw)
(8 quinquies) De wisselwerking met de samenleving moet worden bevorderd door verantwoord onderzoek en innovatie, die als een overkoepelend element fungeren, met het oog op de totstandbrenging van doeltreffende samenwerking tussen de wetenschap en de samenleving. Op deze manier zouden alle maatschappelijke actoren (onderzoekers, burgers, beleidsmakers, het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties enzovoort) in staat zijn om tijdens het gehele onderzoeks- en innovatieproces samen te werken om het proces en de uitkomsten ervan beter af te stemmen op de waarden, behoeften en verwachtingen van de Europese samenleving.
Amendement 16 Voorstel voor een verordening Overweging 9
(9) De inhoud van de onderzoeksactiviteiten die uit hoofde van de pijler "Open wetenschap" worden uitgevoerd, moet worden bepaald op basis van de behoeften en mogelijkheden van de wetenschap. De onderzoeksagenda moet in nauw overleg met de wetenschappelijke gemeenschap worden vastgesteld. Onderzoek moet worden gefinancierd op basis van excellentie.
(9) De inhoud van de onderzoeksactiviteiten die uit hoofde van de pijler "Excellente en open wetenschap" worden uitgevoerd, moet worden bepaald op basis van de behoeften en mogelijkheden van de wetenschap. De onderzoeksagenda moet in nauw overleg met de wetenschappelijke gemeenschap worden vastgesteld en moet onder meer de nadruk leggen het aantrekken van nieuw talent op het vlak van O&I en jonge onderzoekers, het versterken van de EOR en het verhinderen van braindrain. Onderzoek moet worden gefinancierd op basis van excellentie.
Amendement 17 Voorstel voor een verordening Overweging 10
(10) De pijler "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen" moet worden opgericht in de vorm van clusters van onderzoeks- en innovatieactiviteiten, teneinde voor een zo groot mogelijke integratie in de respectieve werkgebieden te zorgen en te waarborgen dat de effecten in verhouding tot de geïnvesteerde middelen aanzienlijk en duurzaam zijn. Het programma zal aanmoedigen tot multidisciplinaire, sector-, beleids- en grensoverschrijdende samenwerking bij de verwezenlijking van de SDG's van de VN en de stimulering van het concurrentievermogen van de industrie van de Unie op dat gebied.
(10) De pijler "Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen" moet worden opgericht in de vorm van clusters van onderzoeks- en innovatieactiviteiten, teneinde voor een zo groot mogelijke integratie in de respectieve werkgebieden te zorgen en te waarborgen dat de effecten voor de Unie in verhouding tot de geïnvesteerde middelen aanzienlijk en duurzaam zijn. Het programma zal aanmoedigen tot multidisciplinaire, sector-, beleids- en grensoverschrijdende samenwerking bij de verwezenlijking van de SDG's van de VN en van de verbintenissen van de Unie in het kader van de overeenkomst van Parijs, waar nodig tot het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen, en tot de stimulering van het concurrentievermogen van de industrie van de Unie op dat gebied. De activiteiten uit hoofde van deze pijler moeten betrekking hebben op het volledige gamma onderzoeks- en innovatieactiviteiten zoals O&O, proefprojecten, demonstratie en steun voor overheidsopdrachten, prenormatief onderzoek en normering, alsook marktintroductie van innovaties om ervoor te zorgen dat Europa voorop blijft lopen qua onderzoek op het gebied van strategisch bepaalde prioriteiten.
Amendement 18 Voorstel voor een verordening Overweging 11
(11) De volledige betrokkenheid van de industrie in het programma, op alle niveaus, van de individuele ondernemers en de kleine en middelgrote ondernemingen tot de grote ondernemingen, vormt een van de belangrijkste kanalen waarlangs de doelstellingen van het programma moeten worden verwezenlijkt, met name wat het scheppen van duurzame banen en groei betreft.De industrie moet bijdragen aan de perspectieven en prioriteiten die zijn vastgesteld door middel van het proces van strategische planning dat de ontwikkeling van werkprogramma’s moet ondersteunen.Een dergelijke betrokkenheid van de industrie bij de acties moet ten minste in dezelfde mate worden ondersteund als het geval was in het vorige kaderprogramma, Horizon 2020, dat is vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad13 ("Horizon 2020").
(11) De volledige en tijdige betrokkenheid van de industrie in het programma, op alle niveaus, van de individuele ondernemers en de kleine en middelgrote ondernemingen tot de grote ondernemingen, moet worden voortgezet, met name met het oog op het scheppen van duurzame banen en groei in Europa, zodat de publiek-private samenwerking en de O&I-investeringen uit de privésector worden versterkt.
__________________
13
Amendement 19 Voorstel voor een verordening Overweging 11 bis (nieuw)
(11 bis) Raadplegingen van meerdere belanghebbenden, waaronder het maatschappelijk middenveld en de industrie, moeten bijdragen aan de vastgestelde perspectieven en prioriteiten door middel van het proces van strategische planning. Dit moet resulteren in periodieke strategische O&I-plannen, die worden goedgekeurd middels gedelegeerde handelingen. Deze strategische plannen moeten vervolgens worden uitgevoerd aan de hand van de ontwikkeling van werkprogramma's.
Amendement 20 Voorstel voor een verordening Overweging 12
(12) Het is belangrijk de industrie te steunen bij het veroveren of behouden van wereldleiderschap in innovatie, digitalisering of het koolstofvrij maken van de economie, met name door investeringen in sleuteltechnologieën die de basis vormen voor het bedrijfsleven van morgen. De acties van het programma moeten worden gebruikt om marktfalen of suboptimale investeringssituaties op evenredige wijze aan te pakken, zonder dat particuliere financiering wordt gedupliceerd of verdrongen, en moeten een duidelijke Europese toegevoegde waarde hebben. Dit zal de verenigbaarheid van de acties van het programma met de EU-staatssteunregels waarborgen, zodat buitensporige concurrentieverstoringen op de interne markt worden vermeden.
(12) Het is belangrijk de industrie van de Unie te steunen bij het veroveren of behouden van wereldleiderschap in innovatie, digitalisering of het koolstofvrij maken van de economie, met name door investeringen in sleuteltechnologieën die de basis vormen voor het bedrijfsleven van morgen. Sleuteltechnologieën zullen een centrale rol spelen in pijler II "Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen" en moeten nog meer gekoppeld worden aan de vlaggenschipinitiatieven voor toekomstige en in opkomst zijnde technologieën (FET-vlaggenschepen) zodat onderzoeksprojecten de volledige innovatieketen kunnen beslaan. De acties van het programma moeten de strategie voor het industriebeleid van de Unie weerspiegelen en gebruikt worden om marktfalen of suboptimale investeringssituaties aan te pakken, investeringen op een evenredige en transparante wijze aan te zwengelen, zonder dat particuliere financiering hierdoor wordt gedupliceerd of verdrongen, en een duidelijke Europese toegevoegde waarde alsook een billijk rendement op overheidsinvesteringen opleveren. Dit zal de verenigbaarheid waarborgen van de acties van het programma met de EU-staatssteunregels voor RDI, die moeten worden aangepast zodat zij de innovatie stimuleren.
Amendement 21 Voorstel voor een verordening Overweging 12 bis (nieuw)
(12 bis) Kmo's vormen een belangrijke bron van innovatie en groei in Europa. In Horizon Europa is dan ook een grote deelname van kmo's nodig, als omschreven in aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie. Voortbouwend op de goede praktijken uit Horizon 2020 moet Horizon Europa de deelname van kmo's aan het kaderprogramma op een geïntegreerde manier blijven stimuleren. Er moet dan ook worden voorzien in aangepaste maatregelen en begrotingsbepalingen, waaronder de invoering van een instrument voor kmo's die zich bezighouden met incrementele innovatie dat functioneert met een loutere bottom-upbenadering en gericht is op afzonderlijke begunstigden, en er moet in de verschillende stadia van de innovatiecyclus worden gezorgd voor specifiek voor kmo's bestemde openbare aanbestedingen.
Amendement 22 Voorstel voor een verordening Overweging 13
(13) Het programma moet op een geïntegreerde wijze steun verlenen aan onderzoek en innovatie, met inachtneming van alle relevante bepalingen van de Wereldhandelsorganisatie. Het concept onderzoek, waaronder experimentele ontwikkeling, moet worden gebruikt in overeenstemming met het Frascati-handboek van de OESO, terwijl het concept innovatie moet worden gebruikt in overeenstemming met het Oslo-handboek van de OESO en Eurostat, waarbij een brede aanpak moet worden gevolgd die sociale innovatie omvat. Zoals in het vorige kaderprogramma Horizon 2020 moet met de OESO-definities betreffende het niveau van technologische paraatheid (TRL) verder rekening worden gehouden bij de classificatie van activiteiten op het gebied van technologisch onderzoek, productontwikkeling en demonstratie, alsmede met de definities van de soorten acties die in oproepen tot het indienen van voorstellen kunnen worden gebruikt. Subsidies worden in beginsel niet toegekend voor acties waarvan de activiteiten TRL 8 overschrijden. Het werkprogramma voor een bepaalde oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van de pijler "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen" kan subsidies toestaan voor grootschalige productvalidatie en marktreplicatie.
(13) Het programma moet op een geïntegreerde wijze steun verlenen aan onderzoek en innovatie, met inachtneming van alle relevante bepalingen van de Wereldhandelsorganisatie. Het concept onderzoek, waaronder experimentele ontwikkeling, moet worden gebruikt in overeenstemming met het Frascati-handboek van de OESO, terwijl het concept innovatie moet worden gebruikt in overeenstemming met het Oslo-handboek van de OESO en Eurostat, waarbij een brede aanpak moet worden gevolgd die sociale innovatie, ontwerp en creativiteit omvat. Zoals in het vorige kaderprogramma Horizon 2020 moet er rekening worden gehouden met de OESO-definities betreffende het niveau van technologische paraatheid (TRL). Het werkprogramma voor een bepaalde oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van de pijler "Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen" kan subsidies toestaan voor grootschalige productvalidatie en marktreplicatie.
Amendement 23 Voorstel voor een verordening Overweging 14
(14) In de mededeling van de Commissie over de tussentijdse evaluatie van Horizon 2020 (COM(2018)0002) is voor dit programma een reeks aanbevelingen geformuleerd, met inbegrip van regels voor deelname en verspreiding ervan, die voortbouwen op de lessen die zijn getrokken uit het vorige programma, alsook op de input van de EU-instellingen en belanghebbenden. In die aanbevelingen wordt onder meer opgeroepen om ambitieuzer te investeren om een kritische massa te bereiken en het effect zo groot mogelijk te maken, om baanbrekende innovatie te ondersteunen, om prioriteit te geven aan investeringen in onderzoek en innovatie (O&I) in de Unie op gebieden met een hoge toegevoegde waarde, met name via missiegerichtheid, burgerbetrokkenheid en brede communicatie, om het financieringslandschap van de Unie te rationaliseren, onder meer door het gamma van partnerschapsinitiatieven en medefinancieringsregelingen te stroomlijnen, om meer en concrete synergieën tussen verschillende financieringsinstrumenten van de Unie te ontwikkelen, met name met het oog op het helpen mobiliseren van onderbenut O&I-potentieel in de Unie, om de internationale samenwerking en de openheid ten aanzien van de deelname van derde landen te versterken om door te gaan met de vereenvoudiging op basis van de ervaringen met de uitvoering van Horizon 2020.
(14) In de mededeling van de Commissie over de tussentijdse evaluatie van Horizon 2020 (COM(2018)0002) en in het verslag van het Europees Parlement over de beoordeling van de tenuitvoerlegging van Horizon 2020 met het oog op de tussentijdse beoordeling en het voorstel voor het negende kaderprogramma (2016/2147(INI)) is voor dit programma een reeks aanbevelingen geformuleerd, met inbegrip van regels voor deelname en verspreiding ervan, die voortbouwen op de lessen die zijn getrokken uit het vorige programma, alsook op de input van de EU‑instellingen en belanghebbenden. In die aanbevelingen wordt onder meer opgeroepen om ambitieuzer te investeren om een kritische massa te bereiken en het effect zo groot mogelijk te maken, om baanbrekende innovatie te ondersteunen, om prioriteit te geven aan investeringen in onderzoek en innovatie (O&I) in de Unie op gebieden met een hoge toegevoegde waarde, met name via missiegerichtheid, volledige, bewuste en tijdige burgerbetrokkenheid en brede communicatie, om het financieringslandschap van de Unie te rationaliseren teneinde het O&I-potentieel van alle lidstaten volledig te benutten, onder meer door het gamma van partnerschapsinitiatieven en medefinancieringsregelingen te stroomlijnen, om meer en concrete synergieën tussen verschillende financieringsinstrumenten van de Unie te ontwikkelen, met name met het oog op het helpen mobiliseren van onderbenut O&I-potentieel in de Unie, om door de Unie en met name door het EFRO gefinancierde onderzoeksinfrastructuren beter te betrekken bij de projecten van het programma, om de internationale samenwerking en de openheid ten aanzien van de deelname van derde landen te versterken en om tegelijkertijd de Uniebelangen te waarborgen en de deelname van alle lidstaten aan het programma te vergroten, om door te gaan met de vereenvoudiging op basis van de ervaringen met de uitvoering van Horizon 2020.
Amendement 24 Voorstel voor een verordening Overweging 15
(15) In het kader van het programma moet worden gestreefd naar synergieën met andere programma's van de Unie, gaande van het ontwerp en de strategische planning tot de monitoring, audits en governance van het programma, met inbegrip van de selectie van de projecten, het beheer, de communicatie en de verspreiding en exploitatie van de resultaten. Teneinde dubbel werk en overlappingen te vermijden en het hefboomeffect van de EU-financiering te vergroten, is de overdracht van andere programma's van de Unie naar Horizon Europa mogelijk.In dat geval volgen zij de regels van Horizon Europa.
(15) Het cohesiebeleid moet blijven bijdragen aan onderzoek en innovatie. Daarom moet er bijzondere aandacht worden geschonken aan de coördinatie en complementariteit van deze twee beleidsinstrumenten van de Unie. In het kader van het programma moet worden gestreefd naar afstemming van de regels en synergieën met andere programma's van de Unie, die zijn opgenomen in bijlage IV bij deze verordening, gaande van het ontwerp en de strategische planning tot de monitoring, audits en governance van het programma, met inbegrip van de selectie van de projecten, het beheer, de communicatie en de verspreiding en exploitatie van de resultaten. Teneinde dubbel werk en overlappingen te vermijden en het hefboomeffect van de Uniefinanciering te vergroten, alsook de administratieve belasting voor de aanvragers en begunstigden te verkleinen, moet voor alle soorten synergieën het beginsel "één actie volgt één stel regels" gelden:
— overdrachten uit andere programma's van de Unie, met inbegrip van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), naar Horizon Europa-activiteiten zijn mogelijk op vrijwillige basis.In dat geval gelden de regels van Horizon Europa, maar de overdrachten worden enkel gebruikt ten voordele van de lidstaat of de beheersautoriteit (naargelang het geval) die tot de overdracht heeft besloten;
— medefinanciering van een actie door Horizon Europa en een ander Unieprogramma is ook mogelijk maar mag niet meer bedragen dan de totale subsidiabele kosten van de actie.In dat geval zijn alleen de regels van Horizon Europa van toepassing en moeten dubbele audits worden vermeden;
— excellentiekeurmerken moeten worden toegekend aan alle voorstellen die de drempelwaarde van "excellentie" in Horizon Europa hebben gehaald maar vanwege budgettaire beperkingen niet kunnen worden gefinancierd. In dat geval gelden de regels van het fonds waaruit steun wordt ontvangen, staatssteunregels buiten beschouwing gelaten.
Amendement 25 Voorstel voor een verordening Overweging 16
(16) Om ervoor te zorgen dat de EU-financiering een zo groot mogelijk effect heeft en op de meest doeltreffende wijze bijdraagt aan de beleidsdoelstellingen van de Unie, moet het programma Europese partnerschappen aangaan met partners uit de particuliere en/of publieke sector. Die partners zijn onder meer de industrie, onderzoeksorganisaties, organen met een openbaredienstverleningstaak op lokaal, regionaal, nationaal of internationaal niveau en maatschappelijke organisaties zoals stichtingen die onderzoek en innovatie ondersteunen en/of verrichten, op voorwaarde dat de gewenste effecten doeltreffender kunnen worden verwezenlijkt door een partnerschap dan door de Unie alleen.
(16) Om ervoor te zorgen dat de Uniefinanciering een zo groot mogelijk effect heeft en op de meest doeltreffende wijze bijdraagt aan de beleidsdoelstellingen en verbintenissen van de Unie, kan het programma Europese partnerschappen aangaan met partners uit de particuliere en/of publieke sector op grond van de resultaten van het proces van strategische planning. Die partners zijn onder meer publieke en private belanghebbenden op het vlak van onderzoek en innovatie, kenniscentra, starterscentra, wetenschaps- en technologieparken, organen met een openbaredienstverleningstaak, stichtingen, maatschappelijke organisaties en eventueel ook regionale innovatie-ecosystemen, die onderzoek en innovatie ondersteunen en/of verrichten, op voorwaarde dat de gewenste effecten doeltreffender kunnen worden verwezenlijkt door een partnerschap dan door de Unie alleen.
Amendement 26 Voorstel voor een verordening Overweging 17
(17) Het programma moet de samenwerking tussen de Europese partnerschappen en de partners uit de particulieren en/of private sector op internationaal niveau versterken door programma's voor onderzoek en innovatie te verbinden met grensoverschrijdende investeringen in onderzoek en innovatie die wederzijdse voordelen opleveren voor de burgers en de bedrijven, terwijl er tegelijkertijd op wordt toegezien dat de EU haar belangen op strategische gebieden14 kan handhaven.
(17) Het programma moet de samenwerking tussen de Europese partnerschappen en de partners uit de particulieren en/of private sector op internationaal niveau versterken door programma's voor onderzoek en innovatie te verbinden met grensoverschrijdende investeringen in onderzoek en innovatie die wederzijdse voordelen opleveren voor de burgers en de bedrijven, terwijl er tegelijkertijd op wordt toegezien dat de Unie haar belangen kan handhaven.
__________________
14 Zie bv. het voorstel van de Commissie voor een verordening tot vaststelling van een kader voor de screening van buitenlandse directe investeringen in de EU (COM(2017)0487).
Amendement 27 Voorstel voor een verordening Overweging 17 bis (nieuw)
(17 bis) FET-vlaggenschipinitiatieven zijn een doeltreffend en efficiënt instrument gebleken en leveren dankzij een gezamenlijke, gecoördineerde inspanning door de Unie en haar lidstaten voordelen op voor de samenleving, en de ondersteuning van bestaande vlaggenschipinitiatieven die hun voordelen hebben aangetoond, moet worden voortgezet.
Amendement 28 Voorstel voor een verordening Overweging 18
(18) Het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC) moet gedurende de hele beleidscyclus onafhankelijke klantgestuurde wetenschappelijke gegevens en technologische ondersteuning ter beschikking blijven stellen ten behoeve van het Uniebeleid. Het JRC moet zijn eigen acties op flexibele, efficiënte en transparante wijze uitvoeren, waarbij rekening moet worden gehouden met de relevante behoeften van zijn gebruikers en de behoeften van het Uniebeleid, en waarbij de financiële belangen van de Unie moeten worden beschermd. Het JRC moet extra middelen blijven genereren.
(18) Het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC) moet gedurende de hele beleidscyclus onafhankelijke klantgestuurde wetenschappelijke gegevens en technologische ondersteuning ter beschikking blijven stellen ten behoeve van het Uniebeleid. Het JRC moet zijn eigen acties op flexibele, efficiënte en transparante wijze uitvoeren, waarbij rekening moet worden gehouden met de relevante behoeften van zijn gebruikers, de begrotingsbeperkingen en de behoeften van het Uniebeleid, en waarbij de financiële belangen van de Unie moeten worden beschermd. Het JRC moet extra middelen blijven genereren.
Amendement 29 Voorstel voor een verordening Overweging 19
(19) In het kader van de pijler "Open innovatie" moet een reeks maatregelen worden vastgesteld voor de geïntegreerde ondersteuning van de behoeften van ondernemers en ondernemerschap om baanbrekende innovatie te verwezenlijken en te versnellen met het oog op een snelle groei van de markt. Deze pijler moet innovatieve bedrijven aantrekken die het potentieel hebben om op te schalen tot Unie-en internationaal niveau en moet snelle en flexibele subsidies en co-investeringen bieden, ook in samenwerking met particuliere investeerders. Deze doelstellingen moeten worden nagestreefd door middel van de oprichting van een Europese Innovatieraad (EIC). Deze pijler moet ook het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT) en de Europese innovatie-ecosystemen in het algemeen ondersteunen, met name via medefinancieringspartnerschappen met nationale en regionale innovatieondersteunende actoren.
(19) In het kader van de pijler "Innovatief Europa" moet een reeks maatregelen worden vastgesteld voor de geïntegreerde ondersteuning van de behoeften van ondernemers en door onderzoek gedreven ondernemerschap om baanbrekende innovatie te verwezenlijken en te versnellen met het oog op een snelle groei van de markt, alsook om de technologische autonomie van de Unie op strategische gebieden te bevorderen. Deze pijler moet innovatieve bedrijven, waaronder kmo's en start-ups, aantrekken die het potentieel hebben om op te schalen tot Unie-en internationaal niveau en moet snelle en flexibele subsidies en co-investeringen bieden, ook in samenwerking met particuliere investeerders. Deze doelstellingen moeten worden nagestreefd door middel van de oprichting van een Europese Innovatieraad (EIC). Deze pijler moet ook het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT), de regionale innovatieregeling van het EIT en de Europese innovatie-ecosystemen in het algemeen ondersteunen, in de hele Unie, met name via medefinancieringspartnerschappen met zowel publieke als private nationale en regionale innovatieondersteunende actoren.
Amendement 30 Voorstel voor een verordening Overweging 20
(20) De beleidsdoelstellingen van dit programma worden ook nagestreefd aan de hand van financiële instrumenten en begrotingsgaranties in het kader van de beleidsluiken van het InvestEU-fonds. De financiële steun moet worden gebruikt om marktfalen of suboptimale investeringssituaties op evenredige wijze aan te pakken, zonder dat de acties leiden tot duplicering of verdringing van particuliere financiering of de concurrentie op de interne markt verstoren. De acties moeten een duidelijke Europese toegevoegde waarde hebben.
(20) Omwille van de ondersteuning van investeringen in risicovollere en niet-lineaire activiteiten zoals onderzoek en innovatie, is het van essentieel belang dat Horizon Europa, en met name de EIC, alsook het EIT met zijn KIG's, aansluit op de uit hoofde van InvestEU aan te wenden financiële producten. In dat opzicht moet de ervaring die is opgedaan met de in het kader van Horizon 2020 ingezette financiële instrumenten, zoals InnovFin en de leninggarantie voor kmo's, dienen als een stevige basis om deze gerichte steun te verstrekken.De EIC moet strategische intelligentie en realtime-evaluatieactiviteiten ontwikkelen om de verschillende acties tijdig te beheren en te coördineren.
Amendement 31 Voorstel voor een verordening Overweging 21
(21) Via haar instrumenten Pathfinder en Accelerator moet de EIC baanbrekende marktcreërende innovaties identificeren, ontwikkelen en op de markt introduceren en de snelle opschaling naar EU- en internationaal niveau ondersteunen. Door middel van samenhangende en gestroomlijnde ondersteuning van baanbrekende innovatie moet de EIC de huidige leemte in overheidssteun en particuliere investeringen voor baanbrekende innovatie opvullen. Met het oog op de doelstellingen van de EIC, en met name de activiteiten in verband met marktintroductie, zijn voor de EIC-instrumenten specifieke juridische en beheersmechanismen nodig.
Schrappen
Amendement 32 Voorstel voor een verordening Overweging 22
(22) Aan de hand van gemengde EIC-financiering moet de Accelerator de "vallei des doods" tussen onderzoek, de fase die voorafgaat aan de grootschalige commercialisering en de opschaling van bedrijven overbruggen. De Accelerator moet met name steun verlenen aan activiteiten waarvan de technologische of marktrisico's van zo'n aard zijn dat zij niet rendabel worden beschouwd en dus onvoldoende investeringen op de markt kunnen aantrekken, en vormt dus een aanvulling op het InvestEU-programma dat is opgericht bij Verordening … 15.
(22) Aan de hand van gemengde EIC-financiering moet de EIC-Accelerator de "vallei des doods" tussen onderzoek, de fase die voorafgaat aan de grootschalige commercialisering en de opschaling van bedrijven overbruggen. De Accelerator moet met name steun verlenen aan activiteiten waarvan de technologische of marktrisico's van zo'n aard zijn dat zij niet rendabel worden beschouwd en dus onvoldoende investeringen op de markt kunnen aantrekken, en vormt dus een aanvulling op het InvestEU-programma dat is opgericht bij Verordening … 15.
__________________
__________________
15
15...
Amendement 33 Voorstel voor een verordening Overweging 23
(23) Het EIT moet zich in de eerste plaats via zijn kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG's) richten op het versterken van innovatie-ecosystemen die wereldwijde uitdagingen aanpakken, door het bevorderen van de integratie van bedrijfsleven, onderzoek, hoger onderwijs en ondernemerschap. Het EIT moet innovatie in zijn activiteiten stimuleren en moet de integratie van het hoger onderwijs in het innovatie-ecosysteem ondersteunen, met name door het stimuleren van onderwijs op het gebied van ondernemerschap, het bevorderen van sterke, vakgebiedonafhankelijke samenwerking tussen het bedrijfsleven en de academische wereld en het identificeren van de toekomstige vaardigheden zoals geavanceerde digitale en innovatieve vaardigheden die toekomstige innovatoren nodig hebben om de wereldwijde uitdagingen aan te pakken. EIT-steunregelingen moeten de EIC-begunstigden ten goede komen, terwijl start-ups die uit de kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG's) van het EIT voortvloeien toegang moeten hebben tot EIC-acties. Hoewel het EIT zich richt op innovatie-ecosystemen en het dus van nature binnen de pijler "Open innovatie" zou moeten passen, moet de planning van zijn KIG's door middel van het proces van strategische planning met de pijler "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen" worden afgestemd.
(23) Het EIT moet zich in de eerste plaats via zijn kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG's) en via zijn regionale innovatieregeling richten op het versterken van innovatie-ecosystemen die wereldwijde uitdagingen aanpakken, met als doel de algemene capaciteit van de Unie voor innovatie te ontwikkelen, door het bevorderen van de integratie van bedrijfsleven, onderzoek, hoger onderwijs en ondernemerschap. Overeenkomstig zijn oprichtingsakte, de EIT-verordening1 bis en de strategische innovatieagenda van het EIT1 ter moet het EIT innovatie in zijn activiteiten stimuleren en moet de integratie van het hoger onderwijs in het innovatie-ecosysteem ondersteunen, met name door het stimuleren van onderwijs op het gebied van ondernemerschap, het bevorderen van sterke, vakgebiedonafhankelijke samenwerking tussen het bedrijfsleven en de academische wereld en het identificeren van de toekomstige vaardigheden zoals geavanceerde digitale en innovatieve vaardigheden die toekomstige innovatoren nodig hebben om de wereldwijde uitdagingen aan te pakken. EIT-steunregelingen moeten de EIC-begunstigden ten goede komen, terwijl start-ups die uit de kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG's) van het EIT voortvloeien versnelde toegang moeten hebben tot EIC-acties. Hoewel het EIT zich richt op innovatie-ecosystemen en het dus van nature binnen de pijler "Innovatief Europa" zou moeten passen, moet het in voorkomend geval ook alle andere pijlers ondersteunen en moet de planning van zijn KIG's door middel van het proces van strategische planning met de pijler "Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen" worden afgestemd. Overlappingen tussen KIG's en andere instrumenten op hetzelfde gebied, met name andere partnerschappen, moeten worden vermeden.
__________________
1 bisVerordening (EG) nr. 294/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 (PB L 97 van 9.4.2008, blz. 1), zoals gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1292/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 174).
1 terVerordening (EU) van het Europees Parlement en de Raad.
Amendement 34 Voorstel voor een verordening Overweging 24
(24) Het waarborgen en handhaven van een gelijk speelveld voor ondernemingen die concurreren op een bepaalde markt is een essentiële voorwaarde om baanbrekende of disruptieve innovatie tot bloei te laten komen, zodat met name kleine en middelgrote innovatoren de vruchten van hun investeringen kunnen plukken en een deel van de markt kunnen veroveren.
(24) Het waarborgen en handhaven van een gelijk speelveld voor ondernemingen die concurreren op een bepaalde markt is een essentiële voorwaarde om baanbrekende of disruptieve innovatie tot bloei te laten komen, zodat met name kleine en middelgrote innovatoren de vruchten van hun investeringen kunnen plukken en een deel van de markt kunnen veroveren. Op een vergelijkbare manier kan een zekere mate van openheid in de innovatieschaal van de gefinancierde acties – door een groot netwerk van begunstigden aan te spreken – aanzienlijk bijdragen aan de capaciteitsopbouw van kmo's door hun te voorzien van de nodige middelen om investeringen aan te trekken en tot bloei te komen.
Amendement 35 Voorstel voor een verordening Overweging 25
(25) Het programma moet de samenwerking met derde landen en internationale organisaties en initiatieven op basis van gemeenschappelijke belangen, wederzijds voordeel en mondiale verbintenissen tot uitvoering van de SDG's van de VN bevorderen en integreren. Internationale samenwerking moet gericht zijn op het versterken van de excellentie, de aantrekkelijkheid en het economische en industriële concurrentievermogen van de Unie op het gebied van onderzoek en innovatie, om de mondiale uitdagingen die in de SDG's van de VN zijn opgenomen, aan te pakken, en ter ondersteuning van het buitenlands beleid van de Unie. Er zou een benadering van algemene openheid ten aanzien van internationale deelname en doelgerichte acties op het gebied van internationale samenwerking moeten worden gevolgd, waarbij onder andere in landen met lage of gemiddelde inkomens gevestigde entiteiten in aanmerking kunnen komen voor financiering. Tegelijkertijd moet de associatie van derde landen met het programma worden aangemoedigd.
(25) Het programma moet de samenwerking met derde landen en internationale organisaties en initiatieven op basis van belangen van de Unie, wederzijdse voordelen en mondiale verbintenissen tot uitvoering van de SDG's van de VN bevorderen en integreren. Internationale samenwerking moet gericht zijn op het versterken van de excellentie op het gebied van onderzoek en innovatie, de aantrekkelijkheid en het economische en industriële concurrentievermogen van de Unie, om de mondiale uitdagingen die in de SDG's van de VN zijn opgenomen, aan te pakken, en ter ondersteuning van het buitenlands beleid van de Unie. Er zou een benadering van algemene openheid ten aanzien van wederzijdse internationale deelname en doelgerichte acties op het gebied van internationale samenwerking moeten worden gevolgd, waarbij criteria, met inachtneming van verschillende niveaus van O&I-capaciteiten, op grond waarvan in landen met lage of gemiddelde inkomens gevestigde entiteiten in aanmerking kunnen komen voor financiering, moeten worden toegepast. Tegelijkertijd moet de associatie van derde landen met het programma worden aangemoedigd wanneer er sprake is van wederkerigheid, het belang van de Unie wordt gewaarborgd en de deelname van alle lidstaten aan het programma wordt bevorderd.
Amendement 36 Voorstel voor een verordening Overweging 26
(26) Met het oog op het verdiepen van de relatie tussen wetenschap en maatschappij en het maximaliseren van de voordelen van hun interacties, moet het programma de burgers en maatschappelijke organisaties inzetten en betrekken bij het co-ontwerpen en cocreëren van verantwoorde onderzoeks- en innovatieagenda’s en -inhoud waarin wetenschapsonderwijs wordt bevorderd, wetenschappelijke kennis toegankelijk wordt gemaakt voor het publiek en de deelname van burgers en maatschappelijke organisaties aan de activiteiten van het programma mogelijk wordt gemaakt. Dit moet doorheen het gehele programma gebeuren aan de hand van specifieke activiteiten in het onderdeel "Versterking van de Europese Onderzoeksruimte". De inzet van burgers en het maatschappelijk middenveld in onderzoek en innovatie moet worden gekoppeld aan publieke voorlichtingsactiviteiten om steun van het publiek voor het programma tot stand te brengen en te behouden. Het programma moet ook bijdragen aan het wegnemen van belemmeringen en het stimuleren van synergieën tussen wetenschap, technologie, cultuur en de kunsten om een nieuw niveau van duurzame innovatie te bereiken.
(26) Met het oog op het verdiepen van de relatie tussen wetenschap en maatschappij en het maximaliseren van de voordelen van hun interacties, moet het programma de burgers en maatschappelijke organisaties inzetten en betrekken bij het via de betrokken wereld van wetenschap en industrie co-ontwerpen en cocreëren van verantwoorde onderzoeks- en innovatieagenda’s en -inhoud, waarbij rekening wordt gehouden met de zorgen, behoeften en verwachtingen van de bevolking en van het maatschappelijk middenveld, en waarin wetenschapsonderwijs wordt bevorderd, wetenschappelijke kennis toegankelijk wordt gemaakt voor het publiek en de deelname van burgers en maatschappelijke organisaties aan de activiteiten van het programma mogelijk wordt gemaakt. Er moet toezicht worden gehouden op de maatregelen die ter verbetering van de betrokkenheid van burgers en het maatschappelijk middenveld worden genomen.
Amendement 37 Voorstel voor een verordening Overweging 26 bis (nieuw)
(26 bis) Horizon Europa moet nieuwe technologieën ondersteunen die de toegang voor en de onbeperkte deelname van personen met een handicap verbeteren en aldus de weg effenen voor een daadwerkelijk inclusieve samenleving.
Amendement 38 Voorstel voor een verordening Overweging 26 ter (nieuw)
(26 ter) Teneinde de Europese Onderzoeksruimte te versterken, moeten alle onderdelen van het programma bijdragen tot een aanzienlijke verkleining van de onderzoeks- en innovatiekloof, met name door de participatie van landen aan de O&I-acties van het programma te verbreden, wetenschappelijke excellentie te verspreiden, nieuwe O&I-samenwerkingspatronen te stimuleren, de loonkloof tussen onderzoekers binnen de Unie te verkleinen, braindrain tegen te gaan, de nationale O&I-ecosystemen te moderniseren en te zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging in evaluatiepanels, deskundigengroepen en wetenschappelijke besturen.
Amendement 39 Voorstel voor een verordening Overweging 27
(27) Overeenkomstig artikel 349 VWEU komen de ultraperifere gebieden van de Unie in aanmerking voor specifieke maatregelen (rekening houdend met hun structurele, sociale en economische situatie) wat de toegang tot horizontale programma’s van de Unie betreft. In het programma moet dus rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van die regio’s, in overeenstemming met de mededeling van de Commissie over "Een nieuw en sterker strategisch partnerschap met de ultraperifere gebieden van de EU" (COM(2017)0623), zoals goedgekeurd door de Raad op 12 april 2018.
(27) Overeenkomstig artikel 349 VWEU komen de ultraperifere gebieden van de Unie in aanmerking voor specifieke maatregelen (rekening houdend met hun structurele, sociale en economische situatie) wat de toegang tot horizontale programma’s van de Unie betreft. In het programma moet dus rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van die regio's, in overeenstemming met de mededeling van de Commissie over "Een nieuw en sterker strategisch partnerschap met de ultraperifere gebieden van de EU" (COM(2017)0623), zoals goedgekeurd door de Raad op 12 april 2018, en waar mogelijk moet de deelname van deze regio's aan het programma worden aangemoedigd.
Amendement 40 Voorstel voor een verordening Overweging 28
(28) De activiteiten die in het kader van het programma worden ontwikkeld, moeten streven naar het wegnemen van genderongelijkheden en moeten de gelijkheid tussen vrouwen en mannen in onderzoek en innovatie bevorderen, in overeenstemming met de artikelen2 en 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 8 VWEU. De genderdimensie moet op een toereikende wijze in onderzoeks- en innovatieonderwerpen worden geïntegreerd en gedurende alle fasen van de onderzoekscyclus worden gevolgd.
(28) De activiteiten die in het kader van het programma worden ontwikkeld, moeten erop gericht zijn genderongelijkheden weg te nemen, gendervooroordelen te bestrijden, de genderdimensie op toereikende wijze te integreren in onderzoeks- en innovatieonderwerpen, het evenwicht tussen werk en privéleven te verbeteren, gelijkheid tussen vrouwen en mannen te bevorderen, inclusief gelijke bezoldiging, overeenkomstig artikel141, lid 3 van het VWEU en overeenkomstig Richtlijn 2006/54/EG betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep, en de toegang van onderzoekers met een handicap tot onderzoek en innovatie te waarborgen.
Amendement 41 Voorstel voor een verordening Overweging 29
(29) Gezien de specifieke kenmerken van de defensiesector, moeten de gedetailleerde bepalingen voor de financiering door de Unie van onderzoeksprojecten op het gebied van defensie worden vastgesteld in Verordening … tot oprichting van het Europees Defensiefonds16 waarin de regels voor deelname aan defensieonderzoek zijn vastgesteld. De in het kader van het Europees Defensiefonds verrichte onderzoeks- en innovatieactiviteiten moeten zich exclusief op defensietoepassingen richten.
(29) Gezien de specifieke kenmerken van de defensiesector, moeten de gedetailleerde bepalingen voor de financiering door de Unie van onderzoeksprojecten op het gebied van defensie worden vastgesteld in Verordening … tot oprichting van het Europees Defensiefonds16 waarin de regels voor deelname aan defensieonderzoek zijn vastgesteld. Hoewel synergieën tussen Horizon Europa en het Europees Defensiefonds kunnen worden aangemoedigd zonder dat er overlappingen optreden, moeten de acties uit hoofde van Horizon Europa zich uitsluitend op civiele doelen richten.
__________________
__________________
16
16...
Amendement 42 Voorstel voor een verordening Overweging 31 bis (nieuw)
(31 bis) Administratieve vereenvoudiging, met name de vermindering van de administratieve belasting en termijnen voor begunstigden, moet continu worden nagestreefd bij de vaststelling, uitvoering, evaluatie en monitoring van en de verslaglegging over het programma.
Amendement 43 Voorstel voor een verordening Overweging 31 ter (nieuw)
(31 ter) Om ervoor te zorgen dat Europa wereldwijd in de voorhoede blijft van onderzoek en innovatie op digitaal gebied en om rekening te houden met de noodzaak investeringen op te voeren om voordeel te halen uit toenemende kansen die digitale technologieën bieden, moeten er voldoende financiële middelen worden toegekend aan digitale kernprioriteiten.
Amendement 44 Voorstel voor een verordening Overweging 33
(33) Krachtens [verwijzing indien nodig actualiseren op basis van een nieuw besluit over de LGO's: artikel 94 van Besluit 2013/755/EU van de Raad23] komen in landen en gebieden overzee (LGO's) gevestigde personen en entiteiten in aanmerking voor financiering, overeenkomstig de voorschriften en doelstellingen van het programma en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee het desbetreffende land of gebied overzee banden heeft.
(33) Krachtens [verwijzing indien nodig actualiseren op basis van een nieuw besluit over de LGO's: artikel 94 van Besluit 2013/755/EU van de Raad23] komen in landen en gebieden overzee (LGO's) gevestigde personen en entiteiten in aanmerking voor financiering, overeenkomstig de voorschriften en doelstellingen van het programma en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee het desbetreffende land of gebied overzee banden heeft. Het programma dient terdege rekening te houden met de specifieke kenmerken van deze gebieden om ervoor te zorgen dat zij doeltreffend deelnemen en om de samenwerking en synergieën, met name in ultraperifere gebieden en met hun derde buurlanden, te ondersteunen.
__________________
__________________
23 Besluit 2013/755/EU van de Raad van 25 november 2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie (LGO-besluit) (PB L 344 van 19.12.2013, blz. 1).
23 Besluit 2013/755/EU van de Raad van 25 november 2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie (LGO-besluit) (PB L 344 van 19.12.2013, blz. 1).
Amendement 45 Voorstel voor een verordening Overweging 34
(34) Krachtens de punten22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13april 2016 over beter wetgeven moet dit programma worden geëvalueerd op basis van gegevens die uit hoofde van specifieke voorschriften voor toezicht worden verzameld, waarbij echter overregulering en administratieve lasten, in het bijzonder voor de lidstaten, worden vermeden. Waar passend kunnen in die voorschriften ook meetbare indicatoren worden opgenomen op basis waarvan de effecten van het programma op het terrein worden geëvalueerd.
(34) Krachtens de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13april 2016 over beter wetgeven moet dit programma worden geëvalueerd op basis van gegevens die uit hoofde van specifieke voorschriften voor toezicht worden verzameld, waarbij echter overregulering en administratieve lasten, in het bijzonder voor de lidstaten en de begunstigden van het programma, worden vermeden. Waar passend kunnen in die voorschriften ook meetbare indicatoren worden opgenomen op basis waarvan de effecten van het programma op het terrein worden geëvalueerd.
Amendement 46 Voorstel voor een verordening Overweging 38
(38) Gemeenschappelijke regels voor de hele programma moeten zorgen voor een coherent kader dat de deelname aan programma's die financieel worden gesteund door de begroting van HorizonEuropa vergemakkelijkt, inclusief de deelname aan programma’s die worden beheerd door financieringsorganen zoals het EIT, gemeenschappelijke ondernemingen of andere structuren in de zin van artikel187 VWEU, en de deelname aan programma’s die de lidstaten overeenkomstig artikel185 VWEU ondernemen. Wanneer dit gerechtvaardigd is, moet er voldoende flexibiliteit zijn om specifieke regels vast te stellen.
(38) Gemeenschappelijke regels en voorschriften voor het hele programma moeten zorgen voor vereenvoudigde en gemeenschappelijke uitvoeringsinstrumenten, waaronder voor de monitoring en verslaglegging, en voor een coherent kader dat de deelname aan programma's die financieel worden gesteund door de begroting van Horizon Europa vergemakkelijkt, inclusief de deelname aan programma's die worden beheerd door financieringsorganen zoals het EIT, gemeenschappelijke ondernemingen of andere structuren in de zin van artikel187 VWEU, en de deelname aan programma's die de lidstaten overeenkomstig artikel185 VWEU ondernemen. Het vaststellen van specifieke regels moet mogelijk zijn, maar uitzonderingen moeten alleen worden toegestaan wanneer zij absoluut noodzakelijk en naar behoren gerechtvaardigd zijn.
Amendement 47 Voorstel voor een verordening Overweging 39
(39) De acties die onder het toepassingsgebied van het programma vallen, moeten in overeenstemming zijn met de grondrechten en de beginselen van met name het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Dergelijke acties moeten voldoen aan alle wettelijke verplichtingen, met inbegrip van het internationale recht en relevante besluiten van de Commissie zoals het bericht van de Commissie van 28 juni 201324, en aan ethische beginselen, onder meer het voorkomen van elke inbreuk op de integriteit van het wetenschappelijk onderzoek. Bij onderzoeksactiviteiten moet rekening worden gehouden met artikel 13 VWEU, en het gebruik van dieren voor onderzoek en proeven moet worden beperkt en uiteindelijk moeten dieren in het onderzoek worden vervangen.
(39) De acties die onder het toepassingsgebied van het programma vallen, moeten in overeenstemming zijn met de grondrechten en de beginselen van met name het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Dergelijke acties moeten voldoen aan alle wettelijke verplichtingen, met inbegrip van het internationale recht en relevante besluiten van de Commissie zoals het bericht van de Commissie van 28 juni 201324, en aan ethische beginselen, onder meer het voorkomen van elke inbreuk op de integriteit van het wetenschappelijk onderzoek. Er moet rekening worden houden met de adviezen van de Europese groep ethiek van de exacte wetenschappen en de nieuwe technologieën, het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming. Bij onderzoeksactiviteiten moet rekening worden gehouden met artikel 13 VWEU, en het gebruik van dieren voor onderzoek en proeven moet worden beperkt en uiteindelijk moeten dieren in het onderzoek worden vervangen.
__________________
__________________
24 PB C 205 van 19.7.2013, blz. 9.
24 PB C 205 van 19.7.2013, blz. 9.
Amendement 48 Voorstel voor een verordening Overweging 40
(40) Conform de doelstellingen van internationale samenwerking zoals bepaald in de artikelen180 en 186 VWEU moet de deelname van rechtspersonen die in derde landen zijn gevestigd en van internationale organisaties worden gestimuleerd. De uitvoering van het programma moet in overeenstemming zijn met de maatregelen die zijn vastgesteld overeenkomstig de artikelen 75 en 215 VWEU, alsook met het internationale recht. In het geval van acties die betrekking hebben op de strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid van de Unie kan de deelname aan specifieke acties van het programma beperkt worden tot entiteiten die in lidstaten zijn gevestigd, of tot entiteiten die in lidstaten en in bepaalde geassocieerde of andere derde landen zijn gevestigd.
(40) Conform de doelstellingen van internationale samenwerking zoals bepaald in de artikelen 180 en 186 VWEU moet de deelname van rechtspersonen die in derde landen zijn gevestigd en van internationale organisaties worden gestimuleerd in het wetenschappelijke, maatschappelijke, economische en technologische belang van de Unie. De uitvoering van het programma moet in overeenstemming zijn met de maatregelen die zijn vastgesteld overeenkomstig de artikelen 75 en 215 VWEU, alsook met het internationale recht. In het geval van acties die betrekking hebben op de strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid van de Unie kan de deelname aan specifieke acties van het programma beperkt worden tot entiteiten die in lidstaten zijn gevestigd, of tot entiteiten die in lidstaten en in bepaalde geassocieerde of andere derde landen zijn gevestigd.
Amendement 49 Voorstel voor een verordening Overweging 41
(41) In het licht van het belang om de klimaatverandering aan te pakken overeenkomstig de verbintenis van de Unie om de Overeenkomst van Parijs en de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties uit te voeren, zal dit programma bijdragen aan klimaatmainstreaming en het verwezenlijken van de algemene doelstelling dat 25 % van de uitgaven in de EU-begroting klimaatdoelstellingen moet ondersteunen.
(41) In de wetenschap dat klimaatverandering een van de grootste en belangrijkste wereldwijde en maatschappelijke uitdagingen is en in het licht van het belang om de klimaatverandering aan te pakken overeenkomstig de verbintenis van de Unie om de Overeenkomst van Parijs en de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties uit te voeren, zal dit programma waar toepasselijk en in het kader van de algemene Uniedoelstelling om klimaatacties te integreren en hiervoor 30 % van de Uniebegroting te besteden, met ten minste 35 % van zijn uitgaven bijdragen tot de ondersteuning van de klimaatdoelstellingen. Met het oog op het monitoren en controleren van deze doelstelling moeten alle klimaatgerelateerde uitgaven worden geregistreerd, voor alle Uniebegrotingsprogramma's, en moeten deze uitgaven worden weerspiegeld in de gepaste onderdelen van de werkprogramma's. De geraamde uitgaven voor specifieke schone-energietechnologieën moeten worden opgesplitst zodat ze van land tot land kunnen worden vergeleken. Overeenkomstig de aanbevelingen van de Europese Rekenkamer (verslag nr. 31/2016) moet in mechanismen voor klimaatmainstreaming bij de verslaglegging achteraf een onderscheid worden gemaakt tussen mitigatie en aanpassing.
Amendement 50 Voorstel voor een verordening Overweging 43
(43) Het gebruik van gevoelige achtergrondinformatie of toegang door onbevoegden tot gevoelige resultaten kunnen een negatief effect hebben op de belangen van de Unie of van één of meer van haar lidstaten. De behandeling van vertrouwelijke gegevens en gerubriceerde informatie moet dus worden onderworpen aan het relevante Unierecht, inclusief de interne regels van de instellingen, zoals Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie, waarin de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie zijn vastgesteld.
(43) Het gebruik van gevoelige achtergrondinformatie of toegang door onbevoegden tot gevoelige resultaten en onderzoeksgegevens kunnen een negatief effect hebben op de belangen van de Unie of van één of meer van haar lidstaten. De behandeling van vertrouwelijke gegevens en gerubriceerde informatie moet dus worden onderworpen aan het relevante Unierecht, inclusief de interne regels van de instellingen, zoals Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie, waarin de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie zijn vastgesteld.
Amendement 51 Voorstel voor een verordening Overweging 44
(44) Het is noodzakelijk de minimumvoorwaarden voor deelname vast te stellen, zowel als algemene regel waarbij ten minste één juridische entiteit uit een lidstaat deel moet uitmaken van het consortium, als met betrekking tot de kenmerken van specifieke soorten acties in het kader van het programma.
Schrappen
Amendement 52 Voorstel voor een verordening Overweging 45
(45) Het is dienstig voorwaarden vast te stellen met betrekking tot het toekennen van financiering door de Unie aan deelnemers van acties op grond van het programma. Subsidies moeten worden toegepast, rekening houdend met alle in het Financieel Reglement vastgestelde vormen van bijdragen, met inbegrip van vaste bedragen, forfaitaire kosten of eenheidskosten, met het oog op verdere vereenvoudiging.
(45) Het is nodig voorwaarden vast te stellen met betrekking tot het toekennen van financiering door de Unie aan deelnemers van acties op grond van het programma. Subsidies vormen de belangrijkste vorm van financiering in het kader van het programma. Andere soorten financiering worden gekozen op basis van de mate waarin zij het mogelijk maken de specifieke doelstellingen van de acties te verwezenlijken en resultaten te boeken, met name rekening houdend met de kosten van controles, de administratieve lasten en het verwachte risico van niet-naleving. Wat subsidies betreft, houdt dit onder meer in dat het gebruik van vaste bedragen, forfaits en schalen van eenheidskosten wordt overwogen, zoals uiteengezet in het Financieel Reglement, met het oog op verdere vereenvoudiging. Een nieuw systeem voor de terugbetaling van de kosten kan pas als een echte vereenvoudiging voor de begunstigden worden beschouwd wanneer daar een uitgebreide en positieve evaluatie aan voorafgaat.
Amendement 53 Voorstel voor een verordening Overweging 46
(46) De subsidiepercentages in deze verordening zijn aangemerkt als maxima teneinde te voldoen aan het medefinancieringsbeginsel.
Schrappen
Amendement 54 Voorstel voor een verordening Overweging 47
(47) In overeenstemming met het Financieel Reglement moet het programma de basis vormen voor een bredere aanvaarding van de gangbare kostenberekeningsmethoden van de begunstigden wat personeelskosten en eenheidskosten voor intern gefactureerde goederen en diensten betreft.
(47) In overeenstemming met het Financieel Reglement moet het programma de basis vormen voor een bredere aanvaarding van de gangbare kostenberekeningsmethoden van de begunstigden wat personeelskosten en eenheidskosten voor intern gefactureerde goederen en diensten betreft. Alle begunstigden moeten kunnen kiezen voor het gebruik van eenheidskosten voor interne facturering van goederen en diensten, waarbij directe en indirecte kosten worden gecombineerd. Hiervoor komen ook kosten in aanmerking die via verdeelsleutels worden geraamd.
Amendement 55 Voorstel voor een verordening Overweging 48
(48) Het huidige systeem van terugbetaling van de reële personeelskosten moet verder worden vereenvoudigd op basis van de in het kader van Horizon 2020 ontwikkelde aanpak voor projectgebaseerde vergoeding en moet verder in overeenstemming worden gebracht met het Financieel Reglement.
(48) Het huidige systeem van terugbetaling van de reële personeelskosten moet verder worden vereenvoudigd op basis van de in het kader van Horizon 2020 ontwikkelde aanpak voor projectgebaseerde vergoeding en moet verder in overeenstemming worden gebracht met het Financieel Reglement, waarbij het algemene beginsel van 'gelijk loon voor gelijk werk' als uitgangspunt moet worden genomen en waarbij moet worden gestreefd naar het dichten van de loonkloof tussen de Unieonderzoekers die bij het programma betrokken zijn.
Amendement 56 Voorstel voor een verordening Overweging 50
(50) Voor de exploitatie en verspreiding van de resultaten moeten regels worden vastgesteld teneinde te waarborgen dat de begunstigden die resultaten op passende wijze beschermen, exploiteren, verspreiden en toegankelijk maken. Er moet meer aandacht worden besteed aan de exploitatie van de resultaten, met name in de Unie. De begunstigden moeten hun plannen voor het exploiteren en verspreiden van hun resultaten tijdens en na de voltooiing van de actie actualiseren.
(50) Voor de exploitatie en verspreiding van de resultaten moeten regels worden vastgesteld teneinde te waarborgen dat de begunstigden die resultaten op passende wijze beschermen, exploiteren, verspreiden en toegankelijk maken, rekening houdend met de legitieme belangen van de begunstigden en met eventuele andere beperkingen, zoals de gegevensbeschermingsregels, privacy- en veiligheidsregels, alsmede intellectuele-eigendomsrechten, vertrouwelijkheid en het mondiale economische concurrentievermogen van de Unie. Er moet meer aandacht worden besteed aan de exploitatie van de resultaten, in het bijzonder in de Unie. De begunstigden moeten hun plannen voor het exploiteren en verspreiden van hun resultaten tijdens de actie actualiseren.
Amendement 57 Voorstel voor een verordening Overweging 51
(51) De belangrijkste elementen van het systeem voor de evaluatie en selectie van voorstellen van het vorige programma, Horizon 2020, waarin bijzondere aandacht werd besteed aan excellentie, moet worden gehandhaafd. De voorstellen moeten net als voorheen worden geselecteerd op basis van een beoordeling door onafhankelijke deskundigen. In voorkomend geval moet rekening worden gehouden met de noodzaak om te zorgen voor de algehele samenhang van de projecten in de portefeuille.
(51) De belangrijkste elementen van het systeem voor de evaluatie en selectie van voorstellen van het vorige programma, Horizon 2020, waarin bijzondere aandacht werd besteed aan de criteria "excellentie", "effect" en "kwaliteit en doeltreffendheid van de uitvoering", moeten worden gehandhaafd. De voorstellen moeten net als voorheen worden geselecteerd op basis van een beoordeling door onafhankelijke deskundigen die uit zoveel mogelijk lidstaten afkomstig zijn. Om selectievertekening te vermijden moet de Commissie waar toepasselijk anonieme evaluaties houden en de resultaten hiervan analyseren. In voorkomend geval moet door onafhankelijke deskundigen rekening worden gehouden met de noodzaak om te zorgen voor de algehele samenhang van de projecten in de portefeuille.
Amendement 58 Voorstel voor een verordening Overweging 52
(52) Teneinde de administratieve lasten voor de begunstigden van Uniefinanciering te verminderen, moet een groter wederzijds vertrouwen in audits en beoordelingen – onder meer met andere Unieprogramma's – worden overwogen. Voor wederzijds vertrouwen moet uitdrukkelijk worden gezorgd door ook rekening te houden met andere elementen van borging zoals systeem- en procesaudits.
(52) Teneinde de administratieve lasten voor de begunstigden van Uniefinanciering te verminderen, moet een systematisch wederzijds vertrouwen in audits en beoordelingen met andere Unieprogramma's worden uitgevoerd voor alle onderdelen van het programma, in overeenstemming met artikel 127 van het Financieel Reglement. Voor wederzijds vertrouwen moet uitdrukkelijk worden gezorgd door ook rekening te houden met andere elementen van borging zoals systeem- en procesaudits.
Amendement 59 Voorstel voor een verordening Overweging 53
(53) Specifieke uitdagingen op het gebied van onderzoek en innovatie moeten worden aangepakt door middel van prijzen, in voorkomend geval onder meer door middel van gezamenlijke of gemeenschappelijke prijzen, georganiseerd door de Commissie of het financieringsorgaan samen met andere organen van de Unie, derde landen, internationale organisaties of rechtspersonen zonder winstoogmerk.
(53) Specifieke uitdagingen op het gebied van onderzoek en innovatie moeten worden aangepakt door middel van prijzen, in voorkomend geval onder meer door middel van gezamenlijke of gemeenschappelijke prijzen, georganiseerd door de Commissie of het financieringsorgaan samen met andere organen van de Unie, derde landen, internationale organisaties of rechtspersonen zonder winstoogmerk. Er moeten in het bijzonder prijzen worden toegekend aan projecten die wetenschappers aantrekken naar verbreed deelnemende landen en aan succesvolle projecten, om de zichtbaarheid ervan te verbeteren en de bevordering van door de Unie gefinancierde acties te kunnen vergroten.
Amendement 60 Voorstel voor een verordening Overweging 54
(54) De soorten financiering en de uitvoeringsmethoden in het kader van deze verordening worden gekozen op grond van hun vermogen om de specifieke doelstellingen van de acties te verwezenlijken en resultaten op te leveren, met name rekening houdend met de controlekosten, de administratieve lasten en het verwachte risico van niet-naleving. Wat subsidies betreft, houdt dit mede in dat het gebruik van vaste bedragen, vaste percentages en schalen van eenheidskosten wordt overwogen,
(54) De financieringssoorten en de uitvoeringsmethoden in het kader van deze verordening worden gekozen op grond van hun vermogen om de specifieke doelstellingen van de acties te verwezenlijken en resultaten op te leveren, met name rekening houdend met de controlekosten, de administratieve lasten en het verwachte risico van niet-naleving. Dit houdt onder meer in dat het gebruik van vaste bedragen, forfaits en schalen van eenheidskosten wordt overwogen.
Amendement 61 Voorstel voor een verordening Artikel 1
Artikel 1
Artikel 1
Onderwerp
Onderwerp
1. Bij deze verordening worden Horizon Europa – het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie ("het programma"), en de regels voor deelname aan en verspreiding van de resultaten van de in het kader van het programma uitgevoerde acties onder contract vastgesteld.
1. Bij deze verordening worden Horizon Europa – het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie ("het programma"), en de regels voor deelname aan en verspreiding van de resultaten van de in het kader van het programma uitgevoerde acties onder contract vastgesteld, en wordt het kader ingesteld waarbinnen de Unie onderzoeks- en innovatieactiviteiten ondersteunt.
2. In deze verordening worden de doelstellingen van het programma, de begroting voor de periode 2021-2027, de vormen van financiering door de Unie en de regels voor de verstrekking van die financiering vastgelegd.
2. In deze verordening worden de doelstellingen van het programma, de begroting voor de periode 2021‑2027, de vormen van financiering door de Unie en de regels voor de verstrekking van die financiering vastgelegd.
3. Het programma wordt uitgevoerd door middel van:
3. Het programma wordt uitgevoerd door middel van:
a) het specifieke programma dat is vastgesteld bij Besluit (EU) .../...25, dat een financiële bijdrage aan het EIT omvat;
a) het specifieke programma dat is vastgesteld bij Besluit (EU) .../...25, dat onder meer de benadering en de werkterreinen van het EIT omvat;
b) het specifieke programma voor defensieonderzoek dat is vastgesteld bij Verordening (EU) .../... .
b) het specifieke programma voor defensieonderzoek dat is vastgesteld bij Verordening (EU) .../... .
4. Tenzij uitdrukkelijk anders vermeld, hebben de in deze verordening gebruikte begrippen "Horizon Europa", "het programma" en "specifiek programma" betrekking op aangelegenheden die enkel relevant zijn voor het in lid 3, onder a), beschreven specifieke programma.
4. Tenzij uitdrukkelijk anders vermeld, hebben de in deze verordening gebruikte begrippen "Horizon Europa", "het programma" en "specifiek programma" geen betrekking op aangelegenheden die relevant zijn voor het in lid 3, onder b), beschreven specifieke programma.
4 bis. Het EIT voert het programma uit overeenkomstig het strategische O&I-plan en de strategische innovatieagenda van het EIT voor de periode 2021‑2027, met als voorbehoud dat er voor elke nieuwe kennis- en innovatiegemeenschap (KIG) indien mogelijk aanvullende en voldoende begrotingsmiddelen ter beschikking worden gesteld, om de doelstellingen en toezeggingen van de bestaande KIG's niet te ondermijnen.
__________________
__________________
25
25
Amendement 62 Voorstel voor een verordening Artikel 2
Artikel 2
Artikel 2
Definities
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: "onderzoeksinfrastructuren":
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: "onderzoeksinfrastructuren":
(1) faciliteiten die hulpbronnen en diensten ter beschikking stellen van de onderzoeksgemeenschappen om op hun gebied onderzoek te verrichten en innovatie te bevorderen. faciliteiten die hulpbronnen en diensten ter beschikking stellen van de onderzoeksgemeenschappen om op hun gebied onderzoek te verrichten en innovatie te bevorderen. aan kennis gerelateerde faciliteiten zoals verzamelingen, archieven of infrastructuren voor wetenschappelijke gegevens, computersystemen, communicatienetwerken en elke andere unieke infrastructuur die openstaat voor externe gebruikers en van wezenlijk belang is om excellentie in onderzoek en innovatie te bereiken. Waar dienstig kunnen de infrastructuren ook voor andere dan onderzoeksdoelen worden aangewend, bijvoorbeeld voor onderwijs of voor openbare dienstverlening, en het kan om infrastructuren op één locatie, op meerdere locaties of om virtuele infrastructuren gaan;
(1) faciliteiten die hulpbronnen en diensten ter beschikking stellen van de onderzoeksgemeenschappen om op hun gebied onderzoek te verrichten en innovatie te bevorderen. Deze definitie omvat tevens de bijbehorende personele middelen en zij bestrijkt belangrijke uitrusting of verzamelingen van instrumenten, met name die welke worden gesteund door andere Unieprogramma's als bedoeld in bijlage IV, aan kennis gerelateerde faciliteiten zoals verzamelingen, archieven of infrastructuren voor wetenschappelijke gegevens, computersystemen, communicatienetwerken en elke andere unieke infrastructuur die openstaat voor externe gebruikers en van wezenlijk belang is om excellentie in onderzoek en innovatie te bereiken. Waar dienstig kunnen de infrastructuren ook voor andere dan onderzoeksdoelen worden aangewend, bijvoorbeeld voor onderwijs of voor openbare dienstverlening, en het kan om infrastructuren op één locatie, op meerdere locaties of om virtuele infrastructuren gaan;
(2) “strategie voor slimme specialisatie”: heeft dezelfde betekenis als strategie voor slimme specialisatie zoals gedefinieerd in Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad26 die aan de in Verordening (EU) .../... [verordening gemeenschappelijke bepalingen] vastgestelde randvoorwaarden voldoet;
(2) "strategie voor slimme specialisatie": heeft dezelfde betekenis als strategie voor slimme specialisatie zoals gedefinieerd in Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad26 die aan de in Verordening (EU) .../... [verordening gemeenschappelijke bepalingen] vastgestelde randvoorwaarden voldoet;
(3) "Europees partnerschap": initiatief waarbij de Unie zich er, samen met particuliere en/of publieke partners (bijvoorbeeld de industrie, onderzoeksorganisaties, organen met een openbaredienstverleningstaak op lokaal, regionaal, nationaal of internationaal niveau of maatschappelijke organisaties, met inbegrip van stichtingen), toe verbindt de ontwikkeling en uitvoering van een programma voor onderzoeks- en innovatieactiviteiten, met inbegrip van die welke verband houden met de toepassing in de markt, de regelgeving of het beleid, gezamenlijk te ondersteunen;
(3) "Europees partnerschap": initiatief waarbij de Unie zich er, waar toepasselijk samen met particuliere en/of publieke partners (bijvoorbeeld de industrie, universiteiten, onderzoeksorganisaties, waaronder onderzoeksinfrastructuren, organen met een openbaredienstverleningstaak op lokaal, regionaal, nationaal of internationaal niveau of maatschappelijke organisaties, met inbegrip van niet‑gouvernementele organisaties en stichtingen), toe verbindt de ontwikkeling en uitvoering van een programma voor onderzoeks- en innovatieactiviteiten, met inbegrip van die overeenkomstig de artikelen 185 en 187 van het VWEU en die welke verband houden met de toepassing in de markt, de regelgeving of het beleid, gezamenlijk te ondersteunen;
(4) "open toegang": praktijk waarbij aan de eindgebruiker gratis online toegang wordt verstrekt tot onderzoeksresultaten die voortvloeien uit in het kader van het programma gefinancierde acties, met name wetenschappelijke publicaties en onderzoeksgegevens.
(4) "open toegang": praktijk waarbij aan de eindgebruiker gratis online toegang wordt verstrekt tot onderzoeksresultaten die voortvloeien uit in het kader van het programma gefinancierde acties, met name wetenschappelijke publicaties en onderzoeksgegevens. Wat onderzoeksgegevens betreft, moeten relevante privacy- en veiligheidsbelangen alsmede intellectuele-eigendomsrechten, vertrouwelijkheid, het mondiale economische concurrentievermogen van de Europese Unie en andere legitieme belangen volgens het beginsel "zo open als mogelijk, zo gesloten als nodig" en volgens de "robuuste opt-outs" worden aangepakt;
(5) "missie": een portefeuille van acties gericht op het verwezenlijken van een meetbare doelstelling binnen een vastgestelde termijn, met een effect op de wetenschap en de technologie en/of de samenleving en de burgers dat niet met individuele acties kan worden bereikt;
(5) "missie": een portefeuille van clusteroverstijgende of overkoepelende O&I-acties van hoog niveau die tot doel hebben binnen een vastgestelde termijn een meetbare doelstelling te bereiken, die een impact hebben op de wetenschap en de technologie, de samenleving, de beleidsvorming en/of diplomatie en de burgers, en die niet met individuele acties kan worden bereikt;
(6) "precommerciële inkoop": de inkoop van onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten waarbij op basis van de marktvoorwaarden sprake is van een deling van de risico's en voordelen, van een competitieve ontwikkeling in fasen en van een duidelijke scheiding tussen de ingekochte onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten en het gebruik van commerciële hoeveelheden eindproducten;
(6) "precommerciële inkoop": de inkoop van onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten waarbij op basis van de marktvoorwaarden sprake is van een deling van de risico's en voordelen, van een competitieve ontwikkeling in fasen en van een duidelijke scheiding tussen de ingekochte onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten en het gebruik van commerciële hoeveelheden eindproducten;
(7) "overheidsopdrachten voor innovatieve oplossingen": inkoopactiviteiten waarbij de aanbestedende diensten als initiërende klant fungeren voor innovatieve goederen of diensten die nog niet op een grootschalige commerciële basis beschikbaar zijn, met inbegrip van conformiteitstests;
(7) "overheidsopdrachten voor innovatieve oplossingen": inkoopactiviteiten waarbij de aanbestedende diensten als initiërende klant fungeren voor innovatieve goederen of diensten die nog niet op een grootschalige commerciële basis beschikbaar zijn, met inbegrip van conformiteitstests;
(8) "toegangsrechten": gebruiksrechten van resultaten of background;
(8) "toegangsrechten": de rechten om resultaten of background te gebruiken onder de in deze verordening vastgestelde voorwaarden;
(9) "background": alle gegevens, knowhow of informatie in welke vorm en van welke aard dan ook, materieel of immaterieel, met inbegrip van de daaraan verbonden rechten zoals intellectuele-eigendomsrechten, die i) reeds vóór hun toetreding tot de actie in het bezit van de begunstigden waren en ii) door de begunstigden schriftelijk als zodanig zijn aangemerkt op eender welke wijze als nodig is voor de uitvoering van de actie of voor de exploitatie van de resultaten ervan;
(9) "background": alle gegevens, knowhow of informatie in welke vorm en van welke aard dan ook, materieel of immaterieel, met inbegrip van de daaraan verbonden rechten zoals intellectuele-eigendomsrechten, die i) reeds vóór hun toetreding tot de actie in het bezit van de begunstigden waren en ii) door de begunstigden in een schriftelijke overeenkomst als zodanig zijn aangemerkt zoals nodig is voor de uitvoering van de actie of voor de exploitatie van de resultaten ervan;
(10) "verspreiding": het openbaar maken van de resultaten via geschikte kanalen (anders dan met het oogmerk om de resultaten te beschermen of te exploiteren), waaronder tevens begrepen wetenschappelijke publicaties via eender welk communicatiemiddel;
(10) "verspreiding": het openbaar maken van de resultaten via geschikte kanalen (anders dan met het oogmerk om de resultaten te beschermen of te exploiteren), waaronder tevens begrepen wetenschappelijke publicaties via eender welk communicatiemiddel;
(11) "exploitatie": het gebruik van resultaten bij andere onderzoeks- en innovatieactiviteiten dan die welke onder de desbetreffende actie vallen, of bij het ontwikkelen, creëren, produceren en in de handel brengen van een product of werkwijze, of bij het creëren en leveren van een dienst of bij normalisatieactiviteiten;
(11) "exploitatie": het gebruik van resultaten bij andere onderzoeks- en innovatieactiviteiten dan die welke onder de desbetreffende actie vallen, of bijvoorbeeld het commercieel gebruik ervan, onder meer voor het ontwikkelen, creëren, produceren en in de handel brengen van een product of werkwijze, of het gebruik van resultaten bij het creëren en leveren van een dienst of bij normalisatieactiviteiten;
(12) "eerlijke en redelijke voorwaarden": passende voorwaarden, met inbegrip van eventuele financiële voorwaarden of voorwaarden inzake royaltyvrije toegang, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke omstandigheden van het verzoek om toegang, bijvoorbeeld de feitelijke of potentiële waarde van de resultaten of background waarvoor om toegang is verzocht en/of de omvang, de duur en andere kenmerken van de beoogde exploitatie;
(12) "eerlijke en redelijke voorwaarden": passende voorwaarden, met inbegrip van eventuele financiële voorwaarden of voorwaarden inzake royaltyvrije toegang, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke omstandigheden van het verzoek om toegang, bijvoorbeeld de feitelijke of potentiële waarde van de resultaten of background waarvoor om toegang is verzocht en/of de omvang, de duur en andere kenmerken van de beoogde exploitatie;
(13) "financieringsorgaan": ander orgaan of andere organisatie dan de Commissie, zoals bedoeld in artikel 62, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement, waaraan de Commissie begrotingsuitvoeringstaken op grond van het programma heeft toevertrouwd;
(13) "financieringsorgaan": ander orgaan of andere organisatie dan de Commissie, zoals bedoeld in artikel 62, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement, waaraan de Commissie begrotingsuitvoeringstaken op grond van het programma heeft toevertrouwd;
(14) "internationale Europese onderzoeksorganisatie": een internationale organisatie waarvan het merendeel van de leden lidstaten of geassocieerde landen zijn, en waarvan het hoofddoel de bevordering van de wetenschappelijke en technologische samenwerking in Europa is;
(14) "internationale Europese onderzoeksorganisatie": een internationale organisatie waarvan het merendeel van de leden lidstaten of geassocieerde landen zijn, en waarvan het hoofddoel de bevordering van de wetenschappelijke en technologische samenwerking in Europa is;
(15) "juridische entiteit": elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die is opgericht krachtens en als dusdanig wordt erkend in het nationale recht, het recht van de Unie of het internationale recht, die rechtspersoonlijkheid bezit en die, in eigen naam handelend, rechten en verplichtingen kan hebben, dan wel een entiteit zonder rechtspersoonlijkheid als bedoeld in artikel 197, lid 2, onder c), van het Financieel Reglement;
(15) "juridische entiteit": elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die is opgericht krachtens en als dusdanig wordt erkend in het nationale recht, het recht van de Unie of het internationale recht, die rechtspersoonlijkheid bezit en die, in eigen naam handelend, rechten en verplichtingen kan hebben, dan wel een entiteit zonder rechtspersoonlijkheid als bedoeld in artikel 197, lid 2, onder c), van het Financieel Reglement;
(15 bis) "in het kader van verbrede deelname participerende landen": de landen die zijn geïdentificeerd door middel van de samengestelde indicatoren van onderzoeksexcellentie (O&O-intensiteit, excellentie in wetenschap en techniek, kennisintensiviteit van de economie, bijdrage van high tech- en medium tech-producten aan de handelsbalans) en met een correctieve drempel van 70 % van het Uniegemiddelde;
(16) "juridische entiteit zonder winstoogmerk": een juridische entiteit die op grond van haar rechtsvorm geen winstoogmerk heeft of een wettelijke of statutaire verplichting heeft geen winsten uit te keren aan haar aandeelhouders of afzonderlijke leden;
(16) "juridische entiteit zonder winstoogmerk": een juridische entiteit die op grond van haar rechtsvorm geen winstoogmerk heeft of een wettelijke of statutaire verplichting heeft geen winsten uit te keren aan haar aandeelhouders of afzonderlijke leden;
(17) "midcap-onderneming": onderneming die geen kleine, middelgrote of micro-onderneming ("kmo") is zoals gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie27 en die ten hoogste 3 000 werknemers telt, waarvan het aantal werkzame personen wordt berekend volgens de artikelen 3, 4, 5 en 6 van titel I van de bijlage bij die aanbeveling;
(17) "midcap-onderneming": onderneming die geen kleine, middelgrote of micro-onderneming ("kmo") is zoals gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie27 en die ten hoogste 3 000 werknemers telt, waarvan het aantal werkzame personen wordt berekend volgens de artikelen 3, 4, 5 en 6 van titel I van de bijlage bij die aanbeveling;
(18) "resultaten": alle materiële of immateriële effecten van de actie, bijvoorbeeld gegevens, knowhow of informatie in welke vorm en van welke aard dan ook en ongeacht of deze kunnen worden beschermd, alsook alle daaraan verbonden rechten, met inbegrip van intellectuele-eigendomsrechten;
(18) "resultaten": alle materiële of immateriële output van de actie, bijvoorbeeld gegevens, knowhow of informatie in welke vorm en van welke aard dan ook en ongeacht of deze kunnen worden beschermd, alsook alle daaraan verbonden rechten, met inbegrip van intellectuele-eigendomsrechten;
(19) "excellentiekeurmerk": gecertificeerd keurmerk dat aantoont dat een naar aanleiding van een oproep tot het indienen van voorstellen ingediend voorstel alle in het werkprogramma vastgestelde drempelwaarden haalde, maar bij gebrek aan beschikbare middelen voor die oproep in het werkprogramma niet kon worden gefinancierd;
(19) "excellentiekeurmerk": gecertificeerd keurmerk dat aantoont dat een naar aanleiding van een oproep tot het indienen van voorstellen ingediend voorstel alle in het werkprogramma vastgestelde drempelwaarden haalde, maar bij gebrek aan beschikbare middelen voor die oproep in het werkprogramma niet kon worden gefinancierd, en dat evenwel steun zou kunnen ontvangen uit andere Europese of nationale bronnen van financiering;
(19 bis) "strategisch O&I-plan": een om de twee jaar middels een gedelegeerde handeling goedgekeurd document ter aanvulling op het specifieke programma naar aanleiding van een breed verplicht raadplegingsproces van verschillende belanghebbenden met de lidstaten, het Europees Parlement, de belanghebbenden op het gebied van RDI, met inbegrip van het maatschappelijk middenveld. Hierin worden de prioriteiten, de instrumenten en de geschikte soorten acties en uitvoeringsvormen vastgesteld, en daarmee vormt het de basis voor de ontwikkeling van de werkprogramma's. Het bevat met name de geselecteerde missies, de nieuw opgezette of voortgezette contractuele of institutionele partnerschappen, FET-vlaggenschipinitiatieven en KIG's;
(20) "werkprogramma": door de Commissie goedgekeurd document voor de uitvoering van het specifieke programma28 overeenkomstig artikel 12 ervan, of het door een financieringsorgaan aangenomen document dat inhoudelijk en structureel gelijkwaardig is;
(20) "werkprogramma": door de Commissie goedgekeurd document voor de uitvoering van het specifieke programma28 overeenkomstig artikel 12 ervan, of het door een financieringsorgaan aangenomen document dat inhoudelijk en structureel gelijkwaardig is;
(21) "terug te betalen voorschot": deel van een gemengde Horizon Europa- of EIC-financiering dat overeenkomt met een lening op grond van titel X van het Financieel Reglement, maar dat rechtstreeks en zonder winstoogmerk door de Unie wordt verstrekt, om de kosten van activiteiten die overeenkomen met een innovatieactie te dekken, en dat door de begunstigde overeenkomstig de in het contract opgenomen voorwaarden aan de Unie moet worden terugbetaald;
(21) "terug te betalen voorschot": deel van een gemengde Horizon Europa- financiering dat overeenkomt met een lening op grond van titel X van het Financieel Reglement, maar dat rechtstreeks en zonder winstoogmerk door de Unie wordt verstrekt, om de kosten van activiteiten die overeenkomen met een innovatieactie te dekken, en dat door de begunstigde overeenkomstig de in het contract opgenomen voorwaarden aan de Unie moet worden terugbetaald;
(22) "contract": overeenkomst die wordt gesloten tussen de Commissie of een financieringsorgaan en een juridische entiteit die een innovatie- en marktintroductieactie uitvoert en die wordt ondersteund door een gemengde Horizon Europa- of EIC-financiering;
(22) "contract": overeenkomst die wordt gesloten tussen de Commissie of een financieringsorgaan en een juridische entiteit die een innovatie- en marktintroductieactie uitvoert en die wordt ondersteund door een gemengde Horizon Europa-financiering;
(23) "gerubriceerde informatie": gerubriceerde EU-informatie zoals gedefinieerd in artikel 3 van Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie, alsook gerubriceerde informatie van de lidstaten, gerubriceerde informatie van derde landen waarmee de EU een beveiligingsovereenkomst heeft gesloten en gerubriceerde informatie van internationale organisaties waarmee de Unie een beveiligingsovereenkomst heeft gesloten;
(23) "gerubriceerde informatie": gerubriceerde EU-informatie zoals gedefinieerd in artikel 3 van Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie, alsook gerubriceerde informatie van de lidstaten, gerubriceerde informatie van derde landen waarmee de EU een beveiligingsovereenkomst heeft gesloten en gerubriceerde informatie van internationale organisaties waarmee de Unie een beveiligingsovereenkomst heeft gesloten;
(24) "blendingverrichting": door de EU-begroting ondersteunde acties, onder meer in het kader van blendingfaciliteiten overeenkomstig artikel 2, lid 6, van het Financieel Reglement, waarbij niet-terugbetaalbare vormen van steun en/of financieringsinstrumenten uit de EU-begroting worden gecombineerd met terugbetaalbare vormen van steun van instellingen voor ontwikkelingsfinanciering of andere openbare financiële instellingen, alsmede van commerciële financiële instellingen en investeerders;
(24) "blendingverrichting": door de EU‑begroting ondersteunde acties, onder meer in het kader van blendingfaciliteiten overeenkomstig artikel 2, lid 6, van het Financieel Reglement, waarbij niet-terugbetaalbare vormen van steun en/of financieringsinstrumenten uit de EU-begroting worden gecombineerd met terugbetaalbare vormen van steun van instellingen voor ontwikkelingsfinanciering of andere openbare financiële instellingen, alsmede van commerciële financiële instellingen en investeerders;
(25) "gemengde Horizon Europa- of EIC-financiering": enkelvoudige financiële steun aan een innovatie- en marktintroductieactie, bestaande uit een specifieke combinatie van een subsidie of een terug te betalen voorschot met een belegging in aandelen;
(25) "gemengde Horizon Europa-financiering": enkelvoudige financiële steun aan een innovatie- en marktintroductieactie, bestaande uit een specifieke combinatie van een subsidie of een terug te betalen voorschot met een belegging in aandelen;
(25 bis) "onderzoeks- en innovatieactie": een actie hoofdzakelijk bestaande uit activiteiten die zijn gericht op het ontwikkelen van nieuwe kennis en/of het verkennen van de haalbaarheid van nieuwe of verbeterde technologieën, producten, werkwijzen, diensten of oplossingen. Hierbij kan het onder meer gaan om fundamenteel en toegepast onderzoek, technologische ontwikkeling en integratie, testen en valideren van een kleinschalig prototype in een laboratorium of gesimuleerde omgeving;
(25 ter) "innovatieactie": actie die hoofdzakelijk bestaat uit werkzaamheden met als rechtstreeks doel het creëren van plannen, schema's of ontwerpen van nieuwe, gewijzigde of verbeterde producten, procedés of diensten, eventueel met inbegrip van prototyping, tests, demonstraties, proefprojecten, grootschalige productvalidatie en marktreplicatie;
(25 quater) "grensverleggend onderzoek van de ERC": belangrijke door de onderzoeker geleide onderzoeksacties, die door een of meer begunstigden van alleen de ERC worden georganiseerd;
(25 quinquies) "opleidings- en mobiliteitsactie": een actie gericht op de verbetering van de vaardigheden, kennis en loopbaanvooruitzichten van onderzoekers op basis van mobiliteit tussen landen en, in voorkomend geval, tussen sectoren of disciplines;
(25 sexies) "medefinancieringsactie voor een programma": een actie om medefinanciering te verstrekken voor een activiteitenprogramma dat is vastgesteld en/of uitgevoerd door entiteiten die onderzoek- en innovatieprogramma's, andere dan financieringsorganen van de Unie, beheren en/of financieren;
(25 septies) "precommerciële inkoopactie": die voornamelijk is gericht op de uitvoering van precommerciële inkoopprocedures door begunstigden die aanbestedende diensten of aanbestedende instanties zijn;
(25 octies) "actie voor overheidsopdrachten voor innovatieve oplossingen": een actie die voornamelijk is gericht op de uitvoering van gezamenlijke of gecoördineerde procedures voor overheidsopdrachten met betrekking tot innovatieve oplossingen, door begunstigden die aanbestedende diensten of aanbestedende instanties zijn;
(25 nonies) "coördinatie- en ondersteuningsactie": een actie die bijdraagt tot de doelstellingen van het programma, uitgezonderd onderzoeks- en innovatieactiviteiten;
(25 decies) "overheidsopdrachten": de tenuitvoerlegging van delen van het programma ten aanzien van de strategische belangen en autonomie van de Unie en het uitvoeren, voor eigen doeleinden van de Commissie, van procedures voor overheidsopdrachten voor studies, producten, diensten en capaciteiten;
(25 undecies) "gelieerde entiteit": een juridische entiteit waarover een deelnemer direct of indirect zeggenschap kan uitoefenen, dan wel die onder dezelfde directe of indirecte zeggenschap staat als de deelnemer of die zelf de directe of indirecte zeggenschap over een deelnemer uitoefent;
__________________
__________________
26 Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).
26 Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB 347 van 20.12.2013, blz. 320).
26 bis De Commissie kan de lijst met in het kader van verbrede deelname participerende landen herzien en indien nodig in haar werkprogramma's aanpassen.
27
27
28 PB ….
28 PB ….
Amendement 63 Voorstel voor een verordening Artikel 3
Artikel 3
Artikel 3
Doelstellingen van het programma
Doelstellingen van het programma
1. De algemene doelstelling van het programma bestaat in het behalen van wetenschappelijke, economische en maatschappelijke effecten met de investeringen van de Unie in onderzoek en innovatie, met het oog op het versterken van de wetenschappelijke en technologische basis van de Unie en het vergroten van het concurrentievermogen van onder meer de industrie van de Unie, alsook het verwezenlijken van de strategische prioriteiten van de Unie en het bijdragen aan het aanpakken van wereldwijde uitdagingen, met name de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling.
1. De algemene doelstelling van het programma bestaat in het behalen van wetenschappelijke, technologische, economische en maatschappelijke met de investeringen van de Unie in onderzoek en innovatie, met het oog op het versterken van de wetenschappelijke en technologische basis van de gehele Unie, het versterken van de Europese Onderzoeksruimte en het vergroten van het concurrentievermogen van de Unie. Onderzoek en industrie moeten de strategische prioriteiten en het strategisch beleid van de Unie helpen verwezenlijken, bijdragen aan het aanpakken van wereldwijde uitdagingen, waaronder de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling en de overeenkomst van Parijs, en bijdragen tot de realisatie van de algemene doelstelling dat 3 % van het bbp van de Unie wordt geïnvesteerd in onderzoek en ontwikkeling, overeenkomstig de toezeggingen van de staatshoofden en regeringsleiders van de Unie.
2. De specifieke doelstellingen van het programma zijn:
2. De specifieke doelstellingen van het programma zijn:
-a) wetenschappelijke en technologische excellentie die nieuw moet worden ontwikkeld, bevorderd en verspreid;
a) het ondersteunen van het creëren en verbreiden van hoogwaardige nieuwe kennis, vaardigheden, technologieën en oplossingen voor wereldwijde uitdagingen;
a) het ondersteunen van het creëren en verbreiden van hoogwaardige kennis, vaardigheden, technologieën en oplossingen voor wereldwijde uitdagingen zoals de klimaatverandering en de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling, op basis van zowel fundamenteel als toegepast onderzoek;
a bis) de O&I-kloof binnen de Unie aanzienlijk verminderen, met name door de deelname van lidstaten die slecht presteren op het vlak van O&I aan Horizon Europa te vergroten ten opzichte van het vorige kaderprogramma;
b) het vergroten van het effect van onderzoek en innovatie op de ontwikkeling, ondersteuning en uitvoering van het beleid van de Unie, en het ondersteunen van de toepassing van innovatieve oplossingen in de industrie en de maatschappij voor wereldwijde uitdagingen;
b) het vergroten van de Europese toegevoegde waarde van RDI-financiering en van het effect van onderzoek en innovatie op de ontwikkeling, ondersteuning en uitvoering van het beleid van de Unie, en het ondersteunen van de toegang tot en de toepassing van innovatieve oplossingen in de maatschappij en de Europese industrie;
c) het bevorderen van alle vormen van innovatie, met inbegrip van baanbrekende innovatie, en de marktintroductie van innovatieve oplossingen versterken;
c) het bevorderen van alle vormen van innovatie en het versterken van de marktintroductie en het gebruik van RDI-resultaten, in het bijzonder binnen de Unie;
d) het optimaliseren van de verwezenlijking van het programma om het effect ervan binnen een versterkte Europese Onderzoeksruimte zo groot mogelijk te maken.
d) het optimaliseren van de verwezenlijking van het programma voor het versterken en vergroten van de impact van RDI en van de aantrekkelijkheid van de Europese Onderzoeksruimte.
Amendement 64 Voorstel voor een verordening Artikel 4
Artikel 4
Artikel 4
Structuur van het programma
Structuur van het programma
1. Het programma bestaat uit de volgende onderdelen, die bijdragen aan de in artikel 3 uiteengezette algemene en specifieke doelstellingen:
1. Het programma bestaat uit de volgende onderdelen, die bijdragen aan de in artikel 3 uiteengezette algemene en specifieke doelstellingen:
1) Pijler I – "Open wetenschap", waarmee de in artikel 3, lid 2, onder a), uiteengezette specifieke doelstelling wordt nagestreefd en tevens de in artikel 3, lid 2, onder b) en c), uiteengezette specifieke doelstellingen worden ondersteund, met de volgende componenten:
1) pijler I "Excellente en open wetenschap", met de volgende componenten:
a) de Europese Onderzoeksraad (ERC);
a) de Europese Onderzoeksraad (ERC);
b) Marie Skłodowska-Curie-acties (MSCA);
b) Marie Skłodowska-Curie-acties (MSCA);
c) onderzoeksinfrastructuren.
c) onderzoeksinfrastructuren.
2) Pijler II – "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen", waarmee de in artikel 3, lid 2, onder b), uiteengezette specifieke doelstelling wordt nagestreefd en tevens de in artikel 3, lid 2, onder a) en c), uiteengezette specifieke doelstellingen worden ondersteund, met de volgende componenten:
2) pijler II "Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen", met de volgende componenten:
a) cluster "Gezondheid";
a) cluster "Gezondheid";
b) cluster "Inclusieve en veilige samenleving";
b) cluster "Inclusieve en creatieve samenleving";
b bis) cluster "Veilige samenlevingen";
c) cluster "Digitaal en industrie";
c) cluster "Digitaal, industrie en ruimte";
d) cluster "Klimaat, energie en mobiliteit";
d) cluster "Klimaat, energie en mobiliteit";
e) cluster "Levensmiddelen en natuurlijke hulpbronnen";
e) cluster "Levensmiddelen, natuurlijke hulpbronnen en landbouw";
f) niet-nucleaire eigen acties van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC).
f) niet-nucleaire eigen acties van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC).
3) Pijler III – "Open innovatie", waarmee de in artikel 3, lid 2, onder c), uiteengezette specifieke doelstelling wordt nagestreefd en tevens de in artikel 3, lid 2, onder a) en b), uiteengezette specifieke doelstellingen worden ondersteund, met de volgende componenten:
3) pijler III "Innovatief Europa", met de volgende componenten:
a) de Europese Innovatieraad (EIC);
a) de Europese Innovatieraad (EIC);
b) Europese innovatie-ecosystemen;
b) Europese innovatie-ecosystemen;
c) het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT).
c) het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT).
4) Onderdeel "Versterking van de Europese Onderzoeksruimte", waarmee de in artikel 3, lid 2, onder d), uiteengezette specifieke doelstelling wordt nagestreefd en tevens de in artikel 3, lid 2, onder a), b) en c), uiteengezette specifieke doelstellingen worden ondersteund, met de volgende componenten:
4) Onderdeel "Versterking van de Europese Onderzoeksruimte", met de volgende componenten:
a) delen van excellentie;
a) verspreiden van excellentie en verbreden van de deelname in de Unie;
b) hervorming en versterking van het Europees O&I-systeem.
b) hervorming en versterking van het Europees O&I-systeem.
2. De hoofdlijnen van activiteiten worden in bijlage I beschreven.
2. De hoofdlijnen van activiteiten worden in bijlage I beschreven.
Amendement 65 Voorstel voor een verordening Artikel 5
Artikel 5
Artikel 5
Defensieonderzoek
Defensieonderzoek
1. Activiteiten die worden verricht in het kader van het in artikel 1, lid 3, onder b), bedoelde specifieke programma en die zijn vastgelegd in Verordening (EU) .../... tot oprichting van het Europees Defensiefonds, zijn onderzoeksactiviteiten die zich exclusief op defensietoepassingen richten, met als doel het concurrentievermogen, de efficiëntie en de innovatie binnen de defensiesector te bevorderen.
1. Activiteiten die worden verricht in het kader van het in artikel 1, lid 3, onder b), bedoelde specifieke programma en die zijn vastgelegd in Verordening (EU) .../... tot oprichting van het Europees Defensiefonds, richten zich exclusief op defensieonderzoek en defensietoepassingen, met als doel de consolidatie, het concurrentievermogen, de efficiëntie en de innovatie binnen de defensiesector van de Unie te bevorderen en overlappingen tussen beide programma's te vermijden.
2. Deze verordening is niet van toepassing op het in artikel 1, lid 3, onder b), bedoelde specifieke programma, met uitzondering van dit artikel, artikel 1, leden 1 en 3, en artikel 9, lid 1.
2. Deze verordening is niet van toepassing op het in artikel 1, lid 3, onder b), bedoelde specifieke programma, met uitzondering van dit artikel, artikel 1, leden 1 en 3, en artikel 9, lid 1.
Amendement 66 Voorstel voor een verordening Artikel 6
Artikel 6
Artikel 6
Uitvoering en vormen van EU-financiering
Strategische planning en uitvoering en vormen van EU-financiering
1. Het programma wordt uitgevoerd in direct beheer in overeenstemming met het Financieel Reglement of in indirect beheer met financieringsorganen als bedoeld in artikel 62, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement.
1. Het programma wordt uitgevoerd in direct beheer in overeenstemming met het Financieel Reglement of in indirect beheer met financieringsorganen als bedoeld in artikel 62, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement.
2. In het kader van het programma kan financiering voor acties onder contract worden verstrekt in een van de vormen als vastgesteld in het Financieel Reglement, met name subsidies (met inbegrip van exploitatiesubsidies), prijzen en aanbestedingen. Er kan eveneens financiering worden verstrekt in de vorm van financieringsinstrumenten in het kader van blendingverrichtingen.
2. In het kader van het programma kan financiering voor acties onder contract worden verstrekt in een van de vormen als vastgesteld in het Financieel Reglement, met name subsidies (met inbegrip van exploitatiesubsidies), die de belangrijkste vorm van steun in het kader van het programma vormen, prijzen en aanbestedingen. Er kan eveneens financiering worden verstrekt in de vorm van financieringsinstrumenten in het kader van blendingverrichtingen.
3. De in deze verordening vastgestelde regels voor deelname en verspreiding zijn van toepassing op acties onder contract.
3. De in deze verordening vastgestelde regels voor deelname en verspreiding zijn van toepassing op acties onder contract.
4. De belangrijkste soorten acties waarvan in het kader van het programma gebruik moet worden gemaakt, zijn uitgewerkt en omschreven in bijlage II. Alle vormen van financiering worden op flexibele wijze gebruikt voor alle doelstellingen van het programma, waarbij het gebruik wordt bepaald door de behoeften en de kenmerken van de specifieke doelstellingen.
4. De belangrijkste soorten acties waarvan in het kader van het programma gebruik moet worden gemaakt, zijn uitgewerkt en omschreven in artikel 2 en in bijlage II. De in lid 2 genoemde vormen van financiering worden op flexibele wijze gebruikt voor alle doelstellingen van het programma, waarbij het gebruik wordt bepaald door de behoeften en de kenmerken van de specifieke doelstellingen.
5. Het programma ondersteunt tevens eigen acties van het JRC. Wanneer deze acties een bijdrage leveren aan initiatieven krachtens artikel 185 of artikel 187 VWEU wordt deze bijdrage niet beschouwd als een deel van de aan deze initiatieven toegewezen financiële bijdrage.
5. Het programma ondersteunt tevens eigen acties van het JRC. Wanneer deze acties een bijdrage leveren aan initiatieven krachtens artikel 185 of artikel 187 VWEU wordt deze bijdrage niet beschouwd als een deel van de aan deze initiatieven toegewezen financiële bijdrage.
6. De uitvoering van het specifieke programma29 is gebaseerd op een transparante en strategische meerjarige planning van onderzoeks- en innovatieactiviteiten, met name voor de pijler "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen", na overleg met belanghebbenden over de prioriteiten, de geschikte soorten acties en te gebruiken uitvoeringsvormen.Hierdoor wordt de overeenstemming met andere relevante programma's van de Unie gewaarborgd.
6. De uitvoering van het specifieke programma29 is gebaseerd op strategische O&I-plannen, is in overeenstemming met alle doelstellingen van het programma zoals uiteengezet in artikel 3, en vindt plaats na een proces van transparante, inclusieve en strategische meerjarige planning van onderzoeks- en innovatieactiviteiten, met name voor de pijler "Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen".
Met de nationale autoriteiten, het Europees Parlement, belanghebbenden op het vlak van RDI en uit de industrie, inclusief Europese technologieplatforms, vertegenwoordigers uit het maatschappelijk middenveld en onafhankelijke adviesgroepen van deskundigen op hoog niveau wordt overleg gevoerd over de prioriteiten, de geschikte soorten acties en te gebruiken uitvoeringsvormen.Dankzij strategische planning wordt de overeenstemming met andere relevante programma's van de Unie gewaarborgd en worden de complementariteit en synergieën met nationale en regionale RDI-financieringsprogramma's en ‑prioriteiten vergroot, waardoor de EOR wordt versterkt.
6 bis. Het programma voorziet voor alle soorten begunstigden in de mogelijkheid om sneller financiering aan te vragen. Een aantal onderzoeks- en innovatieacties passen een sneltraject voor onderzoek en innovatie toe, waarbij de subsidietoekenningstermijn niet meer dan zes maanden bedraagt. Dit zorgt voor een snellere 'bottom-up'-toegang tot middelen voor kleine samenwerkende consortia voor acties gaande van fundamenteel onderzoek tot commerciële toepassing. Oproepen in het kader van het sneltraject voor onderzoek en innovatie blijven continu openstaan met uiterste data en worden uitgevoerd in de werkprogramma's in het kader van clusters, de EIC en het onderdeel "verspreiden van excellentie".
7. HorizonEuropa-activiteiten worden voornamelijk verwezenlijkt door middel van oproepen tot het indienen van voorstellen, waarvan sommige worden georganiseerd in het kader van missies en Europese partnerschappen.
7. Horizon Europa-activiteiten worden verwezenlijkt door middel van oproepen tot het indienen van voorstellen, waarvan sommige worden georganiseerd in het kader van missies en Europese partnerschappen, uitgezonderd de activiteiten vermeld in artikel 39 over prijzen.
8. In het kader van Horizon Europa verrichte onderzoeks- en innovatieactiviteiten richten zich op civiele toepassingen.
9. Het programma biedt garanties voor een doeltreffende bevordering van de gendergelijkheid en waarborgt dat de genderdimensie inhoudelijk aanwezig is in de onderzoeks- en innovatieactiviteiten. De aandacht gaat met name uit naar de zorg voor genderevenwicht, afhankelijk van de situatie in de betrokken onderzoeks- en innovatiesector, in evaluatiepanels en in organen zoals deskundigengroepen.
__________________
__________________
29 …
29 …
Amendement 67 Voorstel voor een verordening Artikel 6 bis (nieuw)
Artikel 6 bis
Beginselen van Uniefinanciering en horizontale kwesties
1. In het kader van Horizon Europa verrichte onderzoeks- en innovatieactiviteiten richten zich exclusief op civiele toepassingen. Begrotingsoverdrachten tussen het programma en het Europees Defensiefonds zijn niet toegestaan.
2. Horizon Europa waarborgt een multidisciplinaire aanpak en voorziet waar toepasselijk de integratie van sociale wetenschappen en menswetenschappen in alle activiteiten die in het kader van het programma worden ontwikkeld.
3. De samenwerkingsonderdelen van het programma bieden een evenwicht tussen lagere en hogere TRL's en hebben aldus betrekking op de hele waardeketen.
4. Het programma is erop gericht de RDI-kloof binnen de Unie aanzienlijk te verkleinen en brede geografische dekking in samenwerkingsprojecten te bevorderen. Deze inspanningen moeten hun weerslag vinden in proportionele maatregelen van de lidstaten die worden ondersteund met Europese, nationale en regionale financiële fondsen. De aandacht gaat met name uit naar het geografische evenwicht, afhankelijk van de situatie in de betrokken onderzoeks- en innovatiesector, in gefinancierde projecten, evaluatiepanels en in organen zoals raden en deskundigengroepen, zonder dat hierdoor evenwel afbreuk wordt gedaan aan de excellentiecriteria.
5. Het programma biedt garanties voor een doeltreffende bevordering van de gendergelijkheid en voor de inhoudelijke integratie van de genderdimensie inhoudelijk in de onderzoeks- en innovatieactiviteiten, en pakt de oorzaken van genderongelijkheid aan. De aandacht gaat met name uit naar de zorg voor genderevenwicht, afhankelijk van de situatie in de betrokken onderzoeks- en innovatiesector, in evaluatiepanels en in andere relevante adviesorganen zoals raden en deskundigengroepen.
6. Het programma is gericht op voortdurende administratieve vereenvoudiging en vermindering van de belasting voor de begunstigden.
7. Klimaatmainstreaming moet op een toereikende wijze in onderzoeks- en innovatieonderwerpen worden geïntegreerd en gedurende alle fasen van de onderzoekscyclus worden toegepast.
8. Waar toepasselijk voorziet het programma in een maatschappelijk engagement om de procedures en resultaten van O&I beter af te stemmen op de waarden en behoeften van de maatschappij, door wetenschappelijk engagement en wetenschapsonderwijsactiviteiten te bevorderen en door burgers en maatschappelijke organisaties te betrekken bij het vaststellen van de prioriteiten inzake O&I en aldus een stem te geven bij het ontwerpen en vormgeven van wetenschappelijke agenda's.
9. Het programma zorgt voor transparantie en verantwoordingsplicht bij de besteding van overheidsfinanciering aan onderzoeks- en innovatieprojecten, en waarborgt daarmee het algemeen belang.
10. De Commissie of het relevante financieringsorgaan zorgen ervoor dat aan alle potentiële deelnemers voldoende richtsnoeren en informatie ter beschikking worden gesteld op het ogenblik dat de uitnodiging tot het indienen van voorstellen wordt bekendgemaakt, met name de toepasselijke modelsubsidieovereenkomst.
Amendement 68 Voorstel voor een verordening Artikel 7
Artikel 7
Artikel 7
Missies
Missies
1. Missies worden geprogrammeerd binnen de pijler "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen", maar kunnen ook profijt trekken van acties die binnen andere delen van het programma worden uitgevoerd.
1. Missies worden geprogrammeerd binnen de pijler "Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen", maar kunnen ook profijt trekken van acties die binnen andere delen van het programma worden uitgevoerd alsook van in het kader van andere financieringsprogramma's van de Unie verrichte acties, met inachtneming van de regels van Horizon Europa.
2. De missies worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 5 van het specifieke programma. De evaluatie wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 26.
2. De inhoud, doelstellingen, streefdoelen, termijnen en uitvoering van de missies worden nader toegelicht in de strategische O&I-plannen, zoals omschreven in artikel 2 en zoals toegelicht in artikel 6 van het kaderprogramma en in artikel 5 van het specifieke programma. De evaluatie wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 26.
2 bis. Tijdens de eerste twee jaar van het programma wordt maximaal 10 % van de jaarlijkse begroting van pijler II geprogrammeerd middels specifieke oproepen voor de uitvoering van de missies. Voor de laatste drie jaar van het programma, en alleen na een positieve evaluatie van het proces voor selectie en beheer van de missies, kan dit percentage worden verhoogd. Het totale begrotingsaandeel voor missies wordt gepreciseerd in de strategische O&I-plannen.
2 ter. Een volledige evaluatie van de missies ten aanzien van de reikwijdte, governance, aanstelling van de raad en de preliminaire acties ervan vindt plaats overeenkomstig de respectieve meetbare mijlpalen ervan. De uit die evaluatie voortvloeiende aanbevelingen worden in aanmerking genomen alvorens nieuwe missies te programmeren of bestaande missies voort te zetten, te beëindigen of bij te sturen.
3. Missies:
3. Missies:
a) hebben een duidelijke Europese toegevoegde waarde en dragen bij aan de verwezenlijking van de prioriteiten van de Unie;
a) hebben een duidelijke Europese toegevoegde waarde en dragen bij aan de verwezenlijking van de prioriteiten, doelstellingen en verbintenissen van de Unie;
a bis) zijn inclusief, stimuleren een brede betrokkenheid en zorgen voor de deelname van diverse types aandeelhouders, en leveren RDI-resultaten op die voor alle lidstaten voordelig zijn;
b) zijn ambitieus en inspirerend, en hebben derhalve een brede maatschappelijke of economische relevantie;
b) zijn ambitieus en inspirerend, en hebben een brede maatschappelijke, wetenschappelijke, technologische, diplomatieke, ecologische of economische relevantie;
c) geven een duidelijke richting aan en zijn gericht, meetbaar en tijdsgebonden;
c) geven een duidelijke richting aan en zijn gericht, meetbaar en tijdsgebonden;
d) zijn toegespitst op ambitieuze maar realistische onderzoeks- en innovatieactiviteiten;
d) worden op transparante wijze geselecteerd en zijn toegespitst op ambitieuze, naar topprestaties strevende, maar realistische onderzoeks- en innovatieactiviteiten die alle ontwikkelingsfasen bestrijken;
d bis) zijn dringend te noemen met betrekking tot hun doelstellingen, bezitten de nodige reikwijdte en zetten de nodige middelen in met als enige doel de missie te laten slagen;
e) brengen activiteiten op gang over de verschillende disciplines, sectoren en actoren heen;
e) brengen activiteiten op gang over de verschillende disciplines (met inbegrip van sociale en geesteswetenschappen), sectoren en actoren heen;
f) staan open voor veelzijdige, bottom-upoplossingen.
f) staan open voor veelzijdige, bottom-upoplossingen.
f bis) zorgen op transparante wijze voor synergieën met andere Unieprogramma's en met publieke en private fondsen, onder meer door de actieve betrokkenheid van nationale en regionale innovatie-ecosystemen.
Amendement 69 Voorstel voor een verordening Artikel 7 bis (nieuw)
Artikel 7 bis
De Europese Innovatieraad
1. De Commissie richt een Europese Innovatieraad (EIC) op om acties in het kader van pijler III "Innovatief Europa" die met de EIC verband houden, uit te voeren. De EIC gaat volgens de volgende beginselen te werk: focus op baanbrekende en disruptieve innovatie, autonomie, mogelijkheid om risico's te nemen, efficiëntie, doeltreffendheid, transparantie en verantwoordingsplicht.
2. De EIC staat open voor alle soorten innovators, van individuele personen tot universiteiten, onderzoeksorganisaties en ondernemingen, start-ups, in het bijzonder kmo's en midcaps, en van individuele begunstigden tot multidisciplinaire consortia. Minstens 70% van de EIC-begroting wordt besteed aan innovatieve start-ups en kmo's.
3. De raad van bestuur en de beheersmechanismen van de EIC worden omschreven in Besluit (EU)... [specifiek programma] en de bijlagen daarvan.
Amendement 70 Voorstel voor een verordening Artikel 8
Artikel 8
Artikel 8
Europese partnerschappen
Europese partnerschappen
1. Delen van Horizon Europa kunnen worden uitgevoerd door middel van Europese partnerschappen. De betrokkenheid van de Unie bij Europese partnerschappen kan een van de volgende vormen aannemen:
1. Delen van Horizon Europa kunnen worden uitgevoerd door middel van Europese partnerschappen. De betrokkenheid van de Unie bij Europese partnerschappen kan een van de volgende vormen aannemen:
a) deelname aan partnerschappen die worden opgezet op basis van memoranda van overeenstemming of contractuele regelingen tussen de Commissie en de in artikel 2, lid 3, bedoelde partners, waarin de doelstellingen van het partnerschap, de daarmee verband houdende door de partners aangegane verbintenissen in verband met financiële bijdragen en/of bijdragen in natura, de belangrijkste prestatie- en impactindicatoren en de te verrichten prestaties worden gespecificeerd. Hieronder vallen onder meer de vaststelling van aanvullende onderzoeks- en innovatieactiviteiten die worden uitgevoerd door de partners en in het kader van het programma (medegeprogrammeerde Europese partnerschappen);
a) deelname aan partnerschappen die worden opgezet op basis van memoranda van overeenstemming of contractuele regelingen tussen de Commissie en de in artikel 2, lid 3, bedoelde partners, waarin de doelstellingen van het partnerschap, de daarmee verband houdende door de partners aangegane verbintenissen in verband met financiële bijdragen en/of bijdragen in natura, de belangrijkste prestatie- en impactindicatoren en de te verrichten prestaties worden gespecificeerd. Hieronder vallen onder meer de vaststelling van aanvullende onderzoeks- en innovatieactiviteiten die worden uitgevoerd door de partners en in het kader van het programma (medegeprogrammeerde Europese partnerschappen);
b) deelname en financiële bijdrage aan een programma voor onderzoeks- en innovatieactiviteiten, op basis van de door de partners aangegane verbintenis in verband met financiële bijdragen en bijdragen in natura en de integratie van hun relevante activiteiten door middel van een medefinancieringsactie voor programma's (medegefinancierde Europese partnerschappen);
b) deelname en financiële bijdrage aan een programma voor onderzoeks- en innovatieactiviteiten, op basis van de door de partners aangegane verbintenis in verband met financiële bijdragen en/of bijdragen in natura en de integratie van hun relevante activiteiten door middel van een medefinancieringsactie voor programma's (medegefinancierde Europese partnerschappen);
c) deelname en financiële bijdrage aan onderzoeks- en innovatieprogramma's die worden opgezet door verscheidene lidstaten in overeenstemming met artikel 185 VWEU, door op grond van artikel 187 VWEU in het leven geroepen organen, zoals gemeenschappelijke ondernemingen, of door de kennis- en innovatiegemeenschappen van het EIT, in overeenstemming met de [EIT-verordening] (geïnstitutionaliseerde Europese partnerschappen), en die enkel worden uitgevoerd wanneer met andere vormen van Europese partnerschappen niet dezelfde doelstellingen zouden worden verwezenlijkt of niet de noodzakelijke verwachte effecten zouden worden gegenereerd, en wanneer zij worden gerechtvaardigd door een langetermijnperspectief en een hoge mate van integratie, met inbegrip van centraal beheer van alle financiële bijdragen.
c) deelname en financiële bijdragen en/of bijdragen in natura aan onderzoeks- en innovatieprogramma's die worden opgezet door verscheidene lidstaten in overeenstemming met artikel 185 VWEU, door op grond van artikel 187 VWEU in het leven geroepen organen, zoals gemeenschappelijke ondernemingen, of door de kennis- en innovatiegemeenschappen van het EIT, in overeenstemming met de [EIT-verordening] (geïnstitutionaliseerde Europese partnerschappen), en die enkel worden uitgevoerd wanneer met andere vormen van Europese partnerschappen niet dezelfde doelstellingen zouden worden verwezenlijkt of niet de noodzakelijke verwachte effecten zouden worden gegenereerd, en wanneer zij worden gerechtvaardigd door een langetermijnperspectief en een hoge mate van integratie, met inbegrip van centraal beheer van alle financiële bijdragen.
2. Europese partnerschappen:
2. Europese partnerschappen:
a) worden opgezet in gevallen waarin de doelstellingen van Horizon Europa door die partnerschappen beter kunnen worden verwezenlijkt dan door de Unie alleen;
a) worden alleen opgezet in gevallen waarin de doelstellingen van Horizon Europa door die partnerschappen beter kunnen worden verwezenlijkt, in vergelijking met andere onderdelen van het kaderprogramma;
(b) worden gestoeld op de beginselen van toegevoegde waarde voor de Unie, transparantie, openheid, impact, hefboomeffect, financiële verbintenis voor de lange termijn door alle betrokken partijen, flexibiliteit, samenhang en complementariteit met initiatieven op lokaal, regionaal, nationaal, internationaal en Unieniveau;
b) worden gestoeld op de beginselen van toegevoegde waarde voor de Unie, transparantie, openheid, impact, een sterk hefboomeffect, financiële verbintenis en/of verbintenis in natura voor de lange termijn door alle betrokken partijen, flexibiliteit, samenhang en complementariteit met initiatieven op lokaal, regionaal, nationaal, internationaal en Unieniveau;
c) worden in de tijd beperkt en omvatten de voorwaarden voor het geleidelijk beëindigen van de financiering uit het programma.
c) worden in de tijd beperkt en omvatten de voorwaarden voor het geleidelijk beëindigen van de financiering uit het programma.
2 bis. Alle partnerschappen worden vastgesteld in strategische O&I-plannen, zoals vermeld in artikel 6 en in bijlage III van het kaderprogramma en in bijlage I van het specifieke programma, voordat zij in werkprogramma's of werkplannen worden uitgevoerd.
De voorschriften en criteria voor de selectie, uitvoering, monitoring, evaluatie en geleidelijke beëindiging ervan worden vastgesteld in bijlage III.
De voorschriften en criteria voor de selectie, uitvoering, monitoring, evaluatie en geleidelijke beëindiging ervan worden vastgesteld in bijlage III.
Amendementen 71 en 172 Voorstel voor een verordening Artikel 9
Artikel 9
Artikel 9
Begroting
Begroting
1. De financiële middelen voor de uitvoering van het kaderprogramma voor de periode 2021-2027 bedragen 94100 000 000 EUR in lopende prijzen voor het in artikel1, lid3, ondera), bedoelde specifieke programma, vermeerderd met het bedrag voor het in artikel1, lid3, onderb), bedoelde specifieke programma, zoals vastgesteld in Verordening (EU) .../... tot oprichting van het Europees Defensiefonds. tot oprichting van het Europees Defensiefonds.
1. De financiële middelen voor de uitvoering van het kaderprogramma voor de periode 2021‑2027 bedragen 120000 000 000 EUR in de prijzen van 2018 voor het in artikel1, lid 3, onder a), bedoelde specifieke programma, vermeerderd met het bedrag voor het in artikel 1, lid 3, onder b), bedoelde specifieke programma, zoals vastgesteld in Verordening (EU).../... tot oprichting van het Europees Defensiefonds.
2. De indicatieve verdeling van het in lid 1, eerste helft van de zin, bedoelde bedrag is als volgt:
2. De indicatieve verdeling van het in lid 1, eerste helft van de zin, bedoelde bedrag is als volgt:
a) 25 800 000000 EUR voor pijler I – "Open wetenschap" voor de periode 2021-2027, waarvan:
a) 27,42% voor pijler I – "Excellente en open wetenschap" voor de periode 2021‑2027, waarvan:
1) 16600 000 000 EUR voor de Europese Onderzoeksraad;
1) 17,64% voor de Europese Onderzoeksraad;
2) 6800 000 000 EUR voor Marie Skłodowska-Curie-acties;
2) 7,23% voor Marie Skłodowska-Curie-acties;
3) 2 400 000 000 EUR voor onderzoeksinfrastructuren;
3) 2,55 % voor onderzoeksinfrastructuur;
b) 52 700 000 000EUR voor pijlerII – "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen" voor de periode 2021-2027, waarvan:
b) 55,48% voor pijlerII – "Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen" voor de periode 2021-2027, waarvan:
1) 7 700 000 000EUR voor de cluster "Gezondheid";
1) 8,16% voor de cluster "Gezondheid';
2) 2 800 000 000EUR voor de cluster "Inclusieve en veilige samenleving";
2) 2,50% voor de cluster "Inclusieve en creatieve samenleving";
2 bis) 2,00 % voor de cluster "Veilige samenleving";
3) 15 000 000 000EUR voor de cluster "Digitaal en industrie";
3) 15,94% voor de cluster "Digitaal, industrie en ruimte";
4) 15 000 000 000 EUR voor de cluster "Klimaat, energie en mobiliteit";
4) 15,84% voor de cluster "Klimaat, energie en mobiliteit";
5) 10 000 000 000EUR voor de cluster "Levensmiddelen en natuurlijke hulpbronnen";
5) 9,00% voor de cluster "Levensmiddelen, natuurlijke hulpbronnen en landbouw";
6) 2 200000 000 EUR voor de niet-nucleaire eigen acties van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC);
6) 2,04% voor niet-nucleaire eigen acties van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC);
c) 13 500000 000 EUR voor pijler III – "Open innovatie" voor de periode 2021-2027, waarvan:
c) 12,71% voor pijler III – "Innovatief Europa" voor de periode 2021‑2027, waarvan:
1) 10 500 000 000EUR voor de Europese Innovatieraad, inclusief maximaal 500 000 000 EUR voor Europese innovatie-ecosystemen;
1) 8,71% voor de Europese Innovatieraad, inclusief maximaal 0,53 % voor Europese innovatie-ecosystemen;
2) 3000 000 000 voor het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT);
2) 4% voor het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT).
d) 2 100 000000 EUR voor het onderdeel "Versterking van de Europese Onderzoeksruimte" voor de periode 2021-2027, waarvan:
d) 4,39% voor het onderdeel "Versterking van de Europese Onderzoeksruimte", met de volgende componenten:
1) 1 700 000 000EUR voor "delen van excellentie";
1) 4,00% voor het verspreiden van excellentie en verbreden van de deelname in de Unie;
2) 400 000000 EUR voor "hervorming en versterking van het Europees O&I-systeem".
2) 0,39% voor de hervorming en versterking van het Europees O&I-systeem.
3. Om in te spelen op onvoorziene situaties of nieuwe ontwikkelingen en behoeften kan de Commissie in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure maximaal 10% afwijken van de in lid 2 bedoelde bedragen. Een dergelijke afwijking is niettoegestaan met betrekking tot de in lid 2, onder b), 6), bedoelde bedragen en het in lid 2 vastgelegde totaalbedrag voor het onderdeel "Versterking van de Europese Onderzoeksruimte".
3. Om in te spelen op onvoorziene situaties of nieuwe ontwikkelingen en behoeften kan de Commissie in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure maximaal 10 % afwijken van de in lid 2 bedoelde bedragen, inclusief de toewijzing van de bijdragen van geassocieerde landen.
3 bis. In het kader van de algemene doelstelling van de Unie om klimaatacties te integreren en 30 % van de Uniebegroting te besteden aan de ondersteuning van de klimaatdoelstellingen, moeten de acties uit hoofde van dit programma waar toepasselijk met ten minste 35 % van de uitgaven van het programma bijdragen tot de ondersteuning van de klimaatdoelstellingen.
3 ter. Ten minste 2,5 miljard EUR moet worden gebruikt voor subsidies voor incrementele innovatie in kmo's, overeenkomstig het instrument waarnaar wordt verwezen in artikel 43 bis van deze verordening en in bijlage I bij de beschikking.
3 quater. 45 % van de begroting van de cluster "Inclusieve en creatieve samenleving" dient ter ondersteuning van onderzoek in de culturele en creatieve sector, inclusief het cultureel erfgoed van de Unie, en hiervan zal 300 miljoen EUR worden gereserveerd voor de oprichting, na de presentatie aan het Europees Parlement van een impactbeoordeling, van een Europese cloud voor cultureel erfgoed, zoals beschreven in bijlage I bij het specifieke programma.
3 quinquies. Het is de bedoeling dat ten minste 1 miljard EUR wordt besteed aan quantumonderzoek binnen de cluster "Digitaal, industrie en ruimtevaart" onder pijler II.
4. Het in lid 1, eerste helft van de zin, bedoelde bedrag kan ook uitgaven dekken voor werkzaamheden op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit en evaluatie alsmede andere werkzaamheden, en uitgaven die nodig zijn voor het beheer en de uitvoering van het programma, met inbegrip van alle administratieve uitgaven, en de beoordeling van de verwezenlijking van de doelstellingen ervan. Het kan bovendien uitgaven dekken met betrekking tot studies, vergaderingen van deskundigen, informatie- en communicatieacties, voor zover zij verband houden met de doelstellingen van het programma, alsmede uitgaven in verband met informatietechnologienetwerken voor informatieverwerking en -uitwisseling, daaronder begrepen institutionele informatietechnologie-instrumenten, en andere uitgaven voor technische en administratieve bijstand die nodig is voor het beheer van het programma.
4. Het in lid 1, eerste helft van de zin, bedoelde bedrag kan ook uitgaven dekken voor werkzaamheden op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit en evaluatie alsmede andere werkzaamheden, en uitgaven die nodig zijn voor het beheer en de uitvoering van het programma, met inbegrip van alle administratieve uitgaven, en de beoordeling van de verwezenlijking van de doelstellingen ervan. Deze kosten mogen niet meer bedragen dan 5 % van het totale bedrag van het programma. Het kan bovendien uitgaven dekken met betrekking tot studies, vergaderingen van deskundigen, informatie- en communicatieacties, voor zover zij verband houden met de doelstellingen van het programma, alsmede uitgaven in verband met informatietechnologienetwerken voor informatieverwerking en -uitwisseling, daaronder begrepen institutionele informatietechnologie-instrumenten, en andere uitgaven voor technische en administratieve bijstand die nodig is voor het beheer van het programma.
5. Zo nodig kunnen voor het beheer van acties die op 31 december 2027 nog niet zijn voltooid, ook na 2027 kredieten ter dekking van de in lid 4 bedoelde uitgaven in de begroting worden opgenomen.
5. Zo nodig kunnen voor het beheer van acties die op 31 december 2027 nog niet zijn voltooid, ook na 2027 kredieten ter dekking van de in lid 4 bedoelde uitgaven in de begroting worden opgenomen.
6. Vastleggingen in de begroting voor acties waarvan de uitvoering zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekt, mogen in jaartranches worden verdeeld.
6. Vastleggingen in de begroting voor acties waarvan de uitvoering zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekt, mogen in jaartranches worden verdeeld.
7. Onverminderd het Financieel Reglement kunnen uitgaven voor acties die voortvloeien uit in het eerste werkprogramma opgenomen projecten vanaf 1 januari 2021 in aanmerking komen.
7. Onverminderd het Financieel Reglement kunnen uitgaven voor acties die voortvloeien uit in het eerste werkprogramma opgenomen projecten vanaf 1 januari 2021 in aanmerking komen.
8. Op verzoek van de lidstaten kunnen de middelen die aan hen in gedeeld beheer zijn toegewezen en die overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EU) .../... [verordening gemeenschappelijke bepalingen] overdraagbaar zijn, worden overgeschreven naar het programma. De Commissie voert die middelen overeenkomstig artikel 62, lid 1, onder a), van het Financieel Reglement op directe wijze dan wel overeenkomstig artikel 62, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement op indirecte wijze uit. Indien mogelijk worden die middelen gebruikt ten voordele van de betrokken lidstaat.
9. Horizon Europa is ontworpen om in synergie met andere financieringsprogramma's van de Unie te worden uitgevoerd. Een niet-uitputtende lijst van synergieën met andere financieringsprogramma's van de Unie is opgenomen in bijlage IV.
Amendement 72 Voorstel voor een verordening Artikel 10
Artikel 10
Artikel 10
Open toegang en open data
Open toegang en open data
1. Open toegang tot wetenschappelijke publicaties die voortvloeien uit in het kader van het programma gefinancierd onderzoek wordt gewaarborgd overeenkomstig artikel 35, lid 3. Open toegang tot onderzoeksgegevens wordt gewaarborgd in overeenstemming met het beginsel "zo open als mogelijk, zo gesloten als nodig". Open toegang tot andere onderzoeksresultaten wordt aangemoedigd.
1. Open toegang tot wetenschappelijke publicaties die voortvloeien uit in het kader van het programma gefinancierd onderzoek wordt gewaarborgd overeenkomstig artikel 35, lid 3. Open toegang tot onderzoeksgegevens wordt gewaarborgd in overeenstemming met het beginsel "zo open als mogelijk, zo gesloten als nodig".
1 bis. Vanwege het economische belang, de intellectuele-eigendomsrechten, de bescherming van persoonsgegevens en vertrouwelijkheid, veiligheidskwesties en andere legitieme belangen van de Unie houdt open toegang tot onderzoeksgegevens in dat de behoefte aan verschillende toegangsregelingen wordt erkend, met inbegrip van de mogelijkheid van een opt‑out. Plannen voor gegevensbeheer tijdens de looptijd van het project worden als subsidiabele kosten beschouwd.
1 ter. Wederzijdse open toegang tot wetenschappelijke publicaties en onderzoeksgegevens wordt internationaal aangemoedigd, rekening houdend met het concurrentievermogen en de industriële belangen van de Unie. Met name wederzijdse open toegang wordt aangemoedigd in alle associatieovereenkomsten en wetenschappelijke en technologische samenwerkingsovereenkomsten met derde landen, inclusief overeenkomsten die zijn ondertekend door financieringsorganen waaraan het indirecte beheer van het programma is toevertrouwd.
2. Een verantwoord beheer van onderzoeksgegevens wordt gewaarborgd in overeenstemming met de FAIR-beginselen: "Findability" (opspoorbaarheid), "Accessibility" (toegankelijkheid), "Interoperability" (interoperabiliteit) en "Reusability" (herbruikbaarheid).
2. Een verantwoord beheer van onderzoeksgegevens wordt gewaarborgd in overeenstemming met de FAIR-beginselen inzake gegevens: "Findability" (opspoorbaarheid), "Accessibility" (toegankelijkheid), "Interoperability" (interoperabiliteit) en "Reusability" (herbruikbaarheid).
3. Openwetenschapspraktijken die verder gaan dan open toegang tot onderzoeksresultaten en verantwoord beheer van onderzoeksgegevens worden gestimuleerd.
3. Openwetenschapspraktijken die verder gaan dan open toegang tot onderzoeksgegevens en wetenschappelijke publicaties en verantwoord beheer van onderzoeksgegevens worden gestimuleerd.
Amendement 73 Voorstel voor een verordening Artikel 11
Artikel 11
Artikel 11
Aanvullende en gecombineerde financiering
Aanvullende, gecombineerde en cumulatieve financiering
1. Horizon Europa wordt uitgevoerd in synergie met andere financieringsprogramma's van de Unie waarbij naar maximale administratieve vereenvoudiging wordt gestreefd. Een niet-uitputtende lijst van synergieën met andere financieringsprogramma's is opgenomen in bijlage IV. Eén voor Horizon Europa geldend stelsel van regels is van toepassing voor een medegefinancierde RDI-actie.
Voor acties waaraan een excellentiekeurmerk is toegekend of die voldoen aan de volgende cumulatieve, vergelijkende voorwaarden:
2. Het excellentiekeurmerk wordt voor alle onderdelen van het programma toegekend. Voor acties waaraan een excellentiekeurmerk is toegekend of die voldoen aan de volgende cumulatieve, vergelijkende voorwaarden:
a) beoordeeld zijn in het kader van een oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van het programma;
a) beoordeeld zijn in het kader van een oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van het programma;
b) voldoen aan de minimumeisen inzake kwaliteit van die oproep tot het indienen van voorstellen;
b) voldoen aan de minimumeisen inzake kwaliteit van die oproep tot het indienen van voorstellen;
c) niet gefinancierd zijn in het kader van die oproep tot het indienen van voorstellen vanwege budgettaire beperkingen,
c) niet gefinancierd zijn in het kader van die oproep tot het indienen van voorstellen vanwege budgettaire beperkingen,
kan steun worden ontvangen uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Cohesiefonds, het Europees Sociaal Fonds+ of het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, overeenkomstig artikel[67], lid5, van Verordening (EU) .../... [verordening gemeenschappelijke bepalingen] en artikel[8] van Verordening (EU).../... [betreffende de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid], op voorwaarde dat die acties verenigbaar zijn met de doelstellingen van het betrokken programma. Hierbij gelden de regels van het fonds waaruit steun wordt ontvangen.
kan steun worden ontvangen uit nationale of regionale fondsen, waaronder het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Cohesiefonds, het Europees Sociaal Fonds+ of het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, overeenkomstig artikel[67], lid5, van Verordening (EU).../... [verordening gemeenschappelijke bepalingen] en artikel [8] van Verordening (EU).../... [betreffende de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid], zonder dat verdere aanvraag en evaluatie is vereist en op voorwaarde dat die acties verenigbaar zijn met de doelstellingen van het betrokken programma. Met uitzondering van staatssteunregels gelden hierbij de regels van het fonds waaruit steun wordt ontvangen.
2 bis. Overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EU) nr. XX [... verordening gemeenschappelijke bepalingen] mag de beheersautoriteit op vrijwillige basis verzoeken om de overdracht van delen van de financiële toewijzingen aan Horizon Europa. Overgedragen middelen worden uitgevoerd overeenkomstig de regels van Horizon Europa. Bovendien zorgt de Commissie ervoor dat zulke overgedragen fondsen volledig worden geoormerkt voor programma's en/of projecten die zullen worden uitgevoerd in de lidstaat of, in voorkomend geval, regio waarin zij hun oorsprong vinden.
2 ter. De Commissie neemt met voorafgaande toestemming van de aanvragers de in dit artikel bedoelde toewijzingen op in het informatiesysteem voor geselecteerde projecten met het oog op een snelle uitwisseling van informatie en om financierende instanties in staat te stellen financiering voor de geselecteerde acties te verstrekken.
Voor een actie waarvoor een bijdrage uit een ander programma van de Unie is ontvangen, kan ook een bijdrage in het kader van het programma worden ontvangen, op voorwaarde dat de bijdragen niet dezelfde kosten dekken.
Amendement 74 Voorstel voor een verordening Artikel 12
Artikel 12
Artikel 12
Met het programma geassocieerde derde landen
Met het programma geassocieerde derde landen
1. Het programma staat open voor de associatie van de volgende derde landen:
1. Het programma staat open voor de associatie van de volgende derde landen:
a) landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER), in overeenstemming met de in de EER-overeenkomst vastgestelde voorwaarden;
a) landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER), in overeenstemming met de in de EER-overeenkomst vastgestelde voorwaarden;
b) toetredingslanden, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaten, in overeenstemming met de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor deelname van die landen aan programma's van de Unie zoals vastgesteld in de desbetreffende kaderovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad, of in soortgelijke overeenkomsten, alsmede in overeenstemming met de specifieke voorwaarden die zijn vastgesteld in overeenkomsten tussen de Unie en die landen;
b) toetredingslanden, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaten, in overeenstemming met de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor deelname van die landen aan programma's van de Unie zoals vastgesteld in de desbetreffende kaderovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad, of in soortgelijke overeenkomsten, alsmede in overeenstemming met de specifieke voorwaarden die zijn vastgesteld in overeenkomsten tussen de Unie en die landen;
c) landen die onder het Europees nabuurschapsbeleid vallen, in overeenstemming met de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor deelname van die landen aan programma's van de Unie zoals vastgesteld in de desbetreffende kaderovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad, of in soortgelijke overeenkomsten, alsmede in overeenstemming met de specifieke voorwaarden die zijn vastgesteld in overeenkomsten tussen de Unie en die landen;
c) landen die onder het Europees nabuurschapsbeleid vallen, in overeenstemming met de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor deelname van die landen aan programma's van de Unie zoals vastgesteld in de desbetreffende kaderovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad, of in soortgelijke overeenkomsten, alsmede in overeenstemming met de specifieke voorwaarden die zijn vastgesteld in overeenkomsten tussen de Unie en die landen;
d) derde landen en gebieden die aan elk van de volgende criteria voldoen:
d) derde landen en gebieden die aan elk van de volgende criteria voldoen:
i) goede capaciteiten op het gebied van wetenschap, technologie en innovatie;
i) goede capaciteiten op het gebied van wetenschap, technologie en innovatie;
ii) verbintenis tot een op regels gebaseerde open markteconomie, met inbegrip van een eerlijke en billijke benadering inzake intellectuele-eigendomsrechten, ondersteund door democratische instellingen;
ii) verbintenis tot een op regels gebaseerde open markteconomie, met inbegrip van een eerlijke en billijke benadering inzake intellectuele-eigendomsrechten en eerbiediging van de mensenrechten, ondersteund door democratische instellingen;
iii) actieve bevordering van beleidsmaatregelen ter verbetering van het economische en sociale welzijn van de burgers.
iii) actieve bevordering van beleidsmaatregelen ter verbetering van het economische en sociale welzijn van de burgers.
De associatie van elk van de derde landen als bedoeld onderd) met het programma is in overeenstemming met de voorwaarden die zijn vastgesteld in een specifieke overeenkomst betreffende de deelname van het derde land aan een programma van de Unie, op voorwaarde dat de overeenkomst:
De volledige of gedeeltelijke associatie met het programma door derde landen die worden genoemd onder d), geschiedt op basis van een beoordeling van de voordelen van deze associatie voor de Unie. Een dergelijke associatie moet met name in overeenstemming zijn met de voorwaarden die zijn vastgesteld in een specifieke overeenkomst betreffende de deelname van het derde land aan programma's van de Unie, op voorwaarde dat de overeenkomst:
– een billijk evenwicht waarborgt tussen de bijdragen van en de voordelen voor het derde land dat aan de programma's van de Unie deelneemt;
– een billijk evenwicht waarborgt tussen de bijdragen van en de voordelen voor het derde land dat aan de programma's van de Unie deelneemt;
– het recht verleent om een actie uit hoofde van het Programma te coördineren, op voorwaarde dat deze actie voordelen oplevert voor de Unie en op voorwaarde dat de bescherming van de financiële belangen van de Unie gewaarborgd is;
– de voorwaarden voor deelname aan het programma vaststelt, met inbegrip van de berekening van de financiële bijdragen aan individuele programma's en de administratieve kosten ervan. Deze bijdragen worden aangemerkt als bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel 21, lid 5, van het Financieel Reglement;
– de voorwaarden voor deelname aan het programma vaststelt, met inbegrip van de berekening van de financiële bijdragen aan afzonderlijke (sub)programma's en de administratieve kosten ervan. Deze bijdragen worden aangemerkt als bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel 21, lid 5, van het Financieel Reglement;
– de rechten van de Unie om naar een goed financieel beheer te streven en haar financiële belangen te beschermen, waarborgt.
– de rechten van de Unie om naar een goed financieel beheer te streven en haar financiële belangen te beschermen, waarborgt.
2. Bij de vaststelling van de reikwijdte van de associatie van elk derde land met het programma wordt rekening gehouden met de doelstelling van bevordering van economische groei in de Unie door middel van innovatie. Dienovereenkomstig kunnen voor een specifiek land, met uitzondering van EER-leden, toetredingslanden, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaten, delen van het programma worden uitgesloten van een associatieovereenkomst.
2. Bij de vaststelling van de reikwijdte van de associatie van elk derde land met het programma wordt rekening gehouden met de doelstelling van bevordering van economische groei in de Unie door middel van innovatie en wordt braindrain uit de Unie verhinderd. Dienovereenkomstig kunnen voor een specifiek land, met uitzondering van EER-leden, toetredingslanden, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaten, eenzijdig begunstigende onderdelen van het programma worden uitgesloten van een associatieovereenkomst, met name onderdelen die specifiek voor particuliere entiteiten zijn bestemd.
3. De associatieovereenkomst voorziet, waar passend, in de deelname van in de Unie gevestigde juridische entiteiten aan soortgelijke programma's van geassocieerde landen overeenkomstig de daarin vastgestelde voorwaarden.
3. De associatieovereenkomst voorziet, waar passend, in en streeft naar de wederzijdse deelname van in de Unie gevestigde juridische entiteiten aan soortgelijke programma's van geassocieerde landen overeenkomstig de daarin vastgestelde voorwaarden.
4. De voorwaarden voor de vaststelling van de hoogte van de financiële bijdrage waarborgen een automatische correctie van eventuele aanzienlijke onevenwichtigheden in vergelijking met het bedrag dat in het geassocieerde land gevestigde entiteiten door deelname aan het programma ontvangen, waarbij rekening wordt gehouden met de kosten van het beheer, de uitvoering en het functioneren van het programma.
4. De voorwaarden van de associatieovereenkomst voor de vaststelling van de hoogte van de financiële bijdrage waarborgen een automatische tweejaarlijkse correctie van eventuele onevenwichtigheden in vergelijking met het bedrag dat in het geassocieerde land gevestigde entiteiten door deelname aan het programma ontvangen, waarbij rekening wordt gehouden met de kosten van het beheer, de uitvoering en het functioneren van het programma.
4 bis. De bijdragen van alle geassocieerde landen worden toegewezen aan de relevante delen van het programma, mits de in artikel 9, lid 2, gespecificeerde verdeling van de begrotingsmiddelen in acht wordt genomen. De Commissie deelt de Raad en het Parlement tijdens de jaarlijkse begrotingsprocedure de totale begroting mee voor elke onderdeel van het programma, met precisering van elk van de geassocieerde landen, alle individuele bijdragen en de financiële balans ervan.
Amendement 75 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – titel
Subsidiabele acties
Subsidiabele acties en ethische beginselen
Amendement 76 Voorstel voor een verordening Artikel 15
Artikel 15
Artikel 15
Ethiek
Ethiek
1. In het kader van het programma verrichte acties zijn in overeenstemming met de ethische beginselen en de toepasselijke nationale, internationale en Uniewetgeving, inclusief het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de aanvullende protocollen.
1. In het kader van het programma verrichte acties zijn in overeenstemming met de ethische beginselen en de toepasselijke nationale, internationale en Uniewetgeving, inclusief het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de aanvullende protocollen.
Bijzondere aandacht wordt besteed aan het evenredigheidsbeginsel, het recht op privacy, het recht op bescherming van persoonsgegevens, het recht op lichamelijke en geestelijke integriteit van personen, het recht op non-discriminatie en de noodzaak om een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid te verzekeren.
2. Entiteiten die deelnemen aan de actie verstrekken:
2. Entiteiten die deelnemen aan de actie verstrekken:
a) een ethische zelfbeoordeling met daarin een opsomming en een gedetailleerde beschrijving van alle te verwachten ethische kwesties die verband houden met de doelstelling, de uitvoering en de te verwachten effecten van de te financieren activiteiten, met inbegrip van een bevestiging van de naleving van lid 1 en een beschrijving van hoe deze zal worden gewaarborgd;
a) een ethische zelfbeoordeling met daarin een opsomming en een gedetailleerde beschrijving van alle te verwachten ethische kwesties die verband houden met de doelstelling, de uitvoering en de te verwachten effecten van de te financieren activiteiten, met inbegrip van een bevestiging van de naleving van lid 1 en een beschrijving van hoe deze zal worden gewaarborgd;
b) een bevestiging dat de activiteiten in overeenstemming zullen zijn met "The European Code of Conduct for Research Integrity", gepubliceerd door All European Academies, en dat geen van financiering uitgesloten activiteiten zullen worden verricht;
b) een bevestiging dat de activiteiten in overeenstemming zullen zijn met "The European Code of Conduct for Research Integrity", gepubliceerd door All European Academies, en dat geen van financiering uitgesloten activiteiten zullen worden verricht;
c) in het geval van buiten de Unie verrichte activiteiten, een bevestiging dat dezelfde activiteiten zouden zijn toegestaan in een lidstaat, en
c) in het geval van buiten de Unie verrichte activiteiten, een bevestiging dat dezelfde activiteiten zouden zijn toegestaan in een lidstaat; en
d) in het geval van activiteiten waarbij menselijke embryonale stamcellen worden gebruikt, waar van toepassing, nadere bijzonderheden betreffende de toestemmings- en toezichtmaatregelen die de bevoegde instanties van de betrokken lidstaten nemen, alsmede betreffende de ethische goedkeuringen die vóór de aanvang van de betrokken activiteiten moeten worden verkregen.
d) in het geval van activiteiten waarbij menselijke embryonale stamcellen worden gebruikt, waar van toepassing, nadere bijzonderheden betreffende de toestemmings- en toezichtmaatregelen die de bevoegde instanties van de betrokken lidstaten nemen, alsmede betreffende de ethische goedkeuringen die vóór de aanvang van de betrokken activiteiten moeten worden verkregen.
3. Voorstellen worden systematisch gescreend om na te gaan welke acties aanleiding geven tot ingewikkelde of ernstige ethische kwesties en deze aan een ethische beoordeling te onderwerpen. De ethische beoordeling wordt uitgevoerd door de Commissie, tenzij het financieringsorgaan hiertoe wordt gemachtigd. In het geval van activiteiten waarbij menselijke embryonale stamcellen of menselijke embryo's worden gebruikt, is een ethische beoordeling verplicht. Ethische screenings en beoordelingen worden uitgevoerd met de hulp van ethische deskundigen. De Commissie en de financieringsorganen waarborgen dat de ethische procedures zo transparant mogelijk zijn.
3. Voorstellen worden systematisch gescreend om na te gaan welke acties aanleiding geven tot ingewikkelde of ernstige ethische kwesties en deze aan een ethische beoordeling te onderwerpen. De ethische beoordeling wordt uitgevoerd door de Commissie, tenzij het financieringsorgaan hiertoe wordt gemachtigd. In het geval van activiteiten waarbij menselijke embryonale stamcellen of menselijke embryo's worden gebruikt, is een ethische beoordeling verplicht. Ethische screenings en beoordelingen worden uitgevoerd met de hulp van ethische deskundigen. De Commissie en de financieringsorganen waarborgen dat de ethische procedures transparant zijn.
4. Entiteiten die deelnemen aan de actie verkrijgen vóór de aanvang van de desbetreffende activiteiten alle goedkeuringen of andere verplichte documenten van de betrokken nationale of lokale ethische commissies of andere organen, bijvoorbeeld gegevensbeschermingsautoriteiten. Die documenten worden aangehouden en op verzoek aan de Commissie of het financieringsorgaan worden overgelegd.
4. Entiteiten die deelnemen aan de actie verkrijgen vóór de aanvang van de desbetreffende activiteiten alle goedkeuringen of andere verplichte documenten van de betrokken nationale of lokale ethische commissies of andere organen, bijvoorbeeld gegevensbeschermingsautoriteiten. Die documenten worden aangehouden en op verzoek aan de Commissie of het financieringsorgaan worden overgelegd.
5. In voorkomend geval voert de Commissie of het financieringsorgaan ethische controles uit. In het geval van ernstige of ingewikkelde ethische kwesties worden de controles uitgevoerd door de Commissie, tenzij het financieringsorgaan hiertoe wordt gemachtigd.
5. In voorkomend geval voert de Commissie of het financieringsorgaan ethische controles uit. In het geval van ernstige of ingewikkelde ethische kwesties worden de controles uitgevoerd door de Commissie, tenzij het financieringsorgaan hiertoe wordt gemachtigd.
Ethische controles worden uitgevoerd met de hulp van ethische deskundigen.
Ethische controles worden uitgevoerd met de hulp van ethische deskundigen.
6. Acties die ethisch niet aanvaardbaar zijn, kunnen te allen tijde worden verworpen of beëindigd.
6. Acties die ethisch niet aanvaardbaar zijn, worden verworpen of beëindigd zodra die ethische onaanvaardbaarheid is vastgesteld.
Amendement 77 Voorstel voor een verordening Artikel 16
Artikel 16
Artikel 16
Beveiliging
Beveiliging
1. In het kader van het programma verrichte acties voldoen aan de toepasselijke beveiligingsvoorschriften en met name aan de voorschriften inzake de bescherming van gerubriceerde informatie tegen ongeoorloofde openbaarmaking, inclusief naleving van het toepasselijke nationale recht en recht van de Unie. In het geval van buiten de Unie verricht onderzoek waarbij gerubriceerde informatie wordt gebruikt en/of gegenereerd, moeten niet alleen die voorschriften worden nageleefd, maar moet ook een beveiligingsovereenkomst worden gesloten tussen de Unie en het derde land waar het onderzoek wordt verricht.
1. In het kader van het programma verrichte acties voldoen aan de toepasselijke beveiligingsvoorschriften en met name aan de voorschriften inzake de bescherming van gerubriceerde informatie tegen ongeoorloofde openbaarmaking, inclusief naleving van het toepasselijke nationale recht en recht van de Unie. In het geval van buiten de Unie verricht onderzoek waarbij gerubriceerde informatie wordt gebruikt en/of gegenereerd, moeten niet alleen die voorschriften worden nageleefd, maar moet ook een beveiligingsovereenkomst worden gesloten tussen de Unie en het derde land waar het onderzoek wordt verricht.
2. In voorkomend geval bevatten voorstellen een zelfbeoordeling inzake beveiliging met daarin een opsomming van alle beveiligingskwesties en een gedetailleerde beschrijving van de wijze waarop deze kwesties zullen worden aangepakt met het oog op de naleving van het toepasselijke nationale recht en recht van de Unie.
2. In voorkomend geval bevatten voorstellen een zelfbeoordeling inzake beveiliging met daarin een opsomming van alle beveiligingskwesties en een gedetailleerde beschrijving van de wijze waarop deze kwesties zullen worden aangepakt met het oog op de naleving van het toepasselijke nationale recht en recht van de Unie.
3. In voorkomend geval worden voorstellen die aanleiding geven tot beveiligingskwesties door de Commissie of het financieringsorgaan aan een beveiligingscontrole onderworpen.
3. In voorkomend geval worden voorstellen die aanleiding geven tot beveiligingskwesties door de Commissie of het financieringsorgaan aan een beveiligingscontrole onderworpen.
4. In voorkomend geval is de actie in overeenstemming met Besluit (EU, Euratom) 2015/444 en de uitvoeringsbepalingen daarbij.
4. In voorkomend geval is de actie in overeenstemming met Besluit (EU, Euratom) 2015/444 en de uitvoeringsbepalingen daarbij.
5. Entiteiten die deelnemen aan de actie waarborgen de bescherming van bij de actie gebruikte en/of gegenereerde gerubriceerde informatie tegen ongeoorloofde openbaarmaking. Zij tonen vóór de aanvang van de betrokken activiteiten aan dat zij beschikken over een door de bevoegde nationale veiligheidsinstanties afgegeven veiligheidsmachtiging voor zichzelf en/of de vestiging.
5. Entiteiten die deelnemen aan de actie waarborgen de bescherming van bij de actie gebruikte en/of gegenereerde gerubriceerde informatie tegen ongeoorloofde openbaarmaking. Zij tonen vóór de aanvang van de betrokken activiteiten aan dat zij beschikken over een door de bevoegde nationale veiligheidsinstanties afgegeven veiligheidsmachtiging voor zichzelf en/of de vestiging op verzoek van de Commissie of een financieringsorgaan.
6. Wanneer externe deskundigen te maken krijgen met gerubriceerde informatie wordt voorafgaand aan hun aanstelling de passende veiligheidsmachtiging verstrekt.
6. Wanneer externe deskundigen te maken krijgen met gerubriceerde informatie wordt voorafgaand aan hun aanstelling de passende veiligheidsmachtiging verstrekt.
7. In voorkomend geval kan de Commissie of het financieringsorgaan beveiligingscontroles uitvoeren.
7. In voorkomend geval kan de Commissie of het financieringsorgaan beveiligingscontroles uitvoeren.
8. Acties die niet aan de veiligheidsvoorschriften voldoen, kunnen te allen tijde worden verworpen of beëindigd.
8. Acties die niet aan de veiligheidsvoorschriften voldoen, kunnen te allen tijde worden verworpen of beëindigd.
Amendement 78 Voorstel voor een verordening Artikel 18
Artikel 18
Artikel 18
Voor deelname in aanmerking komende entiteiten
Voor deelname in aanmerking komende entiteiten
1. Alle juridische entiteiten, waar ook gevestigd, en alle internationale organisaties kunnen aan acties in het kader van het programma deelnemen, op voorwaarde dat voldaan is aan de in deze verordening vastgestelde voorwaarden, inclusief alle voorwaarden in het werkprogramma of de oproep.
1. Alle juridische entiteiten, waar ook gevestigd, inclusief juridische entiteiten uit niet-geassocieerde derde landen, en alle internationale organisaties kunnen aan acties in het kader van het programma deelnemen, op voorwaarde dat voldaan is aan de in deze verordening vastgestelde voorwaarden, inclusief alle voorwaarden in het werkprogramma of de oproep.
2. Entiteiten maken deel uit van een consortium dat bestaat uit minimaal drie onafhankelijke juridische entiteiten die elk in een andere lidstaat of een ander geassocieerd land zijn gevestigd en waarvan er minimaal één in een lidstaat is gevestigd, tenzij:
2. Entiteiten maken deel uit van een consortium dat bestaat uit minimaal drie onafhankelijke juridische entiteiten die elk in een andere lidstaat, de ultraperifere regio's inbegrepen, of in een ander geassocieerd land zijn gevestigd en waarvan er minimaal twee in een lidstaat is gevestigd, tenzij het een in lid 3 of lid 4 bedoelde actie betreft:
a) indien dit gerechtvaardigd is, in het werkprogramma anders is bepaald;
b) het een in lid 3 of 4 bedoelde actie betreft.
3. Acties op het gebied van grensverleggend onderzoek van de Europese Onderzoeksraad (ERC), acties van de Europese Innovatieraad (EIC), opleidings- en mobiliteitsacties of medefinancieringsacties voor programma's kunnen worden uitgevoerd door een of meer juridische entiteiten, waarvan er minimaal één in een lidstaat of een geassocieerd land is gevestigd.
3. Acties op het gebied van grensverleggend onderzoek van de Europese Onderzoeksraad (ERC), acties van de Europese Innovatieraad (EIC), opleidings- en mobiliteitsacties of medefinancieringsacties voor programma's kunnen worden uitgevoerd door een of meer juridische entiteiten, waarvan er minimaal één in een lidstaat of indien toepasselijk een geassocieerd land zoals vermeld in artikel 12, lid 1, is gevestigd.
4. Coördinatie- en ondersteuningsacties kunnen worden uitgevoerd door een of meer in een lidstaat, een geassocieerd land of een ander derde land gevestigde juridische entiteiten.
4. Coördinatie- en ondersteuningsacties kunnen worden uitgevoerd door een of meer in een lidstaat, een geassocieerd land of een ander derde land gevestigde juridische entiteiten.
5. Voor acties met betrekking tot de strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid van de Unie kan in het werkprogramma worden vastgesteld dat de deelname kan worden beperkt tot entiteiten die in lidstaten zijn gevestigd, of tot entiteiten die in lidstaten en in bepaalde geassocieerde of andere derde landen zijn gevestigd.
5. Voor acties met betrekking tot de strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid van de Unie kan in het werkprogramma worden vastgesteld dat de deelname kan worden beperkt tot entiteiten die in lidstaten zijn gevestigd, of tot entiteiten die in lidstaten en in bepaalde geassocieerde of andere derde landen zijn gevestigd.
6. In het werkprogramma kan worden voorzien in extra criteria om in aanmerking te komen, naast die welke in de leden 2, 3, 4 en 5 worden vermeld, overeenkomstig specifieke beleidsvereisten of de aard en de doelstellingen van de actie, met inbegrip van het aantal juridische entiteiten, de soort juridische entiteit en de plaats van vestiging.
6. In het werkprogramma kan worden voorzien in extra criteria om in aanmerking te komen, naast die welke in de leden 2, 3, 4 en 5 worden vermeld, overeenkomstig specifieke beleidsvereisten of de aard en de doelstellingen van de actie, met inbegrip van het aantal juridische entiteiten, de soort juridische entiteit en de plaats van vestiging.
7. In het geval van acties die in aanmerking komen voor de in artikel 9, lid 8, bedoelde middelen, wordt de deelname beperkt tot één enkele in het rechtsgebied van de delegatieverlenende beheersautoriteit gevestigde juridische entiteit, tenzij anders is overeengekomen met de beheersautoriteit en anders is bepaald in het werkprogramma.
7. In het geval van acties die in aanmerking komen voor de in artikel 11 bedoelde middelen, wordt de deelname beperkt tot één enkele in het rechtsgebied van de delegatieverlenende beheersautoriteit gevestigde juridische entiteit, tenzij anders is overeengekomen met de beheersautoriteit en anders is bepaald in het werkprogramma.
8. Wanneer zulks in het werkprogramma is aangegeven, kan het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek deelnemen aan acties.
8. Wanneer zulks in het werkprogramma is aangegeven, kan het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek deelnemen aan acties.
9. Het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek, internationale Europese onderzoeksorganisaties en krachtens het recht van de Unie opgerichte juridische entiteiten worden geacht te zijn gevestigd in een andere lidstaat dan deze waarin andere aan de actie deelnemende juridische entiteiten zijn gevestigd.
10. In het geval van acties op het gebied van grensverleggend onderzoek van de Europese Onderzoeksraad (ERC) en opleidings- en mobiliteitsacties worden internationale organisaties met hoofdkantoor in een lidstaat of een geassocieerd land geacht in deze lidstaat of dit geassocieerde land te zijn gevestigd.
10. In het geval van acties op het gebied van grensverleggend onderzoek van de Europese Onderzoeksraad (ERC) en opleidings- en mobiliteitsacties worden internationale organisaties met hoofdkantoor in een lidstaat of een geassocieerd land geacht in deze lidstaat of dit geassocieerde land te zijn gevestigd.
Amendement 79 Voorstel voor een verordening Artikel 19
Artikel 19
Artikel 19
Voor financiering in aanmerking komende entiteiten
Voor financiering in aanmerking komende entiteiten
1. Entiteiten komen in aanmerking voor financiering indien zij zijn gevestigd in een lidstaat of een geassocieerd land.
1. Entiteiten komen in aanmerking voor financiering indien zij zijn gevestigd in een lidstaat of een geassocieerd land zoals vermeld in artikel 12, lid 1.
In het geval van acties die in aanmerking komen voor de in artikel 9, lid 8, bedoelde middelen komen enkel in het rechtsgebied van de delegatieverlenende beheersautoriteit gevestigde entiteiten in aanmerking voor financiering met die middelen.
In het geval van acties die in aanmerking komen voor de in artikel 11, lid 3, bedoelde middelen komen enkel in het rechtsgebied van de delegatieverlenende beheersautoriteit gevestigde entiteiten in aanmerking voor financiering met die middelen.
1 bis. Indien toepasselijk komen internationale organisaties in aanmerking voor financiering in het kader van een actie indien hun hoofdkantoor gevestigd is in een lidstaat of in een geassocieerd land.
1 ter. In het geval van laag- en middeninkomenslanden en uitzonderlijk andere niet-geassocieerde derde landen kunnen zij in aanmerking komen voor financiering in het kader van een actie indien:
a) het derde land wordt genoemd in het werkprogramma; en
b) de Commissie of het financieringsorgaan van oordeel is dat de deelname van de entiteit van wezenlijk belang is voor de uitvoering van de actie.
2. In beginsel dragen in een niet-geassocieerd derde land gevestigde entiteiten de kosten van hun deelname. In het geval van laag- en middeninkomenslanden en uitzonderlijk andere niet-geassocieerde derde landen kunnen zij echter in aanmerking komen voor financiering in het kader van een actie indien:
2. In andere niet-geassocieerde derde landen gevestigde entiteiten dragen de kosten van hun deelname. Wanneer dit nuttig wordt geacht, kunnen er O&O-overeenkomsten worden gesloten tussen deze niet-geassocieerde derde landen en de Unie, en kan er een medefinancieringsmechanisme worden ingesteld, naar het voorbeeld van de mechanismen die in het kader van Horizon 2020 zijn vastgesteld. Die landen dienen te zorgen voor wederzijdse toegang voor in de Unie gevestigde juridische entiteiten tot hun RDI-financieringsprogramma's alsook voor wederkerigheid wat betreft de open toegang tot wetenschappelijke resultaten en gegevens en tot billijke voorwaarden met betrekking tot intellectuele-eigendomsrechten.
a) het derde land wordt genoemd in het door de Commissie vastgestelde werkprogramma, of
b) de Commissie of het financieringsorgaan van oordeel is dat de deelname van de entiteit van wezenlijk belang is voor de uitvoering van de actie.
3. Verbonden entiteiten komen in aanmerking voor financiering in het kader van een actie indien zij zijn gevestigd in een lidstaat, een geassocieerd land of een derde land die of dat in het door de Commissie vastgestelde werkprogramma wordt genoemd.
3. Verbonden entiteiten komen in aanmerking voor financiering in het kader van een actie indien zij zijn gevestigd in een lidstaat of een geassocieerd land.
3 bis. De Commissie brengt verslag uit aan het Parlement en de Raad, met specificatie per niet-geassocieerd derde land van het bedrag aan financiële bijdragen van de Unie dat aan de deelnemende landen is verstrekt, en het bedrag van de financiële bijdragen van het betrokken land aan entiteiten in de Unie die aan hun activiteiten deelnemen.
Amendement 80 Voorstel voor een verordening Artikel 20
Artikel 20
Artikel 20
Oproepen tot het indienen van voorstellen
Oproepen tot het indienen van voorstellen
1. Bij alle acties, met uitzondering van transitieactiviteiten van de Pathfinder van de EIC, wordt de inhoud van de oproepen tot het indienen van voorstellen opgenomen in het werkprogramma.
1. Bij alle acties wordt de inhoud van de oproepen tot het indienen van voorstellen opgenomen in het werkprogramma.
Het werkprogramma verklaart waarom een bepaalde actie moet worden gefinancierd door te verwijzen naar de resultaten van specifieke voorgaande projecten en naar de stand van de wetenschap, de technologie en de innovatie op nationaal, Unie- en internationaal niveau, en van de desbetreffende ontwikkelingen met betrekking tot beleid, de markt en de samenleving.
2. In het geval van transitieactiviteiten van de Pathfinder van de EIC:
a) wordt de bekendmaking en de inhoud van de oproepen tot het indienen van voorstellen bepaald overeenkomstig de in het werkprogramma vastgestelde doelstellingen en begroting met betrekking tot de betrokken portefeuille van acties;
b) kunnen zonder oproep tot het indienen van voorstellen subsidies ten belope van een vast bedrag van maximaal 50 000 EUR worden toegekend om dringende coördinatie- en ondersteuningsacties te verrichten met het oog op het versterken van de gemeenschap van begunstigden van de portefeuille of het beoordelen van potentiële spin-offs of potentiële marktcreërende innovatie.
3. Oproepen kunnen, wanneer dit voor de verwezenlijking van de doelstellingen ervan noodzakelijk is, worden beperkt tot de ontwikkeling van extra activiteiten of tot de toevoeging van extra partners aan bestaande acties.
3. Oproepen kunnen, wanneer dit voor de verwezenlijking van de doelstellingen ervan noodzakelijk is, worden beperkt tot de ontwikkeling van extra activiteiten of tot de toevoeging van extra partners aan bestaande acties.
4. Een oproep tot het indienen van voorstellen is niet vereist voor coördinatie- en ondersteuningsacties of medefinancieringsacties voor programma's die:
4. Een oproep tot het indienen van voorstellen is niet vereist voor coördinatie- en ondersteuningsacties of medefinancieringsacties voor programma's die:
a) door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek of door in het werkprogramma genoemde juridische entiteiten moeten worden uitgevoerd, en
a) door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek of door in het werkprogramma genoemde juridische entiteiten moeten worden uitgevoerd, en
b) niet binnen de reikwijdte van een oproep tot het indienen van voorstellen vallen.
b) niet binnen de reikwijdte van een oproep tot het indienen van voorstellen vallen.
5. In het werkprogramma worden de oproepen vermeld in het kader waarvan excellentiekeurmerken zullen worden toegekend. Met voorafgaande toestemming van de aanvrager kan informatie met betrekking tot de aanvraag en de evaluatie worden gedeeld met betrokken financierende instanties, op voorwaarde dat overeenkomsten inzake vertrouwelijkheid worden gesloten.
5. In het werkprogramma worden de oproepen vermeld in het kader waarvan excellentiekeurmerken zullen worden toegekend. Met voorafgaande toestemming van de aanvrager kan informatie met betrekking tot de aanvraag en de evaluatie worden gedeeld met betrokken financierende instanties, op voorwaarde dat overeenkomsten inzake vertrouwelijkheid worden gesloten.
5 bis. Om een zeer groot aantal aanvragen aan te pakken, kan de Commissie voor een aantal oproepen een evaluatieprocedure in twee fasen toepassen.
Amendement 81 Voorstel voor een verordening Artikel 21
Artikel 21
Artikel 21
Gezamenlijke oproepen
Gezamenlijke oproepen
De Commissie of het financieringsorgaan kan een gezamenlijke oproep tot het indienen van voorstellen uitschrijven met:
De Commissie of het financieringsorgaan kan een gezamenlijke oproep tot het indienen van voorstellen uitschrijven met:
a) derde landen, met inbegrip van de wetenschappelijke en technologische organisaties of agentschappen daarvan;
a) derde landen, met inbegrip van de wetenschappelijke en technologische organisaties of agentschappen daarvan;
b) internationale organisaties;
b) internationale organisaties;
c) juridische entiteiten zonder winstoogmerk.
c) juridische entiteiten zonder winstoogmerk.
In het geval van een gezamenlijke oproep worden gezamenlijke procedures voor de selectie en de evaluatie van voorstellen vastgesteld. Bij de procedures wordt een evenwichtige groep van door alle partijen aangestelde deskundigen betrokken.
In het geval van een gezamenlijke oproep moeten de aanvragende consortia aan de eisen vermeld in artikel 18 van deze verordening voldoen en worden gezamenlijke procedures voor de selectie en de evaluatie van voorstellen vastgesteld. Bij de procedures wordt een evenwichtige groep van door alle partijen aangestelde deskundigen betrokken.
Amendement 82 Voorstel voor een verordening Artikel 22
Artikel 22
Artikel 22
Precommerciële inkoop en overheidsopdrachten voor innovatieve oplossingen
Precommerciële inkoop en overheidsopdrachten voor innovatieve oplossingen
1. Acties kunnen gedeeltelijk bestaan uit of voornamelijk gericht zijn op precommerciële inkoop of overheidsopdrachten voor innovatieve oplossingen die worden uitgevoerd door begunstigden die aanbestedende diensten of aanbestedende entiteiten zijn in de zin van de Richtlijnen 2014/24/EU31, 2014/25/EU32 en 2009/81/EG33.
1. Acties kunnen gedeeltelijk bestaan uit of voornamelijk gericht zijn op precommerciële inkoop of overheidsopdrachten voor innovatieve oplossingen die worden uitgevoerd door begunstigden die aanbestedende diensten of aanbestedende entiteiten zijn in de zin van de Richtlijnen 2014/24/EU31, 2014/25/EU32 en 2009/81/EG33.
2. De inkoopprocedures:
2. De inkoopprocedures:
a) moeten in overeenstemming zijn met de beginselen van transparantie, non-discriminatie, gelijke behandeling, goed financieel beheer en evenredigheid, alsook met de mededingingsregels;
a) moeten in overeenstemming zijn met de beginselen van transparantie, non-discriminatie, gelijke behandeling, goed financieel beheer en evenredigheid, alsook met de mededingingsregels;
b) kunnen, in het geval van precommerciële inkoop, in specifieke voorwaarden voorzien, zoals dat de plaats van uitvoering van de gegunde activiteiten beperkt is tot het grondgebied van de lidstaten en de geassocieerde landen;
b) kunnen, in het geval van precommerciële inkoop, gebruikmaken van de vereenvoudigde en/of versnelde procedure en in specifieke voorwaarden voorzien, zoals dat de plaats van uitvoering van de gegunde activiteiten beperkt is tot het grondgebied van de lidstaten en de geassocieerde landen;
c) kunnen voorzien in de gunning van meerdere contracten binnen één en dezelfde procedure ("multiple sourcing"), en
c) kunnen voorzien in de gunning van meerdere contracten binnen dezelfde procedure ("multiple sourcing"); en
d) moeten bepalen dat de contracten worden gegund aan de inschrijver of inschrijvers die de beste prijs-kwaliteitverhouding biedt of bieden, waarbij de afwezigheid van belangenconflicten wordt gewaarborgd.
d) moeten bepalen dat de contracten worden gegund aan de inschrijver of inschrijvers die de beste prijs-kwaliteitverhouding biedt of bieden, waarbij de afwezigheid van belangenconflicten wordt gewaarborgd.
3. Een contractant die in het kader van een precommerciële inkoopactie resultaten genereert, is minimaal rechthebbende van de daaraan verbonden intellectuele-eigendomsrechten. De aanbestedende diensten hebben minimaal en vrij van royalty's recht op toegang tot die resultaten voor eigen gebruik en hebben het recht om niet-exclusieve licenties aan derden te verlenen of om die licentie door de deelnemende contractant te doen verlenen, teneinde de resultaten onder eerlijke en redelijke voorwaarden voor de aanbestedende dienst te exploiteren, evenwel zonder sublicentierecht. Indien een contractant er niet in slaagt om de resultaten binnen een bepaalde periode na de precommerciële inkoop zoals vastgesteld in de overeenkomst, te exploiteren, kunnen de aanbestedende diensten eisen dat hij de eigendom van de resultaten aan de aanbestedende diensten overdraagt.
3. Een contractant die in het kader van een precommerciële inkoopactie resultaten genereert, is minimaal rechthebbende van de daaraan verbonden intellectuele-eigendomsrechten. De aanbestedende diensten hebben vrij van royalty's recht op toegang tot die resultaten voor eigen gebruik. Indien een contractant er niet in slaagt om de resultaten binnen een bepaalde periode na de precommerciële inkoop zoals vastgesteld in de overeenkomst, te exploiteren, moeten de aanbestedende diensten met de contractant overleggen en de redenen onderzoeken voor het gebrek aan exploitatie. Na dat overleg kan de aanbestedende dienst eisen dat hij de eigendom van de resultaten aan de aanbestedende diensten overdraagt.
3 bis. In de contracten voor overheidsopdrachten voor innovatieve oplossingen kunnen specifieke bepalingen worden opgenomen met betrekking tot de eigendom, de toegangsrechten en de licentieverlening.
__________________
__________________
31 Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).
31 Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).
32 Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).
32 Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).
33 Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, en tot wijziging van Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG (PB L 216 van 20.8.2009, blz. 76).
33 Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, en tot wijziging van Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG (PB L 216 van 20.8.2009, blz. 76).
Amendement 83 Voorstel voor een verordening Artikel 23
Artikel 23
Schrappen
Cumulatieve financiering
Voor een actie waarvoor een bijdrage uit een ander programma van de Unie is ontvangen, kan ook een bijdrage in het kader van het programma worden ontvangen, op voorwaarde dat de bijdragen niet dezelfde kosten dekken. De regels van elk bijdragend programma van de Unie gelden voor de respectievelijke bijdrage daaruit aan de actie. De cumulatieve financiering mag niet meer bedragen dan de totale subsidiabele kosten van de actie en de steun uit verschillende programma's van de Unie kan naar rato worden berekend overeenkomstig de documenten waarin de voorwaarden voor de steun zijn vastgesteld.
Amendement 84 Voorstel voor een verordening Artikel 24 – titel
Selectiecriteria
Financiële draagkracht van aanvragers
Amendement 85 Voorstel voor een verordening Artikel 25
Artikel 25
Artikel 25
Toekenningscriteria
Selectie- en toekenningscriteria
1. Een voorstel wordt geëvalueerd aan de hand van de volgende toekenningscriteria:
1. Een voorstel wordt geëvalueerd aan de hand van de volgende toekenningscriteria:
a) excellentie;
a) excellentie;
b) effect;
b) effect;
c) kwaliteit en efficiëntie van de uitvoering.
c) kwaliteit en efficiëntie van de uitvoering.
2. Op voorstellen voor acties op het gebied van grensverleggend onderzoek van de ERC is uitsluitend het in lid 1, onder a), bedoelde criterium van toepassing.
2. Op voorstellen voor acties op het gebied van grensverleggend onderzoek van de ERC is uitsluitend het in lid 1, onder a), bedoelde criterium van toepassing. Enkel wanneer twee of meer excellente projecten dezelfde rangschikking behalen, wordt een onderscheid gemaakt door de criteria van lid 1, onder b) of c), toe te passen.
3. In het werkprogramma worden nadere gegevens over de toepassing van de in lid 1 genoemde toekenningscriteria opgenomen en kunnen wegingen en drempelwaarden worden gespecificeerd.
3. In het werkprogramma worden nadere gegevens over de toepassing van de in lid 1 genoemde toekenningscriteria opgenomen, inclusief wegingen, drempelwaarden en regels voor het behandelen van ex aequo-voorstellen, waarbij rekening wordt gehouden met de doelstellingen van de oproep tot het indienen van voorstellen.De voorwaarden voor het behandelen van ex aequo-voorstellen kunnen onder meer (maar niet uitsluitend) de volgende criteria omvatten: kmo's, gender, in het kader van verbrede deelname participerende landen;
3 bis. De Commissie neemt de mogelijkheid van een indieningsprocedure in twee stappen in overweging, en waar mogelijk kunnen in de eerste beoordelingsfase anonieme voorstellen in aanmerking worden genomen, op basis van de in lid 1 genoemde toekenningscriteria.
Amendement 86 Voorstel voor een verordening Artikel 26
Artikel 26
Artikel 26
Evaluatie
Evaluatie
1. Voorstellen worden geëvalueerd door het evaluatiecomité, dat:
1. Voorstellen worden geëvalueerd door het evaluatiecomité, dat:
– volledig of gedeeltelijk is samengesteld uit externe onafhankelijke deskundigen;
– is samengesteld uit externe onafhankelijke deskundigen.
– is samengesteld uit vertegenwoordigers van instellingen of organen van de Unie zoals bedoeld in artikel 150 van het Financieel Reglement.
In het geval van de EIC en missies kunnen in het evaluatiecomité ook vertegenwoordigers zitten van instellingen of organen van de Unie zoals bedoeld in artikel 150 van het Financieel Reglement.
Het evaluatiecomité kan worden bijgestaan door onafhankelijke deskundigen.
Het evaluatiecomité kan worden bijgestaan door onafhankelijke deskundigen.
2. Indien nodig rangschikt het evaluatiecomité de voorstellen die de toepasselijke drempelwaarden hebben gehaald volgens:
2. Indien nodig rangschikt het evaluatiecomité de voorstellen die de toepasselijke drempelwaarden hebben gehaald volgens:
– de in het kader van de evaluatie behaalde scores;
– de in het kader van de evaluatie behaalde scores;
– de bijdrage ervan aan de verwezenlijking van specifieke beleidsdoelstellingen, met inbegrip van de samenstelling van een consistente projectenportefeuille.
– de bijdrage ervan aan de verwezenlijking van specifieke beleidsdoelstellingen, met inbegrip van de samenstelling van een consistente projectenportefeuille.
Het evaluatiecomité kan tevens eender welke aanzienlijke aanpassing van een voorstel voorstellen, voor zover nodig voor de consistentie van de portefeuille.
Alleen in uitzonderlijke en terdege gerechtvaardigde gevallen kan het evaluatiecomité aanpassingen van een voorstel voorstellen, voor zover dat nodig is voor de consistentie van de portefeuille.
2 bis. Tijdens de evaluatieprocedure moeten belangenconflicten en op reputatie gestoelde vooroordelen worden vermeden. Er wordt voor transparantie van de evaluatiecriteria en van de aan de voorstellen toegekende scores gezorgd.
Amendement 87 Voorstel voor een verordening Artikel 27
Artikel 27
Artikel 27
Procedure voor de toetsing van evaluaties
Procedure voor de toetsing van evaluaties, vragen en klachten
1. Een aanvrager kan om toetsing van een evaluatie verzoeken wanneer hij van oordeel is dat de toepasselijke evaluatieprocedure niet correct op zijn voorstel is toegepast.
1. Een aanvrager kan om toetsing van een evaluatie verzoeken wanneer hij van oordeel is dat de toepasselijke evaluatieprocedure niet correct op zijn voorstel is toegepast.
2. Een toetsing van een evaluatie is enkel van toepassing op de procedurele aspecten van de evaluatie en niet op de evaluatie van de verdiensten van het voorstel.
2. Een toetsing van een evaluatie is enkel van toepassing op de procedurele aspecten van de evaluatie en niet op de evaluatie van de verdiensten van het voorstel.
2 bis. Een verzoek om een toetsing moet op een specifiek voorstel betrekking hebben en moet binnen dertig dagen na mededeling van de bevindingen van de evaluatie worden ingediend. Het toetsingscomité wordt voorgezeten door en is samengesteld uit vertegenwoordigers die niet waren betrokken bij de oproep tot het indienen van voorstellen. Het comité beslist of het voorstel opnieuw moet worden geëvalueerd dan wel of de oorspronkelijke evaluatie wordt bevestigd. Dat doet het zonder nodeloos uitstel en zonder afbreuk te doen aan de selectiemogelijkheden.
3. Een toetsing van een evaluatie leidt niet tot een vertraging van het selectieproces voor de voorstellen die niet worden getoetst.
3. Een toetsing van een evaluatie leidt niet tot een vertraging van het selectieproces voor de voorstellen die niet worden getoetst.
3 bis. De Commissie draagt zorg voor de instelling van een procedure op grond waarvan deelnemers rechtstreeks vragen kunnen stellen en klachten kunnen indienen aangaande hun betrokkenheid bij Horizon Europa. Online wordt informatie beschikbaar gesteld over de wijze waarop vragen kunnen worden gesteld en klachten kunnen worden ingediend.
Amendement 88 Voorstel voor een verordening Artikel 28
Artikel 28
Artikel 28
Subsidietoekenningstermijn
Subsidietoekenningstermijn
1. In afwijking van artikel 194, lid 2, eerste alinea, van het Financieel Reglement zijn de volgende termijnen van toepassing:
1. In afwijking van artikel 194, lid 2, eerste alinea, van het Financieel Reglement zijn de volgende termijnen van toepassing:
a) voor wat betreft de inkennisstelling van alle aanvragers betreffende de uitkomst van de evaluatie van hun aanvraag, ten hoogste vijf maanden na de uiterste datum voor de indiening van volledige voorstellen;
a) voor wat betreft de inkennisstelling van alle aanvragers betreffende de uitkomst van de evaluatie van hun aanvraag, ten hoogste vijf maanden na de uiterste datum voor de indiening van volledige voorstellen;
b) voor wat betreft de ondertekening van de subsidieovereenkomsten met de aanvragers, ten hoogste acht maanden na de uiterste datum voor de indiening van volledige voorstellen.
b) voor wat betreft de ondertekening van de subsidieovereenkomsten met de aanvragers, ten hoogste acht maanden na de uiterste datum voor de indiening van volledige voorstellen;
b bis) voor wat betreft specifieke subsidies die worden ondertekend uit hoofde van het sneltraject voor onderzoek en innovatie, ten hoogste zes maanden na de uiterste datum voor de indiening van volledige voorstellen.
De subsidietoekenningstermijn mag geen afbreuk doen aan de kwaliteit van de evaluatie.
2. In het werkprogramma voor de EIC kunnen kortere termijnen worden vastgesteld.
2. In het werkprogramma voor de EIC kunnen kortere termijnen worden vastgesteld.
3. Naast de in artikel 194, lid 2, tweede alinea, van het Financieel Reglement vermelde uitzonderingen kunnen de in lid 1 bedoelde termijnen worden overschreden in het geval van acties van de ERC, in het geval van missies en in het geval dat acties aan een ethische of beveiligingsbeoordeling worden onderworpen.
3. Naast de in artikel 194, lid 2, tweede alinea, van het Financieel Reglement vermelde uitzonderingen kunnen de in lid 1 bedoelde termijnen worden overschreden in het geval van acties van de ERC, in het geval van missies en in het geval dat acties aan een ethische of beveiligingsbeoordeling worden onderworpen.
Amendement 89 Voorstel voor een verordening Artikel 29
Artikel 29
Artikel 29
Uitvoering van de subsidie
Uitvoering van de subsidie
1. Indien een begunstigde zijn verplichtingen met betrekking tot de technische uitvoering van de actie niet nakomt, voldoen de andere begunstigden aan deze verplichtingen zonder enige aanvullende Uniefinanciering, tenzij zij uitdrukkelijk van die verplichting worden ontheven. De financiële aansprakelijkheid van elke begunstigde is beperkt tot zijn eigen schulden, onverminderd de bepalingen betreffende het onderlingeverzekeringsmechanisme.
1. Indien een begunstigde zijn verplichtingen met betrekking tot de technische uitvoering van de actie niet nakomt, voldoen de andere begunstigden aan deze verplichtingen zonder enige aanvullende Uniefinanciering, tenzij zij uitdrukkelijk van die verplichting worden ontheven. De financiële aansprakelijkheid van elke begunstigde is beperkt tot zijn eigen schulden, onverminderd de bepalingen betreffende het onderlingeverzekeringsmechanisme.
2. In de subsidieovereenkomst kunnen mijlpalen en daarmee samenhangende voorfinancieringstranches worden vastgesteld. Indien de mijlpalen niet worden bereikt, kan de actie worden geschorst, gewijzigd of beëindigd.
2. In de subsidieovereenkomst kunnen mijlpalen en daarmee samenhangende voorfinancieringstranches worden vastgesteld. Indien de mijlpalen niet worden bereikt, kan de actie worden geschorst of gewijzigd, indien geen passende corrigerende maatregel wordt gevonden, of beëindigd, na beoordeling door onafhankelijke deskundigen.
3. De actie kan tevens worden beëindigd wanneer de verwachte resultaten om wetenschappelijke, technologische of economische redenen niet langer relevant zijn voor de Unie, en, in het geval van de EIC en van missies, wanneer zij niet langer relevant zijn als onderdeel van een portefeuille van acties.
3. De actie kan tevens worden beëindigd wanneer de verwachte resultaten en/of mijlpalen om wetenschappelijke, technologische of economische redenen noch voor de Unie noch voor de begunstigden nog van belang zijn, en, in het geval van de EIC en van missies, wanneer zij niet langer relevant zijn als onderdeel van een portefeuille van acties. De Commissie dient een overlegprocedure met de coördinator van de actie en indien toepasselijk externe deskundigen te volgen voordat zij besluit een actie te beëindigen.
Amendement 90 Voorstel voor een verordening Artikel 30
Artikel 30
Artikel 30
Financieringspercentages
Financieringspercentages
1. Per actie is één enkel financieringspercentage van toepassing op alle activiteiten die in het kader daarvan worden gefinancierd. Het maximumpercentage wordt in het werkprogramma vastgesteld.
1. Per actie is één enkel financieringspercentage van toepassing op alle activiteiten die in het kader daarvan worden gefinancierd. Het maximumpercentage per actie wordt in het werkprogramma vastgesteld.
2. Het programma kan maximaal 100 % van de totale subsidiabele kosten van een actie vergoeden, met uitzondering van:
2. Het programma kan maximaal 100 % van de totale subsidiabele kosten van een actie vergoeden, met uitzondering van:
a) innovatieacties: maximaal 70 % van de totale subsidiabele kosten, met uitzondering van juridische entiteiten zonder winstoogmerk, waarbij het programma maximaal 100 % van de totale subsidiabele kosten kan vergoeden;
a) innovatieacties: maximaal 70 % van de totale subsidiabele kosten, met uitzondering van juridische entiteiten zonder winstoogmerk, waarbij het programma maximaal 100 % van de totale subsidiabele kosten kan vergoeden;
b) medefinancieringsacties voor programma's: minimaal 30 % van de totale subsidiabele kosten, en in specifieke en naar behoren gemotiveerde gevallen maximaal 70 %.
b) medefinancieringsacties voor programma's: minimaal 30 % van de totale subsidiabele kosten, en in specifieke en naar behoren gemotiveerde gevallen maximaal 70 %.
3. De in dit artikel bepaalde financieringspercentages zijn ook van toepassing op acties waarbij voor de financiering van de gehele of een deel van de actie een vast percentage, eenheidskosten of een vast bedrag zijn vastgelegd.
3. De in dit artikel bepaalde financieringspercentages zijn ook van toepassing op acties waarbij voor de financiering van de gehele of een deel van de actie een vast percentage, eenheidskosten of een vast bedrag zijn vastgelegd.
Amendement 91 Voorstel voor een verordening Artikel 31
Artikel 31
Artikel 31
Indirecte kosten
Indirecte kosten
1. De indirecte subsidiabele kosten worden bepaald aan de hand van een vast percentage van 25 % van de totale directe subsidiabele kosten, exclusief direct subsidiabele kosten voor uitbesteding, financiële steun aan derden en eenheidskosten of vaste bedragen die indirecte kosten omvatten.
1. De indirecte subsidiabele kosten worden bepaald aan de hand van een vast percentage van 25 % van de totale directe subsidiabele kosten, exclusief direct subsidiabele kosten voor uitbesteding, financiële steun aan derden en eenheidskosten of vaste bedragen die indirecte kosten omvatten.
In voorkomend geval worden in eenheidskosten of vaste bedragen opgenomen indirecte kosten berekend aan de hand van het in lid 1 vastgestelde vaste percentage, met uitzondering van eenheidskosten voor intern gefactureerde goederen en diensten; deze worden berekend op basis van de werkelijke kosten, in overeenstemming met de gangbare kostenberekeningsmethoden van de begunstigden.
In voorkomend geval worden in eenheidskosten of vaste bedragen opgenomen indirecte kosten berekend aan de hand van het in lid 1 vastgestelde vaste percentage, met uitzondering van eenheidskosten voor intern gefactureerde goederen en diensten; deze worden berekend op basis van de werkelijke kosten, waarbij verdeelsleutels kunnen worden toegepast, in overeenstemming met de gangbare kostenberekeningsmethoden van de begunstigden.
2. Wanneer het werkprogramma daarin voorziet, kunnen indirecte kosten echter in de vorm van een vast bedrag of op basis van eenheidskosten worden gedeclareerd.
2. Wanneer het werkprogramma daarin voorziet, kunnen indirecte kosten echter in de vorm van een vast bedrag of op basis van eenheidskosten worden gedeclareerd.
Amendement 92 Voorstel voor een verordening Artikel 32
Artikel 32
Artikel 32
Subsidiabele kosten
Subsidiabele kosten
1. Naast de in artikel 197 van het Financieel Reglement vastgestelde criteria zijn in het geval van begunstigden met projectgebaseerde vergoeding personeelskosten subsidiabel tot maximaal de hoogte van de vergoeding die de persoon ontvangt voor werkzaamheden in het kader van soortgelijke projecten die uit hoofde van nationale stelsels worden gefinancierd.
1. Naast de in artikel 197 van het Financieel Reglement vastgestelde criteria zijn in het geval van begunstigden met projectgebaseerde vergoeding personeelskosten subsidiabel tot maximaal de hoogte van de vergoeding die de persoon ontvangt voor werkzaamheden in het kader van soortgelijke projecten die uit hoofde van nationale stelsels worden gefinancierd. Voor de duur van dit programma is de uurvergoeding van personeel in lidstaten die in aanmerking komen voor verbredingsacties subsidiabel tot op een niveau dat overeenkomt met 1,25 keer de nationale uurvergoeding die wordt toegepast voor uit hoofde van nationale regelingen gefinancierde RDI-projecten.
Onder projectgebaseerde vergoeding wordt verstaan de vergoeding die samenhangt met de deelname van een persoon aan projecten, deel uitmaakt van de gangbare vergoedingsmethoden van de begunstigde en op een consistente wijze wordt uitbetaald.
Onder projectgebaseerde vergoeding wordt verstaan de vergoeding die samenhangt met de deelname van een persoon aan projecten, deel uitmaakt van de gangbare vergoedingsmethoden van de begunstigde en op een consistente wijze wordt uitbetaald.
2. In afwijking van artikel 190, lid 1, van het Financieel Reglement zijn de kosten van in de vorm van bijdragen in natura door derden ter beschikking gestelde middelen subsidiabel tot maximaal de hoogte van de directe subsidiabele kosten van de derde partij.
2. In afwijking van artikel 190, lid 1, van het Financieel Reglement zijn de kosten van in de vorm van bijdragen in natura door derden ter beschikking gestelde middelen subsidiabel tot maximaal de hoogte van de directe subsidiabele kosten van de derde partij.
3. In afwijking van artikel 192 van het Financieel Reglement worden inkomsten uit de exploitatie van de resultaten niet als ontvangsten uit de actie aangemerkt.
3. In afwijking van artikel 192 van het Financieel Reglement worden inkomsten uit de exploitatie van de resultaten niet als ontvangsten uit de actie aangemerkt.
3 bis. De begunstigden kunnen hun gebruikelijke kostenberekeningsmethoden toepassen om de kosten die verband houden met een actie te bepalen en te declareren. De Commissie kan een beperkt aantal bijkomende subsidiabiliteitsvoorwaarden specificeren om een goed beheer van de subsidie te waarborgen. De Commissie mag geen kostenberekeningsmethoden verwerpen die tot met haar eigen resultaten overeenstemmende resultaten leiden en die hetzelfde niveau van bescherming van de financiële belangen van de Unie bieden.
4. In afwijking van artikel 203, lid 4, van het Financieel Reglement is bij de betaling van het saldo een certificaat betreffende de financiële staten vereist wanneer het bedrag dat wordt gevorderd als in overeenstemming met de gangbare kostenberekeningsmethoden berekende werkelijke kosten en eenheidskosten, 325 000 EUR of meer bedraagt.
4. In afwijking van artikel 203, lid 4, van het Financieel Reglement is bij de betaling van het saldo een certificaat betreffende de financiële staten vereist wanneer het bedrag dat wordt gevorderd als in overeenstemming met de gangbare kostenberekeningsmethoden berekende werkelijke kosten en eenheidskosten, 325 000 EUR of meer bedraagt.
Certificaten betreffende de financiële staten kunnen worden afgegeven door een bevoegde en onafhankelijke ambtenaar die door de relevante nationale autoriteiten is gemachtigd om een audit bij de begunstigde uit te voeren, of door een bekwame onafhankelijke auditor die bevoegd is wettelijke audits van boekhoudbescheiden uit te voeren in overeenstemming met Richtlijn 2006/43/EG.
4 bis. In afwijking van artikel 186, lid 1, van het Financieel Reglement wordt het maximale subsidiebedrag voor Marie Skłodowska-Curie-opleidings- en mobiliteitsacties uitsluitend in het geval van moederschaps- of vaderschapsverlof gedurende de looptijd van de subsidie verhoogd met de aan de in dit verband aan de betrokken onderzoeker(s) verschuldigde uitkeringen.
4 ter. Kosten die voortvloeien uit het verantwoorde beheer van onderzoeksgegevens overeenkomstig de beginselen van opspoorbaarheid, toegankelijkheid, interoperabiliteit en herbruikbaarheid ("Findability, Accessibility, Interoperability and Reusability" – FAIR), komen in aanmerking voor subsidie.
Amendement 93 Voorstel voor een verordening Artikel 33
Artikel 33
Artikel 33
Onderlingeverzekeringsmechanisme
Onderlingeverzekeringsmechanisme
1. Hierbij wordt een onderlingeverzekeringsmechanisme ("het mechanisme") ingesteld ter vervanging en opvolging van het krachtens artikel 38 van Verordening (EG) nr. 1290/2013 ingestelde fonds. Het mechanisme dekt de risico's van het niet terugkrijgen van bedragen die de begunstigden verschuldigd zijn:
1. Hierbij wordt een onderlingeverzekeringsmechanisme ("het mechanisme") ingesteld ter vervanging en opvolging van het krachtens artikel 38 van Verordening (EU) nr. 1290/2013 ingestelde fonds. Het mechanisme dekt de risico's van het niet terugkrijgen van bedragen die de begunstigden verschuldigd zijn:
a) aan de Commissie op grond van Besluit nr. 1982/2006/EG;
a) aan de Commissie op grond van Besluit nr. 1982/2006/EG;
b) aan de Commissie en organen van de Unie op grond van Horizon 2020;
b) aan de Commissie en organen van de Unie op grond van Horizon 2020;
c) aan de Commissie en financieringsorganen op grond van het programma.
c) aan de Commissie en financieringsorganen op grond van het programma.
De dekking van het risico met betrekking tot financieringsorganen zoals bedoeld in de eerste alinea, onder c), kan worden toegepast via een in de toepasselijke overeenkomst vastgesteld systeem van indirecte dekking en rekening houdend met de aard van het financieringsorgaan.
De dekking van het risico met betrekking tot financieringsorganen zoals bedoeld in de eerste alinea, onder c), kan worden toegepast via een in de toepasselijke overeenkomst vastgesteld systeem van indirecte dekking en rekening houdend met de aard van het financieringsorgaan.
2. Het mechanisme wordt beheerd door de Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, die optreedt als uitvoerend agent. De Commissie stelt specifieke regels vast voor de werking van het mechanisme.
2. Het mechanisme wordt beheerd door de Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, die optreedt als uitvoerend agent. De Commissie stelt specifieke regels vast voor de werking van het mechanisme.
3. Begunstigden leveren een bijdrage van 5 % van de Uniefinanciering voor de actie. De Commissie kan deze bijdrage op basis van periodieke evaluaties verhogen tot maximaal 8 % of verlagen tot minder dan 5 %. De bijdrage van de begunstigden aan het mechanisme kan op de eerste voorfinanciering worden ingehouden en namens de begunstigden aan het mechanisme worden overgemaakt.
3. Begunstigden leveren een bijdrage van 5 % van de Uniefinanciering voor de actie. De Commissie kan deze bijdrage op basis van jaarlijks uitgevoerde, transparante evaluaties verhogen tot maximaal 8 % of verlagen tot minder dan 5 %. De bijdrage van de begunstigden aan het mechanisme kan op de eerste voorfinanciering worden ingehouden en namens de begunstigden aan het mechanisme worden overgemaakt.
4. De bijdrage van de begunstigden wordt bij de betaling van het saldo terugbetaald.
4. De bijdrage van de begunstigden wordt bij de betaling van het saldo terugbetaald.
5. Eventuele financiële opbrengsten van het mechanisme behoren toe aan het mechanisme. Indien de opbrengst ontoereikend is, treedt het mechanisme niet op en vordert de Commissie of het financieringsorgaan alle verschuldigde bedragen rechtstreeks bij de begunstigden of derden in.
5. Eventuele financiële opbrengsten van het mechanisme behoren toe aan het mechanisme. Indien de opbrengst ontoereikend is, treedt het mechanisme niet op en vordert de Commissie of het financieringsorgaan alle verschuldigde bedragen rechtstreeks bij de begunstigden of derden in.
6. De teruggekregen bedragen vormen voor het mechanisme bestemde ontvangsten in de zin van artikel 21, lid 4, van het Financieel Reglement. Zodra alle subsidies waarvan het risico direct of indirect wordt gedekt door het mechanisme zijn afgehandeld, worden eventuele uitstaande bedragen door de Commissie ingevorderd en worden zij, bij besluiten van de wetgevende autoriteit, opgenomen in de Uniebegroting.
6. De teruggekregen bedragen vormen voor het mechanisme bestemde ontvangsten in de zin van artikel 21, lid 4, van het Financieel Reglement. Zodra alle subsidies waarvan het risico direct of indirect wordt gedekt door het mechanisme zijn afgehandeld, worden eventuele uitstaande bedragen door de Commissie ingevorderd en worden zij opgenomen in de Uniebegroting.
7. Het mechanisme kan worden opengesteld voor de begunstigden van andere direct beheerde EU-programma's. De modaliteiten voor de deelname van de begunstigden van andere programma's worden door de Commissie vastgesteld.
7. Het mechanisme kan worden uitgebreid tot de begunstigden van andere direct beheerde EU-programma's. De modaliteiten voor de deelname van de begunstigden van andere programma's worden door de Commissie vastgesteld.
Amendement 94 Voorstel voor een verordening Artikel 34
Artikel 34
Artikel 34
Eigendom en bescherming
Eigendom en bescherming
1. Begunstigden zijn eigenaar van de door hen gegenereerde resultaten. Zij waarborgen dat eventuele rechten van hun werknemers of eender welke andere partij op de resultaten kunnen worden uitgeoefend op een wijze die verenigbaar is met de verplichtingen van de begunstigden overeenkomstig de in de subsidieovereenkomst vastgestelde voorwaarden.
1. Begunstigden zijn eigenaar van de door hen gegenereerde resultaten. Zij waarborgen dat eventuele rechten van hun werknemers of eender welke andere partij op de resultaten kunnen worden uitgeoefend op een wijze die verenigbaar is met de verplichtingen van de begunstigden overeenkomstig de in de subsidieovereenkomst vastgestelde voorwaarden.
Twee of meer begunstigden hebben resultaten gezamenlijk in eigendom indien:
Twee of meer begunstigden hebben resultaten gezamenlijk in eigendom indien:
a) zij die resultaten gezamenlijk hebben gegenereerd, en
a) zij die resultaten gezamenlijk hebben gegenereerd; en
b) het niet mogelijk is om:
b) het niet mogelijk is om:
i) de respectieve bijdrage van elk van de begunstigden vast te stellen,
i) de respectieve bijdrage van elk van de begunstigden vast te stellen,
of
of
ii) hun respectieve bijdragen van elkaar te scheiden bij het aanvragen, verkrijgen of handhaven van de bescherming ervan.
ii) hun respectieve bijdragen van elkaar te scheiden bij het aanvragen, verkrijgen of handhaven van de bescherming ervan.
De gezamenlijke eigenaren komen schriftelijk de verdeling van de gezamenlijke eigendom en de voorwaarden voor de uitoefening van het gezamenlijke eigendomsrecht overeen. Tenzij anders is overeengekomen, heeft elke gezamenlijke eigenaar het recht om niet-exclusieve licenties, zonder recht op sublicenties, aan derden te verlenen voor de exploitatie van de gezamenlijk in eigendom gehouden resultaten, indien de andere gezamenlijke eigenaren hiervan van tevoren in kennis worden gesteld en een eerlijke en redelijke vergoeding ontvangen. De gezamenlijke eigenaren kunnen schriftelijk een andere regeling dan gezamenlijke eigendom van toepassing verklaren.
De gezamenlijke eigenaren komen schriftelijk de verdeling van de gezamenlijke eigendom en de voorwaarden voor de uitoefening van het gezamenlijke eigendomsrecht overeen. Tenzij in de consortiumovereenkomst en/of de overeenkomst betreffende de gezamenlijke eigendom anders is overeengekomen, heeft elke gezamenlijke eigenaar het recht om niet-exclusieve licenties, zonder recht op sublicenties, aan derden te verlenen voor de exploitatie van de gezamenlijk in eigendom gehouden resultaten, indien de andere gezamenlijke eigenaren hiervan van tevoren in kennis worden gesteld en een eerlijke en redelijke vergoeding ontvangen. De gezamenlijke eigenaren kunnen schriftelijk een andere regeling dan gezamenlijke eigendom van toepassing verklaren.
2. Begunstigden die Uniefinanciering hebben ontvangen, beschermen hun resultaten op passende wijze, voor zover bescherming mogelijk en gerechtvaardigd is, en houden daarbij rekening met alle relevante overwegingen, met inbegrip van de vooruitzichten voor commerciële exploitatie. Bij hun beslissing over de bescherming van hun resultaten houden de begunstigden tevens rekening met de rechtmatige belangen van de andere begunstigden van de actie.
2. Begunstigden die Uniefinanciering hebben ontvangen, beschermen hun resultaten op passende wijze, voor zover bescherming mogelijk en gerechtvaardigd is, en houden daarbij rekening met alle relevante overwegingen, met inbegrip van de vooruitzichten voor commerciële exploitatie en andere legitieme belangen, zoals gegevensbeschermings- en privacyvoorschriften, intellectuele-eigendomsrechten en veiligheidsvoorschriften, in combinatie met het economische concurrentievermogen van de Unie op wereldniveau. Bij hun beslissing over de bescherming van hun resultaten houden de begunstigden tevens rekening met de rechtmatige belangen van de andere begunstigden van de actie.
Amendement 95 Voorstel voor een verordening Artikel 35
Artikel 35
Artikel 35
Exploitatie en verspreiding
Exploitatie en verspreiding
1. Begunstigden die Uniefinanciering hebben ontvangen, trachten naar beste vermogen hun resultaten te exploiteren, met name in de Unie. De begunstigden kunnen hun resultaten direct of indirect exploiteren, met name door de resultaten overeenkomstig artikel 36 over te dragen of in licentie te geven.
1. Begunstigden die Uniefinanciering hebben ontvangen, doen hun uiterste best om hun resultaten te exploiteren, in het bijzonder in de Unie. De begunstigden kunnen hun resultaten direct of indirect exploiteren, met name door de resultaten overeenkomstig artikel 36 over te dragen of in licentie te geven.
In het werkprogramma kan worden voorzien in aanvullende exploitatieverplichtingen.
In het werkprogramma kan worden voorzien in aanvullende exploitatieverplichtingen.
Wanneer er niettegenstaande dat een begunstigde naar beste vermogen heeft getracht zijn resultaten direct of indirect te exploiteren, binnen een bepaalde in de subsidieovereenkomst vastgestelde termijn geen exploitatie plaatsvindt, gebruikt de begunstigde een passend in de subsidieovereenkomst genoemd onlineplatform om partijen te vinden die geïnteresseerd zijn in de exploitatie van die resultaten. De begunstigde kan van deze verplichting worden ontheven wanneer dit op basis van een door hem ingediend verzoek gerechtvaardigd is.
Wanneer een begunstigde naar beste vermogen heeft geprobeerd zijn resultaten direct of indirect te exploiteren maar er desalniettemin binnen een bepaalde in de subsidieovereenkomst en in het verspreidings- en exploitatieplan bij deze overeenkomst vastgestelde termijn geen exploitatie plaatsvindt, kunnen de exploitatieactiviteiten na instemming hiermee door de begunstigden worden overgedragen aan een andere partij. De begunstigde kan van deze verplichting worden ontheven wanneer dit op basis van een door hem ingediend verzoek gerechtvaardigd is.
2. Met inachtneming van de beperkingen als gevolg van de bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten, veiligheidsvoorschriften of rechtmatige belangen, verspreiden begunstigden hun resultaten zo snel mogelijk.
2. De begunstigden verspreiden hun resultaten zo snel mogelijk, in een open formaat, met inachtneming van de beperkingen als gevolg van de bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten, veiligheidsvoorschriften of rechtmatige belangen.
In het werkprogramma kan worden voorzien in aanvullende verspreidingsverplichtingen.
In het werkprogramma kan worden voorzien in aanvullende verspreidingsverplichtingen, met inachtneming van de economische en wetenschappelijke belangen van de Unie.
3. Begunstigden waarborgen dat de open toegang tot wetenschappelijke publicaties wordt toegepast overeenkomstig de in de subsidieovereenkomst vastgestelde voorwaarden. De begunstigden waarborgen met name dat zij of de auteurs voldoende intellectuele-eigendomsrechten behouden om hun verplichtingen inzake open toegang na te leven.
3. Begunstigden waarborgen dat de open toegang tot wetenschappelijke publicaties wordt toegepast overeenkomstig de in de subsidieovereenkomst vastgestelde voorwaarden. De begunstigden waarborgen met name dat zij of de auteurs voldoende intellectuele-eigendomsrechten behouden om de FAIR-verplichtingen inzake open toegang na te leven.
Open toegang tot onderzoeksgegevens is de algemene regel overeenkomstig de in de subsidieovereenkomst vastgestelde voorwaarden, maar indien gerechtvaardigd, worden uitzonderingen toegepast, rekening houdend met de rechtmatige belangen van de begunstigden en eventuele andere beperkingen, zoals de gegevensbeschermingsregels, veiligheidsvoorschriften of intellectuele-eigendomsrechten.
Met betrekking tot de verspreiding van onderzoeksgegevens worden in de subsidieovereenkomst in verband met open toegang conform de FAIR-beginselen tot en het bewaren van onderzoeksgegevens voorwaarden vastgesteld die voorzien in billijke toegang tot dergelijke resultaten en in opt-outs overeenkomstig het beginsel "zo open als mogelijk, zo gesloten als nodig". Indien gerechtvaardigd, worden uitzonderingen toegepast, rekening houdend met de rechtmatige belangen van de begunstigden en eventuele andere beperkingen, zoals de gegevensbeschermingsregels, privacy- en vertrouwelijkheidsregels, veiligheidsvoorschriften, bedrijfsgeheimen, legitieme commerciële belangen, intellectuele-eigendomsrechten en het externe concurrentievermogen van de Unie.
In het werkprogramma kan worden voorzien in aanvullende verplichtingen inzake de inachtneming van openwetenschapspraktijken.
In het werkprogramma kan worden voorzien in aanvullende stimulansen inzake de inachtneming van openwetenschapspraktijken.
4. Begunstigden beheren alle onderzoeksgegevens overeenkomstig de in de subsidieovereenkomst vastgestelde voorwaarden en stellen een plan voor gegevensbeheer op.
4. Begunstigden beheren alle in het kader van een Horizon Europa-actie gegenereerde onderzoeksgegevens overeenkomstig de in de subsidieovereenkomst vastgestelde voorwaarden en stellen een plan voor gegevensbeheer op.
In het werkprogramma kan worden voorzien in aanvullende verplichtingen inzake het gebruik van de Europese open wetenschapscloud voor de opslag van en de toegang tot onderzoeksgegevens.
In het werkprogramma kan het gebruik van de Europese open wetenschapscloud voor de opslag van en de toegang tot onderzoeksgegevens verder worden aangemoedigd.
5. Begunstigden die voornemens zijn hun resultaten te verspreiden, stellen de andere begunstigden van de actie hiervan van tevoren in kennis. De andere begunstigden kunnen bezwaar maken indien zij kunnen aantonen dat hun rechtmatige belangen met betrekking tot hun resultaten of background door de voorgenomen verspreiding aanzienlijk zouden worden geschaad. In dergelijke gevallen mag de verspreiding enkel plaatsvinden indien de nodige maatregelen zijn genomen om deze rechtmatige belangen te beschermen.
5. Begunstigden die voornemens zijn hun resultaten te verspreiden, stellen de andere begunstigden van de actie hiervan van tevoren in kennis. De andere begunstigden kunnen bezwaar maken indien zij kunnen aantonen dat hun rechtmatige belangen met betrekking tot hun resultaten of background door de voorgenomen verspreiding aanzienlijk zouden worden geschaad. In dergelijke gevallen mag de verspreiding enkel plaatsvinden indien de nodige maatregelen zijn genomen om deze rechtmatige belangen te beschermen.
6. Tenzij in het werkprogramma anders is bepaald, omvatten voorstellen een plan voor de exploitatie en de verspreiding van de resultaten. Wanneer de te verwachten exploitatie het ontwikkelen, creëren, produceren en in de handel brengen van een product of werkwijze, of het creëren en leveren van een dienst inhoudt, omvat het plan een strategie voor deze exploitatie. Wanneer het plan voorziet in exploitatie die voornamelijk in niet-geassocieerde derde landen plaatsvindt, lichten de juridische entiteiten toe op welke wijze deze exploitatie nog in het belang van de Unie is.
6. Tenzij in het werkprogramma anders is bepaald, omvatten voorstellen een plan voor de exploitatie en de verspreiding van de resultaten. Wanneer de te verwachten exploitatie het ontwikkelen, creëren, produceren en in de handel brengen van een product of werkwijze, of het creëren en leveren van een dienst inhoudt, omvat het plan een strategie voor deze exploitatie. Wanneer het plan voorziet in exploitatie die voornamelijk in niet-geassocieerde derde landen plaatsvindt, rechtvaardigen de juridische entiteiten op welke wijze deze exploitatie nog in het belang van de Unie is.
Het plan wordt tijdens en na de actie door de begunstigden verder ontwikkeld.
Het plan kan tijdens de actie door de begunstigden verder worden ontwikkeld, onder meer door middel van betrokkenheid van het publiek en wetenschapsonderwijs.
7. Met het oog op de monitoring en de verspreiding door de Commissie of het financieringsorgaan verstrekken de begunstigden alle gevraagde informatie met betrekking tot de exploitatie en de verspreiding van hun resultaten. Onder voorbehoud van de rechtmatige belangen van de begunstigden wordt deze informatie openbaar gemaakt.
7. Met het oog op de monitoring en de verspreiding door de Commissie of het financieringsorgaan verstrekken de begunstigden alle nodige verzochte informatie met betrekking tot de exploitatie en de verspreiding van hun resultaten, overeenkomstig de bepalingen van de subsidieovereenkomst. Onder voorbehoud van de rechtmatige belangen van de begunstigden wordt deze informatie openbaar gemaakt.
Amendement 96 Voorstel voor een verordening Artikel 36
Artikel 36
Artikel 36
Overdracht en licentieverlening
Overdracht en licentieverlening
1. Begunstigden kunnen de eigendom van hun resultaten overdragen. Zij zorgen ervoor dat hun verplichtingen van toepassing worden op de nieuwe eigenaar en dat deze verplicht is om die verplichtingen bij elke volgende overdracht door te geven.
1. Begunstigden kunnen de eigendom van hun resultaten overdragen. Zij zorgen ervoor dat hun verplichtingen van toepassing worden op de nieuwe eigenaar en dat deze verplicht is om die verplichtingen bij elke volgende overdracht door te geven.
2. Tenzij voor welbepaalde derden schriftelijk anders is overeengekomen of het toepasselijke recht dit onmogelijk maakt, stellen begunstigden die voornemens zijn de eigendom van resultaten over te dragen, de andere begunstigden die nog toegangsrechten voor de desbetreffende resultaten hebben, hiervan van tevoren in kennis. Deze kennisgeving moet voldoende informatie over de nieuwe eigenaar bevatten om een begunstigde in staat te stellen de effecten op zijn toegangsrechten te beoordelen.
2. Tenzij voor welbepaalde derden en voor hun verbonden entiteiten schriftelijk anders is overeengekomen of het toepasselijke recht dit onmogelijk maakt, stellen begunstigden die voornemens zijn de eigendom van resultaten over te dragen, de andere begunstigden die nog toegangsrechten voor de desbetreffende resultaten hebben, hiervan van tevoren in kennis. Deze kennisgeving moet voldoende informatie over de nieuwe eigenaar bevatten om een begunstigde in staat te stellen de effecten op zijn toegangsrechten te beoordelen.
Tenzij voor welbepaalde derden schriftelijk anders is overeengekomen, kunnen begunstigden tegen de overdracht bezwaar maken indien zij kunnen aantonen dat de overdracht negatieve gevolgen voor hun toegangsrechten zou hebben. In dat geval kan de overdracht pas plaatsvinden nadat overeenstemming tussen de betrokken begunstigden is bereikt.
Tenzij voor welbepaalde derden en voor hun verbonden entiteiten schriftelijk anders is overeengekomen, kunnen begunstigden tegen de overdracht bezwaar maken indien zij kunnen aantonen dat de overdracht negatieve gevolgen voor hun toegangsrechten zou hebben. In dat geval kan de overdracht pas plaatsvinden nadat overeenstemming tussen de betrokken begunstigden is bereikt. In de subsidieovereenkomst worden desbetreffend termijnen vastgesteld.
3. Begunstigden kunnen licenties voor hun resultaten verlenen of op een andere wijze het recht geven om die resultaten te exploiteren, voor zover dit geen invloed heeft op de naleving van hun verplichtingen.
3. Begunstigden kunnen licenties voor hun resultaten verlenen of op een andere wijze het recht geven om die resultaten te exploiteren, voor zover dit geen invloed heeft op de naleving van hun verplichtingen.
4. Wanneer zulks gerechtvaardigd is, kan in de subsidieovereenkomst worden voorzien in het recht om bezwaar te maken tegen de overdracht van de eigendom van resultaten of tegen de verlening van een exclusieve licentie voor resultaten, indien:
4. Wanneer zulks gerechtvaardigd is, kan de Commissie in de subsidieovereenkomst het recht worden toegekend om bezwaar te maken tegen de overdracht van de eigendom van resultaten of tegen de verlening van een exclusieve licentie voor resultaten, indien:
a) de begunstigden die de resultaten genereren Uniefinanciering hebben ontvangen;
a) de begunstigden die de resultaten genereren Uniefinanciering hebben ontvangen;
b) de overdracht plaatsvindt of de licentie wordt verleend aan een in een derde land gevestigde juridische entiteit, en
b) de overdracht plaatsvindt of de licentie wordt verleend aan een in een derde land gevestigde juridische entiteit, en
c) de overdracht of de licentieverlening niet strookt met het belang van de Unie.
c) de overdracht of de licentieverlening niet strookt met het belang van de Unie.
Overeenkomsten voor de overdracht van technologieën worden aangemoedigd.
Indien het recht om bezwaar te maken van toepassing is, deelt de begunstigde dit van tevoren mede. Er kan schriftelijk afstand worden gedaan van het recht om bezwaar te maken met betrekking tot een overdracht of een verlening van een exclusieve licentie aan welbepaalde juridische entiteiten, op voorwaarde dat er maatregelen zijn getroffen om de belangen van de Unie te vrijwaren.
Indien het recht om bezwaar te maken van toepassing is, deelt de begunstigde dit van tevoren mede. Er kan schriftelijk afstand worden gedaan van het recht om bezwaar te maken met betrekking tot een overdracht of een verlening van een exclusieve licentie aan welbepaalde juridische entiteiten, op voorwaarde dat er maatregelen zijn getroffen om de belangen van de Unie te vrijwaren.
Amendement 97 Voorstel voor een verordening Artikel 37
Artikel 37
Artikel 37
Toegangsrechten
Toegangsrechten
1. De volgende beginselen betreffende de toegangsrechten zijn van toepassing:
1. De volgende beginselen betreffende de toegangsrechten zijn van toepassing:
a) een verzoek tot het uitoefenen of afstand doen van toegangsrechten wordt schriftelijk ingediend;
a) een verzoek tot het uitoefenen of afstand doen van toegangsrechten wordt schriftelijk ingediend;
b) tenzij anders is overeengekomen met de entiteit die de toegangsrechten verleent, omvatten toegangsrechten niet het recht om sublicenties te verlenen;
b) tenzij anders is overeengekomen met de entiteit die de toegangsrechten verleent, omvatten toegangsrechten niet het recht om sublicenties te verlenen;
c) de begunstigden brengen elkaar voorafgaand aan de toetreding tot de subsidieovereenkomst op de hoogte van alle beperkingen op het verlenen van toegang tot hun background;
c) de begunstigden brengen elkaar voorafgaand aan de toetreding tot de subsidieovereenkomst op de hoogte van alle beperkingen op het verlenen van toegang tot hun background;
d) wanneer een begunstigde niet langer bij een actie is betrokken, doet dit geen afbreuk aan zijn verplichtingen om toegang te verlenen;
d) wanneer een begunstigde niet langer bij een actie is betrokken, doet dit geen afbreuk aan zijn verplichtingen om toegang te verlenen;
e) wanneer een begunstigde zijn verplichtingen niet nakomt, kunnen de begunstigden overeenkomen dat de desbetreffende begunstigde geen toegangsrechten meer heeft.
e) wanneer een begunstigde zijn verplichtingen niet nakomt, kunnen de begunstigden overeenkomen dat de desbetreffende begunstigde geen toegangsrechten meer heeft.
2. Begunstigden verlenen toegang tot:
2. Begunstigden verlenen toegang tot:
a) hun resultaten, vrij van royalty's, aan eender welke andere begunstigde van de actie die deze nodig heeft om zich van zijn eigen taken te kwijten;
a) hun resultaten, vrij van royalty's, aan eender welke andere begunstigde van de actie die deze nodig heeft om zich van zijn eigen taken te kwijten;
b) hun background aan eender welke andere begunstigde van de actie die deze resultaten nodig heeft om zich van zijn eigen taken te kwijten, onverminderd de in lid 1, onder c), bedoelde beperkingen; deze toegangsrechten worden vrij van royalty's verleend, tenzij door de begunstigden voorafgaand aan hun toetreding tot de subsidieovereenkomst anders is overeengekomen;
b) hun background aan eender welke andere begunstigde van de actie die deze resultaten nodig heeft om zich van zijn eigen taken te kwijten, onverminderd de in lid 1, onder c), bedoelde beperkingen; deze toegangsrechten worden vrij van royalty's verleend, tenzij door de begunstigden voorafgaand aan hun toetreding tot de subsidieovereenkomst anders is overeengekomen;
c) hun resultaten en, onverminderd de in lid 1, onder c), bedoelde beperkingen, hun background aan eender welke andere begunstigde van de actie die deze nodig heeft om zijn eigen resultaten te exploiteren; deze toegangsrechten worden onder overeen te komen eerlijke en redelijke voorwaarden verleend.
c) hun resultaten en, onverminderd de in lid 1, onder c), bedoelde beperkingen, hun background aan eender welke andere begunstigde van de actie die deze nodig heeft om zijn eigen resultaten te exploiteren; deze toegangsrechten worden onder overeen te komen eerlijke en redelijke voorwaarden verleend.
3. Tenzij door de begunstigden anders is overeengekomen, verlenen zij tevens toegang tot hun resultaten en, onverminderd de in lid 1, onder c), bedoelde beperkingen, hun background aan een juridische entiteit:
3. Tenzij door de begunstigden anders is overeengekomen, verlenen zij tevens toegang tot hun resultaten en, onverminderd de in lid 1, onder c), bedoelde beperkingen, hun background aan een juridische entiteit:
a) die is gevestigd in een lidstaat of een geassocieerd land;
a) die is gevestigd in een lidstaat of een geassocieerd land;
b) waarover een andere begunstigde direct of indirect zeggenschap kan uitoefenen, dan wel die onder dezelfde directe of indirecte zeggenschap staat als de desbetreffende begunstigde of die zelf de directe of indirecte zeggenschap over de desbetreffende begunstigde uitoefent, en
b) waarover een andere begunstigde direct of indirect zeggenschap kan uitoefenen, dan wel die onder dezelfde directe of indirecte zeggenschap staat als de desbetreffende begunstigde of die zelf de directe of indirecte zeggenschap over de desbetreffende begunstigde uitoefent, en
c) die deze toegang nodig heeft om de resultaten van de desbetreffende begunstigde te exploiteren.
c) die deze toegang nodig heeft om de resultaten van de desbetreffende begunstigde te exploiteren.
De toegangsrechten worden onder overeen te komen eerlijke en redelijke voorwaarden verleend.
De toegangsrechten worden onder overeen te komen eerlijke en redelijke voorwaarden verleend.
4. Een verzoek om toegangsrechten voor exploitatiedoeleinden kan tot één jaar na de beëindiging van de actie worden ingediend, tenzij de begunstigden een andere termijn overeenkomen.
4. Een verzoek om toegangsrechten voor exploitatiedoeleinden kan tot één jaar na de beëindiging van de actie worden ingediend, tenzij de begunstigden een andere termijn overeenkomen.
5. Begunstigden die Uniefinanciering hebben ontvangen, verlenen de instellingen, organen, bureaus of agentschappen van de Unie royaltyvrije toegang tot hun resultaten voor het ontwikkelen, uitvoeren en monitoren van het beleid of de programma's van de Unie. De toegangsrechten hebben enkel betrekking op een niet-commercieel en niet-competitief gebruik.
5. Begunstigden die Uniefinanciering hebben ontvangen, verlenen de instellingen, organen, bureaus of agentschappen van de Unie royaltyvrije toegang tot hun resultaten voor het ontwikkelen, uitvoeren en monitoren van het beleid of de programma's van de Unie. De toegangsrechten hebben enkel betrekking op een niet-commercieel en niet-competitief gebruik, rekening houdend met de legitieme belangen van de begunstigden.
Deze toegangsrechten hebben geen betrekking op de background van de deelnemers.
In het geval van acties in het kader van de cluster "Inclusieve en veilige samenleving", actiegebied "Bescherming en beveiliging", verlenen begunstigden die Uniefinanciering hebben ontvangen tevens de nationale autoriteiten van de lidstaten royaltyvrije toegang tot hun resultaten voor het ontwikkelen, uitvoeren en monitoren van hun beleid of programma's op dat gebied. De toegangsrechten hebben enkel betrekking op een niet-commercieel en niet-competitief gebruik en worden verleend op basis van een bilaterale overeenkomst waarin de specifieke voorwaarden worden bepaald die ervoor zorgen dat deze rechten uitsluitend voor het beoogde doel worden gebruikt en dat in de passende geheimhoudingsverplichtingen is voorzien. De lidstaat die of de instelling, het orgaan, het bureau of het agentschap van de Unie die of dat daartoe een verzoek indient, stelt alle lidstaten daarvan in kennis.
In het geval van acties in het kader van de cluster "Veilige samenleving", actiegebied "Bescherming en beveiliging", verlenen begunstigden die Uniefinanciering hebben ontvangen tevens de nationale autoriteiten van de lidstaten royaltyvrije toegang tot hun resultaten voor het ontwikkelen, uitvoeren en monitoren van hun beleid of programma's op dat gebied. De toegangsrechten hebben enkel betrekking op een niet-commercieel en niet-competitief gebruik en worden verleend op basis van een bilaterale overeenkomst waarin de specifieke voorwaarden worden bepaald die ervoor zorgen dat deze rechten uitsluitend voor het beoogde doel worden gebruikt en dat in de passende geheimhoudingsverplichtingen is voorzien. De lidstaat die of de instelling, het orgaan, het bureau of het agentschap van de Unie die of dat daartoe een verzoek indient, stelt alle lidstaten daarvan in kennis.
6. In het werkprogramma kan worden voorzien in aanvullende toegangsrechten.
6. In het werkprogramma kan waar toepasselijk worden voorzien in aanvullende toegangsrechten.
Amendement 98 Voorstel voor een verordening Artikel 38
Artikel 38
Artikel 38
Specifieke bepalingen inzake exploitatie en verspreiding
Specifieke bepalingen inzake exploitatie en verspreiding
Specifieke regels inzake eigendom, exploitatie en verspreiding, overdracht en licentieverlening alsmede toegangsrechten kunnen van toepassing zijn op ERC-acties, opleidings- en mobiliteitsacties, precommerciële inkoopacties, acties voor overheidsopdrachten voor innovatieve oplossingen, medefinancieringsacties voor programma's en coördinatie- en ondersteuningsacties.
Specifieke regels inzake exploitatie en verspreiding, overdracht en licentieverlening alsmede toegangsrechten kunnen van toepassing zijn op ERC-acties, EIT-acties, opleidings- en mobiliteitsacties, precommerciële inkoopacties, acties voor overheidsopdrachten voor innovatieve oplossingen, medefinancieringsacties voor programma's en coördinatie- en ondersteuningsacties.
Deze specifieke regels leiden niet tot wijziging van de verplichtingen inzake open toegang.
Deze specifieke regels leiden niet tot wijziging van de verplichtingen en beginselen inzake open toegang waarnaar wordt verwezen in artikel 10.
Amendement 99 Voorstel voor een verordening Artikel 39
Artikel 39
Artikel 39
Prijzen
Prijzen
1. Prijzen in het kader van het programma worden toegekend en beheerd in overeenstemming met titel IX van het Financieel Reglement, tenzij in dit hoofdstuk anders is bepaald.
1. Prijzen in het kader van het programma worden toegekend en beheerd in overeenstemming met titel IX van het Financieel Reglement, tenzij in dit hoofdstuk anders is bepaald.
2. Alle juridische entiteiten, waar ook gevestigd, kunnen aan een wedstrijd deelnemen, tenzij in het werkprogramma of het wedstrijdreglement anders is bepaald.
2. Alle juridische entiteiten, waar ook gevestigd, kunnen aan een wedstrijd deelnemen, tenzij in het werkprogramma of het wedstrijdreglement anders is bepaald.
3. De Commissie of het financieringsorgaan kan wedstrijden organiseren met:
3. De Commissie of het financieringsorgaan kan, indien gepast, wedstrijden organiseren met:
a) andere organen van de Unie;
a) andere organen van de Unie;
b) derde landen, met inbegrip van de wetenschappelijke en technologische organisaties of agentschappen daarvan;
b) derde landen, met inbegrip van de wetenschappelijke en technologische organisaties of agentschappen daarvan;
c) internationale organisaties; of
c) internationale organisaties; of
d) juridische entiteiten zonder winstoogmerk.
d) juridische entiteiten zonder winstoogmerk.
4. In het werkprogramma of het wedstrijdreglement kunnen verplichtingen worden opgenomen met betrekking tot communicatie, exploitatie en verspreiding.
4. In het werkprogramma of het wedstrijdreglement worden verplichtingen opgenomen met betrekking tot communicatie, eigendom, toegangsrechten, exploitatie en verspreiding, inclusief bepalingen inzake licentieverlening.
Amendement 100 Voorstel voor een verordening Artikel 42
Artikel 42
Artikel 42
Gemengde Horizon Europa- en EIC-financiering
Gemengde Horizon Europa- en EIC-financiering
1. Op de onderdelen subsidies en terug te betalen voorschotten van gemengde Horizon Europa- en EIC-financiering zijn de artikelen 30 tot en met 33 van toepassing.
1. Op de onderdelen subsidies en terug te betalen voorschotten van gemengde Horizon Europa- en EIC-financiering zijn de artikelen 30 tot en met 33 van toepassing.
2. Gemengde EIC-financiering wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 43. Steun in het kader van de gemengde EIC-financiering kan worden verleend totdat de actie kan worden gefinancierd als een blendingverrichting of als een financierings- en investeringsverrichting die volledig door de EU-garantie in het kader van InvestEU wordt gedekt. In afwijking van artikel 209 van het Financieel Reglement zijn de in lid 2, en met name onder a) en d), vastgestelde voorwaarden niet van toepassing op het ogenblik van de toekenning van gemengde EIC-financiering.
2. Gemengde EIC-financiering wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 43. Steun voor risicoprojecten in het kader van de gemengde EIC-financiering kan worden verleend totdat de actie kan worden gefinancierd als een blendingverrichting of als een financierings- en investeringsverrichting die volledig door de EU-garantie in het kader van InvestEU wordt gedekt. In afwijking van artikel 209 van het Financieel Reglement zijn de in lid 2, en met name onder a) en d), vastgestelde voorwaarden niet van toepassing op het ogenblik van de toekenning van gemengde EIC-financiering.
3. Gemengde Horizon Europa-financiering kan worden toegekend aan een medefinancieringsactie voor programma's wanneer in het kader van een gezamenlijk programma van lidstaten en geassocieerde landen financieringsinstrumenten worden ingezet ter ondersteuning van specifieke acties. Dergelijke acties worden geëvalueerd en geselecteerd overeenkomstig de artikelen 19, 20, 23, 24, 25 en 26. De uitvoeringsmodaliteiten van de gemengde HorizonEuropa-financiering zijn in overeenstemming met artikel29 en naar analogie artikel43, lid9, alsook met in het werkprogramma vastgestelde aanvullende voorwaarden.
3. Gemengde Horizon Europa-financiering kan worden toegekend aan een medefinancieringsactie voor programma's wanneer in het kader van een gezamenlijk programma van lidstaten en geassocieerde landen financieringsinstrumenten worden ingezet ter ondersteuning van specifieke acties. Dergelijke acties worden geëvalueerd en geselecteerd overeenkomstig de artikelen 11, 19, 20, 24, 25, 26, 42 bis en 43. De uitvoeringsmodaliteiten van de gemengde Horizon Europa-financiering zijn in overeenstemming met artikel 29 en naar analogie artikel 43, lid 9, alsook met in het werkprogramma vastgestelde aanvullende en gerechtvaardigde voorwaarden.
4. Terugbetalingen, met inbegrip van terugbetaalde voorschotten en inkomsten in het kader van gemengde Horizon Europa- en EIC-financiering, worden beschouwd als interne bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel 21, lid 3, onder f), en artikel 21, lid 4, van het Financieel Reglement.
4. Terugbetalingen, met inbegrip van terugbetaalde voorschotten en inkomsten in het kader van gemengde Horizon Europa- en EIC-financiering, worden beschouwd als interne bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel 21, lid 3, onder f), en artikel 21, lid 4, van het Financieel Reglement.
5. Gemengde HorizonEuropa- en EIC-financiering wordt verstrekt op zodanige wijze dat de mededinging niet wordt verstoord.
5. Gemengde Horizon Europa- en EIC-financiering wordt verstrekt op zodanige wijze dat het concurrentievermogen van de Unie wordt bevorderd zonder verstoring van de mededinging.
Amendement 101 Voorstel voor een verordening Artikel 42 bis (nieuw)
Artikel 42 bis
De Pathfinder
1. De Pathfinder verstrekt subsidies aan baanbrekende projecten met hoog risico, teneinde de strategische autonomie van de Unie op het gebied van potentieel uiterst innovatieve technologieën van de toekomst te bereiken en nieuwe marktkansen te ontwikkelen. De Pathfinder verleent in eerste instantie steun voor de vroegste stadia van onderzoek en ontwikkeling, waaronder "proof of concept" en prototypen voor technologische validatie.
De uitvoering van de Pathfinder verloopt voornamelijk via een doorlopende openbare oproep tot het indienen van bottom‑upvoorstellen met meerdere uiterste data voor indiening per jaar, en biedt ook concurrerende uitdagingen voor de ontwikkeling van belangrijke strategische doelstellingen1 bis, waarbij een deep-techbenadering en radicale nieuwe concepten zullen worden gevraagd. Door geselecteerde projecten naar thema of doel te hergroeperen in portefeuilles, kan een kritische massa van inspanningen en op Unieniveau strategische autonomie op technologisch gebied worden bereikt en kan vorm worden gegeven aan nieuwe multidisciplinaire onderzoeksgemeenschappen.
2. In het kader van de Pathfinder worden transitieactiviteiten uitgevoerd om innovatoren te helpen bij het opzetten van een traject voor commerciële ontwikkeling in de Unie, met bijvoorbeeld demonstratieactiviteiten en haalbaarheidsstudies om potentiële verdienmodellen te onderzoeken, en zal steun worden verleend voor de oprichting van spin-offs en start-ups.
a) De bekendmaking en de inhoud van de oproepen tot het indienen van voorstellen worden bepaald overeenkomstig de in het werkprogramma vastgestelde doelstellingen en begroting met betrekking tot de betrokken portefeuille van acties;
b) zonder oproep tot het indienen van voorstellen kunnen subsidies ten belope van een vast bedrag van maximaal 50 000 EUR worden toegekend om dringende coördinatie- en ondersteuningsacties te verrichten met het oog op het versterken van de gemeenschap van begunstigden van de portefeuille of het beoordelen van potentiële spin-offs of potentiële marktcreërende innovatie.
3. De in artikel 25 vastgestelde toekenningscriteria zijn van toepassing op de EIC-Pathfinder.
__________________
1a Daarbij kan het gaan om thema's als kunstmatige intelligentie, kwantumtechnologie, biologische bestrijding, digitale tweelingbroers van de tweede generatie, of andere thema's die voortvloeien uit de strategische programmering van Horizon Europa (met inbegrip van de in een netwerk opgenomen programma's van lidstaten).
Amendement 102 Voorstel voor een verordening Artikel 43
Artikel 43
Artikel 43
De Accelerator van de EIC
De Accelerator
1. De begunstigde van de Accelerator van de EIC is een in een lidstaat of een geassocieerd land gevestigde juridische entiteit die als een startende onderneming, een kmo of een midcap wordt aangemerkt. Het voorstel kan worden ingediend door de begunstigde of door een of meer natuurlijke personen of juridische entiteiten die voornemens zijn die begunstigde op te richten of te ondersteunen.
1. De begunstigde van de Accelerator van de EIC is een in een lidstaat of een geassocieerd land gevestigde juridische entiteit die als een startende onderneming, een doorgroeiende onderneming, een kmo of een midcap wordt aangemerkt. Het voorstel kan worden ingediend door de begunstigde of door een of meer natuurlijke personen of juridische entiteiten die voornemens zijn die begunstigde op te richten of te ondersteunen.
2. Eén enkel gunningsbesluit heeft betrekking op en regelt de financiering voor alle vormen van bijdragen van de Unie in het kader van gemengde EIC-financiering.
2. Eén enkel gunningsbesluit heeft betrekking op en regelt de financiering voor alle vormen van bijdragen van de Unie in het kader van gemengde EIC-financiering.
3. Voorstellen worden geëvalueerd door onafhankelijke deskundigen op basis van hun individuele verdiensten en geselecteerd in de context van een jaarlijkse openbare oproep met bepaalde termijnen, gebaseerd op de artikelen 24, 25 en 26, onverminderd lid 4.
3. Voorstellen worden geëvalueerd door onafhankelijke deskundigen op basis van hun individuele verdiensten en geselecteerd in de context van een jaarlijkse openbare oproep met bepaalde termijnen, gebaseerd op de artikelen 24, 25 en 26, onverminderd lid 4.
4. De toekenningscriteria zijn:
4. De toekenningscriteria zijn:
– excellentie;
– excellentie;
– effect;
– effect en Uniemeerwaarde;
– het risiconiveau van de actie en de behoefte aan steun van de Unie.
– het risiconiveau van de actie en de behoefte aan steun van de Unie.
5. Met instemming van de betrokken aanvragers kunnen de Commissie of de financieringsorganen die Horizon Europa uitvoeren een voorstel voor een innovatie- en marktintroductieactie dat al aan de eerste twee criteria voldoet onmiddellijk indienen voor evaluatie op basis van het laatste evaluatiecriterium, met inachtneming van de volgende cumulatieve voorwaarden:
5. Met instemming van de betrokken aanvragers kunnen de Commissie of de financieringsorganen die Horizon Europa uitvoeren (met inbegrip van het EIT en KIG's van het EIT) een voorstel voor een innovatie- en marktintroductieactie, in het bijzonder in de Unie, dat al aan de eerste twee criteria voldoet onmiddellijk indienen voor evaluatie op basis van het laatste evaluatiecriterium, met inachtneming van de volgende cumulatieve voorwaarden:
– het voorstel vloeit voort uit een andere in het kader van Horizon2020 of dit programma gefinancierde actie, of uit een nationaal programma dat vergelijkbaar is met de Pathfinder van de EIC en dat als dusdanig door de Commissie wordt erkend;
– het voorstel vloeit voort uit een andere in het kader van Horizon 2020 of dit programma gefinancierde actie, of uit een nationaal programma en dat door de Commissie wordt erkend als zijnde in overeenstemming met de EIC-vereisten;
– het voorstel is gebaseerd op een eerdere projectevaluatie ter beoordeling van de excellentie en het effect van het voorstel, met inachtneming van voorwaarden en processen die nader worden beschreven in het werkprogramma.
– het voorstel is gebaseerd op een eerdere projectevaluatie ter beoordeling van de excellentie en het effect van het voorstel, met inachtneming van voorwaarden en processen die nader worden beschreven in het werkprogramma.
6. Een excellentiekeurmerk kan worden toegekend mits aan de volgende cumulatieve voorwaarden is voldaan:
6. Een excellentiekeurmerk kan worden toegekend mits aan de volgende cumulatieve voorwaarden is voldaan:
– de begunstigde is een startende onderneming of een kmo;
– de begunstigde is een startende onderneming of een kmo;
– het voorstel was subsidiabel en heeft de toepasselijke drempelwaarden gehaald voor de eerste twee toekenningscriteria van lid 4,
– het voorstel was subsidiabel en heeft de toepasselijke drempelwaarden gehaald voor de eerste twee toekenningscriteria van lid 4,
– in het geval van activiteiten die subsidiabel zouden zijn in het kader van een innovatieactie.
– in het geval van activiteiten die subsidiabel zouden zijn in het kader van een innovatieactie.
7. Voor een voorstel dat de evaluatie heeft doorstaan, stellen onafhankelijke deskundigen een overeenkomstige gemengde EIC-financiering voor op basis van het risico dat wordt gelopen en de tijd die voor de marktintroductie van de innovatie nodig is.
7. Voor een voorstel dat de evaluatie heeft doorstaan, stellen onafhankelijke deskundigen een overeenkomstige gemengde EIC-financiering voor op basis van het risico dat wordt gelopen en de tijd die voor de marktintroductie van de innovatie nodig is.
De Commissie kan een door de onafhankelijke deskundigen geselecteerd voorstel verwerpen om gegronde redenen, waaronder overeenstemming met de doelstellingen van het beleid van de Unie.
De Commissie kan een door de onafhankelijke deskundigen geselecteerd voorstel verwerpen om gegronde redenen, waaronder niet-overeenstemming met de doelstellingen van het beleid van de Unie.
8. De onderdelen subsidies of terug te betalen voorschotten van gemengde financiering vertegenwoordigen maximaal 70 % van de kosten van de geselecteerde innovatieactie.
8. De onderdelen subsidies of terug te betalen voorschotten van gemengde financiering vertegenwoordigen maximaal 70 % van de kosten van de geselecteerde innovatieactie.
9. De uitvoeringsmodaliteiten van de onderdelen kapitaalsteun en terugvorderbare steun van de gemengde EIC-financiering worden nader beschreven in Besluit [specifiek programma].
9. De uitvoeringsmodaliteiten van de onderdelen kapitaalsteun en terugvorderbare steun van de gemengde EIC-financiering worden nader beschreven in Besluit [specifiek programma].
10. In het contract voor de geselecteerde actie wordt voorzien in specifieke mijlpalen en de overeenkomstige voorfinanciering en betaling in tranches van de gemengde EIC-financiering.
10. In het contract voor de geselecteerde actie wordt voorzien in specifieke meetbare mijlpalen en de overeenkomstige voorfinanciering en betaling in tranches van de gemengde EIC-financiering.
Activiteiten die overeenkomen met een innovatieactie kunnen worden opgestart en de eerste voorfinanciering van de subsidie of het terug te betalen voorschot kan worden uitbetaald vóór de uitvoering van andere onderdelen van de toegekende gemengde EIC-financiering. De uitvoering van deze onderdelen is afhankelijk van het bereiken van in het contract vastgestelde specifieke mijlpalen.
Activiteiten die overeenkomen met een innovatieactie kunnen worden opgestart en de eerste voorfinanciering van de subsidie of het terug te betalen voorschot kan worden uitbetaald vóór de uitvoering van andere onderdelen van de toegekende gemengde EIC-financiering. De uitvoering van deze onderdelen is afhankelijk van het bereiken van in het contract vastgestelde specifieke mijlpalen.
11. Overeenkomstig het contract wordt de actie geschorst, gewijzigd of beëindigd indien de mijlpalen niet worden bereikt. De actie kan eveneens worden beëindigd wanneer de verwachte marktintroductie niet kan worden verwezenlijkt.
11. Overeenkomstig het contract wordt de actie geschorst, gewijzigd of beëindigd indien de meetbare mijlpalen niet worden bereikt. De actie kan eveneens worden beëindigd wanneer de verwachte marktintroductie, met name in de Unie, niet kan worden verwezenlijkt.
De Commissie kan besluiten de gemengde EIC-financiering te verhogen, op voorwaarde dat een projectevaluatie door externe onafhankelijke deskundigen wordt uitgevoerd.
De Commissie kan besluiten de gemengde EIC-financiering te verhogen, op voorwaarde dat een projectevaluatie door externe onafhankelijke deskundigen wordt uitgevoerd.
Amendement 103 Voorstel voor een verordening Artikel 43 bis (nieuw)
Artikel 43 bis
Kmo's en incrementele innovatie
Naast de instrumenten die afhangen van de EIC wordt er centraal een specifiek op kmo's gericht instrument voor incrementele innovatie beheerd en uitgevoerd, ter ondersteuning van voor één bepaalde begunstigde bestemde subsidies voor O&I-activiteiten in alle clusters, via een bottom-upbenadering en door middel van een permanente open oproep die is toegesneden op de behoeften van kmo's.
Amendement 104 Voorstel voor een verordening Artikel 44
Artikel 44
Artikel 44
Aanstelling van externe deskundigen
Aanstelling van onafhankelijke externe deskundigen
1. In afwijking van artikel 237, lid 3, van het Financieel Reglement kunnen, indien dit gerechtvaardigd is en de selectie op een transparante wijze wordt uitgevoerd, externe deskundigen worden geselecteerd zonder oproep tot het indienen van blijken van belangstelling.
1. In afwijking van artikel 237, lid 3, van het Financieel Reglement kunnen onafhankelijke externe deskundigen bij wijze van uitzondering worden geselecteerd zonder oproep tot het indienen van blijken van belangstelling, maar alleen indien een eerdere oproep tot het indienen van blijken van belangstelling geen geschikte externe deskundigen heeft opgeleverd. De selectie van externe deskundigen zonder oproep tot het indienen van blijken van belangstelling moet naar behoren worden verantwoord en moet op transparante wijze worden uitgevoerd.Deze deskundigen dienen aan te tonen dat zij onafhankelijk zijn en in staat zijn de doelstellingen van Horizon Europa te helpen verwezenlijken.
1 bis. Onafhankelijke externe deskundigen worden gekozen op basis van de vaardigheden, ervaring en kennis waarover zij moeten beschikken om de aan hen opgedragen taak te kunnen uitvoeren. Bij de benoeming van onafhankelijke externe deskundigen streeft de Commissie of het financieringsorgaan van de Unie naar een evenwichtige vertegenwoordiging binnen en samenstelling van de deskundigengroep en de evaluatiepanels op het vlak van specialisatie, geografische achtergrond, geslacht en het type organisatie dat zij vertegenwoordigen.
2. Overeenkomstig artikel 237, leden 2 en 3, van het Financieel Reglement worden externe deskundigen vergoed op basis van standaardomstandigheden. Indien gerechtvaardigd kan een passend niveau van vergoeding dat de standaardomstandigheden overstijgt, worden toegepast, gebaseerd op de relevante marktnormen, met name voor specifieke deskundigen op hoog niveau.
2. Overeenkomstig artikel 237, leden 2 en 3, van het Financieel Reglement worden onafhankelijke externe deskundigen vergoed op basis van standaardomstandigheden.
3. In aanvulling op artikel 38, leden 2 en 3, van het Financieel Reglement worden de namen van de op persoonlijke titel benoemde externe deskundigen die de subsidieaanvragen evalueren, ten minste één keer per jaar op de website van de Commissie of het financieringsorgaan bekendgemaakt, alsook hun vakgebied. Dergelijke informatie wordt verzameld, verwerkt en bekendgemaakt overeenkomstig de gegevensbeschermingsregels van de EU.
3. In aanvulling op artikel 38, leden 2 en 3, van het Financieel Reglement worden de namen van de op persoonlijke titel benoemde onafhankelijke externe deskundigen die de subsidieaanvragen evalueren, ten minste één keer per jaar op de website van de Commissie of het financieringsorgaan bekendgemaakt, alsook hun vakgebied. Dergelijke informatie wordt verzameld, verwerkt en bekendgemaakt overeenkomstig de gegevensbeschermingsregels van de EU.
3 bis. De Commissie of het betrokken financieringsorgaan zorgt ervoor dat een deskundige die met een belangenconflict wordt geconfronteerd ten aanzien van een aangelegenheid waarover hij dient te adviseren, geen beoordeling uitvoert of advies of bijstand verstrekt met betrekking tot genoemde aangelegenheid.
3 ter. Voor elke oproep moet er een toereikend aantal onafhankelijk deskundigen beschikbaar zijn, zodat de kwaliteit van de evaluatie kan worden gegarandeerd.
3 quater. Elk jaar wordt aan het Europees Parlement en de Raad verslag uitgebracht over de hoogte van de door alle onafhankelijke en externe deskundigen ontvangen vergoedingen. De vergoedingen worden betaald uit de administratieve middelen van het programma.
Amendement 105 Voorstel voor een verordening Artikel 45
Artikel 45
Artikel 45
Monitoring en verslaglegging
Monitoring en verslaglegging
1. De Commissie controleert ieder jaar de voortgang van de uitvoering van Horizon Europa, het bijbehorende specifieke programma en de activiteiten van het EIT. Dit jaarlijkse toezicht omvat onder meer het volgende:
1. indicatoren om verslag uit te brengen over de door het programma geboekte vooruitgang bij het verwezenlijken van de in artikel 3 vermelde doelstellingen zijn vastgesteld in bijlage V op basis van effecttrajecten.
i) de indicatoren inzake vooruitgang bij het verwezenlijken van de in artikel 3 en bijlage V vermelde doelstellingen, op basis van effecttrajecten;
ii) informatie over de tenuitvoerlegging van de beginselen van financiering en horizontale kwesties, die met name zijn vastgelegd in artikel 6 bis, zoals het niveau van de integratie van sociale wetenschappen en menswetenschappen, de verhouding tussen lagere en hogere TRL's in gezamenlijk onderzoek, de verbrede deelname van landen, de geactualiseerde lijst van verbreed deelnemende landen in de werkprogramma's, de vooruitgang op het vlak van het dichten van de RDI-kloof, de geografische dekking in gezamenlijk onderzoek, de bezoldiging van onderzoekers, het gebruik van een indienings- en evaluatieprocedure in twee fasen, het gebruik van de toetsing van evaluaties en het aantal klachten, het niveau van de integratie van de klimaatproblematiek en daarmee gepaard gaande uitgaven, deelname van kmo's (onder meer in vergelijking met soortgelijke nationale instrumenten specifiek voor kmo's), deelname van de privésector, vorderingen op het vlak van gendergelijkheid, de excellentiekeurmerken, privaat-particuliere partnerschappen en het hefboomeffect hiervan op aanvullende private en openbare financiering, complementaire en cumulatieve financiering uit andere fondsen van de Unie (in het bijzonder synergieën met in bijlage IV genoemde programma's), het gebruik van onderzoeksinfrastructuur die door andere financieringsprogramma's van de Unie wordt ondersteund, het sneltraject voor onderzoek en innovatie, het niveau en de impact van internationale samenwerking (onder meer wat het beginsel van wederkerigheid betreft), de betrokkenheid en deelname van burgers en maatschappelijke organisaties op zowel nationaal als communautair niveau;
iii) het niveau van de uitgaven binnen het programma en het EIT per actiegebied, zoals vermeld in artikel I, en per horizontale kwestie, zodat de portefeuilles kunnen worden geanalyseerd; met het oog op meer transparantie wordt de recentste versie van deze gegevens bovendien eenvoudig toegankelijk gemaakt voor het publiek op de internetpagina van de Commissie;
iv) het niveau van overinschrijving, in het bijzonder het aantal voorstellen per begrotingslijn en per werkterrein, de gemiddelde score van deze voorstellen en het aantal voorstellen boven en onder de drempelwaarden.
2. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 50 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot wijzigingen van bijlage V om indien nodig de indicatoren van de effecttrajecten aan te vullen of te wijzigen en om uitgangswaarden en streefcijfers vast te stellen.
2. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 50 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot wijzigingen van bijlage V om indien nodig de indicatoren van de effecttrajecten aan te vullen of te wijzigen en om uitgangswaarden en streefcijfers vast te stellen.
3. Het prestatieverslagleggingssysteem waarborgt dat de gegevens voor het monitoren van de uitvoering en de resultaten van het programma op efficiënte en doeltreffende wijze en tijdig worden verzameld. Daartoe worden evenredige verslagleggingsvereisten opgelegd aan de ontvangers van middelen van de Unie en, in voorkomend geval, aan de lidstaten.
3. Het prestatieverslagleggingssysteem moet waarborgen dat de gegevens voor het monitoren van de uitvoering en voor de evaluatie van het programma op efficiënte en doeltreffende wijze en tijdig en op het juiste niveau van verfijning worden verzameld, zonder dat dit de administratieve last voor begunstigden vergroot. Met name worden gegevens inzake projecten die gefinancierd worden in het kader van de ERC, Europese partnerschappen, missies, de EIC en het EIT in dezelfde databank opgenomen als de gegevens van acties die directe financiering uit het programma ontvangen (bv. de gegevensbank E-corda).
3 bis. Kwantitatieve gegevens worden zo veel mogelijk aangevuld met kwalitatieve analyse van de Commissie en de Unie of van nationale financieringsinstanties.
Amendement 106 Voorstel voor een verordening Artikel 46
Artikel 46
Artikel 46
Informatie, communicatie, publiciteit alsmede verspreiding en exploitatie
Informatie, communicatie, publiciteit alsmede verspreiding en exploitatie
1. De ontvangers van financiering van de Unie erkennen de oorsprong van en geven zichtbaarheid aan de financiering van de Unie (met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan promoten) door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, doelgericht en op samenhangende, doeltreffende en evenredige wijze te informeren.
1. De ontvangers van financiering van de Unie erkennen de oorsprong van en geven zichtbaarheid aan de financiering van de Unie (met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan alsook prijzen promoten) door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, doelgericht en op samenhangende, doeltreffende en evenredige wijze te informeren.
2. De Commissie voert informatie- en communicatieacties uit met betrekking tot het programma alsmede de acties en de resultaten ervan. De aan het programma toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover zij verband houden met de in artikel 3 bedoelde doelstellingen.
2. De Commissie voert informatie- en communicatieacties uit met betrekking tot het programma alsmede de acties en de resultaten ervan. Zij verstrekt in het bijzonder tijdig uitvoerige informatie aan de lidstaten en aan begunstigden.
3. De Commissie stelt tevens een strategie voor de verspreiding en de exploitatie van de resultaten op met het oog op grotere beschikbaarheid en toenemende verbreiding van de resultaten en kennis op het gebied van onderzoek en innovatie in het kader van het programma, met het doel om het gebruik daarvan sneller ingang op de markt te doen vinden en de impact van het programma te versterken. De aan het programma toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie alsmede aan activiteiten op het gebied van informatie, communicatie, publiciteit en verspreiding en exploitatie van resultaten, voor zover zij verband houden met de in artikel 3 bedoelde doelstellingen.
3. De Commissie stelt tevens een strategie voor de verspreiding en de exploitatie van de resultaten op met het oog op grotere beschikbaarheid en toenemende verbreiding van de resultaten en kennis op het gebied van onderzoek en innovatie in het kader van het programma, met het doel om het gebruik daarvan sneller ingang op de markt te doen vinden, in het bijzonder binnen de Unie, en de impact van het programma te versterken. De aan het programma toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie alsmede aan activiteiten op het gebied van informatie, communicatie, publiciteit en verspreiding en exploitatie van resultaten, voor zover zij verband houden met de in artikel 3 bedoelde doelstellingen.
Amendement 107 Voorstel voor een verordening Artikel 47
Artikel 47
Artikel 47
Evaluatie van het programma
Evaluatie van het programma
1. Evaluaties van het programma worden tijdig uitgevoerd zodat zij in de besluitvorming over het programma, het vervolgprogramma daarvan en andere voor onderzoek en innovatie relevante initiatieven kunnen worden meegenomen.
1. Evaluaties van het programma worden tijdig uitgevoerd en openbaar gemaakt, zodat zij in de besluitvorming over het programma, het vervolgprogramma daarvan en andere voor onderzoek en innovatie relevante initiatieven kunnen worden meegenomen.
1 bis. Missies worden tegen 31 december 2022 volledig geëvalueerd, alvorens er beslissingen worden genomen over nieuwe missies, over de heroriëntering, beëindiging of voortzetting van missies of over een verhoging van de begroting voor missies. De resultaten van de evaluatie van missies worden openbaar gemaakt en houden onder meer (maar niet uitsluitend) een analyse in van de missieselectieprocedure en van het bestuur, de prioriteiten en de prestaties van de missies.
2. De tussentijdse evaluatie van het programma wordt uitgevoerd zodra voldoende informatie over de uitvoering van het programma beschikbaar is, doch uiterlijk vier jaar nadat met de uitvoering van het programma is begonnen. Zij omvat een beoordeling van de langetermijngevolgen van de vorige kaderprogramma's en vormt de grondslag voor de eventueel nodige aanpassing van de uitvoering van het programma.
2. De tussentijdse evaluatie van het programma wordt uitgevoerd zodra voldoende informatie over de uitvoering van het programma beschikbaar is, doch uiterlijk drie jaar nadat met de uitvoering van het programma is begonnen. Zij omvat een portefeuilleanalyse en een beoordeling van de langetermijngevolgen van de vorige kaderprogramma's, en vormt de grondslag voor de eventueel nodige aanpassing van de uitvoering van het programma en/of de herziening ervan.De evaluatie bevat een beoordeling van de doeltreffendheid, efficiëntie, relevantie, samenhang, Uniemeerwaarde en het hefboomeffect van het programma alsook van de complementariteit van het programma met andere RDI-financieringsprogramma's op Europees en nationaal niveau. In het bijzonder wordt de impact van uit andere Unieprogramma's overgedragen middelen beoordeeld.
3. Aan het einde van de uitvoering van het programma, doch uiterlijk vier jaar na afloop van de in artikel1 genoemde periode, voert de Commissie een eindevaluatie van het programma uit. Zij omvat een beoordeling van de langetermijngevolgen van de vorige kaderprogramma's.
3. Aan het einde van de uitvoering van het programma, doch uiterlijk drie jaar na afloop van de in artikel 1 genoemde periode, voert de Commissie een eindevaluatie van het programma uit. Zij omvat een beoordeling van de langetermijngevolgen van de vorige kaderprogramma's.
4. De Commissie deelt de conclusies van de evaluaties tezamen met haar opmerkingen mee aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.
4. De Commissie publiceert en verspreidt de resultaten en conclusies van de evaluaties tezamen met haar opmerkingen, en legt ze voor aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.
Amendement 108 Voorstel voor een verordening Artikel 48
Artikel 48
Artikel 48
Audits
Audits
1. Het controlesysteem van het programma zorgt voor een passend evenwicht tussen vertrouwen en controle, met inachtneming van de administratieve en andere kosten van de controles op alle niveaus, met name voor de begunstigden.
1. Het controlesysteem van het programma zorgt voor een passend evenwicht tussen vertrouwen en controle, met inachtneming van de administratieve en andere kosten van de controles op alle niveaus, met name voor de begunstigden. De auditregels zijn duidelijk, consistent en coherent, doorheen het hele programma.
2. De auditstrategie van het programma wordt gebaseerd op de financiële audit van een representatieve uitgavensteekproef voor het programma in zijn totaliteit. Deze representatieve steekproef wordt aangevuld met een selectie op basis van een uitgavengerelateerde risicobeoordeling. Acties die tegelijkertijd uit verschillende programma's van de Unie worden gefinancierd, worden slechts één keer aan een audit onderworpen, waarbij alle betrokken programma's en de desbetreffende toepasselijke regels ervan worden bestreken.
2. De auditstrategie van het programma wordt gebaseerd op de financiële audit van een representatieve uitgavensteekproef voor het programma in zijn totaliteit. Deze representatieve steekproef wordt aangevuld met een selectie op basis van een uitgavengerelateerde risicobeoordeling. Acties die tegelijkertijd uit verschillende programma's van de Unie worden gefinancierd, worden slechts één keer aan een audit onderworpen, waarbij alle betrokken programma's en de desbetreffende toepasselijke regels ervan worden bestreken.
3. Daarnaast kan de Commissie of het financieringsorgaan zich baseren op gecombineerde systeemonderzoeken op het niveau van de begunstigden. Deze gecombineerde onderzoeken zijn voor bepaalde soorten begunstigden facultatief en bestaan in een systeem- en procesaudit, aangevuld met een audit van de verrichtingen, die wordt uitgevoerd door een bekwame onafhankelijke auditor die bevoegd is wettelijke audits van boekhoudbescheiden uit te voeren in overeenstemming met Richtlijn 2006/43/EG34. Zij kunnen door de Commissie of het financieringsorgaan worden gebruikt voor de vaststelling van de algemene zekerheid over het goed financieel beheer van de uitgaven en voor heroverweging van het niveau van ex-postaudits en verklaringen inzake de financiële staten.
3. Daarnaast kan de Commissie of het financieringsorgaan zich baseren op gecombineerde systeemonderzoeken op het niveau van de begunstigden. Deze gecombineerde onderzoeken zijn voor bepaalde soorten begunstigden facultatief en bestaan in een systeem- en procesaudit, aangevuld met een audit van de verrichtingen, die wordt uitgevoerd door een bekwame onafhankelijke auditor die bevoegd is wettelijke audits van boekhoudbescheiden uit te voeren in overeenstemming met Richtlijn 2006/43/EG34. Zij kunnen door de Commissie of het financieringsorgaan worden gebruikt voor de vaststelling van de algemene zekerheid over het goed financieel beheer van de uitgaven en voor heroverweging van de subsidiabiliteit van de gedeclareerde kosten en van het niveau van ex-postaudits en verklaringen inzake de financiële staten.
4. De Commissie of het financieringsorgaan mag zich overeenkomstig artikel127 van het Financieel Reglement baseren op audits naar het gebruik van de bijdragen van de Unie uitgevoerd door andere personen of entiteiten, daaronder begrepen andere personen of entiteiten dan die welke door de instellingen of organen van de Unie zijn gemachtigd.
4. De Commissie of het financieringsorgaan baseert zich overeenkomstig artikel127 van het Financieel Reglement op audits naar het gebruik van de bijdragen van de Unie uitgevoerd door andere gekwalificeerde personen of gecertificeerde entiteiten, daaronder begrepen andere personen of entiteiten dan die welke door de instellingen of organen van de Unie zijn gemachtigd.
5. Er kunnen tot twee jaar na betaling van het saldo audits worden uitgevoerd.
5. Er kunnen tot twee jaar na de einddatum van het project audits worden uitgevoerd.
5 bis. De Commissie publiceert auditrichtsnoeren, die zijn uitgewerkt in samenwerking met de Europese Rekenkamer. Om de rechtszekerheid te waarborgen zorgen auditors voor transparantie met betrekking tot de door hen uitgevoerde audit en voor een betrouwbare en uniforme interpretatie van de auditregels tijdens de gehele duur van het programma.
__________________
__________________
34 Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad (PB L 157 van 9.6.2006, blz. 87).
34 Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad (PB L 157 van 9.6.2006, blz. 87).
Amendement 109 Voorstel voor een verordening Bijlage I – punt 1 – inleidende formule
1) Pijler I "Open Wetenschap"
1) Pijler I "Excellente en open Wetenschap"
Amendement 110 Voorstel voor een verordening Bijlage I – punt 1 – alinea 1 – letter a – inleidende formule
a) Europese Onderzoeksraad: Aanbieden van aantrekkelijke en flexibele financiering om getalenteerde en creatieve individuele onderzoekers en hun teams in staat te stellen de meest veelbelovende richtingen in de wetenschappelijke grensgebieden te verkennen, op basis van EU-brede concurrentie.
a) Europese Onderzoeksraad: aanbieden van aantrekkelijke en flexibele financiering om getalenteerde en creatieve individuele onderzoekers, met de nadruk op jonge onderzoekers, en hun teams in staat te stellen de meest veelbelovende richtingen in de wetenschappelijke grensgebieden te verkennen, op basis van Uniebrede concurrentie.
Amendement 111 Voorstel voor een verordening Bijlage I – punt 1 – alinea 1 – letter b – inleidende formule
b) Marie Skłodowska-Curie-acties: Onderzoekers uitrusten met nieuwe kennis en vaardigheden door middel van mobiliteit en beschikbaarstelling in andere landen, sectoren en disciplines, alsmede structurering en verbetering van institutionele en nationale aanwerving, opleiding en loopbaanontwikkelingssystemen; op deze manier leveren de Marie Skłodowska-Curie-acties een bijdrage aan de grondslagen van Europa's excellente onderzoekslandschap, stimuleren daardoor de werkgelegenheid, groei en investeringen, en helpen bij het vinden van oplossingen voor de huidige en toekomstige maatschappelijke uitdagingen.
b) Marie Skłodowska-Curie-acties: Onderzoekers uitrusten met nieuwe kennis en vaardigheden door middel van mobiliteit en beschikbaarstelling in andere landen, sectoren en disciplines, alsmede structurering en verbetering van institutionele en nationale aanwerving, opleiding en loopbaanontwikkelingssystemen; op deze manier leveren de Marie Skłodowska-Curie-acties een bijdrage aan de grondslagen van Europa's excellente onderzoekslandschap in heel Europa, stimuleren daardoor de werkgelegenheid, groei en investeringen, en helpen bij het vinden van oplossingen voor de huidige en toekomstige maatschappelijke uitdagingen.
Amendement 112 Voorstel voor een verordening Bijlage I – punt 1 – alinea 1 – letter b – alinea 1
Actiegebieden: excellentie bevorderen door middel van mobiliteit van onderzoekers over grenzen, sectoren en disciplines heen; nieuwe vaardigheden bevorderen door middel van excellente opleidingen voor onderzoekers; het menselijk kapitaal en de ontwikkeling van vaardigheden in de hele Europese Onderzoeksruimte versterken; synergieën verbeteren en vergemakkelijken; de bewustmaking van het publiek bevorderen
Actiegebieden: excellentie bevorderen door middel van mobiliteit van onderzoekers over grenzen, sectoren en disciplines heen; nieuwe vaardigheden bevorderen door middel van excellente opleidingen voor onderzoekers; de human resources en de ontwikkeling van vaardigheden in de hele Europese Onderzoeksruimte versterken; synergieën verbeteren en vergemakkelijken; de bewustmaking van het publiek bevorderen
Amendement 113 Voorstel voor een verordening Bijlage I – punt 2 – inleidende formule
2) PijlerII "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen"
2) Pijler II "Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen"
Amendement 114 Voorstel voor een verordening Bijlage I – punt 2 – alinea 2
Om een maximale flexibiliteit van het effect en synergieën te garanderen, zullen onderzoek- en innovatieactiviteiten worden georganiseerd in vijf clusters, die afzonderlijk en samen interdisciplinaire, sectoroverschrijdende, beleidsoverschrijdende en internationale samenwerking zullen stimuleren.
Om een maximale flexibiliteit van het effect en synergieën te garanderen, zullen onderzoek- en innovatieactiviteiten worden georganiseerd in zes onderling door pan-Europese onderzoeksinfrastructuur verbonden clusters, die afzonderlijk en samen interdisciplinaire, sectoroverschrijdende, beleidsoverschrijdende en internationale samenwerking zullen stimuleren. De zes clusters ondersteunen via subsidies en via een bottom-upbenadering ook de innovatie bij afzonderlijke kmo's.
Amendement 115 Voorstel voor een verordening Bijlage I – punt 2 – alinea 4 – letter a – inleidende formule
a) Cluster "Gezondheid": verbetering en bescherming van de gezondheid van burgers van alle leeftijden, door het ontwikkelen van innovatieve oplossingen voor preventie, diagnose, monitoring, behandeling en genezing van ziekten; beperking van gezondheidsrisico's, bescherming van de bevolking en bevordering van goede gezondheid; publieke gezondheidszorgstelsels kosteneffectiever, rechtvaardiger en duurzamer maken, en participatie en zelfbeheer van patiënten ondersteunen en mogelijk maken
a) Cluster "Gezondheid": Verbetering en bescherming van de gezondheid van burgers van alle leeftijden, door het ontwikkelen van innovatieve oplossingen voor preventie, diagnose, monitoring, behandeling en genezing van ziekten en ontwikkeling van gezondheidstechnologieën; beperking van gezondheidsrisico's, bescherming van de bevolking en bevordering van goede gezondheid; publieke gezondheidszorgstelsels kosteneffectiever, rechtvaardiger en duurzamer maken, en participatie en zelfbeheer van patiënten ondersteunen en mogelijk maken.
Amendement 116 Voorstel voor een verordening Bijlage I – punt 2 – alinea 4 – letter b – inleidende formule
b) Cluster "Inclusieve en veilige samenleving": Versterking van de Europese democratische waarden, zoals de rechtsstaat en de fundamentele rechten, de bescherming van ons cultureel erfgoed, en het bevorderen van sociaaleconomische hervormingen die bijdragen aan inclusie en groei, en tegelijkertijd een antwoord bieden op de uitdagingen als gevolg van de aanhoudende bedreigingen voor de veiligheid, met inbegrip van cybercriminaliteit, evenals natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen.
b) Cluster "Inclusieve en creatieve samenleving": versterking van de Europese democratische waarden, zoals de rechtsstaat en de fundamentele rechten, de bescherming van ons cultureel erfgoed, het verkennen van het potentieel van culturele en creatieve sector en het bevorderen van sociaaleconomische hervormingen die bijdragen aan inclusie en groei, met inbegrip van migratiebeheer en integratie van migranten.
Amendement 117 Voorstel voor een verordening Bijlage I – punt 2 – alinea 4 – letter b – alinea 2
Actiegebieden: Democratie; Cultureel erfgoed; Sociale en economische transformaties; Rampbestendige samenlevingen; Bescherming en beveiliging; Cyberbeveiliging
Actiegebieden: Democratie; Cultuur en creativiteit; Sociale, culturele en economische transformaties; Sociale wetenschappen en menswetenschappen.
Amendement 118 Voorstel voor een verordening Bijlage I – punt 2 – alinea 4 – letter c – alinea 2
Actiegebieden: Industriële technologieën; Digitale technologieën; Geavanceerde materialen; Kunstmatige intelligentie en robotica; Internet van de volgende generatie; Geavanceerde informatica en "big data"; Circulaire industrie; Koolstofarme en schone industrie; Ruimtevaart.
Actiegebieden: Industriële technologieën; Digitale technologieën; Geavanceerde materialen; Kunstmatige intelligentie en robotica; Internet van de volgende generatie; Kwantumtechnologie; Geavanceerde informatica en "big data"; Circulaire industrie; Koolstofarme en schone industrie; Ruimtevaart.
Amendement 119 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 2 – alinea 4 – letter c bis (nieuw)
c bis) Cluster "Veilige samenleving": antwoord bieden op de uitdagingen als gevolg van de aanhoudende bedreigingen voor de veiligheid, met inbegrip van cybercriminaliteit, evenals natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen.
Actiegebieden: Georganiseerde misdaad; Terrorisme, extremisme, radicalisering en ideologisch gemotiveerd geweld; Bescherming van de grenzen; Cyberbeveiliging, privacy, gegevensbescherming; Bescherming van kritieke infrastructuur en verbetering van rampenrespons; Piraterij en namaak van producten; Ondersteuning van het externe veiligheidsbeleid van de Unie, onder meer door conflictpreventie en vredesopbouw; Bevordering van coördinatie, samenwerking en synergieën.
Amendement 120 Voorstel voor een verordening Bijlage I – punt 2 – alinea 4 – letter d – inleidende formule
d) Cluster "Klimaat, energie en mobiliteit"; Bestrijding van klimaatverandering door een beter inzicht in de oorzaken, evolutie, risico's, effecten en kansen, en door de energie- en de vervoersector klimaat- en milieuvriendelijker, efficiënter en concurrerender, slimmer, veiliger en veerkrachtiger te maken.
d) Cluster "Klimaat, energie en mobiliteit"; bestrijding van klimaatverandering door een beter inzicht in de oorzaken, evolutie, risico's, effecten en kansen, en door de energie- en de vervoersector klimaat- en milieuvriendelijker, efficiënter en concurrerender, slimmer, veiliger en veerkrachtiger te maken; bevordering van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en van de verandering van gedragspatronen.
Amendement 121 Voorstel voor een verordening Bijlage I – punt 2 – alinea 4 – letter d – alinea 2
Actiegebieden: klimaatwetenschap en oplossingen; Energievoorziening; energiesystemen en -netwerken; Gebouwen en industriële sites in energietransitie; Gemeenschappen en steden; Industrieel concurrentievermogen in het vervoer; Schoon vervoer en schone mobiliteit; Slimme mobiliteit; Energieopslag.
Actiegebieden: Klimaatwetenschap en oplossingen; Energievoorziening; Energiesystemen en -netwerken; Gebouwen in energietransitie; Industriële installaties in de energietransitie Kolenregio's in transitie; Gemeenschappen en steden; Industrieel concurrentievermogen in het vervoer; Schoon vervoer en schone mobiliteit; Slimme mobiliteit; Energieopslag.
Amendement 122 Voorstel voor een verordening Bijlage I – punt 2 – alinea 4 – letter e – inleidende formule
e) Cluster "Levensmiddelen en natuurlijke hulpbronnen": Bescherming, herstel, duurzaam beheer en gebruik van natuurlijke en biologische hulpbronnen van land en zee om de voedsel- en voedingszekerheid te verbeteren en de overgang naar een koolstofarme hulpbronnenefficiënte circulaire economie.
e) Cluster "Levensmiddelen, natuurlijke hulpbronnen en landbouw": Bescherming, herstel, duurzaam beheer en gebruik van natuurlijke en biologische hulpbronnen van land, binnenwateren en zee om de voedsel- en voedingszekerheid te verbeteren en de overgang naar een koolstofarme hulpbronnenefficiënte circulaire economie.
Amendement 123 Voorstel voor een verordening Bijlage I – punt 2 – alinea 4 – letter e – alinea 2
Actiegebieden: Milieuobservatie; Biodiversiteit en natuurlijk kapitaal; Landbouw, bosbouw en plattelandsgebieden; Zeeën en oceanen; Voedselsystemen; Systemen voor bio-innovatie; Circulaire systemen.
Actiegebieden: Milieuobservatie; Biodiversiteit en natuurlijk kapitaal; Landbouw, bosbouw en plattelandsgebieden; Zeeën, oceanen, binnenwateren en de blauwe economie; Voedselsystemen; Systemen voor bio-innovatie; Circulaire systemen.
Amendement 124 Voorstel voor een verordening Bijlage I – punt 2 – alinea 4 – letter f – alinea 2
Actiegebieden: Gezondheid; Veerkracht en veiligheid; Digitaal en industrie; Klimaat, energie en mobiliteit; Levensmiddelen en natuurlijke hulpbronnen; Ondersteuning van de werking van de interne markt en de economische governance van de Unie; Ondersteuning van de lidstaten bij de tenuitvoerlegging van wetgeving en ontwikkeling van strategieën voor slimme specialisatie; Analytische instrumenten en methoden voor beleidsvorming; Kennisbeheer; Kennis- en technologieoverdracht; Steun aan wetenschap voor beleidsplatforms.
Actiegebieden: Gezondheid; Inclusieve en creatieve samenleving; Veilige samenleving; Digitaal, industrie en ruimtevaart; Klimaat, energie en mobiliteit; Levensmiddelen en natuurlijke hulpbronnen; Ondersteuning van de werking van de interne markt en de economische governance van de Unie; Ondersteuning van de lidstaten bij de tenuitvoerlegging van wetgeving en ontwikkeling van strategieën voor slimme specialisatie; Analytische instrumenten en methoden voor beleidsvorming; Kennisbeheer; Kennis- en technologieoverdracht; Steun aan wetenschap voor beleidsplatforms.
Amendement 125 Voorstel voor een verordening Bijlage I – punt 3 – inleidende formule
3) Pijler III "Open innovatie"
3) Pijler III "Innovatief Europa"
Amendement 126 Voorstel voor een verordening Bijlage I – punt 3 – alinea 1 – inleidende formule
Door middel van de volgende activiteiten zal deze pijler overeenkomstig artikel4 alle vormen van innovatie, met inbegrip van baanbrekende innovatie, bevorderen en het op de markt brengen van innovatieve oplossingen ondersteunen. Deze pijler zal ook een bijdrage leveren aan de andere specifieke doelstellingen van het programma zoals omschreven in artikel 3.
Door middel van de volgende activiteiten zal deze pijler overeenkomstig artikel 4 alle vormen van innovatie, met inbegrip van baanbrekende technologische en sociale innovatie, bevorderen en het op de markt brengen van innovatieve oplossingen, met name door met onderzoeksinstellingen samenwerkende start-ups en kmo's, ondersteunen. Deze pijler zal ook een bijdrage leveren aan de andere specifieke doelstellingen van het programma zoals omschreven in artikel 3.
Amendement 127 Voorstel voor een verordening Bijlage I – punt 4 – alinea 1
Door middel van de volgende activiteiten zal dit deel, in overeenstemming met artikel4, de verwezenlijkingen van het programma optimaliseren voor meer effect binnen een versterkte Europese Onderzoeksruimte. Dit deel zal ook ondersteuning verlenen voor andere specifieke doelstellingen van het programma zoals omschreven in artikel 3. Dit deel zal het gehele programma ondersteunen, maar zal vooral activiteiten stimuleren die bijdragen tot een meer op kennis gebaseerd en innovatief gendergelijk Europa, met een vooraanstaande positie in de wereldwijde mededinging, en optimaliseert tegelijkertijd de nationale sterke punten en het nationale potentieel in heel Europa, in een goed presterende Europese Onderzoeksruimte (EOR), waarbinnen kennis en hooggeschoolde arbeidskrachten vrij circuleren, waar de resultaten van O&I worden begrepen en vertrouwd door geïnformeerde burgers en de hele maatschappij ten goede komen, en waar het EU-beleid, met name het O&I-beleid, gebaseerd is op hoogwaardige wetenschappelijke gegevens.
Door middel van de volgende activiteiten zal dit deel, in overeenstemming met artikel 4, de verwezenlijkingen van het programma optimaliseren voor meer effect en aantrekkelijkheid binnen een versterkte Europese Onderzoeksruimte. Dit deel zal ook ondersteuning verlenen voor andere specifieke doelstellingen van het programma zoals omschreven in artikel 3. Dit deel zal het gehele programma ondersteunen, maar zal vooral activiteiten stimuleren die ertoe bijdragen talent aan te trekken in de Unie en braindrain tegen te gaan. Daarnaast zal het bijdragen tot een meer op kennis gebaseerd en innovatief gendergelijk Europa, met een vooraanstaande positie in de wereldwijde mededinging, en optimaliseert tegelijkertijd de nationale sterke punten en het nationale potentieel in heel Europa, in een goed presterende Europese Onderzoeksruimte (EOR), waarbinnen kennis en hooggeschoolde arbeidskrachten op evenwichtige wijze vrij circuleren, waar de resultaten van O&I worden begrepen en vertrouwd door geïnformeerde burgers en de hele maatschappij ten goede komen, en waar het Uniebeleid, met name het O&I-beleid, gebaseerd is op hoogwaardige wetenschappelijke gegevens.
Amendement 128 Voorstel voor een verordening Bijlage I – punt 4 – alinea 2
Actiegebieden: Delen van excellentie; hervorming en versterking van het Europees O&I-systeem.
Actiegebieden: Verspreiden van excellentie door middel van initiatieven voor teamvorming, samenwerkingsverbanden en EOR-leerstoelen, Europese samenwerking inzake wetenschap en technologie (COST), excellente-initiatieven en verruiming van beurzen; Hervorming en versterking van het Europees O&I-systeem.
Amendement 129 Voorstel voor een verordening Bijlage II – alinea 2 – streepje 1
– Onderzoeks- en innovatieactie: acties die hoofdzakelijk bestaan uit activiteiten met als doel nieuwe kennis vast te stellen en/of de haalbaarheid te onderzoeken van een nieuwe of verbeterde technologie, product, proces, dienst of oplossing. Hierbij kan het onder meer gaan om fundamenteel en toegepast onderzoek, technologische ontwikkeling en integratie, testen en valideren van een kleinschalig prototype in een laboratorium of gesimuleerde omgeving;
– Onderzoeks- en innovatieactie: acties die hoofdzakelijk bestaan uit activiteiten met als doel nieuwe kennis vast te stellen en/of de haalbaarheid te onderzoeken van een nieuwe of verbeterde technologie, product, proces, dienst of oplossing. Hierbij kan het onder meer gaan om fundamenteel en toegepast onderzoek, technologische ontwikkeling en integratie, testen en valideren van een kleinschalig prototype in een laboratorium of gesimuleerde omgeving. De benadering van het sneltraject voor onderzoek en innovatie wordt toegepast voor een beperkt aantal geselecteerde gezamenlijke onderzoeks- en innovatieacties;
Amendement 130 Voorstel voor een verordening Bijlage II – alinea 2 – streepje 6
– Medefinancieringsactie voor programma's: actie om medefinanciering te verstrekken voor een activiteitenprogramma dat is vastgesteld en/of uitgevoerd door entiteiten die onderzoek- en innovatieprogramma's, andere dan financieringsorganen van de Unie, beheren en/of financieren. Een dergelijk activiteitenprogramma kan ondersteuning bieden voor netwerkvorming en coördinatie, onderzoek, innovatie, proefprojecten, innovatie- en marktintroductieacties, opleiding- en mobiliteitsacties, bewustwording en communicatie, verspreiding en exploitatie, of een combinatie daarvan, rechtstreeks uitgevoerd door deze entiteiten of door derden aan wie zij eender welke relevante financiële steun kunnen verlenen, zoals subsidies, prijzen, inkoop, alsook gemengde Horizon Europa-financiering;
– Medefinancieringsactie voor programma's: actie om medefinanciering te verstrekken voor een activiteitenprogramma dat is vastgesteld en/of uitgevoerd door entiteiten die onderzoek- en innovatieprogramma's, andere dan financieringsorganen van de Unie, beheren en/of financieren. Een dergelijk activiteitenprogramma kan ondersteuning bieden voor onderlinge koppeling, netwerkvorming en coördinatie, onderzoek, innovatie, proefprojecten, innovatie- en marktintroductieacties, opleiding- en mobiliteitsacties, bewustwording en communicatie, verspreiding en exploitatie, of een combinatie daarvan, rechtstreeks uitgevoerd door deze entiteiten of door derden aan wie zij eender welke relevante financiële steun kunnen verlenen, zoals subsidies, prijzen, inkoop, alsook gemengde Horizon Europa-financiering.
Amendement 131 Voorstel voor een verordening Bijlage III – alinea 1 – punt 1 – letter a – inleidende formule
a) Bewijs dat het Europees partnerschap doeltreffender is bij de verwezenlijking van de desbetreffende doelstellingen van het programma, met name door duidelijke effecten voor de EU en haar burgers teweeg te brengen, vooral met het oog op het aanpakken van mondiale uitdagingen en de verwezenlijking van onderzoek- en innovatiedoelstellingen, het veiligstellen van het concurrentievermogen van de EU en het bijdragen aan de versterking van de Europese ruimte van onderzoek en innovatie en internationale verplichtingen;
a) Bewijs dat het Europees partnerschap doeltreffender is bij de verwezenlijking van de desbetreffende doelstellingen van het programma, met name door duidelijke effecten in de hele Unie en voor haar burgers teweeg te brengen, vooral met het oog op het aanpakken van mondiale uitdagingen en de verwezenlijking van onderzoek- en innovatiedoelstellingen, het veiligstellen van het concurrentievermogen en de duurzaamheid van de Unie en het bijdragen aan de versterking van de Europese ruimte van onderzoek en innovatie en internationale verplichtingen;
Amendement 132 Voorstel voor een verordening Bijlage III – alinea 1 – punt 1 – letter b
b) Coherentie en synergieën van het Europees Partnerschap binnen het onderzoek- en innovatielandschap in de EU;
b) Coherentie en synergieën van de Europese partnerschappen binnen het onderzoek- en innovatielandschap in de Unie, inclusief nationale en regionale strategieën;
Amendement 133 Voorstel voor een verordening Bijlage III – alinea 1 – punt 1 – letter c
c) Transparantie en openheid van het Europees partnerschap met betrekking tot de identificatie van prioriteiten en doelstellingen, en de betrokkenheid van partners en belanghebbenden uit verschillende sectoren, waaronder internationale, voor zover relevant;
c) Transparantie en openheid van de Europese partnerschappen met betrekking tot de identificatie van prioriteiten en doelstellingen, het bestuur ervan en de betrokkenheid van partners en belanghebbenden uit verschillende sectoren en met verschillende achtergronden, waaronder internationale, voor zover relevant.
Amendement 134 Voorstel voor een verordening Bijlage III – alinea 1 – punt 1 – letter d – streepje 1
– omschrijving van meetbare verwachte resultaten, prestaties en effecten binnen specifieke termijnen, met inbegrip van de cruciale economische waarde voor Europa;
– omschrijving van meetbare verwachte resultaten, prestaties en effecten binnen specifieke termijnen, met inbegrip van de cruciale economische waarde voor de Unie;
Amendement 135 Voorstel voor een verordening Bijlage III – alinea 1 – punt 1 – letter d – streepje 2
– demonstratie van de verwachte kwalitatieve en kwantitatieve hefboomeffecten;
– demonstratie van de verwachte aanzienlijke kwalitatieve en kwantitatieve hefboomeffecten;
Amendement 136 Voorstel voor een verordening Bijlage III – alinea 1 – punt 1 – letter d – streepje 3
– werkwijzen om flexibiliteit van de uitvoering te verzekeren en om zich aan te passen aan veranderend beleid of behoeften van de markt, of wetenschappelijke vooruitgang;
– werkwijzen om flexibiliteit van de uitvoering te verzekeren en om zich aan te passen aan veranderend beleid, de behoeften van de markt en/of de maatschappij, of wetenschappelijke vooruitgang;
Amendement 137 Voorstel voor een verordening Bijlage III – alinea 1 – punt 1 – letter e – alinea 1
Bij geïnstitutionaliseerde Europese partnerschappen zijn de bijdragen – financieel of in natura – van andere partners dan de Unie ten minste gelijk aan 50 % en kunnen zij oplopen tot 75 % van de geaggregeerde budgettaire vastleggingen van het partnerschap.Voor elk geïnstitutionaliseerd Europees partnerschap zal een deel van de bijdragen van andere partners dan de Unie de vorm van een financiële bijdrage hebben.
Bij geïnstitutionaliseerde Europese partnerschappen zijn de bijdragen – financieel of in natura – van andere partners dan de Unie ten minste gelijk aan 50 %, in het geval van partnerschappen tussen de Unie en private partners, en kunnen zij oplopen tot 75 %, in het geval van partnerschappen waarbij tevens lidstaten zijn betrokken, van de geaggregeerde budgettaire vastleggingen van het partnerschap.
Amendement 138 Voorstel voor een verordening Bijlage III – alinea 1 – punt 1 – letter e bis (nieuw)
e bis) In overeenstemming met de regionale autoriteiten wordt het EFRO aanvaard als gedeeltelijke nationale bijdrage aan medefinancieringsacties voor programma's waarbij lidstaten zijn betrokken.
Amendement 139 Voorstel voor een verordening Bijlage III – alinea 1 – punt 2 – letter c
c) Coördinatie en/of gezamenlijke activiteiten met andere relevante initiatieven voor onderzoek en innovatie, die zorgen voor doeltreffende synergieën;
c) coördinatie en/of gezamenlijke activiteiten met andere relevante initiatieven voor onderzoek en innovatie, om een optimale mate van onderlinge koppeling te waarborgen en voor doeltreffende synergieën te zorgen;
Amendement 140 Voorstel voor een verordening Bijlage III – alinea 1 – punt 2 – letter d
d) Juridisch bindende verplichtingen, in het bijzonder voor financiële bijdragen, van iedere partner tijdens de looptijd van het initiatief;
d) Evenwichtige langetermijnverplichtingen, in het bijzonder voor bijdragen in natura en/of financiële bijdragen, van iedere partner tijdens de looptijd van het initiatief;
Amendement 141 Voorstel voor een verordening Bijlage III – alinea 1 – punt 3 – letter a
a) Een monitoringsysteem in overeenstemming met de eisen van artikel 45, om de vorderingen bij het bereiken van de specifieke beleidsdoelstellingen, de te leveren prestaties en cruciale prestatie-indicatoren te meten, teneinde een beoordeling in de loop van de tijd van de resultaten, de effecten en potentiële behoeften aan corrigerende maatregelen mogelijk te maken;
a) Een monitoringsysteem in overeenstemming met de eisen van artikel 45, om de vorderingen bij het bereiken van de programmaspecifieke beleidsdoelstellingen, de te leveren prestaties en cruciale prestatie-indicatoren te meten, teneinde een beoordeling in de loop van de tijd van de resultaten, de effecten en potentiële behoeften aan corrigerende maatregelen mogelijk te maken;
Amendement 142 Voorstel voor een verordening Bijlage III – alinea 1 – punt 4 – letter b
b) Passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de geleidelijke afschaffing volgens de overeengekomen voorwaarden en het tijdschema, onverminderd de eventuele verdere transnationale financiering door nationale of andere programma's van de Unie.
b) In geval van niet-verlening, passende maatregelen om te zorgen voor de geleidelijke afschaffing volgens het overeengekomen tijdschema en de met de wettelijk gebonden partners overeengekomen voorwaarden, onverminderd de eventuele verdere transnationale financiering door nationale of andere programma's van de Unie en onverminderd particuliere investeringen en lopende projecten.
Amendement 143 Voorstel voor een verordening Bijlage IV – punt 1 – letter b
b) het GLB maakt optimaal gebruik van de resultaten van onderzoek en innovatie en bevordert het gebruik, de uitvoering en de toepassing van innovatieve oplossingen, met inbegrip van de oplossingen die voortvloeien uit projecten die worden gefinancierd door de kaderprogramma's voor onderzoek en innovatie en uit het Innovatiepartnerschap "Productiviteit en duurzaamheid van de landbouw";
b) het GLB maakt optimaal gebruik van de resultaten van onderzoek en innovatie en bevordert het gebruik, de uitvoering en de toepassing van innovatieve oplossingen, met inbegrip van de oplossingen die voortvloeien uit projecten die worden gefinancierd door de kaderprogramma's voor onderzoek en innovatie, uit het Innovatiepartnerschap "Productiviteit en duurzaamheid van de landbouw" en uit relevante kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG's) van het EIT;
Amendement 144 Voorstel voor een verordening Bijlage IV – punt 2 – letter b
b) het EFMZV ondersteunt de uitrol van nieuwe technologieën en innovatieve producten, processen en diensten, in het bijzonder die welke voortvloeien uit het programma op het gebied van marien en maritiem beleid; het EFMZV bevordert ook de verzameling van gegevens in het veld en gegevensverwerking en verspreidt relevante door het programma ondersteunde acties, die op hun beurt bijdragen tot de uitvoering van het gemeenschappelijk visserijbeleid, het maritiem beleid van de EU en de internationale oceaangovernance.
b) het EFMZV ondersteunt de uitrol van nieuwe technologieën en innovatieve producten, processen en diensten, in het bijzonder die welke voortvloeien uit het programma op het gebied van marien en maritiem beleid; het EFMZV bevordert ook de verzameling van gegevens in het veld en gegevensverwerking en verspreidt relevante door het programma ondersteunde acties, die op hun beurt bijdragen tot de uitvoering van het gemeenschappelijk visserijbeleid, het maritiem beleid van de EU, de internationale oceaangovernance en internationale verbintenissen.
Amendement 145 Voorstel voor een verordening Bijlage IV – punt 3 – letter a
a) regelingen voor gecombineerde financiering uit het EFRO en het programma worden gebruikt om activiteiten te ondersteunen die een brug slaan tussen strategieën voor slimme specialisaties en internationale excellentie in onderzoek en innovatie, met inbegrip van gezamenlijke transregionale/transnationale programma's en pan-Europese onderzoeksinfrastructuren, met als doel de Europese Onderzoeksruimte te versterken;
a) regelingen voor gecombineerde financiering uit het EFRO en Horizon Europa worden gebruikt om activiteiten te ondersteunen die een brug slaan tussen regionale operationele programma's, strategieën voor slimme specialisaties en internationale excellentie in onderzoek en innovatie, met inbegrip van gezamenlijke transregionale/transnationale programma's en pan-Europese onderzoeksinfrastructuren, met als doel de Europese Onderzoeksruimte te versterken;
Amendement 146 Voorstel voor een verordening Bijlage IV – punt 3 – letter a bis (nieuw)
a bis) EFRO-middelen kunnen op vrijwillige basis worden overgeheveld ter ondersteuning van activiteiten in het kader van het programma, met name het excellentiekeurmerk;
Amendement 147 Voorstel voor een verordening Bijlage IV – punt 3 – letter b bis (nieuw)
b bis) bestaande regionale ecosystemen, platformnetwerken en regionale strategieën worden versterkt;
Amendement 148 Voorstel voor een verordening Bijlage IV – punt 4 – letter b
b) regelingen voor aanvullende financiering uit ESF+ kunnen worden gebruikt voor het ondersteunen van activiteiten om de ontwikkeling van menselijk kapitaal op het gebied van onderzoek en innovatie te bevorderen, met als doel de Europese Onderzoeksruimte te versterken;
b) regelingen voor aanvullende financiering uit ESF+ kunnen op vrijwillige basis worden gebruikt voor het ondersteunen van activiteiten van het programma die de ontwikkeling van menselijk kapitaal op het gebied van onderzoek en innovatie bevorderen, met als doel de Europese Onderzoeksruimte te versterken;
Amendement 149 Voorstel voor een verordening Bijlage IV – punt 6 – letter b
b) behoeften aan onderzoek en innovatie in verband met digitale aspecten worden geïdentificeerd en vastgesteld in de strategische onderzoek- en innovatieplannen van het programma; Dit omvat onder meer onderzoek en innovatie voor high performance computing, kunstmatige intelligentie, cyberbeveiliging, de combinatie van digitale en andere ontsluitende technologieën en niet-technologische innovaties; ondersteuning voor het opschalen van ondernemingen die baanbrekende innovaties introduceren (waarvan vele digitale en fysieke technologieën worden gecombineerd); de integratie van digitale technieken in de pijler "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen"; en de ondersteuning aan digitale onderzoeksinfrastructuren;
b) behoeften aan onderzoek en innovatie in verband met digitale aspecten worden geïdentificeerd en vastgesteld in de strategische onderzoek- en innovatieplannen van het programma; Dit omvat onder meer onderzoek en innovatie voor high performance computing, kunstmatige intelligentie, cyberbeveiliging, "distributed ledger"-technologie, kwantumtechnologie, de combinatie van digitale en andere ontsluitende technologieën en niet-technologische innovaties; ondersteuning voor het opschalen van ondernemingen die baanbrekende innovaties introduceren (waarvan vele digitale en fysieke technologieën worden gecombineerd); de integratie van digitale technieken in de pijler "Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen"; en de ondersteuning aan digitale onderzoeksinfrastructuren;
Amendement 150 Voorstel voor een verordening Bijlage IV – punt 6 – letter c
c) Het programma Digitaal Europa is toegespitst op grootschalige opbouw van digitale capaciteit en infrastructuur voor high performance computing, kunstmatige intelligentie, cyberbeveiliging en geavanceerde digitale vaardigheden die zijn gericht op de brede acceptatie en invoering in heel Europa van kritische bestaande of geteste innovatieve digitale oplossingen binnen een EU-kader op gebieden van algemeen belang (zoals gezondheidszorg, openbaar bestuur, justitie en onderwijs) of marktfalen (zoals de digitalisering van het bedrijfsleven, met name kleine en middelgrote ondernemingen); het programma Digitaal Europa wordt hoofdzakelijk uitgevoerd door middel van gecoördineerde en strategische investeringen met de lidstaten, met name via gezamenlijke openbare aanbestedingen, in digitale capaciteit die wordt gedeeld in heel Europa en in EU-brede maatregelen ter ondersteuning van interoperabiliteit en normalisatie als onderdeel van de ontwikkeling van een digitale interne markt;
c) Het programma Digitaal Europa is toegespitst op grootschalige opbouw van digitale capaciteit en infrastructuur voor high performance computing, kunstmatige intelligentie, cyberbeveiliging, "distributed ledger"-technologie, kwantumtechnologie en geavanceerde digitale vaardigheden die zijn gericht op de brede acceptatie en invoering in heel Europa van kritische bestaande of geteste innovatieve digitale oplossingen binnen een Uniekader op gebieden van algemeen belang (zoals gezondheidszorg, openbaar bestuur, justitie en onderwijs) of marktfalen (zoals de digitalisering van het bedrijfsleven, met name kleine en middelgrote ondernemingen); het programma Digitaal Europa wordt hoofdzakelijk uitgevoerd door middel van gecoördineerde en strategische investeringen met de lidstaten, met name via gezamenlijke openbare aanbestedingen, in digitale capaciteit die wordt gedeeld in heel Europa en in Uniebrede maatregelen ter ondersteuning van interoperabiliteit en normalisatie als onderdeel van de ontwikkeling van een digitale interne markt;
Amendement 151 Voorstel voor een verordening Bijlage IV – punt 6 – letter f
f) de initiatieven van het programma voor de ontwikkeling van programma's voor de verwerving van vaardigheden en competenties – waaronder die welke worden geleverd op de colocatiecentra KIC-Digital van het Europees Instituut voor innovatie en technologie – worden aangevuld door de capaciteitsopbouw op het gebied van geavanceerde digitale vaardigheden, die worden ondersteund door het programma Digitaal Europa;
f) de initiatieven van het programma voor de ontwikkeling van programma's voor de verwerving van vaardigheden en competenties – waaronder die welke worden geleverd op de colocatiecentra van de kennis- en innovatiegemeenschappen van het Europees Instituut voor innovatie en technologie – worden aangevuld door de capaciteitsopbouw op het gebied van geavanceerde digitale vaardigheden, die worden ondersteund door het programma Digitaal Europa;
Amendement 152 Voorstel voor een verordening Bijlage IV – punt 7 – letter a
a) het programma voor de interne markt is gericht op de tekortkomingen van de markt die alle kleine en middelgrote ondernemingen raken, en zal ondernemerschap en de oprichting en groei van ondernemingen bevorderen. Er bestaat volledige complementariteit tussen het programma voor de interne markt en het optreden van de toekomstige Europese innovatieraad voor innovatieve ondernemingen, en op het gebied van de ondersteunende diensten voor kmo's, in het bijzonder wanneer de markt geen levensvatbare financiering verschaft;
a) het programma voor de interne markt is gericht op de tekortkomingen van de markt die alle kleine en middelgrote ondernemingen raken, en zal ondernemerschap en de oprichting en groei van ondernemingen bevorderen. Er bestaat volledige complementariteit tussen het programma voor de interne markt en het optreden van zowel het EIT als de toekomstige Europese innovatieraad voor innovatieve ondernemingen, en op het gebied van de ondersteunende diensten voor kmo's, in het bijzonder wanneer de markt geen levensvatbare financiering verschaft;
Amendement 153 Voorstel voor een verordening Bijlage IV – punt 7 – letter b
b) via het Enterprise Europe Network en andere bestaande ondersteunende structuren voor kmo's (bv. nationale contactpunten en innovatiebureaus) kunnen ondersteunende diensten in het kader van de Europese innovatieraad worden verleend.
b) via het Enterprise Europe Network en andere bestaande ondersteunende structuren voor kmo's (bv. nationale contactpunten en innovatiebureaus, digitale-innovatiehubs, kenniscentra, gecertificeerde starterscentra) kunnen ondersteunende diensten in het kader van het programma Horizon Europa, met inbegrip van de Europese innovatieraad worden verleend.
Amendement 154 Voorstel voor een verordening Bijlage IV – punt 8 – alinea 2
Tijdens het strategische onderzoek- en innovatieplanningsproces van het programma worden de behoeften aan onderzoek en innovatie op het gebied van milieu, klimaat en energie in de EU geïnventariseerd en vastgesteld. LIFE zal blijven functioneren als een katalysator voor de uitvoering van milieu-, klimaat- en relevant energiebeleid en -wetgeving, inclusief resultaten van de toepassing van onderzoek en innovatie uit het programma, en zal bijdragen aan het inzetten ervan op nationaal en (inter-)regionaal niveau, waar het kan helpen bij de aanpak van problemen op het vlak van milieu, klimaat of de overgang naar schone energie. Met name zal LIFE impulsen blijven geven aan synergieën met het programma door bij de evaluatie een bonus toe te kennen aan voorstellen waarin de resultaten van het programma zijn verwerkt. Standaard actieprojecten van het LIFE-programma ondersteunen het ontwikkelen, testen of demonstreren van geschikte technologieën of methoden voor de uitvoering van het milieu- en klimaatbeleid van de EU, dat vervolgens op grote schaal kan worden ingezet, gefinancierd uit andere bronnen, waaronder door het programma. De Europese innovatieraad die door het onderhavige programma in het leven is geroepen, kan ondersteuning verlenen aan de opschaling en exploitatie van nieuwe baanbrekende ideeën die kunnen voortvloeien uit de uitvoering van LIFE-projecten.
Tijdens het strategische onderzoek- en innovatieplanningsproces van het programma worden de behoeften aan onderzoek en innovatie op het gebied van milieu, klimaat en energie in de Unie geïnventariseerd en vastgesteld. LIFE zal blijven functioneren als een katalysator voor de uitvoering van milieu-, klimaat- en relevant energiebeleid en -wetgeving, inclusief resultaten van de toepassing van onderzoek en innovatie uit het programma, en zal bijdragen aan het inzetten ervan op nationaal en (inter-)regionaal niveau, waar het kan helpen bij de aanpak van problemen op het vlak van milieu, klimaat of de overgang naar schone energie. Met name zal LIFE impulsen blijven geven aan synergieën met het programma door bij de evaluatie een bonus toe te kennen aan voorstellen waarin de resultaten van het programma zijn verwerkt. Standaard actieprojecten van het LIFE-programma ondersteunen het ontwikkelen, testen of demonstreren van geschikte technologieën of methoden voor de uitvoering van het milieu- en klimaatbeleid van de EU, dat vervolgens op grote schaal kan worden ingezet, gefinancierd uit andere bronnen, waaronder door het programma. Zowel het EIT dat door het onderhavige programma in het leven is geroepen als de toekomstige Europese innovatieraad kan ondersteuning verlenen aan de opschaling en exploitatie van nieuwe baanbrekende ideeën die kunnen voortvloeien uit de uitvoering van LIFE-projecten.
Amendement 155 Voorstel voor een verordening Bijlage IV – punt 9 – letter a
a) middelen uit een combinatie van het onderhavige programma en het Erasmusprogramma worden gebruikt ter ondersteuning van activiteiten die de Europese hogeronderwijsinstellingen moeten versterken en moderniseren. Het programma zal de steun van het Erasmusprogramma voor het initiatief "Europese universiteiten" aanvullen, inzonderheid de onderzoeksdimensie daarvan als onderdeel van de ontwikkeling van nieuwe gezamenlijke en geïntegreerde duurzame en langetermijnstrategieën inzake onderwijs, onderzoek en innovatie, op basis van transdisciplinaire en sectoroverschrijdende benaderingen om van de kennisdriehoek een realiteit te maken en een impuls aan de economische groei te geven.
a) middelen uit een combinatie van het onderhavige programma en het Erasmusprogramma worden gebruikt ter ondersteuning van activiteiten die de Europese hogeronderwijsinstellingen moeten versterken en moderniseren. Het programma zal de steun van het Erasmusprogramma voor het initiatief "Europese universiteiten" aanvullen, inzonderheid de onderzoeksdimensie daarvan als onderdeel van de ontwikkeling van nieuwe gezamenlijke en geïntegreerde duurzame en langetermijnstrategieën inzake onderwijs, onderzoek en innovatie, op basis van transdisciplinaire en sectoroverschrijdende benaderingen om van de kennisdriehoek een realiteit te maken en een impuls aan de economische groei te geven. De opleidingsactiviteiten van het EIT kunnen zowel een inspiratie vormen voor als gekoppeld worden aan het initiatief "Europese universiteiten".
Amendement 156 Voorstel voor een verordening Bijlage IV – punt 13 – letter b
b) financiële instrumenten voor onderzoek en innovatie en kmo's worden samengebracht in het Invest EU-fonds, met name via een specifiek O&I-venster, en door middel van producten die worden ingezet in het kader van het kmo-venster voor innovatieve bedrijven, om zo ook bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma.
b) financiële instrumenten voor onderzoek en innovatie en kmo's worden samengebracht in het Invest EU-fonds, met name via een specifiek O&I-venster, en door middel van producten die worden ingezet in het kader van het kmo-venster voor innovatieve bedrijven, om zo ook bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma. InvestEU en Horizon Europa zullen nauw aan elkaar worden gekoppeld en elkaar aanvullen.
Amendement 157 Voorstel voor een verordening Bijlage IV – punt 14 – letter a
a) het innovatiefonds zal specifiek gericht zijn op innovatie op het gebied van koolstofarme technologieën en processen – met inbegrip van milieuveilige afvang en benutting van koolstof die in belangrijke mate bijdraagt aan de klimaatverandering – alsook op producten ter vervanging van koolstofintensieve producten, en op het helpen stimuleren van het opzetten en exploiteren van projecten die zijn gericht op het milieutechnisch veilig afvangen en de geologische opslag van CO2, alsook op innovatieve hernieuwbare energie en technologieën voor energieopslag;
a) het innovatiefonds zal specifiek gericht zijn op innovatie op het gebied van koolstofarme technologieën en processen – met inbegrip van milieuveilige afvang en benutting van koolstof die in belangrijke mate bijdraagt aan de klimaatverandering – alsook op producten ter vervanging van koolstofintensieve producten, en op het helpen stimuleren van het opzetten en exploiteren van projecten die zijn gericht op het milieutechnisch veilig afvangen en de geologische opslag van CO2, alsook op innovatieve hernieuwbare energie en technologieën voor energieopslag; Er wordt een passend kader ingesteld om "groenere" producten met een duurzame meerwaarde voor de klanten/eindgebruikers mogelijk te maken en te stimuleren.
Amendement 158 Voorstel voor een verordening Bijlage IV – punt 14 – letter b
b) het onderhavige programma financiert de ontwikkeling en demonstratie van technologieën die kunnen bijdragen aan de EU-doelstellingen op het gebied van het koolstofarmer maken, energie en industriële hervorming, en met name in pijler 2;
b) het onderhavige programma financiert de ontwikkeling, demonstratie en toepassing van technologieën, waaronder baanbrekende oplossingen, die kunnen bijdragen aan een koolstofarme economie en de doelstellingen van de Unie op het gebied van het koolstofarmer maken, energie en industriële hervorming, met name in pijler 2 en met behulp van het EIT;
Amendement 159 Voorstel voor een verordening Bijlage IV – punt 14 – letter c
c) het innovatiefonds kan, indien aan zijn selectie- en gunningscriteria wordt voldaan, ondersteuning bieden aan de demonstratiefase van in aanmerking komende projecten die mogelijkerwijze de steun hebben gekregen uit de kaderprogramma's voor onderzoek en innovatie.
c) het innovatiefonds kan, indien aan zijn selectie- en gunningscriteria wordt voldaan, ondersteuning bieden aan de demonstratiefase van in aanmerking komende projecten. Projecten die steun ontvangen uit het innovatiefonds kunnen in aanmerking komen voor steun uit de kaderprogramma's voor onderzoek en innovatie, en omgekeerd. Als aanvulling op Horizon Europa kan het innovatiefonds zich concentreren op innovaties die dicht bij de markt staan en die bijdragen tot een aanzienlijke en snelle vermindering van de CO2‑uitstoot. Het innovatiefonds en Horizon Europa zullen nauw aan elkaar worden gekoppeld zodat ze elkaar aanvullen.
Amendement 160 Voorstel voor een verordening Bijlage IV – punt 16
16. Synergieën met het Europees defensiefonds zullen civiel en defensieonderzoek ten goede komen. Onnodig dubbel werk zal worden vermeden.
16. Potentiële synergieën met het Europees defensiefonds zullen dubbel werk helpen voorkomen.
Amendement 161 Voorstel voor een verordening Bijlage IV – punt 16 bis (nieuw)
16 bis. Synergieën met Creatief Europa zullen concurrentievermogen en innovatie ondersteunen, bijdragen tot economische en sociale groei en een doeltreffend gebruik van overheidsmiddelen bevorderen.
Amendement 162 Voorstel voor een verordening Bijlage IV – punt 16 ter (nieuw)
16 ter. Synergieën met belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang kunnen overwogen worden.
Amendement 163 Voorstel voor een verordening Bijlage V – alinea 1
De effecttrajecten en de daarmee samenhangende indicatoren van de kerneffecttrajecten geven structuur aan de monitoring van de vooruitgang van de het kaderprogramma (KP) bij het bereiken van de doelstellingen. De effecttrajecten zijn tijdsgebonden: zij maken een onderscheid tussen de korte, middellange en lange termijn. Indicatoren van de effecttrajecten dienen als vervangende indicatoren om verslag uit te brengen over de vorderingen bij het sorteren van elk type effect van onderzoek en innovatie (O&I) op kp-niveau. Individuele programmadelen zullen in uiteenlopende mate en via verschillende mechanismen aan deze indicatoren bijdragen. Aanvullende indicatoren kunnen worden gebruikt om de verschillende delen te monitoren, indien van toepassing.
De effecttrajecten en de daarmee samenhangende indicatoren van de kerneffecttrajecten geven structuur aan de monitoring van de vooruitgang van de het kaderprogramma (KP) bij het bereiken van de doelstellingen als bedoeld in artikel 3. De effecttrajecten zijn tijdsgebonden en weerspiegelen vier complementaire effectcategorieën die de niet-lineaire aard van O&I-investeringen weerspiegelen: wetenschappelijk, maatschappelijk, economisch en Europese Onderzoeksruimte. Voor elk van deze effectcategorieën zal aan de hand van proxy-indicatoren verslag worden uitgebracht over de vorderingen, waarbij een onderscheid zal worden gemaakt tussen de korte, middellange en langere termijn, met een betreffende uitsplitsing, alsook tussen de lidstaten en de geassocieerde landen. Individuele programmadelen zullen in uiteenlopende mate en via verschillende mechanismen aan deze indicatoren bijdragen. Aanvullende indicatoren kunnen worden gebruikt om de verschillende delen te monitoren, indien van toepassing.
Amendement 164 Voorstel voor een verordening Bijlage V – alinea 2
De microgegevens achter de indicatoren van de kerneffecttrajecten worden verzameld voor alle onderdelen van het programma en alle uitvoeringsmechanismen op een centraal beheerde en geharmoniseerde wijze en op het passende niveau van granulariteit met minimale rapportagelast voor de begunstigden.
De microgegevens achter de indicatoren van de kerneffecttrajecten worden verzameld voor alle onderdelen van het programma en alle uitvoeringsmechanismen op een centraal beheerde en geharmoniseerde wijze en op het passende niveau van granulariteit met minimale rapportagelast voor de begunstigden. Empirisch bewijs en indicatoren moeten zoveel mogelijk vergezeld gaan van een kwalitatieve analyse.
Amendement 165 Voorstel voor een verordening Bijlage V – alinea 4
Het programma zal naar verwachting maatschappelijke effecten hebben door dankzij O&I te voldoen aan de beleidsprioriteiten van de EU, door voordelen en een effect op te leveren dankzij de O&I-missies en door de toepassing van innovatie in de samenleving te versterken. De vorderingen bij het bereiken van dit effect zullen worden gemonitord door middel van vervangende indicatoren die zijn vastgesteld langs de volgende vier kerneffecttrajecten.
Het programma zal naar verwachting maatschappelijke effecten hebben door dankzij O&I werk te maken van de in pijler II genoemde wereldwijde uitdagingen, waaronder de SDG's van de VN, en de beleidsprioriteiten en verbintenissen van de Unie, door voordelen en een effect op te leveren dankzij de O&I-missies en door de toepassing van innovatie in de samenleving te versterken, en daardoor uiteindelijk bij te dragen aan het welzijn van de burgers. De vorderingen bij het bereiken van dit effect zullen worden gemonitord door middel van vervangende indicatoren die zijn vastgesteld langs de volgende vier kerneffecttrajecten.
Amendement 166 Voorstel voor een verordening Bijlage V – tabel 2
Door de Commissie voorgestelde tekst
Een maatschappelijk effect bereiken
Korte termijn
Middellange termijn
Lange termijn
Beleidsprioriteiten van de EU aanpakken via O&I
Outputs -
Aantal en aandeel van outputs gericht op aanpakken van specifieke EU-beleidsprioriteiten
Oplossingen -
Aantal en aandeel van innovaties en wetenschappelijke resultaten gericht op aanpakken van specifieke EU-beleidsprioriteiten
Voordelen -
Geaggregeerde geraamde effecten van gebruik van door kp gefinancierde resultaten, voor aanpak van specifieke beleidsprioriteiten van EU, met inbegrip van bijdrage aan beleids- en wetgevingscyclus
Opleveren van voordelen en effecten dankzij O&I-missies
Outputs van O&I-missies -
Outputs in specifieke O&I-missies
Resultaten van O&I-missies -
Resultaten in specifieke O&I-missies
Bereikte doelstellingen van O&I-missies -
Bereikte doelstellingen in specifieke O&I-missies
Versterken van de toepassing van innovatie in de samenleving
Cocreatie -
Aantal en aandeel van kp-projecten waarin EU-burgers en eindgebruikers bijdragen aan cocreatie van O&I-inhoud
Betrokkenheid -
Aantal en aandeel van door kp begunstigde entiteiten met mechanismen om burgers en eindgebruikers te betrekken na kp-project
Toepassing O&I in samenleving -
Toepassing en bekendwording van wetenschappelijke resultaten en innovatieve oplossingen uit kp-cocreatie
Amendement
Een maatschappelijk effect bereiken
Korte termijn
Middellange termijn
Lange termijn
Doelstellingen van Horizon Europa en beleidsprioriteiten van de EU aanpakken via O&I
Outputs -
Aantal en aandeel van outputs gericht op aanpakken van doelstellingen van Horizon Europa en specifieke EU-beleidsprioriteiten
Oplossingen -
Aantal en aandeel van innovaties en wetenschappelijke resultaten gericht op aanpakken van doelstellingen van Horizon Europa en specifieke doelstellingen van Horizon Europa en EU-beleidsprioriteiten
Voordelen -
Geaggregeerde geraamde effecten van gebruik van door kp gefinancierde resultaten, voor aanpak van specifieke doelstellingen van Horizon Europa en beleidsprioriteiten van EU, bijdrage aan beleids- en wetgevingscyclus
Opleveren van voordelen en effecten dankzij O&I-missies en ‑partnerschappen
Outputs van O&I-missies -
Outputs in specifieke O&I-missies en ‑partnerschappen
Resultaten van O&I-missies -
Resultaten in specifieke O&I-missies en ‑partnerschappen
Bereikte doelstellingen van O&I-missies -
Bereikte doelstellingen in specifieke O&I-missies en ‑partnerschappen
Verwezenlijking van de klimaatverbintenissen van de Unie
Projecten en outputs -
Aantal en percentage outputs die klimaatrelevant zijn (per missies, partnerschappen en begrotingslijnen van het programma)
Innovaties uit klimaatrelevante kp‑projecten -
Aantal innovaties uit klimaatrelevante kp-projecten die klimaatrelevent zijn, met inbegrip van toegekende intellectuele-eigendomsrechten
Maatschappelijk en economisch effect van klimaatrelevante projecten -
Geaggregeerde geraamde effecten van gebruik van door kp gefinancierde resultaten op de verwezenlijking van de klimaat- en energieverbintenissen van de Unie voor de lange termijn in het kader van de Overeenkomst van Parijs
Economische, maatschappelijke en milieukosten en ‑baten van klimaatrelevante projecten
- Toepassing van innovatieve oplossingen voor de beperking van en de aanpassing aan de klimaatverandering die voortvloeien uit kp-projecten
- Geaggregeerde geraamde effecten van het gebruik van deze oplossing op het scheppen van banen en de oprichting van bedrijven, economische groei, schone energie, gezondheid en welzijn (met inbegrip van lucht-, bodem- en waterkwaliteit)
Versterken van de toepassing van O&I in de samenleving in de lidstaten
Cocreatie -
Aantal en aandeel van kp-projecten waarin EU-burgers en eindgebruikers bijdragen aan cocreatie van O&I-inhoud
Betrokkenheid -
Aantal en aandeel van door kp begunstigde entiteiten met mechanismen om burgers en eindgebruikers te betrekken na kp-project
Toepassing O&I in de samenleving -
Toegang tot, toepassing en bekendwording van wetenschappelijke resultaten en innovatieve oplossingen van het kp
Amendement 167 Voorstel voor een verordening Bijlage V – alinea 5
Het programma zal naar verwachting effecten op economisch/innovatief gebied hebben door beïnvloeding van de oprichting en groei van ondernemingen, het scheppen van directe en indirecte werkgelegenheid, en door het hefboomeffect op de investeringen voor onderzoek en innovatie. De vorderingen bij het bereiken van dit effect zullen worden gemonitord door middel van vervangende indicatoren die zijn vastgesteld langs de volgende drie kerneffecttrajecten.
Het programma zal naar verwachting effecten op economisch/innovatief gebied hebben, met name binnen de Unie, door beïnvloeding van de oprichting en groei van ondernemingen, met name kmo's, het scheppen van directe en indirecte werkgelegenheid, met name binnen de Unie, en door het hefboomeffect op de investeringen voor onderzoek en innovatie. De vorderingen bij het bereiken van dit effect zullen worden gemonitord door middel van vervangende indicatoren die zijn vastgesteld langs de volgende drie kerneffecttrajecten.
Amendement 168 Voorstel voor een verordening Bijlage V – tabel 3
Door de Commissie voorgestelde tekst
Een effect op economisch/innovatief gebied bereiken
Korte termijn
Middellange termijn
Lange termijn
Het genereren van groei op basis van innovatie
Innovatieve outputs -
Aantal innovatieve producten, processen of methodes via toepassingen voor kp (naar type innovatie) & aanvragen voor intellectuele-eigendomsrechten (IER)
Innovaties -
Aantal innovaties uit kp-projecten (per type innovatie) met inbegrip van toegekende IER's
Economische groei -
Creatie, groei & marktaandeel van ondernemingen die kp-innovaties hebben ontwikkeld
Meer en betere banen scheppen
Ondersteunde werkgelegenheid -
Aantal gecreëerde vte-banen, en gehandhaafde banen in begunstigde entiteiten voor kp-project (per type baan)
Duurzame werkgelegenheid -
Toename van vte-banen in begunstigde entiteiten die kp‑project volgen (per type baan)
Totale werkgelegenheid
Aantal directe en indirecte banen gecreëerd of gehandhaafd dankzij verspreiding van kp‑resultaten (per type baan)
Investeringen in O&I met hefboomeffect
Co-investering -
Bedrag publieke & particuliere investeringen gemobiliseerd met oorspronkelijke kp-investering
Opschaling -
Bedrag publieke & particuliere investeringen gemobiliseerd om kp-resultaten te exploiteren of op te schalen
Bijdrage aan "3 %‑doelstelling" -
Vooruitgang EU bij bereiken investeringsdoelstelling van 3 % bbp dankzij kp
Amendement
Een effect op economisch/innovatief gebied bereiken
Korte termijn
Middellange termijn
Lange termijn
Het genereren van groei op basis van innovatie in de Unie
Innovatieve outputs -
Aantal innovatieve producten, processen of methodes via toepassingen voor kp (naar type innovatie) & aanvragen voor intellectuele-eigendomsrechten (IER) in alle deelnemende landen
Innovaties -
Aantal innovaties uit kp-projecten (per type innovatie en per land) met inbegrip van toegekende IER's
Kmo's
Kmo's die product- of procesinnovatie invoeren dankzij kp-financiering, in % van de door kp gefinancierde kmo's
Normen en standaarden
Aantal normen en standaarden die het resultaat zijn van kp-projecten die binnen de EU ontwikkeld
Economische groei -
Creatie, groei & marktaandeel van ondernemingen die kp‑innovaties hebben ontwikkeld binnen en buiten de Unie
De kloof tussen O&O-activiteiten en de markt in de Unie helpen dichten
Exploitatie van RDI-resultaten
Aandeel kp-resultaten dat leidt tot commerciële exploitatie binnen of buiten de Unie, afhankelijk van de betreffende sector
Analyse van exploitatie binnen of buiten de Unie
Redenen waarom (voormalige) kp-deelnemers O&O buiten de Unie exploiteren
Meer en betere banen scheppen
Ondersteunde werkgelegenheid -
Per deelnemend land, aantal gecreëerde vte-banen, en gehandhaafde banen in begunstigde entiteiten voor kp-project (per type baan)
Duurzame werkgelegenheid -
Per deelnemend land, toename van vte-banen in begunstigde entiteiten die kp‑project volgen (per type baan)
Totale werkgelegenheid
- Aantal directe en indirecte banen dat in de Unie is gecreëerd of overgedragen dankzij verspreiding van kp-resultaten (per type baan)
- Aantal directe en indirecte banen dat is gecreëerd in kennisintensieve sectoren, per deelnemend land
Investeringen in O&I met hefboomeffect
Co-investering -
Bedrag publieke & particuliere investeringen gemobiliseerd met oorspronkelijke kp-investering
Opschaling -
Bedrag publieke & particuliere investeringen gemobiliseerd om kp‑resultaten te exploiteren of op te schalen
Bijdrage aan "3 %-doelstelling" -
Vooruitgang EU bij bereiken investeringsdoelstelling van 3 % bbp dankzij kp
Amendement 169 Voorstel voor een verordening Bijlage V – kopje 4 bis (nieuw)
Indicatoren van de effecttrajecten voor de Europese Onderzoeksruimte
Amendement 170 Voorstel voor een verordening Bijlage V – kopje 3 bis (nieuw)
Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Een effect op de Europese Onderzoeksruimte bereiken
Korte termijn
Middellange termijn
Lange termijn
Talenten in de Unie aantrekken en behouden
Door kp gefinancierde mobiliteit
Inkomende en uitgaande mobiliteit of onderzoekers en innovatoren binnen en buiten de Unie, per land
Door kp gefinancierde internationalisatie - evolutie en aandeel van buitenlandse onderzoekers en innovatoren die in alle landen van de Europese Onderzoeksruimte gebaseerd zijn
— evolutie van de connectiviteit en netwerkactiviteiten van onderzoeksinstellingen, met inbegrip van publiek-private connecties
Aantrekkelijke O&I-systemen
— buitenlandse investeringen in innovatieve activiteiten in de Unie
— aantal octrooien in deelnemende landen
— inkomsten uit licenties uit het buitenland
Excellentie verspreiden en de deelname verbreden
Deelname aan kp - aandeel coördinatoren en deelnemers uit in het kader van verbrede deelname participerende landen, per onderdeel van het programma en per instrument
— aandeel beoordelaars en bestuursleden, ook uit in het kader van verbrede deelname participerende landen en laag presterende O&I-regio's
Opzetten en moderniseren van excellentiecentra Excellente O&I-ecosystemen, met inbegrip van laag presterende O&I-regio's die in hun eigen land hubs en drijvende krachten van verandering worden
O&I-kloof
Geografische concentratie
— slaagpercentage
— gebruik van door de Unie gefinancierde onderzoeksinfrastructuur in alle landen van de Europese Onderzoeksruimte
Strategische planning van EU-financieringsprogramma'sSynergieën en wisselwerkingen tussen kp en strategieën voor slimme specialisatie
Verbetering van de nationale O&I-systemen
— meer kwalitatief hoogwaardige, onafhankelijke en concurrerende onderzoeksfinanciering en loopbaanevaluatiesystemen
— meer particuliere financiering en nationale overheidsuitgaven voor O&I
De zaak werd voor interinstitutionele onderhandelingen terugverwezen naar de bevoegde commissie op grond van artikel 59, lid 4, vierde alinea, van het Reglement (A8-0401/2018).
Programma tot uitvoering Horizon Europa ***I
638k
205k
Amendementen van het Europees Parlement aangenomen op 12 december 2018 op het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van Horizon Europa – het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (COM(2018)0436 – C8-0253/2018 – 2018/0225(COD))(1)
Amendement 1 Voorstel voor een besluit Visum 5 bis (nieuw)
Gezien het verslag van het Europees Parlement over de beoordeling van de tenuitvoerlegging van Horizon 2020 met het oog op de tussentijdse beoordeling en het voorstel voor het negende kaderprogramma,
Amendement 2 Voorstel voor een besluit Overweging 3
(3) Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van het specifieke programma te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om de werkprogramma's voor de uitvoering van het specifieke programma vast te stellen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad4.
(3) Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van het specifieke programma te waarborgen, moeten aan de Commissie gedelegeerde bevoegdheden worden toegekend om strategische O&I-plannen vast te stellen en moeten haar uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om de werkprogramma's voor de uitvoering van het specifieke programma vast te stellen. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad4.
__________________
__________________
4 Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
4 Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
Amendement 3 Voorstel voor een besluit Overweging 5
(5) In het licht van het belang om de klimaatverandering aan te pakken overeenkomstig de verbintenis van de Unie om de Overeenkomst van Parijs en de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties uit te voeren, zal dit specifieke programma bijdragen aan klimaatmainstreaming en het verwezenlijken van de algemene doelstelling dat 25 % van de uitgaven in de EU-begroting klimaatdoelen moet ondersteunen. Acties in het kader van dit specifieke programma zullen naar verwachting 35 % van alle financiële middelen van het specifieke programma aan klimaatdoelstellingen besteden. Desbetreffende acties zullen tijdens de voorbereiding en uitvoering van het specifieke programma worden aangewezen en zullen in het kader van de desbetreffende beoordelingen en herzieningsprocedures opnieuw worden beoordeeld.
(5) In het licht van het belang om de klimaatverandering aan te pakken overeenkomstig de verbintenis van de Unie om de Overeenkomst van Parijs en de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties uit te voeren, zal dit specifieke programma bijdragen aan klimaatmainstreaming en het verwezenlijken van de algemene doelstelling dat 25 % van de uitgaven in de EU-begroting klimaatdoelen moet ondersteunen. Acties in het kader van dit specifieke programma zullen, in voorkomend geval, naar verwachting ten minste 35 % van alle financiële middelen van het specifieke programma aan klimaatdoelstellingen en -verbintenissen van de EU besteden. Desbetreffende acties zullen tijdens de voorbereiding en uitvoering van het specifieke programma worden aangewezen en zullen in het kader van de desbetreffende beoordelingen en herzieningsprocedures worden gemonitord, gerapporteerd en opnieuw worden beoordeeld.
Amendement 4 Voorstel voor een besluit Overweging 6
(6) De acties van het specifieke programma moeten worden gebruikt om op evenredige wijze marktfalen of suboptimale investeringssituaties aan te pakken, zonder dat particuliere financiering wordt overlapt of verdrongen, en hebben een duidelijke Europese toegevoegde waarde.
(6) De acties van het specifieke programma moeten worden gebruikt om de excellentie van de wetenschappelijke en technologische basis van de Unie te versterken, te verbreden en uit te breiden, grote wereldwijde uitdagingen aan te pakken, het industriële leiderschap van de Unie te versterken, de levenskwaliteit in de Unie te verbeteren, investeringen te stimuleren, marktfalen of suboptimale investeringssituaties aan te pakken waarbij aanvullende financiering wordt aangetrokken in plaats van particuliere financiering te verdringen.
Amendement 5 Voorstel voor een besluit Overweging 6 bis (nieuw)
(6 bis) Gendergelijkheid is een beleidsprioriteit van de EU en een belangrijke maatschappelijke uitdaging (SDG 5 van de VN). Bovendien is de doelstelling van gendergelijkheid in de samenleving een cruciale drijfveer voor de maatschappelijke en industriële transformaties die vereist zijn door andere SDG’s. Genderaspecten moeten dus op passende wijze in het hele programma worden geïntegreerd en er moet ook specifiek genderonderzoek worden verricht ter ondersteuning van de uitvoering en opzet van een beter gendergelijkheidsbeleid van de EU.
Amendement 6 Voorstel voor een besluit Overweging 6 ter (nieuw)
(6 ter) Het specifieke programma moet op transparante, participatieve en strategische wijze worden uitgevoerd, waarbij wordt gestreefd naar betrokkenheid van de belanghebbenden en het maatschappelijk middenveld. De vertegenwoordiging van belanghebbenden en de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld moeten evenwichtig zijn en verschillende achtergronden vertegenwoordigen.
Amendement 7 Voorstel voor een besluit Overweging 7
(7) In het licht van de belangrijke bijdrage die onderzoek en innovatie aan het aanpakken van uitdagingen op het gebied van levensmiddelen, landbouw, plattelandsontwikkeling en de bio-economie moeten leveren en om de desbetreffende kansen inzake onderzoek en innovatie te benutten in synergie met het gemeenschappelijk landbouwbeleid, zullen desbetreffende acties in het kader van het specifieke programma met 10 miljard EUR voor de cluster "Levensmiddelen en natuurlijke hulpbronnen" worden ondersteund voor de periode 2021-2027.
(7) In het licht van de belangrijke bijdrage die onderzoek en innovatie aan het aanpakken van uitdagingen op het gebied van levensmiddelen, landbouw, plattelandsontwikkeling en de bio-economie moeten leveren om deze duurzamer te maken, en om de desbetreffende kansen inzake onderzoek en innovatie te benutten in synergie met het gemeenschappelijk landbouwbeleid, zullen desbetreffende acties in het kader van het specifieke programma in een speciaal cluster "Levensmiddelen, natuurlijke hulpbronnen en landbouw" worden ondersteund voor de periode 2021-2027.
Amendement 8 Voorstel voor een besluit Overweging 7 bis (nieuw)
(7 bis) De Europese culturele en creatieve sectoren slaan een brug tussen kunst, cultuur, bedrijfsleven en technologie. Cultureel erfgoed is een integraal onderdeel van de Europese cohesie en ondersteunt de koppeling tussen traditie en innovatie. Het behoud van het cultureel erfgoed en de ontwikkeling van creatieve oplossingen, met name op het gebied van digitalisering, zullen een prioriteit van het programma zijn.
Amendement 9 Voorstel voor een besluit Overweging 8
(8) De voltooiing van de digitale eengemaakte markt en het toenemende aantal kansen dat wordt gecreëerd door het samenkomen van digitale en fysieke technologieën, vereisen een intensivering van de investeringen. Horizon Europa zal aan deze inspanningen een bijdrage leveren door middel van een aanzienlijke toename van de uitgaven voor de belangrijkste digitale activiteiten op het gebied van onderzoek en innovatie ten opzichte van het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie Horizon 20206. Dit moet ervoor zorgen dat Europa op digitaal gebied een koploper blijft wat wereldwijd onderzoek en innovatie betreft.
(8) De voltooiing van de digitale eengemaakte markt en het toenemende aantal kansen dat wordt gecreëerd door het samenkomen van digitale en fysieke technologieën, vereisen een intensivering van de investeringen. Horizon Europa zal aan deze inspanningen een bijdrage leveren met een speciaal cluster om ervoor te zorgen dat Europa op digitaal gebied een koploper blijft wat wereldwijd onderzoek en innovatie betreft.
__________________
6In de mededeling van de Commissie "Een nieuw, modern meerjarig financieel kader voor een Europese Unie die efficiënt haar prioriteiten verwezenlijkt na 2020" wordt een bedrag van 13 miljard EUR vermeld voor de belangrijkste digitale activiteiten in het kader van het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie Horizon 2020 (https://eur-lex.europa.eu/legal-content/nl/ALL/?uri=CELEX:52018DC0098).
Amendement 10 Voorstel voor een besluit Overweging 8 bis (nieuw)
(8 bis) Gezien het belang van een betere communicatie met een breder publiek over de toegevoegde waarde en het effect van de EU-acties, moet de Commissie haar inspanningen opvoeren om de zichtbaarheid van Horizon Europa te vergroten. Evenzo moeten de begunstigden ervoor zorgen dat hun verwezenlijkingen uit EU-financiering zichtbaar worden gemaakt.
Amendement 11 Voorstel voor een besluit Overweging 9
(9) De soorten financiering en de wijzen van uitvoering in het kader van dit besluit worden gekozen op basis van de mate waarin zij het mogelijk maken de specifieke doelstellingen van de acties te verwezenlijken en resultaten te boeken, met name rekening houdend met de kosten van controles, de administratieve lasten en het verwachte risico van niet-naleving. Wat subsidies betreft, houdt dit mede in dat het gebruik van vaste bedragen, vaste percentages en schalen van eenheidskosten wordt overwogen,
Schrappen
Amendement 12 Voorstel voor een besluit Artikel 2
Artikel 2
Artikel 2
Operationele doelstellingen
Operationele doelstellingen
1. Het specifieke programma draagt bij aan de algemene en specifieke doelstellingen van artikel 3 van Verordening ... [verordening betreffende het kaderprogramma en de regels voor deelname].
1. Het specifieke programma draagt bij aan de algemene en specifieke doelstellingen van artikel 3 van Verordening ... [verordening betreffende het kaderprogramma en de regels voor deelname].
2. De operationele doelstellingen van het specifieke programma zijn:
2. De operationele doelstellingen van het specifieke programma zijn:
a) excellentie versterken en verspreiden;
a) Europa's wetenschappelijke en technologische basis versterken en verbreden, excellentie versterken en verspreiden;
b) de samenwerking tussen sectoren en disciplines vergroten;
b) de samenwerking tussen sectoren en disciplines vergroten;
c) onderzoeksinfrastructuren in de hele Europese Onderzoeksruimte verbinden en ontwikkelen;
c) onderzoeksinfrastructuren in de hele Europese Onderzoeksruimte verbinden, ontwikkelen en een brede toegang daartoe faciliteren, ook virtueel;
d) de internationale samenwerking versterken;
d) de internationale samenwerking versterken op het gebied van wetenschap en technologie teneinde de excellentie van de Unie te ondersteunen;
e) onderzoekers en innovators aantrekken, opleiden en behouden in de Europese Onderzoeksruimte, onder andere door middel van mobiliteit van onderzoekers;
e) Europese en internationale onderzoekers en innovators aantrekken, opleiden en behouden, onder andere door middel van mobiliteit van onderzoekers, met als doel de Europese Onderzoeksruimte de meest excellente en concurrerende ter wereld te maken;
f) open wetenschap stimuleren en zichtbaarheid voor het publiek en open toegang tot resultaten verzekeren;
f) open wetenschap en open toegang tot resultaten stimuleren;
g) actief resultaten verspreiden en benutten, met name voor beleidsontwikkeling;
g) actief resultaten verspreiden en benutten, met name voor beleidsontwikkeling;
h) de uitvoering van beleidsprioriteiten van de Unie ondersteunen;
h) de uitvoering van beleidsprioriteiten en -doelstellingen van de Unie ondersteunen;
i) het verband tussen onderzoek en innovatie en andere beleidsonderdelen, waaronder de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling, versterken;
i) het verband tussen onderzoek, innovatie, onderwijs en andere beleidsonderdelen, waaronder de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling en de Overeenkomst van Parijs, versterken;
j) door middel van O&I-missies ambitieuze doelstellingen verwezenlijken binnen een vastgestelde termijn;
j) door middel van O&I-missies ambitieuze doelstellingen verwezenlijken binnen een vastgestelde termijn;
k) burgers en eindgebruikers bij processen voor co-ontwerp en cocreatie betrekken;
k) relevante belanghebbenden op het gebied van O&I, waaronder burgers, de academische wereld, onderzoeksorganisaties en het bedrijfsleven, bij processen voor co-ontwerp en cocreatie betrekken;
l) de communicatie over wetenschap verbeteren;
l) de communicatie over wetenschap verbeteren;
m) de industriële transformatie versnellen;
m) de industriële transformatie in de Uniestimuleren om het potentieel van de Europese strategische sectoren zoals sleuteltechnologieën aan te boren;
n) vaardigheden voor innovatie verbeteren;
n) vaardigheden verbeteren door middel van opleidingen en creativiteit stimuleren voor onderzoek en innovatie;
o) het oprichten en opschalen van innoverende bedrijven, en met name kmo's, stimuleren;
o) het oprichten en opschalen van innoverende bedrijven, en met name start-ups en kmo's, stimuleren;
p) de toegang tot risicofinanciering verbeteren, in het bijzonder wanneer de markt geen toereikende financiering biedt.
p) de toegang tot risicofinanciering verbeteren, onder meer door synergieën met InvestEU, in het bijzonder wanneer de markt geen toereikende financiering biedt;
p bis) gendermainstreaming versterken en de genderdimensie integreren in onderzoek en innovatie;
p ter) de wetenschappelijke, technologische, maatschappelijke en economische impact maximaliseren.
3. In het kader van de in lid 2 genoemde doelstellingen kan rekening worden gehouden met nieuwe en onvoorziene behoeften die tijdens de uitvoeringsperiode van het specifieke programma ontstaan. Dit kan, mits voldoende gemotiveerd, reacties omvatten op opkomende mogelijkheden, crises en dreigingen alsook antwoorden op behoeften in verband met de ontwikkeling van nieuw beleid van de Unie.
3. In het kader van de in lid 2 genoemde doelstellingen kan rekening worden gehouden met nieuwe en onvoorziene behoeften die tijdens de uitvoeringsperiode van het specifieke programma ontstaan. Dit kan, mits voldoende gemotiveerd, reacties omvatten op opkomende mogelijkheden, crises en dreigingen alsook antwoorden op behoeften in verband met de ontwikkeling van nieuw beleid van de Unie.
Amendement 13 Voorstel voor een besluit Artikel 3
Artikel 3
Artikel 3
Structuur
Structuur
1. Het specifieke programma bestaat overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening ... [verordening betreffende het kaderprogramma en de regels voor deelname] uit de volgende onderdelen:
1. Het specifieke programma bestaat overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening ... [verordening betreffende het kaderprogramma en de regels voor deelname] uit de volgende onderdelen:
1) pijler I "Open wetenschap", met de volgende componenten:
1) pijler I "Excellente en open wetenschap", met de volgende componenten:
a) de Europese Onderzoeksraad (ERC), zoals beschreven in bijlage I, pijler I, afdeling 1;
a) de Europese Onderzoeksraad (ERC), zoals beschreven in bijlage I, pijler I, afdeling 1;
b) de Marie Skłodowska-Curie-acties (MSCA), zoals beschreven in bijlage I, pijler I, afdeling 2;
b) de Marie Skłodowska-Curie-acties (MSCA), zoals beschreven in bijlage I, pijler I, afdeling 2;
c) onderzoeksinfrastructuren, zoals beschreven in bijlage I, pijler I, afdeling 3;
c) onderzoeksinfrastructuren, zoals beschreven in bijlage I, pijler I, afdeling 3;
2) pijler II "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen", met de volgende componenten:
2) pijler II "Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen", met inbegrip van een op subsidies gebaseerd kmo-instrument met één begunstigde, zoals beschreven in artikel 43 bis van de verordening en bijlage I van het specifieke programma:
a) cluster "Gezondheid", zoals beschreven in bijlage I, pijler II, afdeling 1;
a) cluster "Gezondheid", zoals beschreven in bijlage I, pijler II, afdeling 1;
b) cluster "Inclusieve en veilige samenleving", zoals beschreven in bijlage I, pijler II, afdeling 2;
b) cluster "Inclusieve en creatieve samenleving", zoals beschreven in bijlage I, pijler II, afdeling 2;
b bis) cluster "Veilige samenleving";
c) cluster "Digitaal en industrie", zoals beschreven in bijlage I, pijler II, afdeling 3;
c) cluster "Digitaal, industrie en ruimte", zoals beschreven in bijlage I, pijler II, afdeling 3;
d) cluster "Klimaat, energie en mobiliteit", zoals beschreven in bijlage I, pijler II, afdeling 4;
d) cluster "Klimaat, energie en mobiliteit", zoals beschreven in bijlage I, pijler II, afdeling 4;
e) cluster "Levensmiddelen en natuurlijke hulpbronnen", zoals beschreven in bijlage I, pijler II, afdeling 5;
e) cluster "Levensmiddelen, natuurlijke hulpbronnen en landbouw", zoals beschreven in bijlage I, pijler II, afdeling 5;
f) niet-nucleaire eigen acties van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC), zoals beschreven in bijlage I, pijler II, afdeling 6;
f) niet-nucleaire eigen acties van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC), zoals beschreven in bijlage I, pijler II, afdeling 6;
3) pijler III "Open innovatie", met de volgende componenten:
3) pijler III "Innovatief Europa", met de volgende componenten:
a) de Europese Innovatieraad (EIC), zoals beschreven in bijlage I, pijler III, afdeling 1;
a) de Europese Innovatieraad (EIC), zoals beschreven in bijlage I, pijler III, afdeling 1; met inbegrip van Europese innovatie-ecosystemen, zoals beschreven in bijlage I, pijler III, afdeling 2;
b) Europese innovatie-ecosystemen, zoals beschreven in bijlage I, pijler III, afdeling 2;
Schrappen
c) het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT), zoals beschreven in bijlage I, pijler III, afdeling 3;
b) het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT), zoals beschreven in bijlage I, pijler III, afdeling 3;
4) onderdeel "Versterking van de Europese Onderzoeksruimte", met de volgende componenten:
4) onderdeel "Versterking van de Europese Onderzoeksruimte", met de volgende componenten:
a) delen van excellentie, zoals beschreven in bijlage I, deel "Versterking van de Europese Onderzoeksruimte", afdeling 1;
a) verspreiden van excellentie en zorgen voor ruimere deelname, zoals beschreven in bijlage I, deel "Versterking van de Europese Onderzoeksruimte", afdeling 1;
b) hervorming en versterking van het Europees O&I-systeem, zoals beschreven in bijlage I, deel "Versterking van de Europese Onderzoeksruimte", afdeling 2.
b) hervorming en versterking van het Europees O&I-systeem, zoals beschreven in bijlage I, deel "Versterking van de Europese Onderzoeksruimte", afdeling 2.
2. De in het kader van de in lid 1 genoemde onderdelen uit te voeren activiteiten zijn vastgesteld in bijlage I.
2. De in het kader van de in lid 1 genoemde onderdelen uit te voeren activiteiten zijn vastgesteld in bijlage I.
Amendement 14 Voorstel voor een besluit Artikel 4
Artikel 4
Artikel 4
Begroting
Begroting
1. Overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Verordening ... [verordening betreffende het kaderprogramma en de regels voor deelname] bedragen de financiële middelen voor de uitvoering van het specifieke programma voor de periode 2021-2027 94 100 000 000 EUR in lopende prijzen.
1. Overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Verordening ... [verordening betreffende het kaderprogramma en de regels voor deelname] bedragen de financiële middelen voor de uitvoering van het specifieke programma voor de periode 2021-2027 120 000 000 000 EUR in prijzen van 2018.
2. Het in lid 1 genoemde bedrag wordt verdeeld over de in artikel 3, lid 1, omschreven onderdelen, overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Verordening ... [verordening betreffende het kaderprogramma en de regels voor deelname]. De regelingen van artikel 9, leden 3 tot en met 8, van Verordening ... [verordening betreffende het kaderprogramma en de regels voor deelname] zijn van toepassing.
2. Het in lid 1 genoemde bedrag wordt verdeeld over de in artikel 3, lid 1, omschreven onderdelen, overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Verordening ... [verordening betreffende het kaderprogramma en de regels voor deelname]. De regelingen van artikel 9, leden 3 tot en met 8, van Verordening ... [verordening betreffende het kaderprogramma en de regels voor deelname] zijn van toepassing.
Amendement 15 Voorstel voor een besluit Artikel 5
Artikel 5
Artikel 5
Missies
Missies
1. Voor elke missie mag een missieraad worden ingesteld. Hij zal bestaan uit ongeveer 15 hooggeplaatste personen, onder wie vertegenwoordigers van betrokken eindgebruikers. De missieraad zal advies geven over:
1. Voor elke missie wordt een missieraad ingesteld voor het co-ontwerpen en aansturen van de uitvoering. Hij zal bestaan uit 15 tot 20 onafhankelijke hooggeplaatste personen, onder wie O&I-vertegenwoordigers uit verschillende sectoren en disciplines, de academische wereld, organisaties voor onderzoek en technologie, bedrijfstakken van elke omvang, nationale en regionale autoriteiten en organisaties uit het maatschappelijk middenveld. De leden van de missieraad worden door de Commissie aangewezen volgens een onafhankelijke en transparante selectieprocedure, zoals een openbare oproep tot het indienen van blijken van belangstelling. De missieraad zal advies geven over:
a) de inhoud van werkprogramma's en de herziening ervan om de doelstellingen van de missie te kunnen verwezenlijken, in voorkomend geval in co-ontwerp met belanghebbenden en het publiek;
a) de inhoud van relevante werkprogramma's en de herziening ervan om de doelstellingen van de missie te kunnen verwezenlijken;
b) aanpassingsacties, of indien nodig beëindiging, op basis van uitvoeringsbeoordelingen van de missie;
b) aanpassingsacties, of indien nodig beëindiging, op basis van uitvoeringsbeoordelingen van de missie;
c) de selectie van deskundige beoordelaars, briefen van deskundige beoordelaars en beoordelingscriteria en de weging ervan;
c) de selectie van deskundige beoordelaars, voorkoming van belangenconflicten van deskundige beoordelaars, briefen van deskundige beoordelaars en beoordelingscriteria en de weging ervan alsook de standaardcriteria, namelijk "excellentie; effect; en kwaliteit en efficiëntie van de uitvoering";
d) randvoorwaarden die helpen om de doelen van de missie te bereiken;
d) randvoorwaarden die helpen om de doelen van de missie te bereiken in overeenstemming met de prioriteiten van de Unie;
e) communicatie.
e) communicatie;
e bis) duidelijke en meetbare streefdoelen en mogelijke uitkomsten voor missies;
e ter) de evaluatie van de maatschappelijke impact en het ondernemingspotentieel van de missie.
2. In het werkprogramma van artikel 11 kunnen specifieke bepalingen worden vastgesteld om een efficiënte en flexibele portefeuillebenadering mogelijk te maken.
2. In het werkprogramma van artikel 11 worden specifieke bepalingen vastgesteld om een efficiënte en flexibele portefeuillebenadering mogelijk te maken.
2 bis. De inhoud van de missies, details betreffende de uitvoering ervan, met inbegrip van het toepassingsgebied, indicatoren, meetbare streefdoelen en mijlpalen, geraamde begroting en synergieën met andere fondsen van de Unie en koppelingen met Europese partnerschappen, worden vastgesteld in de strategische O&I-plannen als omschreven in bijlage I bij dit besluit.
2 ter. Missies worden uitgevoerd door middel van openbare oproepen in het kader van de werkprogramma's van de relevante clusters tot het indienen van projectvoorstellen die bijdragen aan de missie en die zich in een of meer van de actiegebieden van de clusters bevinden.
Amendement 16 Voorstel voor een besluit Artikel 6
Artikel 6
Artikel 6
Europese Onderzoeksraad
Europese Onderzoeksraad
1. De Commissie stelt een Europese Onderzoeksraad (ERC) in om de acties in het kader van pijler I "Open wetenschap" die met de ERC verband houden, uit te voeren. De ERC vervangt de bij Besluit C(2013) 18957 opgerichte ERC.
1. De Commissie stelt een Europese Onderzoeksraad (ERC) in om de acties in het kader van pijler I "Excellente en open wetenschap" die met de ERC verband houden, uit te voeren. De ERC vervangt de bij Besluit C(2013) 18957 opgerichte ERC.
2. De ERC is samengesteld uit de in artikel 7 bedoelde onafhankelijke Wetenschappelijke Raad en de in artikel 8 bedoelde specifieke uitvoeringsstructuur.
2. De ERC is samengesteld uit de in artikel 7 bedoelde onafhankelijke Wetenschappelijke Raad en de in artikel 8 bedoelde specifieke uitvoeringsstructuur.
3. De voorzitter van de ERC is een internationaal gereputeerd senior wetenschapper.
3. De voorzitter van de ERC is een internationaal gereputeerd senior wetenschapper.
De voorzitter wordt voor een eenmalig hernieuwbare termijn van vier jaar aangesteld door de Commissie na een transparante selectieprocedure waarbij een beroep wordt gedaan op een onafhankelijk specifiek rekruteringscomité. De selectieprocedure en de geselecteerde kandidaat worden goedgekeurd door de Wetenschappelijke Raad.
De voorzitter wordt voor een eenmalig hernieuwbare termijn van vier jaar aangesteld door de Commissie na een transparante selectieprocedure waarbij een beroep wordt gedaan op een onafhankelijk specifiek rekruteringscomité. De selectieprocedure en de geselecteerde kandidaat worden goedgekeurd door de Wetenschappelijke Raad.
De voorzitter zit de Wetenschappelijke Raad voor, geeft er leiding aan, onderhoudt contacten met de specifieke uitvoeringsstructuur en vertegenwoordigt de raad in de wereld van de wetenschap.
De voorzitter zit de Wetenschappelijke Raad voor, geeft er leiding aan, onderhoudt contacten met de specifieke uitvoeringsstructuur en vertegenwoordigt de raad in de wereld van de wetenschap.
4. De ERC functioneert volgens de beginselen van wetenschappelijke excellentie, autonomie, efficiëntie, doeltreffendheid, transparantie en verantwoordingsplicht. Hij zorgt voor continuïteit met de ERC-acties die op grond van Besluit .../EG worden uitgevoerd.
4. De ERC functioneert volgens de beginselen van wetenschappelijke excellentie, autonomie, efficiëntie, doeltreffendheid, transparantie en verantwoordingsplicht. Hij zorgt voor continuïteit met de ERC-acties die op grond van Besluit .../EG worden uitgevoerd.
5. De activiteiten van de ERC ondersteunen onderzoek dat op alle terreinen wordt uitgevoerd door op Europees niveau concurrerende individuele en transnationale teams.
5. De activiteiten van de ERC ondersteunen onderzoek dat op alle terreinen wordt uitgevoerd door op Europees niveau concurrerende individuele en transnationale teams. De steun voor innovatie, via de "Proof of Concept"-regeling, moet worden voortgezet om de snellere omzetting van nieuwe ontdekkingen in commerciële of maatschappelijk waardevolle producten, processen en diensten aan te moedigen. Om hieraan bij te dragen, komen excellente ERC-aanvragers die de drempelwaarde hebben overschreden, maar niet konden worden gefinancierd vanwege een gebrek aan middelen, in aanmerking voor het "proof of concept".
5 bis. Er wordt een excellentiekeurmerk toegekend aan een begunstigde van het ERC-Proof of Concept indien het voorstel in aanmerking komt, de toepasselijke drempelwaarden heeft overschreden en niet kon worden gefinancierd.
6. De Commissie staat garant voor de autonomie en integriteit van de ERC en ziet erop toe dat de aan de ERC toevertrouwde taken behoorlijk worden uitgevoerd.
6. De Commissie staat garant voor de autonomie en integriteit van de ERC en ziet erop toe dat de aan de ERC toevertrouwde taken behoorlijk worden uitgevoerd.
De Commissie zorgt ervoor dat de ERC-acties worden uitgevoerd volgens de beginselen van lid 4 en overeenkomstig de in artikel 7, lid 2, onder a), bedoelde algemene strategie voor de ERC, zoals vastgelegd door de Wetenschappelijke Raad.
De Commissie zorgt ervoor dat de ERC-acties worden uitgevoerd volgens de beginselen van lid 4 en overeenkomstig de in artikel 7, lid 2, onder a), bedoelde algemene strategie voor de ERC, zoals vastgelegd door de Wetenschappelijke Raad.
__________________
__________________
7 PB C 373 van 20.12.2013, blz. 23.
7 PB C 373 van 20.12.2013, blz. 23.
Amendement 17 Voorstel voor een besluit Artikel 7
Artikel 7
Artikel 7
Wetenschappelijke Raad van de ERC
Wetenschappelijke Raad van de ERC
1. De Wetenschappelijke Raad is samengesteld uit wetenschappers, ingenieurs en geleerden met een zeer goede reputatie en de benodigde deskundigheid, zowel vrouwen als mannen, uit verschillende leeftijdsgroepen en uiteenlopende onderzoeksgebieden, die handelen op persoonlijke titel en onafhankelijk van externe belangen.
1. De Wetenschappelijke Raad is samengesteld uit wetenschappers, ingenieurs en geleerden met een zeer goede reputatie en de benodigde deskundigheid, uit uiteenlopende onderzoeksgebieden, die handelen op persoonlijke titel en onafhankelijk van externe belangen.
De leden van de Wetenschappelijke Raad worden door de Commissie benoemd volgens een met deze raad overeengekomen onafhankelijke en transparante procedure, die raadpleging van de wetenschappelijke wereld en een verslag aan het Europees Parlement en de Raad omvat.
De leden van de Wetenschappelijke Raad worden door de Commissie benoemd volgens een met deze raad overeengekomen onafhankelijke en transparante procedure, die raadpleging van de wetenschappelijke wereld en een verslag aan het Europees Parlement en de Raad omvat.
Hun mandaat duurt vier jaar en is eenmaal verlengbaar op basis van een roulerend systeem dat de continuïteit van de werkzaamheden van de Wetenschappelijke Raad waarborgt.
Hun mandaat duurt vier jaar en is eenmaal verlengbaar op basis van een roulerend systeem dat de continuïteit van de werkzaamheden van de Wetenschappelijke Raad waarborgt.
2. De Wetenschappelijke Raad bepaalt:
2. De Wetenschappelijke Raad bepaalt:
a) de algemene strategie voor de ERC;
a) de algemene strategie voor de ERC;
b) het werkprogramma voor de uitvoering van de activiteiten van de ERC;
b) het werkprogramma voor de uitvoering van de activiteiten van de ERC;
c) de methoden en procedures voor de collegiale toetsing en de beoordeling van voorstellen, op basis waarvan de te financieren voorstellen worden bepaald;
c) de methoden en procedures voor de collegiale toetsing en de beoordeling van voorstellen, op basis waarvan de te financieren voorstellen worden bepaald;
d) zijn standpunt over elk aspect dat vanuit wetenschappelijk gezichtspunt de prestaties en het effect van de ERC en de kwaliteit van het uitgevoerde onderzoek kan bevorderen;
d) zijn standpunt over elk aspect dat vanuit wetenschappelijk gezichtspunt de prestaties en het effect van de ERC en de kwaliteit van het uitgevoerde onderzoek kan bevorderen;
e) een gedragscode waarin onder meer het vermijden van belangenconflicten aan de orde komt.
De Commissie wijkt slechts af van de standpunten die de Wetenschappelijke Raad in overeenstemming met de punten a), c), d), en e) van de eerste alinea heeft ingenomen indien zij van mening is dat de bepalingen van dit besluit niet in acht zijn genomen. In dat geval stelt de Commissie maatregelen vast om de continuïteit in de uitvoering van het specifieke programma en de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma te verzekeren, waarbij zij de afwijkingen van de standpunten van de Wetenschappelijke Raad toelicht en naar behoren motiveert.
De Commissie stelt een gedragscode op die onder meer betrekking heeft op het vermijden van belangenconflicten en wijkt slechts af van de standpunten die de Wetenschappelijke Raad in overeenstemming met de punten a), c) en d) van de eerste alinea heeft ingenomen indien zij van mening is dat de bepalingen van dit besluit niet in acht zijn genomen. In dat geval stelt de Commissie maatregelen vast om de continuïteit in de uitvoering van het specifieke programma en de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma te verzekeren, waarbij zij de afwijkingen van de standpunten van de Wetenschappelijke Raad toelicht en naar behoren motiveert.
3. De Wetenschappelijke Raad handelt volgens het mandaat dat in bijlage I, pijler I, afdeling 1, is vastgesteld.
3. De Wetenschappelijke Raad handelt volgens het mandaat dat in bijlage I, pijler I, afdeling 1, is vastgesteld.
4. De Wetenschappelijke Raad handelt uitsluitend in het belang van de verwezenlijking van de ERC, overeenkomstig de beginselen van artikel 6. Hij legt de nodige integriteit en rechtschapenheid aan de dag en voert zijn werkzaamheden efficiënt en met de grootst mogelijke transparantie uit.
4. De Wetenschappelijke Raad handelt uitsluitend in het belang van de verwezenlijking van de doelstellingen van de ERC, overeenkomstig de beginselen van artikel 6. Hij handelt in volledige onafhankelijkheid, legt de nodige integriteit en rechtschapenheid aan de dag en voert zijn werkzaamheden efficiënt en met de grootst mogelijke transparantie en openheid uit, waarbij de bijdrage van de ERC aan het verwezenlijken van de beleidsdoelstellingen van de EU op het gebied van O&I, en de doelstellingen van Horizon Europa in het bijzonder, wordt gemaximaliseerd.
Amendement 18 Voorstel voor een besluit Artikel 9
Artikel 9
Artikel 9
De Europese Innovatieraad
De Europese Innovatieraad
1. De Commissie stelt een Europese Innovatieraad (EIC) in om acties in het kader van pijler III "Open innovatie" die met de EIC verband houden, uit te voeren. De EIC functioneert volgens de volgende beginselen: focus op baanbrekende en disruptieve innovatie, autonomie, mogelijkheid om risico's te nemen, efficiëntie, doeltreffendheid, transparantie en verantwoordingsplicht.
1. De Commissie stelt een Europese Innovatieraad (EIC) in overeenkomstig artikel 7 bis van de verordening.
1 bis. De EIC wordt ingebouwd in twee instrumenten, de "Pathfinder" en de "Accelerator", zoals beschreven in bijlage I bij dit besluit. De EIC-instrumenten worden voortdurend geëvalueerd teneinde innovatie op systematische wijze te ondersteunen.
1 ter. In voorkomend geval worden de doelstellingen en acties van de EIC gekoppeld aan andere onderdelen van het programma en aan andere nationale en Unie-fondsen, met name het EIT en InvestEU.
2. De EIC zal het in artikel 10 bedoelde college ("EIC-college") omvatten.
2. De EIC zal het in artikel 10 bedoelde college ("EIC-college") omvatten.
3. De Commissie zorgt ervoor dat de uitvoering van de EIC:
3. De Commissie zorgt ervoor dat de uitvoering van de EIC:
a) overeenstemt met de beginselen van lid 1, rekening houdend met het advies van het EIC-college over de in artikel 10, lid 1, onder a), bedoelde algemene strategie voor de EIC, en
a) overeenstemt met de beginselen van lid 1, rekening houdend met het advies van het EIC-college over de in artikel 10, lid 1, onder a), bedoelde algemene strategie voor de EIC, en
b) niet tot verstoringen van de mededinging leidt die in strijd zijn met het gemeenschappelijk belang.
b) niet tot verstoringen van de mededinging leidt die in strijd zijn met het gemeenschappelijk belang.
4. De Commissie voert de gemengde EIC-financiering in indirect beheer uit, of, indien dit niet mogelijk is, richt daarvoor een special purpose vehicle op. De Commissie zal proberen te zorgen voor deelname van andere publieke en private investeerders. Als dit niet mogelijk is vanaf het begin, zal het special purpose vehicle op zodanige wijze worden vormgegeven dat er andere publieke of private investeerders kunnen worden aangetrokken om het hefboomeffect van de bijdrage van de Unie te vergroten.
4. De Commissie voert de gemengde EIC-financiering in indirect beheer uit, of, indien dit niet mogelijk is, richt daarvoor een special purpose vehicle op. De Commissie zal proberen te zorgen voor deelname van andere publieke en private investeerders. Als dit niet mogelijk is vanaf het begin, zal het special purpose vehicle op zodanige wijze worden vormgegeven dat er andere publieke of private investeerders kunnen worden aangetrokken om het hefboomeffect van de bijdrage van de Unie te vergroten.
4 bis. De Commissie zorgt voor samenwerking tussen de EIC en het EIT, met name via de KIG's.
Amendement 19 Voorstel voor een besluit Artikel 10
Artikel 10
Artikel 10
Het EIC-college
Het EIC-college
1. Het EIC-college adviseert de Commissie over:
1. Het EIC-college adviseert de Commissie over:
a) de algemene strategie voor de EIC-component in het kader van pijler III "Open innovatie";
a) de algemene strategie voor de EIC-component in het kader van pijler III "Innovatief Europa";
b) het werkprogramma voor de uitvoering van de acties van de EIC;
b) het werkprogramma voor de uitvoering van de acties van de EIC;
c) de criteria voor de beoordeling van het innovatievermogen en het risicoprofiel van de voorstellen en het gepaste evenwicht van subsidies, eigen vermogen en andere financieringsvormen voor de EIC-accelerator;
c) de criteria voor de beoordeling van het innovatievermogen en het risicoprofiel van de voorstellen en het gepaste evenwicht van subsidies, eigen vermogen en andere financieringsvormen voor de EIC-accelerator;
d) de vaststelling van strategische projectenportefeuilles;
d) de vaststelling van strategische projectenportefeuilles;
e) het profiel van programmabeheerders.
e) het profiel van programmabeheerders;
e bis) het systematische en voortdurende evaluatieproces van de acties van de EIC.
2. Het EIC-college kan op verzoek aanbevelingen aan de Commissie doen over:
2. Het EIC-college kan op verzoek, en waar nodig in coördinatie met de raad van bestuur van het EIT, aanbevelingen aan de Commissie doen over:
a) elk aspect dat vanuit een innovatieperspectief kan bijdragen aan de verbetering en stimulering van innovatie-ecosystemen in heel Europa, de verwezenlijking en het effect van de doelstellingen van de EIC-component en het vermogen van innoverende bedrijven om hun oplossingen uit te rollen;
a) elk aspect dat vanuit een innovatieperspectief kan bijdragen aan de verbetering en stimulering van innovatie-ecosystemen in heel Europa, de verwezenlijking en het effect van de doelstellingen van de EIC-component en het vermogen van innoverende bedrijven om hun oplossingen uit te rollen;
b) het aanduiden, in samenwerking met de betrokken diensten van de Commissie, van mogelijke regelgevende belemmeringen voor ondernemers, met name ondernemers die in het kader van de EIC-component steun hebben gekregen;
b) het aanduiden, in samenwerking met de betrokken diensten van de Commissie en het EIT, van mogelijke regelgevende belemmeringen voor ondernemers, met name ondernemers die in het kader van de EIC-component steun hebben gekregen;
c) opkomende technologische trends uit de portefeuille van de EIC, zodat daar in de programmering van andere delen van het specifieke programma rekening mee kan worden gehouden;
c) opkomende technologische trends uit de portefeuille van de EIC, zodat daar in de programmering van andere delen van het specifieke programma rekening mee kan worden gehouden;
d) het aanwijzen van specifieke kwesties die advies van het EIC-college vereisen.
d) het aanwijzen van specifieke kwesties die advies van het EIC-college vereisen.
Het EIC-college handelt in het belang van de verwezenlijking van de doelstellingen van de EIC-component. Het legt de nodige integriteit en rechtschapenheid aan de dag en voert zijn werkzaamheden efficiënt en transparant uit.
Het EIC-college handelt in het belang van de verwezenlijking van de doelstellingen van de EIC en houdt daarbij rekening met de industriële strategie van de EU, haar concurrentievermogen en wereldwijde uitdagingen. Het legt de nodige integriteit en rechtschapenheid aan de dag en voert zijn werkzaamheden efficiënt, transparant en open uit en vermijdt hierbij dat de mededinging op de interne markt wordt verstoord.
Het EIC-college handelt volgens het mandaat dat in bijlage I, pijler III, afdeling 1, is vastgesteld.
Het EIC-college handelt volgens het mandaat dat in bijlage I, pijler III, afdeling 1, is vastgesteld.
3. Het EIC-college bestaat uit 15 tot 20 hooggeplaatste individuen uit verschillende delen van het Europese innovatie-ecosysteem, met inbegrip van ondernemers, leidinggevende personen uit de bedrijfswereld, investeerders en onderzoekers. Het college draagt bij aan bewustmakingsacties en leden van het EIC-college werken mee aan het vergroten van het aanzien van het EIC-merk.
3. Het EIC-college bestaat uit 15 tot 20 onafhankelijke hooggeplaatste individuen uit verschillende delen van het Europese onderzoeks- en innovatie-ecosysteem, met inbegrip van ondernemers uit ondernemingen van elke omvang, economen, investeerders, onderzoekers en academische deskundigen op het gebied van innovatiebeleid. Het college draagt bij aan bewustmakingsacties en leden van het EIC-college werken mee aan het vergroten van het aanzien van het EIC-merk.
De leden van het EIC-college worden na een openbare oproep tot het indienen van voordrachten van kandidaten of blijken van belangstelling of beide, afhankelijk van wat de Commissie het meest geschikt acht, door de Commissie aangewezen rekening houdend met de behoefte aan evenwicht wat deskundigheid, gender, leeftijd en geografische spreiding betreft.
De leden van het EIC-college worden na een openbare oproep tot het indienen van voordrachten van kandidaten of blijken van belangstelling of beide, afhankelijk van wat de Commissie het meest geschikt acht, door de Commissie aangewezen rekening houdend met de behoefte aan evenwicht wat deskundigheid, gender, leeftijd en geografische spreiding betreft.
Zij worden voor een tweemaal hernieuwbare termijn van twee jaar aangesteld op basis van een roulerend systeem (aanstelling van leden elke twee jaar).
Zij worden voor een eenmaal hernieuwbare termijn van drie jaar aangesteld op basis van een roulerend systeem (uitwisseling van de helft van de leden elke twee jaar).
4. Het EIC-college heeft een voorzitter die door de Commissie na een transparante selectieprocedure wordt aangesteld. De voorzitter is een hooggeplaatste persoon met banden met de innovatiewereld.
4. Het EIC-college heeft een voorzitter die door de Commissie na een transparante selectieprocedure wordt aangesteld. De voorzitter is een hooggeplaatste persoon met bewezen deskundigheid op het gebied van onderzoek en innovatie.
De voorzitter wordt voor een eenmalig hernieuwbare termijn van vier jaar aangesteld.
De voorzitter wordt voor een eenmalig hernieuwbare termijn van drie jaar aangesteld.
De voorzitter zit het EIC-college voor, bereidt de vergaderingen voor, geeft de leden opdrachten en kan specifieke subgroepen instellen, met name om opkomende technologische trends in de portefeuille van de EIC op te sporen. Zij of hij bevordert de EIC, fungeert als gesprekspartner voor de Commissie en vertegenwoordigt de EIC in de innovatiewereld. De Commissie kan de voorzitter bij de uitvoering van haar/zijn taken administratieve ondersteuning bieden.
De voorzitter zit het EIC-college voor, bereidt de vergaderingen voor, geeft de leden opdrachten en kan specifieke subgroepen instellen, met name om opkomende technologische trends in de portefeuille van de EIC op te sporen. Zij of hij bevordert de EIC en zijn rol in de verwezenlijking van het programma en de O&I-doelstellingen van de Unie, fungeert als gesprekspartner voor de Commissie en vertegenwoordigt de EIC in de onderzoeks- en innovatiewereld. De Commissie biedt de voorzitter bij de uitvoering van haar/zijn taken administratieve ondersteuning.
5. De Commissie stelt een gedragscode op waarin onder meer het vermijden van belangenconflicten aan de orde komt. De leden van het EIC-college worden geacht de gedragscode te aanvaarden wanneer zij hun taken aanvangen.
5. De Commissie stelt een gedragscode op waarin onder meer het vermijden van belangenconflicten aan de orde komt. De leden van het EIC-college moeten de gedragscode aanvaarden wanneer zij hun taken aanvangen.
Amendement 20 Voorstel voor een besluit Artikel 11
Artikel 11
Artikel 11
Werkprogramma's
Strategische planning en werkprogramma's
-1. De uitvoering van het specifieke programma is gebaseerd op specifieke O&I-plannen die om de twee jaar worden vastgesteld, door middel van gedelegeerde handelingen in overeenstemming met artikel 6 van de verordening en overeenkomstig een transparant, inclusief en strategisch meerjarenplanningsproces van onderzoeks- en innovatieactiviteiten, met name voor de pijler "Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen". Verplicht overleg tussen diverse belanghebbenden met de nationale autoriteiten, het Europees Parlement en vertegenwoordigers van OOI-belanghebbenden, waaronder het maatschappelijk middenveld, over de prioriteiten en de passende soorten acties en uitvoeringsvormen, waaronder voor missies en Europese partnerschappen, moet zorgen voor de vereiste interdisciplinaire en sectoroverschrijdende perspectieven en afstemming op andere relevante bestaande initiatieven op Unie-, nationaal en regionaal niveau. Dit zal aanvullende particuliere en publieke financiering helpen aantrekken en zodoende de EOR versterken, zoals beschreven in bijlage I bij dit besluit.
1. Het programma wordt uitgevoerd door middel van werkprogramma's zoals bedoeld in artikel 110 van het Financieel Reglement. De werkprogramma's worden opgesteld volgens een proces voor strategische planning, zoals beschreven in bijlage I.
1. Overeenkomstig het strategische O&I-plan, wordt het programma uitgevoerd door middel van werkprogramma's zoals bedoeld in artikel 110 van het Financieel Reglement.
In de werkprogramma's wordt in voorkomend geval het voor blendingverrichtingen gereserveerde totaalbedrag opgenomen.
In de werkprogramma's wordt in voorkomend geval het voor blendingverrichtingen gereserveerde totaalbedrag opgenomen.
2. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen afzonderlijke werkprogramma's vast voor de uitvoering van acties in het kader van de volgende componenten, zoals vastgesteld in artikel 3, lid 1, van dit besluit:
2. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen afzonderlijke werkprogramma's vast voor de uitvoering van acties in het kader van de volgende componenten, zoals vastgesteld in artikel 3, lid 1, van dit besluit:
a) de ERC, waarvoor het werkprogramma op grond van artikel 7, lid 2, onder b), wordt opgesteld door de Wetenschappelijke Raad, overeenkomstig de in artikel 12, lid 3, bedoelde raadplegingsprocedure. De Commissie wijkt slechts af van het door de Wetenschappelijke Raad vastgestelde werkprogramma als zij van mening is dat het niet in overeenstemming is met de bepalingen van dit besluit. In dat geval stelt de Commissie het werkprogramma vast door middel van een uitvoeringshandeling volgens de in artikel 12, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure. De Commissie motiveert deze maatregel naar behoren;
a) de ERC, waarvoor het werkprogramma op grond van artikel 7, lid 2, onder b), wordt opgesteld door de Wetenschappelijke Raad, overeenkomstig de in artikel 12, lid 3, bedoelde raadplegingsprocedure. De Commissie wijkt slechts af van het door de Wetenschappelijke Raad vastgestelde werkprogramma als zij van mening is dat het niet in overeenstemming is met de bepalingen van dit besluit. In dat geval stelt de Commissie het werkprogramma vast door middel van een uitvoeringshandeling volgens de in artikel 12, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure. De Commissie motiveert deze maatregel naar behoren;
b) alle clusters in het kader van de pijler "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen", MSCA, onderzoeksinfrastructuren, ondersteuning van innovatie-ecosystemen, delen van excellentie en hervorming en versterking van het Europees O&I-systeem, overeenkomstig de in artikel 12, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure;
b) alle clusters in het kader van de pijler "Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen", MSCA, onderzoeksinfrastructuren, ondersteuning van Europese innovatie-ecosystemen, verspreiden van excellentie en zorgen voor een ruimere deelname, en hervorming en versterking van het Europees O&I-systeem, overeenkomstig de in artikel 12, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure;
c) de EIC, waarvoor het werkprogramma op grond van artikel 10, lid 1, onder b), wordt opgesteld op basis van het advies van het EIC-college, overeenkomstig de in artikel 12, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure;
c) de EIC, waarvoor het werkprogramma op grond van artikel 10, lid 1, onder b), wordt opgesteld op basis van het advies van het EIC-college, overeenkomstig de in artikel 12, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure;
d) het JRC, waarvoor in het meerjarig werkprogramma rekening wordt gehouden met het advies van de raad van beheer van het JRC zoals bedoeld in Besluit 96/282/Euratom.
d) het JRC, waarvoor in het meerjarig werkprogramma rekening wordt gehouden met het advies van de raad van beheer van het JRC zoals bedoeld in Besluit 96/282/Euratom.
3. Behalve de in artikel 110 van het Financieel Reglement vastgestelde vereisten bevatten de in lid 2 bedoelde werkprogramma's in voorkomend geval het volgende:
3. Behalve de in artikel 110 van het Financieel Reglement vastgestelde vereisten bevatten de in lid 2 bedoelde werkprogramma's in voorkomend geval het volgende:
a) een indicatie van het voor elke actie en missie toegewezen bedrag en een indicatief tijdschema voor de uitvoering ervan;
a) een indicatie van het voor elke actie, elke missie en elk Europees partnerschap toegewezen bedrag en aandeel in de begroting in verhouding tot het programma, en een indicatief tijdschema voor de uitvoering ervan;
b) voor subsidieaanvragen de prioriteiten, de selectie- en gunningscriteria en het relatieve gewicht van de verschillende gunningscriteria, en het maximale financieringspercentage voor de totale subsidiabele kosten;
b) voor subsidieaanvragen de prioriteiten, de selectie- en gunningscriteria en het relatieve gewicht van de verschillende gunningscriteria, en het maximale financieringspercentage voor de totale subsidiabele kosten;
c) het overeenkomstig de artikelen 41, 42 en 43 van Verordening ... [verordening betreffende het kaderprogramma en de regels voor deelname] voor gemengde financiering toegewezen bedrag;
c) het overeenkomstig de artikelen 41, 42 en 43 van Verordening ... [verordening betreffende het kaderprogramma en de regels voor deelname] voor gemengde financiering toegewezen bedrag;
d) eventuele bijkomende verplichtingen voor de begunstigden, overeenkomstig de artikelen 35 en 37 van [verordening betreffende het kaderprogramma en de regels voor deelname].
d) eventuele bijkomende verplichtingen voor de begunstigden, overeenkomstig de artikelen 35 en 37 van [verordening betreffende het kaderprogramma en de regels voor deelname].
Amendement 21 Voorstel voor een besluit Artikel 12 bis (nieuw)
Artikel 12 bis
Stuurgroep voor gezondheid
1. De Commissie richt een stuurgroep voor gezondheid op voor de uitvoering van de acties in het kader van pijler II "Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen" die verband houdt met "Gezondheid".
2. De stuurgroep voor gezondheid bestaat uit 15 tot 20 hooggeplaatste personen uit verschillende disciplines en activiteiten, op het gebied van onderzoek, innovatie, volksgezondheid en welzijn.
3. De stuurgroep voor gezondheid richt zich op de volgende beginselen: coördinatie en synergieën tussen EU- en nationale gezondheidsprogramma's en tussen het cluster "Gezondheid" en andere onderdelen van Horizon Europa, met inbegrip van missies en partnerschappen. De stuurgroep bevordert de betrokkenheid van patiënten en de samenleving door wetenschappelijk advies te verstrekken en aanbevelingen te doen. De acties moeten op waarde gericht gezondheidsonderzoek en betere gezondheidsoplossingen bevorderen en ongelijkheden op gezondheidsgebied verminderen.
4. De stuurgroep voor gezondheid draagt bij aan het volgende:
a) de strategie voor het cluster "Gezondheid";
b) de blauwdruk voor het aansturen van de coördinatie en samenwerking tussen de gezondheidsprogramma's en bijbehorende pijlers, zoals de EIC, de ERC alsook binnen strategische partnerschappen en de EU-structuurfondsen. De blauwdruk zorgt voor meer zichtbaarheid en coördinatie van de bestaande financiële mechanismen voor gezondheidsonderzoek, stuurt de coördinatie en samenwerking aan en ontwikkelt de werkprogramma's en missies in verband met gezondheid;
c) de methoden en procedures voor het opzetten, selecteren en uitvoeren van de gezondheidsmissies;
d) zorgen voor de deelname en betrokkenheid van burgers ten aanzien van een "bottom-up"-besluitvormingsproces;
e) de bevordering van duurzaamheid in financieringsstrategieën en -mechanismen om langdurige projecten en ambitieuze missies mogelijk te maken;
f) zorgen voor vruchtbare transnationale samenwerkingsverbanden op onderzoeksgebied die het Europese potentieel maximaliseren en resultaten in gezondheidsstelsels integreren;
g) de verhoging van het gebruik van multidisciplinair onderzoek met betrekking tot ziektedomeinen die raakvlakken vertonen en zo overlapping en geïsoleerd onderzoek beperken;
h) de vergroting van de zichtbaarheid van Horizon Europa en de voordelen ervan voor Unieburgers, aanpakken van versnipperde verantwoordelijkheden voor wetenschap en onderzoek binnen de bestuursorganen van de Unie en stroomlijnen van de bestaande financieringsmechanismen.
5. De stuurgroep voor gezondheid zorgt, in complementariteit met specifieke missieraad, voor een alomvattende onderzoeksstrategie en sturing in de ontwikkeling van de werkprogramma's en missies in verband met gezondheid.
6. De stuurgroep voor gezondheid is een onafhankelijke vanuit de wetenschap gestuurde groep belanghebbenden, bestaande uit actoren uit de wereld van onderzoek en innovatie op biomedisch vlak en andere relevante onderzoeks- en industriële sectoren en met grote participatie van patiëntenvertegenwoordigers en burgers.
7. De leden van de stuurgroep voor gezondheid worden, al naargelang de omstandigheden na een openbare oproep tot het indienen van voordrachten van kandidaten of blijken van belangstelling of beide, door de Commissie aangewezen rekening houdend met de behoefte aan evenwicht wat deskundigheid, gender, leeftijd en geografische spreiding betreft. Zij worden voor een tweemaal hernieuwbare termijn van twee jaar aangesteld op basis van een roulerend systeem (aanstelling van leden elke twee jaar).
8. De stuurgroep voor gezondheid heeft een voorzitter die door de Commissie na een transparante selectieprocedure wordt aangesteld. De voorzitter is een hooggeplaatste persoon met banden met de gezondheidsonderzoekswereld.
9. De activiteiten en resultaten van de stuurgroep worden geëvalueerd en gerapporteerd in de tussentijdse evaluatie van het programma, waarbij maatregelen tot uitbreiding, aanpassing of ontbinding van de groep worden vastgesteld overeenkomstig de evaluatie.
Amendement 22 Voorstel voor een besluit Bijlage I – Programma-activiteiten
PROGRAMMA-ACTIVITEITEN
PROGRAMMA-ACTIVITEITEN
Het volgende zal bij de uitvoering van het programma worden toegepast.
Het volgende zal bij de uitvoering van het programma worden toegepast.
Strategische planning
Strategische planning
De geïntegreerde uitvoering van de doelstellingen op programmaniveau van Horizon Europa wordt gewaarborgd door meerjarige strategische planning. Door zo te plannen wordt de nadruk gelegd op impact voor het programma in het algemeen en samenhang tussen de verschillende pijlers van het programma alsook op synergie met andere EU-programma's en ondersteuning van en door andere EU-beleidsmaatregelen.
De uitvoering van Horizon Europa wordt aangestuurd door een inclusief en transparant proces van strategische planning van de onderzoeks- en innovatieactiviteiten die het programma financiert. Het proces van strategische planning leidt tot de uitvoering van de programmadoelstellingen van Horizon Europa door de financieringsprioriteiten vast te stellen. Het legt de nadruk op impact voor het programma en samenhang tussen de verschillende pijlers van het programma alsook op synergie met andere EU-programma's en ondersteuning van andere EU-beleidsmaatregelen.
Het proces van strategische planning en de vaststelling van het strategische O&I-plan door middel van een gedelegeerde handeling zullen de betrokkenheid van een breder publiek en zijn begrip van de doelstelling van het programma vergroten en de medewetgevers, belanghebbenden en lidstaten volledig op de hoogte houden van de beoogde initiatieven. Het proces van strategische planning zal bijdragen aan de ontwikkeling en uitvoering van het beleid voor de betrokken gebieden op Unieniveau en het beleid in de lidstaten aanvullen en zal er tegelijk voor zorgen dat belangrijke Europese beleidsdoelen met voldoende middelen zijn vervat in en worden ondersteund door Horizon Europa. Het financieringslandschap zal hierdoor kunnen worden vereenvoudigd, dubbel werk en overlappingen tussen financieringsmogelijkheden zullen kunnen worden voorkomen – waarbij aanvullende particuliere en publieke financiering wordt aangetrokken – en de resultaten van onderzoek en innovatie zullen sneller kunnen worden verspreid en benut.
Een systematische, discipline-, sector- en beleidsoverschrijdende benadering van onderzoek en innovatie zal ervoor zorgen dat maatschappelijke en economische uitdagingen kunnen worden aangepakt en kennis kan worden verworven, terwijl dit waar mogelijk ook ruimte schept voor het ontstaan van nieuwe concurrerende en duurzame bedrijven en industrieën, sociale en technologische innovatie, het bevorderen van de concurrentie, het stimuleren van particuliere investeringen, en het veiligstellen van het gelijke speelveld binnen de interne markt.
De strategische planning zal een sterke betrokkenheid van burgers en maatschappelijke organisaties in alle fasen van onderzoek en innovatie bevorderen alsook de cocreatie van kennis en de doeltreffende stimulering van gendergelijkheid, met inbegrip van de integratie van de genderdimensie in onderzoeks- en innovatieonderwerpen, en zal de naleving van de hoogste ethische en integriteitsnormen verzekeren en bevorderen.
Het proces van strategische planning zal een sterke betrokkenheid van burgers en maatschappelijke organisaties bij onderzoek en innovatie bevorderen alsook de cocreatie van kennis en de doeltreffende stimulering van gendergelijkheid, met inbegrip van de integratie van de genderdimensie in onderzoek en innovatie, en zal de naleving van de hoogste ethische en integriteitsnormen bevorderen.
De strategische planning zal uitgebreide raadplegingen van en uitwisselingen met de lidstaten, in voorkomend geval met het Europees Parlement, en met verschillende belanghebbenden omvatten over prioriteiten, met inbegrip van missies, in het kader van de pijler "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen", en de geschikte soorten acties die moeten worden gebruikt, met name Europese partnerschappen.
Om aan deze doelstellingen tegemoet te komen, zal de Commissie een open raadplegingsfase starten met de lidstaten, met het Europees Parlement, en met verschillende belanghebbenden, met inbegrip van onder meer de wetenschappelijke gemeenschap, organisaties voor onderzoek en technologie, de industrie, organisaties uit het maatschappelijk middenveld. De raadpleging zal betrekking hebben op de strategische prioriteiten van het programma, met inbegrip van missies in het kader van de pijler "Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen", en op de geschikte soorten instrumenten, met name de Europese partnerschappen. De resultaten van de raadpleging zullen worden gepubliceerd op een speciale webpagina, die ook de details moet geven over de inhoud en het proces dat de strategische planning definieert.
Wat de Europese partnerschappen betreft, zal het strategische O&I-plan de hoofdlijnen en de redenen uiteenzetten voor de oprichting, samenvoeging en geleidelijke afschaffing van de Europese partnerschappen. Er moet worden overwogen om de positief geëvalueerde gezamenlijke technologie-initiatieven en contractuele publiek-private partnerschappen ook na 2020 voort te zetten, gezien hun toegevoegde waarde bij het teweegbrengen van sociale en economische effecten en het stimuleren van particuliere investeringen en hun bijdrage aan synergieën van fondsen.
Huidige en potentiële nieuwe KIG's zullen in overeenstemming met het strategisch O&I-plan worden vastgesteld in het wetgevingsvoorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de strategische innovatieagenda van het EIT. Voor de vorming van nieuwe KIG's moet desalniettemin toereikende financiering worden uitgetrokken, waarmee de bestaande KIG's de ecosystemen kunnen ontwikkelen, partnerschappen kunnen opzetten en hun ambitieuze doelstellingen efficiënt kunnen nastreven en uitvoeren.
In het kader van Horizon 2020 ondersteunde FET-vlaggenschepen zullen verder worden ondersteund in het kader van het programma. Aangezien zij aanzienlijke analogieën met missies vertonen, kunnen andere FET-vlaggenschepen in het kader van dit kaderprogramma worden ondersteund als missies die op toekomstige en opkomende technologieën zijn gericht. De missies moeten de samenwerkingsaspecten van het programma versterken en een aanvulling vormen voor de bestaande Europese partnerschappen, die als steunpilaren voor de uitvoering van de missies kunnen fungeren. De missies zullen technologische en maatschappelijke elementen hebben en ook in nauwe samenwerking met alle relevante DG's worden vastgesteld. In het kader van het proces van strategische planning worden de missies vastgesteld overeenkomstig artikel 7 van de verordening en artikel 5 van dit besluit.
Op basis van deze uitgebreide raadplegingen zal de strategische planning gemeenschappelijke doelstellingen bepalen alsook gemeenschappelijke gebieden voor activiteiten zoals partnerschapsgebieden (de voorgestelde rechtsgrondslag bevat enkel de instrumenten en de criteria die het gebruik ervan zullen bepalen) en missiegebieden.
De strategische planning zal bijdragen aan de ontwikkeling en uitvoering van het beleid voor de betrokken gebieden op EU-niveau en zal het beleid en de beleidsbenaderingen in de lidstaten aanvullen. Tijdens het strategischeplanningsproces zal rekening worden gehouden met EU-beleidsprioriteiten om de bijdrage van onderzoek en innovatie aan de totstandbrenging van beleid te vergroten. Er zal ook rekening worden gehouden met prognoseactiviteiten, onderzoeken en ander wetenschappelijk bewijs alsook met relevante bestaande initiatieven op nationaal en EU-niveau.
De strategische planning zal synergieën stimuleren tussen Horizon Europa en andere programma's van de Unie, waaronder het Euratomprogramma, waardoor het een referentiepunt voor onderzoek en innovatie in alle gerelateerde programma's van de EU-begroting en niet-financieringsinstrumenten zal worden. Dit zal ook de snellere verspreiding en benutting van resultaten van onderzoek en innovatie bevorderen en dubbel werk en overlapping tussen verschillende financieringsmogelijkheden helpen voorkomen. Het zal het kader bieden waarbinnen de eigen onderzoeksacties van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek en andere in het kader van het programma ondersteunde acties worden verbonden, met inbegrip van het gebruik van resultaten ter ondersteuning van het beleid.
Het proces van strategische planning zal bestaande verbanden in kaart brengen tussen Horizon Europa en andere programma's van de Unie, en mogelijkheden voor synergieën tussen fondsen van de EU en regionale en nationale fondsen bieden. Horizon Europa zal een referentiepunt voor onderzoek en innovatie in alle gerelateerde programma's van de EU-begroting worden, teneinde de politieke prioriteiten en doelstellingen van de EU te helpen verwezenlijken. Het zal ook het kader bieden waarbinnen de eigen onderzoeksacties van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek en andere in het kader van het programma ondersteunde acties worden verbonden, met inbegrip van het gebruik van resultaten ter ondersteuning van het beleid.
In een strategisch plan zal een meerjarige strategie worden vastgelegd om onderwerpen in het werkprogramma te realiseren (zoals bepaald in artikel 11) en toch voldoende flexibiliteit te behouden om snel op onverwachte kansen en crisissen te kunnen reageren. Aangezien Horizon Europa over een periode van zeven jaar wordt uitgevoerd, is het mogelijk dat de economische, maatschappelijke en beleidscontext van het programma aanzienlijk zal veranderen tijdens de looptijd ervan. Horizon Europa moet zich snel aan dergelijke veranderingen kunnen aanpassen. Daarom zal de mogelijkheid bestaan om, indien dit gerechtvaardigd is, buiten de onderstaande beschrijvingen ondersteuning voor activiteiten op te nemen om in te spelen op belangrijke ontwikkelingen of onvoorziene gebeurtenissen, beleidsbehoeften of crisissituaties, bijvoorbeeld als reactie op ernstige bedreigingen voor de gezondheid zoals epidemieën.
Bij de uitvoering van Horizon Europa wordt er speciaal op gelet dat ten aanzien van onderzoek en innovatie een evenwichtige en brede benadering wordt gehanteerd die niet beperkt blijft tot de ontwikkeling van nieuwe producten, processen en diensten op basis van wetenschappelijke en technologische kennis en doorbraken, maar die ook het gebruik van bestaande technologieën in nieuwe toepassingen en voortdurende verbetering alsook niet-technologische en sociale innovaties omvat. Een systematische, discipline-, sector- en beleidsoverschrijdende benadering van onderzoek en innovatie zal ervoor zorgen dat uitdagingen kunnen worden aangepakt terwijl er ook nieuwe concurrerende bedrijven en industrieën zullen ontstaan, wat de concurrentie en particuliere investeringen zal bevorderen en het gelijke speelveld binnen de interne markt veilig zal stellen.
In de pijlers "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen" en "Open innovatie" worden onderzoek en innovatie aangevuld met activiteiten die dicht bij de eindgebruikers en de markt staan, zoals demonstratie, proefproductie of proof of concept, met uitzondering van commercialiseringsactiviteiten die verder dan de fase van onderzoek en innovatie gaan. Dit zal ook de ondersteuning omvatten van activiteiten aan de vraagzijde die de toepassing en verbreiding van een breed gamma aan innovaties helpen te versnellen. De nadruk zal op niet-prescriptieve oproepen tot het indienen van voorstellen liggen.
Voortbouwend op de met Horizon 2020 opgedane ervaring zullen de sociale wetenschappen en de geesteswetenschappen in het kader van de pijler "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen" volledig worden geïntegreerd in alle clusters, met inbegrip van specifieke en gerichte activiteiten. Ook activiteiten in verband met onderzoek en innovatie op marien en maritiem gebied zullen op strategische en geïntegreerde wijze worden uitgevoerd overeenkomstig het geïntegreerd maritiem beleid van de EU, het gemeenschappelijk visserijbeleid en internationale verbintenissen.
In het kader van Horizon 2020 ondersteunde FET-vlaggenschepen zullen ook in het kader van dit programma worden ondersteund. Aangezien zij aanzienlijke analogieën met missies vertonen, zullen eventuele andere FET-vlaggenschepen in het kader van dit kaderprogramma worden ondersteund als missies die op toekomstige en opkomende technologieën zijn gericht.
Dialogen over samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie met de internationale partners van de EU en beleidsdialogen met de belangrijkste mondiale regio's zullen belangrijke bijdragen leveren aan de systematische identificatie van samenwerkingskansen die in combinatie met de differentiatie per land/regio de prioriteitsbepaling zullen ondersteunen.
Hoewel het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT) door zijn focus op innovatie-ecosystemen van nature binnen de pijler "Open innovatie" van Horizon Europa past, zal de planning van de kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG's) van het EIT door middel van het strategischeplanningsproces op de pijler "Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen" worden afgestemd.
Sneltraject voor onderzoek en innovatie
Horizon Europa zal begunstigden de mogelijkheid bieden om sneller een financieringsaanvraag in te dienen, voor zover daarin is voorzien in het werkprogramma van alle clusters, de EIC en het onderdeel "Excellentie verspreiden", met betrekking tot onderzoeks- en innovatieactiviteiten. Voortbouwend op het succes van het bestaande "sneltraject voor innovatie"-instrument in Horizon 2020, zal deze aanpak een "bottom-up"-logica hanteren op basis van doorlopende open oproepen en een maximale steuntoekenningstermijn van zes maanden. Wat het onderdeel "Excellentie verspreiden" betreft, zal deze aanpak ook minder ontwikkelde EU-landen ondersteunen om sneller en via een "bottom‑up"-methode toegang te krijgen tot financiële middelen. Deze modaliteit zal worden toegepast op ten minste 15 % van de begroting van het programma.
Verspreiding en communicatie
Verspreiding en communicatie
Horizon Europa zal specifieke ondersteuning bieden voor open toegang tot wetenschappelijke publicaties, kennisarchieven en andere gegevensbronnen. Acties op het gebied van verspreiding en kennisverbreiding zullen worden ondersteund, ook die welke uit samenwerkingen met andere EU-programma's voortvloeien, met inbegrip van de groepering en het samenbrengen in pakketten van resultaten en gegevens in talen en formaten voor doelgroepen en netwerken voor burgers, de industrie, overheidsdiensten, de academische wereld, maatschappelijke organisaties en beleidsmakers. Hiervoor kan Horizon Europa geavanceerde technologieën en kennisinstrumenten gebruiken.
Horizon Europa zal specifieke ondersteuning bieden voor open toegang tot wetenschappelijke publicaties, kennisarchieven en andere gegevensbronnen. Acties op het gebied van verspreiding en kennisverbreiding zullen worden ondersteund, ook die welke uit samenwerkingen met andere EU-programma's voortvloeien, met inbegrip van de groepering en het samenbrengen in pakketten van resultaten en gegevens in talen en formaten voor doelgroepen en netwerken voor burgers, de industrie, overheidsdiensten, de wetenschappelijke gemeenschap, maatschappelijke organisaties en beleidsmakers. Hiervoor kan Horizon Europa geavanceerde technologieën en kennisinstrumenten gebruiken.
Er zal voldoende steun zijn voor mechanismen om het programma bij mogelijke aanvragers bekend te maken (bijv. nationale contactpunten).
Er zal voldoende steun zijn voor mechanismen om het programma bij mogelijke aanvragers bekend te maken (bijv. nationale contactpunten).
De Commissie zal ook informatie- en communicatie-activiteiten in verband met Horizon Europa uitvoeren om duidelijk te maken dat de resultaten met ondersteuning door EU-financiering zijn behaald. Er zal ook worden geprobeerd het publiek bewust te maken van het belang van onderzoek en innovatie en de bredere effecten en het belang van door de EU gefinancierd onderzoek en innovatie door middel van publicaties, contacten met de media, evenementen, kennisarchieven, gegevensbanken, platformen met verschillende kanalen, websites of het gericht gebruik van sociale media. Horizon Europa zal ook de begunstigden ondersteunen om hun werk en het effect ervan bij de maatschappij in het algemeen bekend te maken.
De Commissie zal ook informatie- en communicatie-activiteiten in verband met Horizon Europa uitvoeren om duidelijk te maken dat de resultaten met ondersteuning door EU-financiering zijn behaald. Er zal ook worden geprobeerd het publiek bewust te maken van het belang van onderzoek en innovatie en de bredere effecten en het belang van door de EU gefinancierd onderzoek en innovatie door middel van publicaties, contacten met de media, evenementen, kennisarchieven, gegevensbanken, platformen met verschillende kanalen, websites of het gericht gebruik van sociale media. Horizon Europa zal ook de begunstigden ondersteunen om hun werk en het effect ervan bij de maatschappij in het algemeen bekend te maken.
Benutting en integratie op de markt
Benutting en integratie op de markt
De Commissie zal uitgebreide maatregelen voor de benutting van de resultaten van Horizon Europa en de voortgebrachte kennis vaststellen. Dit zal ervoor zorgen dat de benutting sneller tot aanvaarding op de markt leidt en zal het effect van het programma vergroten.
De Commissie zal uitgebreide maatregelen voor de benutting van de resultaten van Horizon Europa en de voortgebrachte kennis vaststellen, waaronder ook de bevordering van normalisatie. Dit zal ervoor zorgen dat de benutting sneller tot aanvaarding op de markt leidt en zal het effect van het programma vergroten.
De Commissie zal systematisch de resultaten van de onderzoeks- en innovatieactiviteiten in het kader van het programma identificeren en registreren en zij zal deze resultaten en kennis op niet-discriminerende wijze doorgeven aan of verspreiden onder grote en kleine industrieën en bedrijven, overheidsdiensten, de academische wereld, maatschappelijke organisaties en beleidsmakers om de Europese toegevoegde waarde van het programma zo groot mogelijk te maken.
De Commissie zal systematisch de resultaten van de onderzoeks- en innovatieactiviteiten in het kader van het programma identificeren en registreren en zij zal deze resultaten en kennis op niet-discriminerende wijze doorgeven aan of verspreiden onder grote en kleine industrieën en bedrijven, overheidsdiensten, de wetenschappelijke gemeenschap, maatschappelijke organisaties en beleidsmakers om de Europese toegevoegde waarde van het programma zo groot mogelijk te maken. Voor de nieuwe Europese Innovatieraad zal een specifieke monitoringprocedure worden ingevoerd.
Internationale samenwerking
Internationale samenwerking
Door de acties binnen een internationaal samenwerkingsinitiatief van een ongeziene grootte af te stemmen op andere naties en regio's van de wereld, zal het effect groter zijn. Partners uit de hele wereld zullen worden uitgenodigd om op basis van wederzijds voordeel mee te werken aan de inspanningen van de EU als integraal onderdeel van initiatieven ter ondersteuning van EU-acties voor duurzaamheid, versterkte excellentie op het gebied van onderzoek en innovatie en concurrentievermogen.
Door de acties binnen een internationaal samenwerkingsinitiatief van een ongeziene grootte af te stemmen op andere naties en regio's van de wereld, zal het effect groter zijn. Partners uit de hele wereld, met inbegrip van de wetenschappelijke gemeenschap, de industrie, organisaties uit het maatschappelijk middenveld, regeringen en ngo's, zullen worden uitgenodigd om op basis van wederzijds voordeel mee te werken aan de inspanningen van de EU als integraal onderdeel van initiatieven ter ondersteuning van EU-acties voor duurzaamheid, versterkte excellentie op het gebied van onderzoek en innovatie en concurrentievermogen. De overdracht van kennis en het delen van capaciteit en infrastructuur tussen de internationale partners zal een gemeenschappelijke aanpak stimuleren en regelgeving bevorderen die synergetische effecten tussen alle partijen mogelijk maakt.
Internationale gezamenlijke acties zullen een doeltreffende aanpak van wereldwijde maatschappelijke uitdagingen en doelen voor duurzame ontwikkeling verzekeren alsook toegang tot de grootste talenten en deskundigheid en de beste bronnen ter wereld, en een betere vraag en een beter aanbod van innovatieve oplossingen.
Internationale gezamenlijke acties zullen een doeltreffende aanpak van wereldwijde uitdagingen en doelen voor duurzame ontwikkeling verzekeren alsook toegang tot de grootste talenten en deskundigheid en de beste bronnen ter wereld, en een betere vraag en een beter aanbod van innovatieve oplossingen. De internationale samenwerking zal worden opgezet rond gemeenschappelijke doelstellingen. Op deze manier krijgen Europese onderzoekers de ruimte om binnen hun vakgebied met de allerbeste onderzoekers samen te werken.
Werkmethoden voor evaluatie
Werkmethoden voor evaluatie
Het gebruik van kwaliteitsvolle onafhankelijke deskundigheid in het evaluatieproces ondersteunt de betrokkenheid bij het programma van alle belanghebbenden en gemeenschappen en is een voorwaarde voor de handhaving van de excellentie en relevantie van de gefinancierde activiteiten.
Het gebruik van kwaliteitsvolle onafhankelijke deskundigheid in het evaluatieproces ondersteunt de betrokkenheid bij het programma van alle belanghebbenden en gemeenschappen en is een voorwaarde voor de handhaving van de excellentie en relevantie van de gefinancierde activiteiten.
De Commissie of het financieringsorgaan zal de onafhankelijkheid van het proces waarborgen en overeenkomstig artikel 61 van het Financieel Reglement belangenconflicten vermijden.
De Commissie of het financieringsorgaan zal de onafhankelijkheid van het proces waarborgen en overeenkomstig artikel 61 van het Financieel Reglement belangenconflicten vermijden.
Bij wijze van uitzondering en wanneer het gerechtvaardigd is op basis van de behoefte om de beste beschikbare deskundigheden aan te stellen en/of op basis van het beperkt aantal gekwalificeerde deskundigheden, mogen onafhankelijke deskundigen die het evaluatiecomité bijstaan of er lid van zijn specifieke voorstellen waarvoor zij een belang hebben aangegeven, evalueren. In dit geval treft de Commissie of het financieringsorgaan alle nodige corrigerende maatregelen om de integriteit van het evaluatieproces te verzekeren. Het evaluatieproces wordt dienovereenkomstig beheerd, met inbegrip van een fase met interactie tussen verschillende deskundigen. Het evaluatiecomité houdt bij het identificeren van voorstellen voor financiering rekening met de specifieke omstandigheden.
Wanneer het gerechtvaardigd is op basis van de behoefte om de beste beschikbare deskundigheden aan te stellen en/of op basis van het beperkt aantal gekwalificeerde deskundigheden, mogen onafhankelijke deskundigen die het evaluatiecomité bijstaan of er lid van zijn specifieke voorstellen waarvoor zij een belang hebben aangegeven, evalueren. In dit geval treft de Commissie of het financieringsorgaan alle nodige corrigerende maatregelen om de integriteit van het evaluatieproces te verzekeren, ook ten aanzien van belangenconflicten. Het evaluatieproces wordt dienovereenkomstig beheerd, met inbegrip van een fase met interactie tussen verschillende deskundigen. Over het gebruik van dit proces wordt gerapporteerd in het jaarlijkse monitoringverslag van het programma. Het evaluatiecomité houdt bij het identificeren van voorstellen voor financiering rekening met de specifieke omstandigheden.
Amendement 23 Voorstel voor een besluit Bijlage I – pijler I
I OPEN WETENSCHAP
I EXCELLENTE EN OPEN WETENSCHAP
Het streven naar baanbrekende inzichten en het verwerven van kennis, de faciliteiten van wereldklasse die nodig zijn om deze doelen te bereiken, met inbegrip van fysieke en kennisinfrastructuur voor onderzoek en innovatie alsook de middelen om kennis vrijelijk te verspreiden en te delen, en een toereikend aantal excellente onderzoekers liggen aan de basis van economische, sociale en culturele vooruitgang in al zijn vormen.
Het streven naar baanbrekende inzichten en het verwerven van kennis, de faciliteiten van wereldklasse die nodig zijn om deze doelen te bereiken, met inbegrip van fysieke en e-infrastructuur voor onderzoek en innovatie alsook de middelen om kennis vrijelijk te verspreiden en te delen, en een toereikend aantal excellente onderzoekers en innovators liggen aan de basis van economische, sociale en culturele vooruitgang in al zijn vormen.
Open en excellente wetenschap is onlosmakelijk verbonden met innovatie van wereldklasse. Wetenschappelijke en technologische paradigmaverschuivingen zijn aangeduid als belangrijke drijvende krachten voor productiviteitsgroei, concurrentievermogen, rijkdom, duurzame ontwikkeling en sociale vooruitgang. In het verleden is gebleken dat dergelijke paradigmaverschuivingen veelal werden geïnitieerd door de wetenschappelijke basis die door impulsen van de publieke sector is gecreëerd, waarna het fundament voor volledig nieuwe industrieën en sectoren werd gelegd.
Open en excellente wetenschap is onlosmakelijk verbonden met innovatie van wereldklasse. Wetenschappelijke en technologische paradigmaverschuivingen zijn aangeduid als belangrijke drijvende krachten voor productiviteitsgroei, duurzame en inclusieve groei en ontwikkeling, concurrentievermogen, rijkdom en sociale vooruitgang. In het verleden is gebleken dat dergelijke paradigmaverschuivingen veelal werden geïnitieerd door de wetenschappelijke basis die door impulsen van de publieke sector is gecreëerd, waarna het fundament voor volledig nieuwe industrieën en sectoren werd gelegd.
Openbare investeringen in onderzoek, in het bijzonder via universiteiten, openbare onderzoeksinstellingen en onderzoeksfaciliteiten, zijn vaak gericht op onderzoek op langere termijn dat een hoger risico inhoudt en vullen de activiteiten van de privésector aan. Daarnaast creëren openbare investeringen vaardigheden, knowhow en ervaring, nieuwe wetenschappelijke instrumenten en methoden, en de netwerken waarmee de recentste kennis wordt doorgegeven.
Openbare investeringen in onderzoek, in het bijzonder via universiteiten, openbare onderzoeksinstellingen en onderzoeksfaciliteiten, zijn vaak gericht op onderzoek op langere termijn dat een hoger risico inhoudt en vullen de activiteiten van de privésector aan. Daarnaast creëren openbare investeringen personele middelen van hoge kwaliteit, knowhow en ervaring, nieuwe wetenschappelijke instrumenten en methoden, en de netwerken waarmee de recentste kennis wordt doorgegeven.
Europese wetenschap en Europese onderzoekers staan op veel gebieden sinds lang aan de top. Dat mag echter niet als vanzelfsprekend worden beschouwd. Er is voldoende bewijs waaruit blijkt dat naarmate het onderzoekstempo toeneemt, ook het aantal landen toeneemt dat ernaar streeft de beste te zijn. Naast de traditionele concurrentie van landen als de Verenigde Staten, is er nu ook concurrentie van economische reuzen, zoals China en India, in het bijzonder uit de nieuw geïndustrialiseerde delen van de wereld alsook uit alle landen waarvan de overheid de veelvuldige en overvloedige opbrengst van investeringen in onderzoek erkent.
Europese wetenschap en Europese onderzoekers staan op veel gebieden sinds lang aan de top. Dat mag echter niet als vanzelfsprekend worden beschouwd. Er is voldoende bewijs waaruit blijkt dat naarmate het onderzoekstempo toeneemt, ook het aantal landen toeneemt dat ernaar streeft de beste te zijn. Naast de traditionele concurrentie van landen als de Verenigde Staten, is er nu ook concurrentie van economische reuzen, zoals China en India, in het bijzonder uit de nieuw geïndustrialiseerde delen van de wereld alsook uit alle landen waarvan de overheid de veelvuldige en overvloedige opbrengst van investeringen in onderzoek erkent.
Amendement 24 Voorstel voor een besluit Bijlage I – pijler I – cluster 1 – punt 1.1
1.1. Motivering
1.1. Motivering
Hoewel de EU nog steeds de grootste producent van wetenschappelijke publicaties ter wereld is, is zij in wezen een massaproducent van kennis met ten opzichte van haar grootte relatief weinig kenniscentra die aan de wereldtop staan en met grote gebieden waarop matig of slecht wordt gepresteerd. In vergelijking met de VS en nu ook in zekere mate China volgt de EU nog steeds een model van "gedistribueerde excellentie" waarbij middelen over een groot aantal onderzoekers en onderzoeksinstellingen worden gespreid. Een ander probleem is dat de openbare sector in veel EU-landen nog steeds geen aantrekkelijke voorwaarden biedt voor de beste onderzoekers. Deze factoren vergroten de relatieve onaantrekkelijkheid van Europa in de mondiale concurrentiestrijd om getalenteerde wetenschappers aan te trekken.
De EU is nog steeds de grootste producent van wetenschappelijke publicaties ter wereld. In vergelijking met de VS en nu ook in zekere mate China volgt de EU een model van "gedistribueerde excellentie" waarbij middelen over een groot aantal onderzoekers en onderzoeksinstellingen worden gespreid. Een ander probleem is dat de openbare sector in veel EU-landen onacceptabel weinig in onderzoek investeert en dus geen aantrekkelijke voorwaarden biedt voor de beste onderzoekers. Deze factoren vergroten de relatieve onaantrekkelijkheid van Europa in de mondiale concurrentiestrijd om getalenteerde wetenschappers aan te trekken.
Het wereldwijde onderzoekslandschap maakt grote veranderingen door en wordt steeds meer multipolair omdat een toenemend aantal opkomende landen, en met name China, zijn wetenschappelijke productie aan het uitbreiden is. In 2000 waren de EU en de Verenigde Staten nog goed voor bijna twee derde van de wereldwijde uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling, maar in 2013 bedroeg hun aandeel nog minder dan de helft.
Het wereldwijde onderzoekslandschap maakt grote veranderingen door en wordt steeds meer multipolair omdat een toenemend aantal opkomende landen, en met name China, zijn wetenschappelijke productie aan het uitbreiden is. In 2000 waren de EU en de Verenigde Staten nog goed voor bijna twee derde van de wereldwijde uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling, maar in 2013 bedroeg hun aandeel nog minder dan de helft. Ook uit het Europees innovatiescorebord 2018 blijkt dat publieke en particuliere uitgaven op het gebied van O&O in de hele EU lager liggen dan in 2010 en niet voldoen aan de reeds lang bestaande doelstelling om 3 % van het bbp aan O&O-activiteiten te besteden.
De ERC ondersteunt de beste onderzoekers met flexibele langetermijnfinanciering om baanbrekend en veelbelovend maar riskant onderzoek te doen. De ERC is autonoom en wordt geleid door de Wetenschappelijke Raad, die bestaat uit wetenschappers, ingenieurs en geleerden met een uitstekende reputatie en passende deskundigheid en diversiteit. De ERC kan uit een groter reservoir aan talenten en ideeën putten dan nationale initiatieven en stimuleert excellentie door de manier waarop de beste onderzoekers en de beste ideeën met elkaar concurreren.
De ERC ondersteunt de beste onderzoekers, waaronder jonge onderzoekers, met flexibele langetermijnfinanciering om baanbrekend en veelbelovend maar riskant onderzoek te doen. De ERC is autonoom en wordt geleid door een onafhankelijke Wetenschappelijke Raad, die bestaat uit wetenschappers, ingenieurs en geleerden met een uitstekende reputatie en passende deskundigheid en diversiteit, en een evenwichtige samenstelling vertegenwoordigt met betrekking tot gender en de verschillende disciplines. De ERC kan uit een groter reservoir aan talenten en ideeën putten dan nationale initiatieven en stimuleert excellent onderzoek in alle takken van de wetenschap door de manier waarop de beste onderzoekers en de beste ideeën met elkaar concurreren.
Door de ERC gefinancierd grensverleggend onderzoek heeft een aanzienlijk rechtstreeks effect in de vorm van vorderingen op de onontgonnen gebieden van de wetenschap en maakt de weg vrij voor nieuwe en vaak onverwachte wetenschappelijke en technologische resultaten en nieuwe onderzoeksdomeinen. Dit leidt op zijn beurt tot radicaal nieuwe ideeën die innovatie en zakelijke vindingrijkheid stimuleren en sociale uitdagingen aanpakken. De ERC heeft bovendien een aanzienlijk structureel effect aangezien hij de kwaliteit van het Europese onderzoekssysteem ook los van de door de ERC gefinancierde onderzoekers en acties verbetert. Door de ERC gefinancierde acties en onderzoekers maken van grensverleggend onderzoek in Europa een inspirerend streefdoel door het meer aanzien te geven en aantrekkelijker te maken als werkplek en partner voor de beste onderzoekers uit de hele wereld. Het prestige dat gepaard gaat met het onderdak bieden aan door de ERC gefinancierde onderzoekers, leidt tot concurrentie tussen de Europese universiteiten en onderzoeksinstellingen om de aantrekkelijkste voorwaarden voor toponderzoekers te bieden en kan hen onrechtstreeks helpen hun relatieve sterke en zwakke punten te beoordelen en kan tot hervormingen leiden.
Door de ERC gefinancierd grensverleggend onderzoek heeft een aanzienlijk rechtstreeks effect in de vorm van vorderingen op de onontgonnen gebieden van de wetenschap en maakt de weg vrij voor nieuwe en vaak onverwachte wetenschappelijke, technologische en maatschappelijke resultaten en nieuwe onderzoeksdomeinen. Dit leidt op zijn beurt tot radicaal nieuwe ideeën die innovatie en zakelijke vindingrijkheid stimuleren en sociale uitdagingen aanpakken. De ERC heeft bovendien een aanzienlijk structureel effect aangezien hij de kwaliteit van het Europese onderzoekssysteem ook los van de door de ERC gefinancierde onderzoekers en acties verbetert. Door de ERC gefinancierde acties en onderzoekers maken van grensverleggend onderzoek in Europa een inspirerend streefdoel door het meer aanzien te geven en aantrekkelijker te maken als werkplek en partner voor de beste onderzoekers uit de hele wereld. Het prestige dat gepaard gaat met het onderdak bieden aan door de ERC gefinancierde onderzoekers, leidt tot concurrentie tussen de Europese universiteiten en onderzoeksinstellingen om de aantrekkelijkste voorwaarden voor toponderzoekers te bieden en kan hen onrechtstreeks helpen hun relatieve sterke en zwakke punten te beoordelen en kan tot hervormingen leiden.
Sinds de ERC tien jaar geleden is opgericht, is de kloof tussen de VS en de EU-landen kleiner geworden wat onderzoeksprestaties betreft. De ERC financiert een relatief klein percentage van al het Europees onderzoek, maar bereikt daarmee wel een onevenredig groot wetenschappelijk effect. De gemiddelde citatie-impact van het door de ERC ondersteunde onderzoek is vergelijkbaar met die van de beste onderzoeksuniversiteiten ter wereld. De onderzoeksprestaties van de ERC zijn uitzonderlijk goed in vergelijking met de grootste financiers van onderzoek wereldwijd. De ERC financiert veel grensverleggend onderzoek op veel van de onderzoeksgebieden die het meest worden geciteerd, met inbegrip van de snel opkomende gebieden. Hoewel ERC-financiering op grensverleggend onderzoek is gericht, heeft het tot een aanzienlijk aantal patenten geleid.
Sinds de ERC tien jaar geleden is opgericht, is de kloof tussen de VS en de EU-landen kleiner geworden wat onderzoeksprestaties betreft. De ERC financiert een relatief klein percentage van al het Europees onderzoek, maar bereikt daarmee wel een onevenredig groot wetenschappelijk effect. De gemiddelde citatie-impact van het door de ERC ondersteunde onderzoek is vergelijkbaar met die van de beste onderzoeksuniversiteiten ter wereld. De onderzoeksprestaties van de ERC zijn uitzonderlijk goed in vergelijking met de grootste financiers van onderzoek wereldwijd. De ERC financiert veel grensverleggend onderzoek op veel van de onderzoeksgebieden die het meest worden geciteerd, met inbegrip van de snel opkomende gebieden. Hoewel ERC-financiering op grensverleggend onderzoek is gericht, heeft het tot een aanzienlijk aantal patenten geleid.
Er is dus duidelijk bewijs dat de ERC met zijn oproepen uitstekende onderzoekers aantrekt en financiert en de ERC-acties leiden tot een aanzienlijk aantal van de belangrijkste en meest invloedrijke onderzoeksresultaten wereldwijd op opkomende gebieden die doorbraken en grote vorderingen met zich meebrengen. Het werk van ERC-begunstigden is zeer interdisciplinair en ERC-begunstigden werken internationaal samen en maken hun resultaten toegankelijk op alle onderzoeksgebieden, met inbegrip van de sociale wetenschappen en de geesteswetenschappen.
Er is dus duidelijk bewijs dat de ERC met zijn oproepen uitstekende onderzoekers aantrekt en financiert en de ERC-acties leiden tot een aanzienlijk aantal van de belangrijkste en meest invloedrijke onderzoeksresultaten wereldwijd op opkomende gebieden die doorbraken en grote vorderingen met zich meebrengen. Het werk van ERC-begunstigden zal naar verwachting een toenemend interdisciplinair karakter krijgen en ERC-begunstigden werken internationaal samen en maken hun resultaten toegankelijk op alle onderzoeksgebieden, met inbegrip van de sociale wetenschappen en de geesteswetenschappen.
Er zijn ook al bewijzen dat ERC-subsidies wegens het sterke benchmarkeffect ook op de langere termijn een invloed hebben op carrières, op de opleiding van hooggekwalificeerde postdocs en doctoren, op het vergroten van de zichtbaarheid en het prestige van Europees onderzoek en op nationale onderzoekssystemen. Dit effect is bijzonder waardevol in het model van gedistribueerde excellentie van de EU, omdat de status van ERC-financiering kan dienen als een meer betrouwbare indicator van onderzoekskwaliteit dan erkenning op basis van de status van instellingen en deze kan vervangen. Dit maakt het voor individuen, instellingen, regio's en landen mogelijk om initiatieven te nemen en het onderzoek waar zij bijzonder sterk in zijn, op te schalen.
Er zijn ook al bewijzen dat ERC-subsidies wegens het sterke benchmarkeffect ook op de langere termijn een invloed hebben op carrières, op de opleiding van hooggekwalificeerde onderzoekers, houders van een doctorsgraad en postdoctorale graad, op het vergroten van de zichtbaarheid en het prestige van Europees onderzoek en op nationale onderzoekssystemen. Dit effect is bijzonder waardevol in het model van gedistribueerde excellentie van de EU, omdat de status van ERC-financiering kan dienen als een betrouwbare indicator van onderzoekskwaliteit dan erkenning op basis van de status van instellingen en deze kan vervangen. Dit maakt het voor individuen, instellingen, regio's en landen mogelijk om initiatieven te nemen en het onderzoek waar zij bijzonder sterk in zijn, op te schalen.
Amendement 25 Voorstel voor een besluit Bijlage I – pijler I – cluster 1 – punt 1.2 – punt 1.2.1
1.2. Actiegebieden
1.2. Actiegebieden
1.2.1. Grensverleggende wetenschap
1.2.1. Grensverleggende wetenschap
Van door de ERC gefinancierd onderzoek wordt verwacht dat het tot vorderingen op de onontgonnen gebieden van de wetenschap leidt, met wetenschappelijke publicaties van de hoogste kwaliteit, alsook tot onderzoeksresultaten met een groot maatschappelijk en economisch effect en de ERC moet een duidelijk en inspirerend doel stellen voor grensverleggend onderzoek in de EU, in Europa en internationaal. Om de EU aantrekkelijker te maken voor de beste wetenschappers van de wereld, zal de ERC streven naar een meetbare verbetering van het aandeel van de EU in de 1 % meest geciteerde publicaties ter wereld alsook naar een aanzienlijke stijging van het aantal excellente onderzoekers van buiten Europa die de ERC financiert. De ERC-financiering wordt verstrekt op basis van de volgende beproefde beginselen. Het enige criterium voor de toekenning van ERC-subsidies is wetenschappelijke excellentie. De ERC functioneert op basis van een bottom-upbenadering zonder vooraf bepaalde prioriteiten.
Van door de ERC gefinancierd onderzoek wordt verwacht dat het tot vorderingen op de onontgonnen gebieden van de wetenschap leidt, met wetenschappelijke publicaties van de hoogste kwaliteit, alsook tot onderzoeksresultaten met een potentieel groot maatschappelijk, economisch en milieueffect en de ERC moet een duidelijk en inspirerend doel stellen voor grensverleggend onderzoek in de EU, in Europa en internationaal. Om de EU aantrekkelijker te maken voor de beste wetenschappers van de wereld, zal de ERC streven naar een meetbare verbetering van het aandeel van de EU in de 1 % meest geciteerde publicaties ter wereld alsook naar een aanzienlijke stijging van het aantal excellente onderzoekers van buiten Europa die de ERC financiert. De ERC-financiering wordt verstrekt op basis van de volgende beproefde beginselen. Het enige criterium voor de toekenning van ERC-subsidies is wetenschappelijke excellentie. De ERC functioneert op basis van een bottom-upbenadering zonder vooraf bepaalde prioriteiten.
Grote lijnen
Grote lijnen
– Langetermijnfinanciering om excellente onderzoekers en hun teams te ondersteunen bij baanbrekend en veelbelovend maar riskant onderzoek;
– Langetermijnfinanciering om excellente onderzoekers en hun teams te ondersteunen bij baanbrekend en veelbelovend maar riskant onderzoek;
– beginnende onderzoekers met uitstekende ideeën om de overstap naar onafhankelijkheid te maken terwijl zij hun eigen onderzoeksteam of programma consolideren;
– beginnende onderzoekers met uitstekende ideeën om de overstap naar onafhankelijkheid te maken terwijl zij hun eigen onderzoeksteam of programma consolideren;
– nieuwe werkwijzen in de wetenschappelijke wereld met het potentieel om baanbrekende resultaten te behalen en het potentieel voor commerciële en sociale innovatie van gefinancierd onderzoek te bevorderen;
– nieuwe werkwijzen in de wetenschappelijke wereld met het potentieel om baanbrekende resultaten te behalen en het potentieel voor commerciële en sociale innovatie van gefinancierd onderzoek te bevorderen;
– ervaringen en beste praktijken delen met regionale en nationale agentschappen die onderzoek financieren om de ondersteuning van excellente onderzoekers te bevorderen;
– ervaringen en beste praktijken delen met regionale en nationale agentschappen alsmede andere organen van de Unie die onderzoek financieren om de ondersteuning van excellente onderzoekers te bevorderen;
– de zichtbaarheid van de ERC-programma's vergroten.
– de zichtbaarheid van de ERC-programma's vergroten.
Amendement 26 Voorstel voor een besluit Bijlage I – pijler I – cluster 1 – punt 1.3 – punt 1.3.1 – alinea 2 – punt 2 – streepje 4
– de prestaties van de ERC en de kwaliteit en het effect van het door de ERC gefinancierde onderzoek beoordelen en aanbevelingen voor corrigerende of toekomstige acties doen;
– de prestaties van de ERC en de kwaliteit en het effect van het door de ERC gefinancierde onderzoek periodiek door derden laten beoordelen en evalueren en dienovereenkomstig aanbevelingen vaststellen en richtsnoeren formuleren voor corrigerende of toekomstige acties;
Amendement 27 Voorstel voor een besluit Bijlage I – pijler I – cluster 2 – punt 2.1
2.1. Motivering
2.1. Motivering
Europa heeft behoefte aan een fundament aan hooggekwalificeerd en veerkrachtig menselijk kapitaal in onderzoek en innovatie dat zich gemakkelijk kan aanpassen aan en duurzame oplossingen kan vinden voor toekomstige uitdagingen, zoals grote demografische veranderingen in Europa. Om excellentie te verzekeren moeten onderzoekers mobiel zijn, samenwerken en kennis verbreiden over landen, sectoren en disciplines heen, met de juiste combinatie van kennis en vaardigheden om maatschappelijke uitdagingen aan te pakken en innovatie te ondersteunen.
Europa heeft behoefte aan hooggekwalificeerde en veerkrachtige personele middelen in onderzoek en innovatie die zich gemakkelijk kunnen aanpassen aan en duurzame oplossingen kunnen vinden voor toekomstige uitdagingen, zoals grote demografische veranderingen in Europa. Om excellentie te verzekeren moeten onderzoekers mobiel zijn, toegang hebben tot hoogwaardige infrastructuur, samenwerken en kennis verbreiden over landen, sectoren en disciplines heen, met de juiste combinatie van kennis en vaardigheden om maatschappelijke uitdagingen aan te pakken en innovatie te ondersteunen.
Europa is een wetenschappelijke mogendheid met ongeveer 1,8 miljoen onderzoekers, die in duizenden universiteiten, onderzoekscentra en wereldwijd toonaangevende bedrijven werken. De EU zal echter tegen 2027 naar schatting ten minste een miljoen nieuwe onderzoekers moeten opleiden en werk geven om de doelstellingen voor meer investeringen in onderzoek en innovatie te verwezenlijken. In de niet-academische sector is deze behoefte bijzonder acuut. De EU moet haar inspanningen opdrijven om jonge vrouwen en mannen warm te maken voor een carrière in onderzoek, onderzoekers uit derde landen aan te trekken, haar eigen onderzoekers te behouden en Europese onderzoekers die elders werken te herintegreren. Om de excellentie breder te spreiden moeten bovendien de voorwaarden waaronder onderzoekers werken in heel de Europese Onderzoeksruimte (EOR) worden verbeterd. Hiertoe zijn sterkere banden nodig met in het bijzonder de Europese onderwijsruimte, het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het Europees Sociaal Fonds (ESF+).
Europa is een wetenschappelijke mogendheid met ongeveer 1,8 miljoen onderzoekers, die in duizenden universiteiten, onderzoekscentra en wereldwijd toonaangevende bedrijven werken. De EU zal echter tegen 2027 naar schatting ten minste een miljoen nieuwe onderzoekers moeten opleiden en werk geven om de doelstellingen voor meer investeringen in onderzoek en innovatie te verwezenlijken. In de niet-academische sector is deze behoefte bijzonder acuut.
De EU moet haar inspanningen opdrijven om jonge vrouwen en mannen warm te maken voor een carrière in onderzoek, onderzoekers uit derde landen aan te trekken, haar eigen onderzoekers te behouden en Europese onderzoekers die elders werken te herintegreren.
Om deze doelstellingen te bereiken, moet ook aandacht worden besteed aan regelingen die onderzoekers van beide geslachten meer flexibiliteit bieden om het evenwicht tussen werk en privéleven te waarborgen.
Mobiliteitsprogramma's moeten ook zorgen voor effectieve gelijke kansen en specifieke maatregelen omvatten om belemmeringen voor de mobiliteit van onderzoekers, met name van vrouwen, uit de weg te ruimen.
Om synergieën te waarborgen en de excellentie breder te spreiden, blijft het Excellentiekeurmerk van toepassing op oproepen in het kader van MSCA en moeten bovendien de voorwaarden waaronder onderzoekers werken in heel de Europese Onderzoeksruimte (EOR) worden verbeterd. Hiertoe zijn sterkere banden nodig met in het bijzonder de Europese onderwijsruimte, het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het Europees Sociaal Fonds (ESF+).
Wegens de systemische aard van deze problemen en de grensoverschrijdende inspanningen die moeten worden geleverd om ze op te lossen, kunnen zij het beste op EU-niveau worden aangepakt.
Wegens de systemische aard van deze problemen en de grensoverschrijdende inspanningen die moeten worden geleverd om ze op te lossen, kunnen zij het beste op EU-niveau worden aangepakt.
De Marie Skłodowska-Curie-acties (MSCA) zijn gericht op uitstekend onderzoek dat volledig bottom-up is en staan open voor elk gebied van onderzoek en innovatie, van basisonderzoek tot integratie op de markt en innovatiediensten. Dit omvat ook onderzoeksgebieden die onder het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) vallen. Indien daaraan een specifieke behoefte bestaat en er bijkomende financieringsbronnen beschikbaar worden, kunnen de MSCA zich richten op bepaalde activiteiten in specifieke uitdagingen (met inbegrip van vastgestelde missies), soorten instellingen voor onderzoek en innovatie, of geografische locaties om in te spelen op veranderende vereisten in Europa op het gebied van vaardigheden, onderzoeksopleiding, loopbaanontwikkeling en kennisoverdracht.
De Marie Skłodowska-Curie-acties (MSCA) zijn gericht op uitstekend onderzoek dat volledig bottom-up is en staan open voor elk gebied van onderzoek en innovatie, van basisonderzoek tot integratie op de markt en innovatiediensten. Dit omvat ook onderzoeksgebieden die onder het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) vallen. Indien daaraan een specifieke behoefte bestaat en er bijkomende financieringsbronnen beschikbaar worden, kunnen de MSCA zich richten op bepaalde soorten activiteiten in specifieke uitdagingen (met inbegrip van vastgestelde missies), en bepaalde soorten instellingen voor onderzoek en innovatie, of geografische locaties om in te spelen op veranderende vereisten in Europa op het gebied van vaardigheden, onderzoeksopleiding, loopbaanontwikkeling en kennisoverdracht.
De MSCA zijn het voornaamste instrument op EU-niveau om onderzoekers uit derde landen aan te trekken en leveren zo een belangrijke bijdrage aan de wereldwijde samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie. Het is aangetoond dat de MSCA niet enkel een positieve invloed hebben op individuen, organisaties en het systeem, maar dat zij ook baanbrekende onderzoeksresultaten met een groot effect opleveren en belangrijke bijdragen leveren aan de aanpak van maatschappelijke en strategische uitdagingen. Het baat om op de lange termijn in mensen te investeren, zoals blijkt uit het aantal nobelprijswinnaars die een MSCA-subsidie hebben gekregen of promotor zijn geweest.
De MSCA zijn samen met de ERC de voornaamste instrumenten op EU-niveau om onderzoekers uit derde landen aan te trekken en leveren zo een belangrijke bijdrage aan de wereldwijde samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie. Het is aangetoond dat de MSCA niet enkel een positieve invloed hebben op individuen, organisaties en het systeem, maar dat zij ook baanbrekende onderzoeksresultaten met een groot effect opleveren en belangrijke bijdragen leveren aan de aanpak van maatschappelijke en strategische uitdagingen. Het baat om op de lange termijn in mensen te investeren, zoals blijkt uit het aantal nobelprijswinnaars die een MSCA-subsidie hebben gekregen of promotor zijn geweest.
Door wereldwijde onderzoeksconcurrentie tussen wetenschappers en tussen gastorganisaties in zowel de academische als de niet-academische sector en door het produceren en delen van hoogwaardige kennis over landen, sectoren en disciplines heen, dragen de MSCA met name bij aan de doelstellingen van de agenda voor banen, groei en investeringen, de integrale EU-strategie en de doelen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties.
Door wereldwijde onderzoeksconcurrentie tussen wetenschappers en tussen gastorganisaties in zowel de academische als de niet-academische sector en door het produceren en delen van hoogwaardige kennis over landen, sectoren en disciplines heen, dragen de MSCA met name bij aan de doelstellingen van de agenda voor banen, groei en investeringen, de integrale EU-strategie en de doelen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties.
De MSCA helpen de EOR op wereldschaal doeltreffender, concurrerender en aantrekkelijker te maken. Dit kan worden bereikt door in te zetten op een nieuwe generatie hoogopgeleide onderzoekers en ondersteuning te bieden aan opkomend talent uit de hele EU en daarbuiten; door de verbreiding van nieuwe kennis en ideeën te bevorderen alsook de toepassing ervan op het Europees beleid, de economie en de maatschappij, onder andere door verbeterde communicatie over wetenschap en bewustmakingsmaatregelen; door de samenwerking tussen onderzoeksorganisaties te vergemakkelijken; en door een uitgesproken structurerend effect op de EOR te hebben, te ijveren voor een open arbeidsmarkt en normen vast te stellen voor hoogwaardige opleidingen, aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden en open rekrutering voor alle onderzoekers.
De MSCA helpen de EOR op wereldschaal doeltreffender, concurrerender en aantrekkelijker te maken. Dit kan worden bereikt door in te zetten op een nieuwe generatie hoogopgeleide onderzoekers en ondersteuning te bieden aan opkomend talent uit de hele EU en daarbuiten; door de verbreiding van nieuwe kennis en ideeën te bevorderen alsook de toepassing ervan op het Europees beleid, de economie en de maatschappij, onder andere door verbeterde communicatie over wetenschap en bewustmakingsmaatregelen; door de samenwerking tussen onderzoeksorganisaties te vergemakkelijken; en door een uitgesproken structurerend effect op de EOR te hebben, te ijveren voor een open arbeidsmarkt en normen vast te stellen voor hoogwaardige opleidingen, aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden en open en transparante rekrutering voor alle onderzoekers.
Amendement 28 Voorstel voor een besluit Bijlage I – pijler I – cluster 2 – punt 2.2 – punt 2.2.2 – alinea 1
De EU heeft behoefte aan een sterk fundament aan sterke, veerkrachtige en creatieve personele middelen met de juiste combinatie van vaardigheden om in de toekomstige behoeften van de arbeidsmarkt te voorzien, te innoveren en kennis en ideeën om te zetten in producten en diensten die economisch en sociaal voordeel opleveren. Dit kan worden bereikt door onderzoekers op te leiden om hun kernonderzoeksvaardigheden verder te ontwikkelen en hun overdraagbare vaardigheden, zoals een creatieve en ondernemende mentaliteit, te verbeteren. Dit zal hen in staat stellen huidige en toekomstige wereldwijde uitdagingen het hoofd te bieden en hun carrièrevooruitzichten en innovatiepotentieel te verbeteren.
De EU heeft behoefte aan een sterk fundament aan sterke, veerkrachtige en creatieve personele middelen met de juiste combinatie van vaardigheden om in de toekomstige behoeften van de arbeidsmarkt te voorzien, te innoveren en kennis en ideeën om te zetten in producten en diensten die wetenschappelijk, economisch en sociaal voordeel opleveren. Dit kan worden bereikt door onderzoekers op te leiden om hun kernonderzoeksvaardigheden verder te ontwikkelen en hun overdraagbare vaardigheden, zoals een creatieve en ondernemende mentaliteit, te verbeteren, met inbegrip van beter inzicht in de voordelen die normen te bieden hebben bij het op de markt brengen van nieuwe producten en diensten. Dit zal hen in staat stellen huidige en toekomstige wereldwijde uitdagingen het hoofd te bieden en hun carrièrevooruitzichten en innovatiepotentieel te verbeteren. Dit kan, waar nodig, worden bereikt in complementariteit met de onderwijsactiviteiten van het EIT.
Amendement 29 Voorstel voor een besluit Bijlage I – pijler I – cluster 2 – punt 2.2 – punt 2.2.3
2.2.3. Het menselijk kapitaal en de ontwikkeling van vaardigheden in de hele Europese Onderzoeksruimte versterken
2.2.3. De personele middelen en de ontwikkeling van vaardigheden in de hele Europese Onderzoeksruimte versterken
Om excellentie te bevorderen, de samenwerking tussen onderzoeksorganisaties te stimuleren en een positief structurerend effect te creëren, moeten normen voor kwaliteitsvolle opleidingen, goede arbeidsomstandigheden en een doeltreffende carrièreontwikkeling voor onderzoekers ruimer over de EOR worden verspreid. Dit zal helpen om opleidingsprogramma's en -systemen op het gebied van onderzoek te moderniseren en verbeteren alsook om de aantrekkelijkheid van instellingen wereldwijd te vergroten.
Om excellentie te bevorderen, de samenwerking tussen onderzoeksorganisaties te stimuleren en een positief structurerend effect te creëren, moeten normen voor kwaliteitsvolle opleidingen, goede arbeidsomstandigheden en een doeltreffende carrièreontwikkeling voor onderzoekers ruimer over de EOR worden verspreid. Dit zal helpen om opleidingsprogramma's en -systemen, die in samenwerking met andere onderdelen van Horizon Europa zijn ontwikkeld, op het gebied van onderzoek te moderniseren en verbeteren alsook om de aantrekkelijkheid van instellingen wereldwijd te vergroten.
Grote lijnen
Grote lijnen
– Onderzoeksprogramma's om excellentie te bevorderen en beste praktijken over instellingen en onderzoeks- en innovatiesystemen te spreiden;
– Onderzoeksprogramma's om excellentie te bevorderen en beste praktijken over instellingen en onderzoeks- en innovatiesystemen te spreiden;
– samenwerking, productie en verbreiding van kennis binnen de EU en daarbuiten.
– samenwerking, productie en verbreiding van kennis binnen de EU en daarbuiten.
Amendement 30 Voorstel voor een besluit Bijlage I – pijler I – cluster 2 – punt 2.2 – punt 2.2.5
2.2.5. De bewustmaking van het publiek bevorderen
2.2.5. De bewustmaking van het publiek bevorderen
De bekendheid van de activiteiten van het programma en de publieke erkenning van onderzoekers moeten in de hele EU en daarbuiten worden verbeterd om het wereldwijde aanzien van de MSCA te vergroten, een beter begrip van de effecten van het werk van onderzoekers op het dagelijkse leven van de burgers te ontwikkelen en jonge mensen aan te moedigen een onderzoekscarrière te beginnen. Dit kan worden bereikt door middel van een betere verspreiding, benutting en verbreiding van kennis en praktijken.
De bekendheid van de activiteiten van het programma en de publieke erkenning van onderzoekers moeten in de hele EU en daarbuiten worden verbeterd om het wereldwijde aanzien van de MSCA te vergroten, een beter begrip van de effecten van het werk van onderzoekers op het dagelijkse leven van de burgers te ontwikkelen en jonge mensen, met name vrouwen, aan te moedigen een onderzoekscarrière te beginnen. Dit kan worden bereikt door middel van een betere verspreiding, benutting en verbreiding van kennis en praktijken.
Grote lijnen
Grote lijnen
– Bewustmakingsinitiatieven om interesse in onderzoekscarrières te wekken, vooral bij jonge mensen;
– Bewustmakingsinitiatieven om interesse in onderzoekscarrières te wekken, vooral bij jonge mensen;
– bevorderingsactiviteiten om het wereldwijde aanzien, de zichtbaarheid en de bekendheid van de MSCA te vergroten;
– bevorderingsactiviteiten om het wereldwijde aanzien, de zichtbaarheid en de bekendheid van de MSCA te vergroten;
– verbreiding en groepering van kennis door projectoverschrijdende samenwerking en andere netwerkingsactiviteiten, zoals een dienst voor alumni.
– verbreiding en groepering van kennis door projectoverschrijdende samenwerking en andere netwerkingsactiviteiten, zoals een dienst voor alumni en nationale contactpunten.
Amendement 31 Voorstel voor een besluit Bijlage I – pijler I – cluster 3 – punt 3.1
3.1. Motivering
3.1. Motivering
Geavanceerde onderzoeksinfrastructuren leveren belangrijke diensten aan onderzoeks- en innovatiegemeenschappen en spelen een essentiële rol bij het verleggen van de grenzen van de kennis. Door onderzoeksinfrastructuren op EU-niveau te ondersteunen wordt de realiteit van verstrooide nationale onderzoeksinfrastructuren en geïsoleerde wetenschappelijke excellentie verzacht en wordt de wegens fragmentering beperkte verspreiding van kennis aangepakt.
Geavanceerde onderzoeksinfrastructuren leveren belangrijke diensten aan onderzoeks- en innovatiegemeenschappen en spelen een essentiële rol bij het verleggen van de grenzen van de kennis. Door alle soorten onderzoeksinfrastructuren op EU-niveau te ondersteunen, met inbegrip van kleine en middelgrote infrastructuren en infrastructuren die vanuit het EFRO worden gefinancierd, wordt de realiteit van verstrooide nationale en regionale onderzoeksinfrastructuren het hoofd geboden, wordt geïsoleerde wetenschappelijke excellentie aangevuld en geoptimaliseerd en wordt de verspreiding van kennis verhoogd.
Het algemene doel is Europa te voorzien van duurzame onderzoeksinfrastructuren van wereldklasse die voor alle onderzoekers binnen en buiten Europa toegankelijk zijn en die de mogelijkheden voor wetenschappelijke vooruitgang en innovatie volledig benutten. De vermindering van de fragmentering van het ecosysteem voor onderzoek en innovatie, het vermijden van dubbel werk en de betere coördinatie van de ontwikkeling en het gebruik van onderzoeksinfrastructuren zijn belangrijke doelstellingen. Het is van cruciaal belang om de open toegang tot onderzoeksinfrastructuren voor alle Europese onderzoekers te ondersteunen alsook, door middel van de Europese open wetenschapscloud, meer toegang tot digitale onderzoekshulpmiddelen, waarbij met name de momenteel gebrekkige toepassing van praktijken op het gebied van open wetenschap en open gegevens moet worden aangepakt. De EU moet eveneens de snel toenemende wereldwijde strijd om talent aanpakken door onderzoekers uit derde landen aan te trekken om met Europese onderzoeksinfrastructuren van wereldklasse samen te werken. Een andere belangrijke doelstelling is het vergroten van de concurrentiekracht van de Europese industrie en het ondersteunen van belangrijke technologieën en diensten die voor onderzoeksinfrastructuren en hun gebruikers van belang zijn om zo de voorwaarden voor het leveren van innovatieve oplossingen te verbeteren.
Het algemene doel is Europa te voorzien van duurzame onderzoeksinfrastructuren van wereldklasse die voor alle onderzoekers en innovators binnen en buiten Europa toegankelijk zijn en die de mogelijkheden voor wetenschappelijke vooruitgang en innovatie volledig benutten. De vermindering van de fragmentering van het ecosysteem voor onderzoek en innovatie, het zorgen voor voortdurende modernisering, het vermijden van dubbel werk en de betere coördinatie van de ontwikkeling, het gebruik en de toegankelijkheid van onderzoeksinfrastructuren zijn belangrijke doelstellingen.
Het is tevens van cruciaal belang om de open toegang tot onderzoeksinfrastructuren voor alle Europese onderzoekers te ondersteunen alsook, door middel van de Europese open wetenschapscloud, meer toegang tot digitale onderzoekshulpmiddelen, waarbij met name de momenteel gebrekkige toepassing van praktijken op het gebied van open wetenschap en open gegevens moet worden aangepakt. De EU moet eveneens de snel toenemende wereldwijde strijd om talent aanpakken door onderzoekers uit derde landen aan te trekken om met Europese onderzoeksinfrastructuren van wereldklasse samen te werken. Een andere belangrijke doelstelling is het vergroten van de concurrentiekracht van de Europese industrie en het ondersteunen van belangrijke technologieën en diensten die voor onderzoeksinfrastructuren en hun gebruikers van belang zijn om zo de voorwaarden voor het leveren en gebruiken van innovatieve oplossingen te verbeteren.
Kaderprogramma's uit het verleden hebben een aanzienlijke bijdrage geleverd aan het efficiëntere en doeltreffendere gebruik van nationale infrastructuren en hebben met het Europees Strategieforum voor onderzoeksinfrastructuren (Esfri) een coherente en strategische benadering van beleidsvorming inzake pan-Europese onderzoeksinfrastructuren ontwikkeld. Deze strategische benadering heeft duidelijke voordelen opgeleverd, waaronder de vermindering van dubbel werk met een efficiënter gebruik van middelen en de standaardisering van processen en procedures.
Kaderprogramma's uit het verleden hebben een aanzienlijke bijdrage geleverd aan het efficiëntere en doeltreffendere gebruik van nationale infrastructuren en aan de opheffing van belemmeringen voor transnationaal gebruik, en hebben met het Europees Strategieforum voor onderzoeksinfrastructuren (Esfri) een coherente en strategische benadering van beleidsvorming inzake pan-Europese onderzoeksinfrastructuren ontwikkeld. Deze strategische benadering heeft duidelijke voordelen opgeleverd, waaronder de vermindering van dubbel werk met een efficiënter gebruik van middelen en de standaardisering en harmonisering van processen en procedures. Het versterken en openstellen van bestaande excellente O&I-netwerken en, waar nodig, het creëren van nieuwe netwerken zal eveneens een prioriteit zijn onder deze rubriek.
Door de EU ondersteunde activiteiten zullen toegevoegde waarde opleveren door middel van: de consolidering en optimalisering van bestaande onderzoeksinfrastructuren in combinatie met inspanningen om nieuwe infrastructuren te ontwikkelen; het gebruik van de Europese open wetenschapscloud als een doeltreffende schaalbare en duurzame omgeving voor op gegevens gebaseerd onderzoek; het onderling verbinden van nationale en regionale netwerken voor onderzoek en opleiding, het verbeteren en veilig stellen van netwerkinfrastructuur met hoge capaciteit voor grote hoeveelheden gegevens en toegang tot digitale hulpbronnen over grenzen en domeinen heen; het overwinnen van grenzen die de toegang van de beste onderzoeksteams tot de beste diensten van onderzoeksinfrastructuren in de EU verhinderen; de bevordering van het innovatiepotentieel van onderzoeksinfrastructuren, waarbij de nadruk ligt op de ontwikkeling van technologieën en gezamenlijke innovatie alsook op een groter gebruik van onderzoeksinfrastructuren door de industrie.
Door de EU ondersteunde activiteiten zullen toegevoegde waarde opleveren door middel van: de consolidering en optimalisering van bestaande onderzoeksinfrastructuren, waaronder e-infrastructuren, in combinatie met inspanningen om nieuwe infrastructuren te ontwikkelen; het gebruik van de Europese open wetenschapscloud als een doeltreffende schaalbare en duurzame omgeving voor op gegevens gebaseerd onderzoek, het onderling verbinden van nationale en regionale netwerken voor onderzoek en opleiding, het verbeteren en veilig stellen van netwerkinfrastructuur met hoge capaciteit voor grote hoeveelheden gegevens en toegang tot digitale hulpbronnen over grenzen en domeinen heen; het overwinnen van grenzen die de toegang van de beste onderzoeksteams tot de beste diensten van onderzoeksinfrastructuren in de EU verhinderen; de bevordering van het innovatiepotentieel van onderzoeksinfrastructuren, waarbij de nadruk ligt op de ontwikkeling van technologieën en gezamenlijke innovatie alsook op een groter gebruik van onderzoeksinfrastructuren door de industrie.
Bovendien moet de internationale dimensie van de onderzoeksinfrastructuren van de EU worden versterkt en moet een nauwere samenwerking met internationale tegenhangers worden bevorderd alsook internationale deelname aan Europese onderzoeksinfrastructuren met het oog op wederzijds voordeel.
Bovendien moet de internationale dimensie van de onderzoeksinfrastructuren van de EU worden versterkt en moet een nauwere samenwerking en connectiviteit met en toegang tot internationale tegenhangers worden bevorderd alsook internationale deelname aan Europese onderzoeksinfrastructuren met het oog op wederzijds voordeel.
De activiteiten zullen bijdragen tot verschillende doelen voor duurzame ontwikkeling (Sustainable Development Goals; SDG's), zoals: SDG 3 – een goede gezondheid en welzijn voor mensen; SDG 7 – betaalbare en schone energie; SDG 9 – industrie, innovatie en infrastructuur; SDG 13 – klimaatactie.
De activiteiten zullen bijdragen tot verschillende doelen voor duurzame ontwikkeling (Sustainable Development Goals; SDG's), zoals: SDG 3 – een goede gezondheid en welzijn voor mensen; SDG 7 – betaalbare en schone energie; SDG 9 – industrie, innovatie en infrastructuur; SDG 13 – klimaatactie.
Amendement 32 Voorstel voor een besluit Bijlage I – pijler I – cluster 3 – punt 3.2 – punt 3.2.1
3.2.1. Het landschap van de Europese onderzoeksinfrastructuren consolideren
3.2.1. Het landschap van de Europese onderzoeksinfrastructuren consolideren
De vaststelling, de exploitatie en de duurzaamheid op de lange termijn van door het Esfri aangeduide onderzoeksinfrastructuren zijn van essentieel belang voor de EU om een leidende positie in grensverleggend onderzoek, het genereren en gebruiken van kennis en de concurrentiekracht van de bedrijfstakken te verzekeren.
De vaststelling, de exploitatie en de duurzaamheid op de lange termijn van onderzoeksinfrastructuren, met inbegrip van door het Esfri aangeduide onderzoeksinfrastructuren, alsook de hogere mate van betrokkenheid ervan in de excellente projecten in het kader van Horizon Europa, zijn van essentieel belang voor de EU om een leidende positie in grensverleggend onderzoek, het genereren en gebruiken van kennis en de concurrentiekracht van de bedrijfstakken te verzekeren.
De Europese open wetenschapscloud moet een doeltreffend en alomvattend kanaal worden voor de levering van diensten van onderzoeksinfrastructuren en moet Europese onderzoeksgemeenschappen de volgende generatie gegevensdiensten bieden voor het verzamelen, opslaan, verwerken (bijv. diensten voor analyse, simulatie en visualisatie) en delen van wetenschappelijke big data. De Europese open wetenschapscloud moet onderzoekers in Europa eveneens toegang bieden tot de meeste door onderzoeksinfrastructuren gegenereerde en verzamelde gegevens alsook tot HPC en in het kader van de Europese data-infrastructuur (EDI)2 ingezette exascale-hulpmiddelen.
De Europese open wetenschapscloud moet een doeltreffend en alomvattend kanaal worden voor de levering van diensten van onderzoeksinfrastructuren en moet Europese onderzoeksgemeenschappen in staat stellen de volgende generatie gegevensdiensten te ontwikkelen voor het verzamelen, opslaan, verwerken (bijv. diensten voor analyse, simulatie en visualisatie) en delen van wetenschappelijke big data. De Europese open wetenschapscloud moet onderzoekers in Europa eveneens diensten bieden ter bevordering van de opslag en verwerking van de meeste gegevens die worden gegenereerd en verzameld door onderzoekers binnen en buiten de onderzoeksinfrastructuren en moet tevens toegang bieden tot HPC en in het kader van de Europese data-infrastructuur (EDI)2 ingezette exascale-hulpmiddelen.
Het pan-Europese netwerk voor onderzoek en opleiding zal onderzoeksinfrastructuren en onderzoekshulpmiddelen verbinden en de toegang ertoe op afstand mogelijk maken door te zorgen voor interconnectiviteit op EU-niveau tussen universiteiten, onderzoeksinstellingen en onderzoeks- en innovatiegemeenschappen alsook voor internationale contacten met andere partnernetwerken in de hele wereld.
Het pan-Europese netwerk voor onderzoek en opleiding zal onderzoeksinfrastructuren en onderzoekshulpmiddelen verbinden en de toegang ertoe op afstand mogelijk maken door te zorgen voor interconnectiviteit op EU-niveau tussen universiteiten, onderzoeksinstellingen en onderzoeks- en innovatiegemeenschappen alsook voor internationale contacten met andere partnernetwerken in de hele wereld.
Grote lijnen
Grote lijnen
– De levenscyclus van pan-Europese onderzoeksinfrastructuren door het ontwerp van nieuwe onderzoeksinfrastructuren; de voorbereidings- en uitvoeringsfase ervan, de exploitatie ervan in de beginfase in complementariteit met andere financieringsbronnen, alsook de consolidering en optimalisering van het ecosysteem van onderzoeksinfrastructuren door de Esfri-mijlpalen te monitoren en dienstenovereenkomsten, fusies of buitenbedrijfstelling van pan-Europese onderzoeksinfrastructuren te vergemakkelijken;
– De levenscyclus van pan-Europese onderzoeksinfrastructuren door het ontwerp van nieuwe onderzoeksinfrastructuren; de voorbereidings- en uitvoeringsfase ervan, de exploitatie ervan in de beginfase in complementariteit met andere financieringsbronnen, alsook de consolidering en optimalisering van het ecosysteem van onderzoeksinfrastructuren door de Esfri-mijlpalen te monitoren en dienstenovereenkomsten, fusies of buitenbedrijfstelling van pan-Europese onderzoeksinfrastructuren te vergemakkelijken;
– de Europese open wetenschapscloud, met inbegrip van: schaalbaarheid en duurzaamheid van het toegangskanaal; een effectieve federatie van Europese, nationale, regionale en institutionele hulpbronnen; de evolutie ervan op technisch en beleidsvlak om aan nieuwe onderzoeksbehoeften en -vereisten te voldoen (bijv. gebruik van sets gevoelige gegevens, privacy door ontwerp); interoperabiliteit van gegevens en naleving van de FAIR-beginselen; en een brede gebruikersbasis;
– de Europese open wetenschapscloud, met inbegrip van: schaalbaarheid en duurzaamheid van het toegangskanaal; een effectieve federatie van Europese, nationale, regionale en institutionele hulpbronnen; de evolutie ervan op technisch en beleidsvlak om aan nieuwe onderzoeksbehoeften en -vereisten te voldoen (bijv. gebruik van sets gevoelige gegevens, privacy door ontwerp); interoperabiliteit van gegevens en naleving van de FAIR-beginselen; en een brede gebruikersbasis;
– het pan-Europese onderzoeks- en opleidingsnetwerk dat de Europese open wetenschapscloud en de Europese data-infrastructuur ondersteunt en het leveren van HPC-/gegevensdiensten mogelijk maakt in een cloudgebaseerde omgeving die extreem grote datasets en verwerkingsprocessen aankan.
– het pan-Europese onderzoeks- en opleidingsnetwerk dat de Europese open wetenschapscloud en de Europese data-infrastructuur ondersteunt en het leveren van HPC-/gegevensdiensten mogelijk maakt in een cloudgebaseerde omgeving die extreem grote datasets en verwerkingsprocessen aankan.
__________________
__________________
2 De Europese data-infrastructuur zal de Europese open wetenschapscloud ondersteunen door capaciteit voor high-performance computing van wereldklasse, connectiviteit met hoge snelheid en geavanceerde gegevens- en softwarediensten te leveren.
2 De Europese data-infrastructuur zal de Europese open wetenschapscloud ondersteunen door capaciteit voor high-performance computing van wereldklasse, connectiviteit met hoge snelheid en geavanceerde gegevens- en softwarediensten te leveren.
Amendement 33 Voorstel voor een besluit Bijlage I – pijler I – cluster 3 – punt 3.2 – punt 3.2.2
3.2.2. Onderzoeksinfrastructuren openen, integreren en onderling verbinden
3.2.2. Onderzoeksinfrastructuren openen, integreren en onderling verbinden
Het onderzoekslandschap zal aanzienlijk verbeterd worden door ervoor te zorgen dat belangrijke internationale, nationale en regionale onderzoeksinfrastructuren open zijn voor alle onderzoekers in de EU en door de diensten van de onderzoeksinfrastructuren indien nodig te integreren om de toegangsvoorwaarden te harmoniseren, de dienstverlening te verbeteren en te vergroten en een gemeenschappelijke ontwikkelingsstrategie voor hightechonderdelen en geavanceerde diensten aan te moedigen door innovatie-acties.
Het onderzoekslandschap zal aanzienlijk verbeterd worden door ervoor te zorgen dat belangrijke internationale, nationale en regionale onderzoeksinfrastructuren open zijn voor alle onderzoekers en innovators in de EU en door de diensten van de onderzoeksinfrastructuren indien nodig te integreren om de toegangsvoorwaarden te harmoniseren, de dienstverlening te verbeteren en te vergroten en een gemeenschappelijke ontwikkelingsstrategie voor hightechonderdelen en geavanceerde diensten aan te moedigen door innovatie-acties.
Grote lijnen
Grote lijnen
– Netwerken die nationale en regionale financiers van onderzoeksinfrastructuren samenbrengen om de transnationale toegang voor onderzoekers te co-financieren;
– Netwerken die nationale en regionale financiers van onderzoeksinfrastructuren samenbrengen om de transnationale toegang voor onderzoekers te co-financieren;
– netwerken van pan-Europese, nationale en regionale onderzoeksinfrastructuren die wereldwijde uitdagingen aanpakken op het gebied van de verlening van toegang aan onderzoekers en op het gebied van harmonisering en verbetering van de diensten van de infrastructuren;
– netwerken van pan-Europese, nationale en regionale onderzoeksinfrastructuren, met inbegrip van kleine en middelgrote onderzoeksinfrastructuren, op het gebied van de verlening van toegang aan onderzoekers en op het gebied van harmonisering en verbetering van de diensten van de infrastructuren;
– geïntegreerde netwerken van onderzoeksinfrastructuren voor de ontwikkeling en uitvoering van een gemeenschappelijke strategie/routekaart voor technologische ontwikkeling die nodig is om hun diensten door middel van partnerschappen met de industrie te verbeteren; alsook hightechonderdelen op gebieden zoals wetenschappelijke instrumenten; en voor de stimulering van het gebruik van onderzoeksinfrastructuren door de industrie, bijvoorbeeld als testvoorzieningen.
– geïntegreerde netwerken van onderzoeksinfrastructuren voor de ontwikkeling en uitvoering van een gemeenschappelijke strategie/routekaart voor technologische ontwikkeling die nodig is om hun diensten door middel van partnerschappen met de industrie te verbeteren; alsook hightechonderdelen op gebieden zoals wetenschappelijke instrumenten; en voor de stimulering van het gebruik van onderzoeksinfrastructuren door de industrie, bijvoorbeeld als testvoorzieningen.
Amendement 34 Voorstel voor een besluit Bijlage I – pijler II
WERELDWIJDE UITDAGINGEN EN INDUSTRIEEL CONCURRENTIEVERMOGEN
WERELDWIJDE UITDAGINGEN EN EUROPEES INDUSTRIEEL CONCURRENTIEVERMOGEN
Veel van de uitdagingen waarmee de EU wordt geconfronteerd, zijn ook wereldwijde uitdagingen. De schaal en complexiteit van de problemen zijn enorm; om oplossingen te vinden zijn dan ook de gepaste geldmiddelen, hulpbronnen en inspanningen nodig. Het is precies op deze gebieden dat de EU moet samenwerken: slim, flexibel en eensgezind ten voordele en voor het welzijn van de burgers.
In een onderling verbonden wereld zijn veel van de uitdagingen waarmee de EU wordt geconfronteerd, ook wereldwijde uitdagingen. De schaal en complexiteit van de problemen zijn enorm; om oplossingen te vinden zijn dan ook de gepaste financiële en personele middelen en inspanningen nodig. Het is precies op deze gebieden dat de EU moet samenwerken: slim, flexibel en eensgezind ten voordele en voor het welzijn van de burgers.
Er kan een groter effect worden bereikt door de acties af te stemmen op andere naties en regio's van de wereld binnen een ongezien internationaal samenwerkingsinitiatief in overeenstemming met de doelen voor duurzame ontwikkeling en de Klimaatovereenkomst van Parijs. Partners uit de hele wereld zullen worden uitgenodigd om op basis van wederzijds voordeel mee te werken aan de inspanningen van de EU als integraal onderdeel van onderzoek en innovatie voor duurzaamheid.
Er kan een groter effect worden bereikt door de acties af te stemmen op andere naties en regio's van de wereld binnen een ongezien internationaal samenwerkingsinitiatief zoals vastgesteld in de doelen voor duurzame ontwikkeling en de Klimaatovereenkomst van Parijs. Partners uit de hele wereld zullen worden uitgenodigd om op basis van wederzijds voordeel mee te werken aan de inspanningen van de EU als integraal onderdeel van onderzoek en innovatie voor duurzaamheid.
Onderzoek en innovatie zijn belangrijke drijvende krachten achter duurzame groei en industriële concurrentiekracht en zij zullen bijdragen aan het vinden van oplossingen voor de problemen van vandaag om zo snel mogelijk de negatieve en gevaarlijke trend waarbij economische ontwikkeling, het gebruik van natuurlijke hulpbronnen en sociale problemen met elkaar verbonden zijn, om te keren en in nieuwe zakelijke mogelijkheden om te zetten.
Onderzoek en innovatie zijn belangrijke drijvende krachten achter duurzame ontwikkeling, waaronder groei en industriële concurrentiekracht en zij zullen bijdragen aan het vinden van oplossingen voor de problemen van vandaag om zo snel mogelijk de negatieve en gevaarlijke trend waarbij economische ontwikkeling, het gebruik van natuurlijke hulpbronnen en sociale problemen met elkaar verbonden zijn, om te keren en in banen en nieuwe, duurzame zakelijke mogelijkheden en economische, sociale en milieu-ontwikkeling om te zetten.
De EU zal hier als gebruiker en producent van technologieën en industrieën baat bij hebben en aantonen hoe een moderne geïndustrialiseerde, duurzame, inclusieve, open en democratische maatschappij en economie kunnen functioneren en zich kunnen ontwikkelen. De toenemende economische/milieugerelateerde/sociale voorbeelden van de duurzame industriële economie van de toekomst zullen worden bevorderd en gestimuleerd, zowel voor gezondheid en welzijn voor iedereen; als voor veerkrachtige, inclusieve en veilige maatschappijen; als voor beschikbare schone energie en mobiliteit; als voor een gedigitaliseerde economie en samenleving; als voor een transdisciplinaire en creatieve industrie; als voor ruimte-, zee- of landgebaseerde oplossingen; als voor oplossingen op het gebied van voedsel en voeding; als voor duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen, de bescherming van het klimaat en aanpassing aan klimaatverandering, die allemaal welvaart creëren en voor kwaliteitsvolle banen zorgen. Een industriële transformatie zal van cruciaal belang zijn.
De EU zal hier als gebruiker en producent van kennis, technologieën en industrieën baat bij hebben. Zij kan aantonen hoe een moderne geïndustrialiseerde, duurzame, inclusieve, open en democratische maatschappij en economie kunnen functioneren en zich kunnen ontwikkelen. De toenemende economische/milieugerelateerde/sociale voorbeelden van de duurzame industriële economie van de toekomst zullen worden bevorderd en gestimuleerd, zowel voor gezondheid en welzijn voor iedereen; als voor inclusieve en creatieve maatschappijen; of veilige maatschappijen; als voor beschikbare schone energie en mobiliteit; als voor een gedigitaliseerde economie en samenleving; als voor een transdisciplinaire en doeltreffende industrie; als voor ruimte-, zee- of landgebaseerde oplossingen; als voor oplossingen op het gebied van voedsel en voeding; als voor duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen, de bescherming van het klimaat en beperking van klimaatverandering, die allemaal welvaart creëren en voor kwaliteitsvolle banen zorgen. Een industriële transformatie zal van cruciaal belang zijn.
Onderzoek en innovatie in het kader van deze pijler van Horizon Europa wordt in vijf activiteitenclusters geïntegreerd. Deze investeringen zijn niet op sectoren gericht, maar beogen systemische veranderingen voor onze samenleving en economie volgens een duurzaamheidsvector. Deze veranderingen kunnen enkel worden verwezenlijkt als alle actoren, zowel particuliere als publieke, onderzoek en innovatie co-ontwerpen en cocreëren, en eindgebruikers, wetenschappers, technici, producenten, innovators, bedrijven, onderwijsdeskundigen, burgers en maatschappelijke organisaties worden samengebracht. Geen enkele van de thematische clusters is dus voor slechts één groep actoren bestemd.
Onderzoek en innovatie in het kader van deze pijler van Horizon Europa wordt in vijf activiteitenclusters geïntegreerd. Deze investeringen zijn niet op sectoren gericht, maar beogen systemische veranderingen voor onze samenleving en economie volgens een inclusiviteits- en duurzaamheidsvector. Deze veranderingen kunnen enkel worden verwezenlijkt als alle actoren, zowel particuliere als publieke, onderzoek en innovatie co-ontwerpen en cocreëren, en eindgebruikers, onderzoekers, wetenschappers, technici, ontwerpers, producenten, innovators, bedrijven, onderwijsdeskundigen, burgers en maatschappelijke organisaties worden samengebracht. Geen enkele van de thematische clusters is dus voor slechts één groep actoren bestemd.
Clusters zullen de creatie van kennis ondersteunen in alle stadia van de ontwikkeling, met inbegrip van onderzoeksactiviteiten in een vroeg stadium, aangevuld met transversale steun voor ambitieuze, grootschalige onderzoeksinitiatieven op lange termijn die gericht zijn op toekomstige en opkomende technologieën (FET-vlaggenschepen) die in het kader van het vorige kaderprogramma zijn gestart: Human Brain Project, Graphene, Quantum Technologies en Future Battery Technologies.
De clusters zullen digitale, opkomende en sleuteltechnologieën ontwikkelen en toepassen als onderdeel van een gemeenschappelijke strategie om het industriële leiderschap van de EU te bevorderen. In voorkomend geval zal van ruimtegegevens en -diensten gebruik worden gemaakt.
De clusters zullen ook digitale, toekomstige opkomende en sleuteltechnologieën ontwikkelen en toepassen als onderdeel van een gemeenschappelijke strategie om het industriële leiderschap van de EU te bevorderen. In voorkomend geval zal van ruimtegegevens en -diensten gebruik worden gemaakt.
Er zal ondersteuning worden geboden om technologie van het laboratorium naar de markt te brengen en toepassingen te ontwikkelen, met inbegrip van proefproductielijnen en demonstratiemodellen, en maatregelen om de aanvaarding op de markt en de betrokkenheid van de particuliere sector te stimuleren. Er zullen zo veel mogelijk synergieën met andere programma's tot stand worden gebracht.
Er zal ondersteuning worden geboden om technologie van het laboratorium naar de markt te brengen en toepassingen te ontwikkelen, met inbegrip van proefproductielijnen en demonstratiemodellen, en maatregelen om de aanvaarding op de markt en de betrokkenheid van de particuliere sector te stimuleren. Er zullen zo veel mogelijk synergieën met andere delen van Horizon Europa, met name het EIT, en andere programma's tot stand worden gebracht.
De clusters zullen de snelle introductie in de EU van baanbrekend innovaties stimuleren door een breed gamma aan geïntegreerde activiteiten, met inbegrip van communicatie, verspreiding en exploitatie, standaardisering en ondersteuning van niet-technologische innovatie en innovatieve afleveringsmechanismen, en zullen innovatievriendelijke maatschappelijke, regelgevings- en marktomstandigheden, zoals de innovatiedeals, helpen creëren. Er zullen kanalen voor uit onderzoek en innovatie voortvloeiende innovatieve oplossingen worden vastgesteld die op publieke en particuliere investeerders en op andere relevante nationale en EU-programma's zijn gericht.
De clusters zullen de snelle introductie in de EU van baanbrekende innovaties stimuleren, en tegelijk het effect ervan op de maatschappij bestuderen, door een breed gamma aan geïntegreerde activiteiten, met inbegrip van communicatie, verspreiding en exploitatie, standaardisering en ondersteuning van niet-technologische innovatie en innovatieve afleveringsmechanismen, en zullen innovatievriendelijke maatschappelijke, regelgevings- en marktomstandigheden, zoals de innovatiedeals, helpen creëren. Er zullen kanalen voor uit onderzoek en innovatie voortvloeiende innovatieve oplossingen worden vastgesteld die op het aantrekken van bijkomende publieke en particuliere investeerders en op andere relevante nationale en EU-programma's zijn gericht.
In het kader van de tweede pijler zal bijzondere aandacht worden besteed aan de ondersteuning van kmo's via samenwerkingsverbanden en via een specifiek op subsidies gebaseerd kmo-instrument met één begunstigde. Alle clusters wijden een passend bedrag aan het kmo-instrument, dat volledig "bottom-up" zal zijn, waarbij doorlopende openbare oproepen met een aantal afsluitingsdata worden gepubliceerd die uitsluitend bestemd zijn voor incrementele innovatie. Alleen kmo's kunnen financiële middelen aanvragen, ook in het kader van samenwerkingsverbanden en onderaanneming. De projecten moeten een duidelijke Europese dimensie hebben en bijdragen tot de toegevoegde waarde van de EU.
De steun via het kmo-instrument zal in drie fasen worden verleend volgens het model van Horizon Europa:
– Fase 1: Concept en haalbaarheidsbeoordeling:
aan kleine en middelgrote ondernemingen wordt financiering verstrekt om als voorbereiding op een innovatieproject de wetenschappelijke of technische haalbaarheid en het commerciële potentieel van een nieuw idee ("proof of concept") te toetsen. Indien deze beoordeling positief is – de koppeling tussen het thema van het project en de mogelijke behoeften van gebruiker/koper is daarin een belangrijk punt – kan steun worden verleend in de volgende fase(n).
– Fase 2: O&I, demonstratie, markttoepassing:
met de nodige aandacht voor het concept van "innovatievouchers" wordt steun verleend voor onderzoek en ontwikkeling, met bijzondere aandacht voor demonstratie (tests, ontwikkeling van prototypes, schaalvergrotingsstudies, ontwerp, innovatieve proefprocessen, producten en diensten, validatie, prestatietoetsen, enz.) en markttoepassing, waarbij de betrokkenheid van eindgebruikers of potentiële klanten wordt aangemoedigd. Met innovatievouchers zal de deelname van jonge ondernemers worden gestimuleerd.
– Fase 3: Commercialisering:
deze fase, waarin alleen voor ondersteunende activiteiten rechtstreekse financiële steun wordt verleend, is gericht op de vergemakkelijking van de toegang tot particulier kapitaal en omgevingen die bevorderlijk zijn voor innovatie. Er wordt voorzien in koppelingen met de EIC en InvestEU. Kmo's kunnen tevens profiteren van ondersteunende maatregelen als het vormen van netwerken, opleiding, coaching en adviesverlening. Bovendien kan deze fase aanknopen bij maatregelen ter bevordering van gunning van precommerciële opdrachten en opdrachten voor innovatieve oplossingen.
Amendement 35 Voorstel voor een besluit Bijlage I – pijler II – cluster 1 – punt 1.1
1.1. Motivering
1.1. Motivering
Volgens de Europese pijler van sociale rechten heeft iedereen recht op tijdige toegang tot betaalbare preventieve en curatieve gezondheidszorg van goede kwaliteit. Dit bevestigt de inzet van de EU voor de doelen voor duurzame ontwikkeling van de VN waarbij de universele gezondheidszorg tegen 2030 voor iedereen en op elke leeftijd toegankelijk moet zijn, niemand aan zijn lot wordt overgelaten en een einde wordt gemaakt aan vermijdbare sterfgevallen.
Volgens de Europese pijler van sociale rechten heeft iedereen recht op tijdige toegang tot betaalbare preventieve en curatieve gezondheidszorg van goede kwaliteit. Dit bevestigt de inzet van de EU voor de doelen voor duurzame ontwikkeling van de VN waarbij de universele gezondheidszorg tegen 2030 voor iedereen en op elke leeftijd toegankelijk moet zijn, niemand aan zijn lot wordt overgelaten en een einde wordt gemaakt aan vermijdbare sterfgevallen.
Een gezonde bevolking is essentieel voor een stabiele, duurzame en inclusieve maatschappij en verbeteringen op het vlak van gezondheid zijn van cruciaal belang om de armoede terug te dringen, de sociale vooruitgang en welvaart te bevorderen en de economische groei te vergroten. Volgens de OESO gaat een verbetering van de levensverwachting van 10 % ook gepaard met een stijging van de economische groei van 0,3-0,4 % per jaar. De levensverwachting in de EU is sinds de oprichting ervan met twaalf jaar gestegen wegens enorme verbeteringen op het vlak van levenskwaliteit, onderwijs en gezondheid van en zorg voor de burgers. In 2015 was de algemene levensverwachting bij de geboorte 80,6 jaar in de EU ten opzichte van 71,4 jaar wereldwijd. In de voorbije jaren is de levensverwachting in de EU gemiddeld met drie maanden per jaar gestegen.
Een gezonde bevolking is essentieel voor een stabiele, duurzame en inclusieve maatschappij en verbeteringen op het vlak van gezondheid zijn van cruciaal belang om de armoede terug te dringen, de sociale vooruitgang en welvaart te bevorderen en de economische groei te vergroten. Volgens de OESO gaat een verbetering van de levensverwachting van 10 % ook gepaard met een stijging van de economische groei van 0,3-0,4 % per jaar. De levensverwachting in de EU is sinds de oprichting ervan met twaalf jaar gestegen wegens enorme verbeteringen op het vlak van levenskwaliteit, onder meer op het gebied van onderwijs en gezondheid. In 2015 was de algemene levensverwachting bij de geboorte 80,6 jaar in de EU ten opzichte van 71,4 jaar wereldwijd. In de voorbije jaren is de levensverwachting in de EU gemiddeld met drie maanden per jaar gestegen.
Onderzoek en innovatie op het gebied van gezondheid hebben een grote rol gespeeld bij het bereiken van dit resultaat maar ook bij de verbetering van de productiviteit en kwaliteit in de gezondheids- en zorgindustrie. De EU krijgt echter voortdurend te maken met nieuwe, opkomende of aanhoudende uitdagingen die een gevaar vormen voor de burgers en de volksgezondheid, de duurzaamheid van de systemen voor gezondheidszorg en sociale bescherming en de concurrentiekracht van de gezondheids- en zorgindustrie. De grote uitdagingen op het gebied van gezondheid in de EU omvatten: het gebrek aan doeltreffende gezondheidsbevordering en ziektepreventie; de toename van niet-overdraagbare ziekten; de uitbreiding van antimicrobiële resistentie en het opkomen van infectieuze epidemieën; de toegenomen milieuverontreiniging; aanhoudende ongelijkheid op het gebied van gezondheid tussen en binnen landen waarbij kansarme personen en personen in kwetsbare levensstadia onevenredig worden benadeeld; het opsporen, begrijpen, beheersen, voorkomen en beperken van gezondheidsrisico's in een snel veranderende sociale, stedelijke en natuurlijke omgeving; de toenemende kostprijs van Europese gezondheidsstelsels en de toename van gepersonaliseerde geneeskunde en digitalisering op het gebied van gezondheid en zorg; en de toenemende druk op de Europese gezondheids- en zorgindustrie om concurrerend te blijven ten opzichte van nieuwe en opkomende wereldwijde spelers door gezondheidsinnovaties te ontwikkelen.
Onderzoek en innovatie op het gebied van gezondheid hebben een grote rol gespeeld bij het bereiken van dit resultaat maar ook bij de verbetering van de productiviteit en kwaliteit in de gezondheids- en zorgindustrie en bij het verschaffen van de kennisbasis voor gezondere mensen en voor betere patiëntenzorg. Gezondheidsonderzoek heeft unieke kenmerken, doordat het nauw samenhangt en interageert met innovatie, patiëntenzorg en volksgezondheid, en plaatsvindt in een multidisciplinaire omgeving met een complexe regelgeving.
De EU krijgt echter voortdurend te maken met nieuwe, opkomende of aanhoudende uitdagingen die een gevaar vormen voor de burgers en de volksgezondheid, de duurzaamheid van de systemen voor gezondheidszorg en sociale bescherming en de concurrentiekracht van de gezondheids- en zorgindustrie. De grote uitdagingen op het gebied van gezondheid in de EU omvatten: het toenemende aantal gevallen van kanker; het gebrek aan doeltreffende gezondheidsbevordering en ziektepreventie; de toename van niet-overdraagbare ziekten; de uitbreiding van antimicrobiële resistentie en het opkomen van infectieuze epidemieën; de toegenomen milieuverontreiniging; aanhoudende ongelijkheid op het gebied van gezondheid tussen en binnen landen waarbij kansarme personen en personen in kwetsbare levensstadia onevenredig worden benadeeld; het vroegtijdig opsporen, begrijpen, beheersen, voorkomen en beperken van gezondheidsrisico's in een snel veranderende sociale, stedelijke en natuurlijke omgeving; het verhogen van het aantal gezonde levensjaren; de hoge kostprijs van sommige innovatieve gezondheidsinstrumenten en -technologieën voor eindgebruikers; de toenemende kostprijs van Europese gezondheidsstelsels en de toename van precisiegeneeskunde, met inbegrip van desbetreffend onderzoek en digitalisering op het gebied van gezondheid en zorg; en de toenemende druk op de Europese gezondheids- en zorgindustrie om concurrerend te blijven ten opzichte van nieuwe en opkomende wereldwijde spelers door gezondheidsinnovaties te ontwikkelen.
Digitale gezondheidsoplossingen hebben heel wat kansen gecreëerd om de problemen van zorgdiensten op te lossen en de andere opkomende kwesties van een vergrijzende samenleving aan te pakken. Het zal eveneens een uitdaging zijn om de geleidelijke invoering van de kansen die de digitalisering biedt op het gebied van gezondheid en zorg ten volle te benutten zonder het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer en gegevensbescherming in het gedrang te brengen. Digitale hulpmiddelen en software werden ontwikkeld om ziekten en chronische aandoeningen te diagnosticeren en te behandelen en het zelfbeheer daarvan door patiënten te vergemakkelijken. Digitale technologieën worden ook steeds meer gebruikt bij medische opleiding en medisch onderwijs en voor patiënten en andere gezondheidszorgconsumenten om toegang te hebben tot gezondheidsinformatie en deze informatie te delen en aan te maken.
Deze gezondheidsuitdagingen zijn complex, onderling verbonden en van mondiale aard en moeten met multidisciplinaire, sectoroverschrijdende en transnationale samenwerkingen worden aangepakt. De onderzoeks- en innovatie-activiteiten zullen nauwe banden opbouwen tussen op ontdekking gericht onderzoek, klinisch onderzoek, epidemiologisch onderzoek, milieuonderzoek en sociaaleconomisch onderzoek alsook met onderzoek op het vlak van regelgeving. Zij zullen de gezamenlijke vaardigheden van de academische wereld en de industrie aanwenden en hun samenwerking met gezondheidsdiensten, patiënten, beleidsmakers en burgers stimuleren om publieke financiering te benutten en het gebruik van resultaten in de klinische praktijk en in de gezondheidsstelsels te verzekeren. Zij zullen strategische samenwerking op internationaal en EU-niveau stimuleren om de deskundigheid, capaciteit en middelen te bundelen die nodig zijn om voordelen op het gebied van schaal, toepassingsgebied en snelheid te creëren en de verwachte baten en de financiële risico's te delen.
De gezondheidsuitdagingen van vandaag zijn complex, onderling verbonden en van mondiale aard en moeten met multidisciplinaire, sectoroverschrijdende, translationele en transnationale samenwerkingen, ook met lage- en middeninkomenslanden, worden aangepakt. Onderzoek en innovatie zullen nauwe banden opbouwen tussen klinisch onderzoek, epidemiologisch onderzoek, ethisch onderzoek, milieuonderzoek en sociaaleconomisch onderzoek alsook met onderzoek op het vlak van regelgeving. Zij zullen de gezamenlijke vaardigheden van de academische wereld en de industrie aanwenden en hun samenwerking met gezondheidsdiensten, patiënten, beleidsmakers, organisaties uit het maatschappelijk middenveld en burgers stimuleren om publieke financiering te benutten en het gebruik van resultaten in de klinische praktijk en in de gezondheidsstelsels te verzekeren. Zij zullen strategische samenwerking op internationaal en EU-niveau stimuleren om de deskundigheid, capaciteit en middelen te bundelen die nodig zijn om voordelen op het gebied van schaal, toepassingsgebied en snelheid te creëren en de verwachte baten en de financiële risico's te delen. Bij studies en onderzoek in het kader van dit cluster wordt rekening gehouden met het genderperspectief en de verschillen tussen mannen en vrouwen.
Dankzij de onderzoeks- en innovatie-activiteiten van deze wereldwijde uitdaging zal de kennisbasis worden ontwikkeld, de capaciteit voor onderzoek en innovatie worden opgebouwd en zullen de oplossingen worden ontwikkeld die nodig zijn voor een doeltreffendere gezondheidsbevordering en de preventie, behandeling en genezing van ziekten. Het verbeteren van de gezondheidsresultaten zal op zijn beurt leiden tot een hogere levensverwachting, gezonde en actieve levens voor en productiviteit van personen in de werkende leeftijd, en duurzaamheid van gezondheids- en zorgsystemen.
Dankzij de onderzoeks- en innovatie-activiteiten van deze wereldwijde uitdaging zullen de personele middelen en de kennisbasis worden ontwikkeld, zal de capaciteit voor onderzoek en innovatie worden opgebouwd en zullen de oplossingen worden ontwikkeld die nodig zijn voor een doeltreffendere gezondheidsbevordering en de preventie, behandeling en genezing van ziekten. Het verbeteren van de gezondheidsresultaten zal op zijn beurt leiden tot een hogere levensverwachting, veralgemeende gezonde en actieve levens voor en productiviteit van personen in de werkende leeftijd, en duurzaamheid van gezondheids- en zorgsystemen. Innovatie op het gebied van snelle diagnosetechnieken en nieuwe antibiotica kan de ontwikkeling van antimicrobiële resistentie voorkomen en zal worden gestimuleerd.
Het aanpakken van grote gezondheidsuitdagingen zal bijdragen aan de beleidsdoelstellingen en strategieën van de EU, met name de Europese pijler van sociale rechten, de Europese digitale eengemaakte markt, de EU-richtlijn over grensoverschrijdende gezondheidszorg en het Europese "één gezondheid"-actieplan tegen antimicrobiële resistentie (AMR), en aan de uitvoering van de desbetreffende Europese regelgevingskaders. Het zal ook de inzet van de EU voor de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties ondersteunen alsook de inzet in het kader van andere VN-organisaties en internationale initiatieven, met inbegrip van de wereldwijde strategieën en actieplannen van de Wereldgezondheidsorganisatie.
Het aanpakken van grote gezondheidsuitdagingen zal bijdragen aan de beleidsdoelstellingen en strategieën van de EU, met name de Europese pijler van sociale rechten, de Europese digitale eengemaakte markt, de EU-richtlijn over grensoverschrijdende gezondheidszorg en het Europese "één gezondheid"-actieplan tegen antimicrobiële resistentie (AMR), en aan de uitvoering van de desbetreffende Europese regelgevingskaders. Het zal ook de inzet van de EU voor de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties ondersteunen alsook de inzet in het kader van andere VN-organisaties en internationale initiatieven, met inbegrip van de wereldwijde strategieën en actieplannen van de Wereldgezondheidsorganisatie.
Een groep op hoog niveau, de stuurgroep Gezondheid, zal de verwezenlijking van deze doelen ondersteunen. Deze groep zorgt voor de coördinatie met andere EU- en nationale onderzoeksprogramma's en voor synergieën tussen het cluster "Gezondheid" en andere onderdelen van Horizon Europa, met inbegrip van missies en partnerschappen. De groep zal een wetenschappelijke insteek hebben en alle relevante belanghebbenden zullen erbij worden betrokken, met een intensieve participatie van het maatschappelijk middenveld, burgers en patiënten. De groep zal sturing en advies moeten geven bij de ontwikkeling van het werkprogramma en de missies met betrekking tot gezondheid.
De activiteiten zullen met name rechtstreeks bijdragen tot de volgende doelen voor duurzame ontwikkeling (Sustainable Development Goals; SDG's): SDG 3 – een goede gezondheid en welzijn voor mensen; SDG 13 – klimaatactie.
De activiteiten zullen met name rechtstreeks bijdragen tot de volgende doelen voor duurzame ontwikkeling (Sustainable Development Goals; SDG's): SDG 3 – een goede gezondheid en welzijn voor mensen; SDG 13 – Klimaatactie; en indirect tot de SDG 1 – Geen armoede; SDG 5 – Gendergelijkheid; SDG 6 – Schoon drinkwater en goede sanitaire voorzieningen; SDG 10 – Ongelijkheid verminderen.
Amendement 36 Voorstel voor een besluit Bijlage I – pijler II – cluster 1 – punt 1.2 – punt 1.2.1
1.2.1. Gezondheid gedurende de hele levensloop
1.2.1. Gezondheid gedurende de hele levensloop
Personen in een kwetsbaar levensstadium (pasgeborenen, zuigelingen, kinderen, adolescenten, zwangere personen, ouderen), met inbegrip van personen met een handicap of letsel, hebben specifieke gezondheidsbehoeften die een beter inzicht en oplossingen op maat vereisen. Dit maakt het mogelijk de ongelijkheid op het gebied van gezondheid te verminderen en de gezondheidsresultaten te verbeteren ten voordele van actief en gezond ouder worden gedurende de hele levensloop, met name door middel van een gezonde start in het leven, wat het risico op mentale en fysieke ziekten in het latere leven vermindert.
Personen in een kwetsbaar levensstadium (pasgeborenen, zuigelingen, kinderen, adolescenten, zwangere personen, ouderen), met inbegrip van personen met een handicap, bijzondere behoeften of letsel, hebben specifieke gezondheidsbehoeften die een beter inzicht en oplossingen op maat vereisen. Dit maakt het mogelijk de ongelijkheid op het gebied van gezondheid te verminderen en de gezondheidsresultaten te verbeteren ten voordele van actief en gezond ouder worden gedurende de hele levensloop, met name door middel van een gezonde start in het leven, wat het risico op mentale en fysieke ziekten in het latere leven vermindert.
Grote lijnen
Grote lijnen
– Vroege ontwikkeling en het verouderingsproces gedurende de hele levensloop;
– Ouderdomsziekten en het verouderingsproces gedurende de hele levensloop;
– de gezondheid van moeders, vaders, zuigelingen en kinderen alsook de rol van ouders;
– de gezondheid van moeders, vaders, zuigelingen en kinderen, inclusief de overlevingskansen van kinderen en moeders, alsook de rol van ouders;
– zorgbehoeften en consequenties op lange termijn voor de gezondheid die gemoeid gaan met een hoge mortaliteit en langdurige morbiditeit, met name in verband met kinderziekten;
– gezondheidsbehoeften van adolescenten;
– gezondheidsbehoeften van adolescenten, met inbegrip van psychologisch welzijn;
– gevolgen voor de gezondheid van handicaps en letsels;
– etiologie van handicaps en gevolgen voor de gezondheid van handicaps en letsels;
– een onafhankelijk en actief leven voor oudere en/of gehandicapte personen;
– een onafhankelijk en actief leven voor oudere en/of gehandicapte personen;
– gezondheidsonderwijs en digitale gezondheidsgeletterdheid.
– gezondheidsonderwijs en digitale gezondheidsgeletterdheid;
– regeneratie van verouderde of beschadigde organen en weefsel;
– angiogenese, arteriële pathologie, myocardiale ischemie en structurele pathologie van het hart en biomarkers en genetica van hart- en vaatziekten;
– zorg voor chronisch zieken.
Amendementen 37, 276 en 277 Voorstel voor een besluit Bijlage I – pijler II – cluster 1 – punt 1.2 – punt 1.2.2
1.2.2. Gezondheidsbepalende sociale en milieufactoren
1.2.2. Gezondheidsbepalende sociale en milieufactoren
Een beter inzicht in de elementen die gezondheid bevorderen en in de risicofactoren die worden bepaald door het sociale, economische en fysieke milieu in het dagelijks leven en op het werk, met inbegrip van de gezondheidseffecten van digitalisering, verontreiniging, klimaatverandering en andere milieuproblemen, zal bijdragen tot het identificeren en beperken van risico's en gevaren voor de gezondheid; het verminderen van sterfte en ziekte wegens blootstelling aan chemische stoffen en milieuverontreiniging; het stimuleren van milieuvriendelijke, gezonde, veerkrachtige en duurzame leef- en werkomgevingen; het bevorderen van een gezonde levensstijl en gezond consumptiegedrag; en het ontwikkelen van een rechtvaardige, inclusieve en betrouwbare samenleving.
Een beter inzicht in de elementen die gezondheid bevorderen en in de risicofactoren die worden bepaald door het sociale, economische en fysieke milieu in het dagelijks leven en op het werk, met inbegrip van de gezondheidseffecten van digitalisering, verontreiniging, snelle verstedelijking, klimaatverandering en andere nationale en transnationale milieuproblemen, zal bijdragen tot het identificeren, voorkomen en beperken van risico's en gevaren voor de gezondheid; het identificeren en verminderen van sterfte en ziekte wegens blootstelling aan chemische stoffen en milieuverontreiniging; het stimuleren van veilige, milieuvriendelijke, gezonde, veerkrachtige en duurzame leef- en werkomgevingen; het bevorderen van een gezonde levensstijl en gezond consumptiegedrag; en het ontwikkelen van een rechtvaardige, inclusieve en betrouwbare samenleving.
Grote lijnen
Grote lijnen
– Technologieën voor het beoordelen van gevaren veroorzaakt door, blootstellingen aan en gezondheidseffecten van chemische stoffen, verontreinigende stoffen en andere stressfactoren, met inbegrip van klimaat- en milieugerelateerde stressfactoren, en de gezamenlijke effecten van verschillende stressfactoren;
– Veilige en doeltreffende technologieën en methodologieën voor het beoordelen van gevaren veroorzaakt door, blootstellingen aan en gezondheidseffecten van chemische stoffen, verontreinigende stoffen en andere stressfactoren, met inbegrip van klimaat- en milieugerelateerde stressfactoren, en de gezamenlijke effecten van verschillende stressfactoren;
– milieugerelateerde, werkgerelateerde, sociale en gedragsfactoren die een invloed op de fysieke en mentale gezondheid en het welzijn van mensen hebben en de interacties ervan, met speciale aandacht voor kwetsbare en kansarme personen;
– milieugerelateerde, met inbegrip van de bebouwde omgeving (ontwerp en bouw),werkgerelateerde, economische, politieke, sociale en gedragsfactoren die een invloed op de fysieke en mentale gezondheid en het welzijn van mensen hebben en de interacties ervan, met speciale aandacht voor kwetsbare en kansarme personen en voor mensen met invaliderende of verzwakkende aandoeningen;
– beoordeling en beheer van en communicatie over risico's ondersteund door hulpmiddelen voor empirisch onderbouwde besluitvorming, met inbegrip van alternatieven voor dierproeven;
– beoordeling en beheer van en communicatie over risico's, inclusief het delen van informatie, ondersteund door hulpmiddelen voor empirisch onderbouwde besluitvorming, met inbegrip van alternatieven voor dierproeven;
– capaciteit en infrastructuur voor het verzamelen, delen en combineren van gegevens over alle gezondheidsbepalende factoren, met inbegrip van blootstelling, gezondheid en ziekten op internationaal en EU-niveau;
– capaciteit en infrastructuur voor het verzamelen, delen en combineren van gegevens over alle gezondheidsbepalende factoren, met inbegrip van blootstelling, gezondheid en ziekten op internationaal en EU-niveau;
– gezondheidsbevordering en primaire preventie-interventies.
– gezondheidsbevordering en primaire preventie-interventies;
– onderzoek naar maatregelen om revalidatie gedurende de hele levensloop te plannen, uit te voeren en te monitoren;
– onderzoek naar maatregelen om vroegtijdige individuele revalidatieprogramma's (EIRP's) voor kinderen met invaliderende pathologieën te plannen en uit te voeren.
Amendement 38 Voorstel voor een besluit Bijlage I – pijler II – cluster 1 – punt 1.2 – punt 1.2.3
1.2.3. Niet-overdraagbare en zeldzame ziekten
1.2.3. Niet-overdraagbare en zeldzame ziekten
Niet-overdraagbare ziekten, met inbegrip van zeldzame ziekten, zijn een grote maatschappelijke en gezondheidsuitdaging en vereisen een doeltreffendere aanpak voor de preventie, behandeling en genezing, met inbegrip van gepersonaliseerde geneeskunde.
Niet-overdraagbare ziekten, met inbegrip van zeldzame ziekten, zijn een grote maatschappelijke en gezondheidsuitdaging en vereisen een doeltreffendere aanpak voor de preventie, diagnose, behandeling en genezing, met inbegrip van precisiegeneeskunde.
Grote lijnen
Grote lijnen
– Diagnosemethoden voor een vroegere en preciezere diagnose en voor een op de patiënt afgestemde behandeling;
– Diagnosemethoden voor een vroegere en preciezere diagnose en voor een tijdige, op de patiënt afgestemde behandeling;
– infrastructuur en knowhow om het potentieel van vorderingen in de genomische geneeskunde aan te wenden in de klinische standaardpraktijk;
– preventie- en screeningsprogramma's;
– preventie- en screeningsprogramma's;
– geïntegreerde oplossingen voor zelfcontrole, gezondheidsbevordering, ziektepreventie en beheer van chronische en meervoudige aandoeningen;
– geïntegreerde oplossingen voor zelfcontrole, gezondheidsbevordering, ziektepreventie en beheer van chronische en meervoudige aandoeningen;
– behandelingen en remedies, met inbegrip van zowel farmacologische als niet-farmacologische behandelingen;
– veilige, doeltreffende en toegankelijke behandelingen, remedies of andere therapeutische strategieën, met inbegrip van zowel farmacologische als niet-farmacologische behandelingen;
– palliatieve zorg;
– palliatieve zorg;
– collaboratief onderzoek op het gebied van moleculaire, structurele en celbiologie, experimentele therapieën, genetica, genomica en omgevingsfactoren die bijdragen tot menselijke kanker;
– genomische grenzen, epidemiologie, bio-informatica, pathologie en uitdagingen van de precisiegeneeskunde bij zeldzame ziekten, neurodegeneratieve ziekten en oncologie;
– gebieden met grote, nog niet vervulde klinische behoeften, zoals zeldzame kankers, waaronder kinderkankers;
– beoordeling van de relatieve doeltreffendheid van interventies en oplossingen;
– beoordeling van de relatieve doeltreffendheid van interventies en oplossingen;
– onderzoek naar de praktische toepassing om gezondheidsinterventies op te schalen en de integratie ervan in gezondheidsbeleidsmaatregelen en -systemen te stimuleren.
– onderzoek naar de praktische toepassing om gezondheidsinterventies op te schalen en de integratie ervan in gezondheidsbeleidsmaatregelen en -systemen te stimuleren.
Amendement 39 Voorstel voor een besluit Bijlage I – pijler II – cluster 1 – punt 1.2 – punt 1.2.4
1.2.4. Infectieziekten
1.2.4. Infectieziekten
Mensen tegen grensoverschrijdende gevaren voor de gezondheid beschermen is een grote uitdaging op het gebied van volksgezondheid en vereist een doeltreffende internationale samenwerking op EU- en wereldniveau. Dit omvat preventie, paraatheid, vroegtijdige opsporing, behandeling en genezing van infectieziekten en het aanpakken van antimicrobiële resistentie (AMR) volgens een "één gezondheid"-benadering.
Mensen tegen overdraagbare ziekten en grensoverschrijdende gevaren voor de gezondheid beschermen is een grote uitdaging op het gebied van volksgezondheid en vereist een doeltreffende internationale samenwerking op EU- en wereldniveau. Dit omvat preventie, paraatheid, vroegtijdige opsporing, behandeling en genezing van infectieziekten en het aanpakken van antimicrobiële resistentie (AMR) volgens een "één gezondheid"-benadering. De verdere verspreiding van bacteriën met antimicrobiële resistentie, waaronder superbacteriën, zal ook aanzienlijke nadelige gevolgen hebben voor de economie en het milieu. Het voorkomen van hun ontwikkeling en verspreiding zal ook een van de prioriteiten van deze rubriek zijn. De Wereldgezondheidsorganisatie heeft bovendien een lijst samengesteld van verwaarloosde ziekten waarvoor de particuliere sector onvoldoende in O&I investeert omdat de commerciële prikkels beperkt zijn. Er zijn meer ambitieuze publieke investeringen nodig om de gevolgen van dergelijke armoedegerelateerde en verwaarloosde ziekten aan te pakken.
Grote lijnen
Grote lijnen
– Factoren die het opduiken of opnieuw opduiken van infectieziekten en de verspreiding ervan aandrijven, met inbegrip van de overdracht van dieren op mensen (zoönose) of via andere delen van het milieu (water, bodem, planten, levensmiddelen) op mensen;
– Factoren die het opduiken of opnieuw opduiken van infectieziekten en de verspreiding ervan aandrijven, met inbegrip van de overdracht van dieren op mensen (zoönose) of via andere delen van het milieu (water, bodem, planten, levensmiddelen) op mensen en de implementatie van empirische, preventieve oplossingen die de overdracht beperken;
– voorspelling, vroegtijdige opsporing en monitoring van infectieziekten, met inbegrip van antimicrobieel resistente ziekteverwekkers, aan de gezondheidszorg gerelateerde infecties en milieugerelateerde factoren;
– voorspelling, vroegtijdige opsporing en monitoring van infectieziekten, met inbegrip van antimicrobieel resistente ziekteverwekkers, aan de gezondheidszorg gerelateerde infecties en milieugerelateerde factoren;
– vaccins, diagnosemethoden, behandelingen en remedies voor infectieziekten, met inbegrip van comorbiditeit en coïnfecties;
– geschikte, veilige en doeltreffende diagnosemethoden, medische technologieën, behandelingen en vaccins voor de preventie en profylaxe van infectieziekten, met inbegrip van onderzoek naar en de ontdekking van nieuwe vaccins, geavanceerde immuniseringstechnologieën en onderzoek op het vlak van regelgeving;
– doeltreffende maatregelen voor paraatheid, reactie en herstel bij gezondheidscrisissen waarbij gemeenschappen worden betrokken;
– doeltreffende maatregelen voor paraatheid, reactie en herstel bij gezondheidscrisissen waarbij gemeenschappen worden betrokken;
– hindernissen voor de toepassing en integratie van medische interventies in de klinische praktijk en het gezondheidsstelsel;
– hindernissen voor de toepassing en integratie van medische interventies in de klinische praktijk en het gezondheidsstelsel;
– grensoverschrijdende aspecten van infectieziekten en specifieke uitdagingen in lage- en middeninkomenslanden, zoals tropische ziekten.
– grensoverschrijdende aspecten van infectieziekten en specifieke uitdagingen in lage- en middeninkomenslanden, zoals verwaarloosde tropische ziekten, aids, tuberculose en malaria. Ontwikkeling van nieuwe behandelingsmethoden voor infectieziekten om antimicrobiële resistentie tegen te gaan.
Amendement 40 Voorstel voor een besluit Bijlage I – pijler II – cluster 1 – punt 1.2 – punt 1.2.5
1.2.5. Instrumenten, technologieën en digitale oplossingen voor gezondheid en zorg
1.2.5. Instrumenten, technologieën en digitale oplossingen voor gezondheid en zorg
Gezondheidstechnologieën en -instrumenten zijn essentieel voor de volksgezondheid en hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de grote verbeteringen op het gebied van levenskwaliteit, gezondheid en zorg in de EU. Een belangrijke strategische uitdaging is dus het ontwerpen, ontwikkelen, leveren en toepassen van geschikte, betrouwbare, veilige en kostenefficiënte instrumenten en technologieën voor gezondheid en zorg, rekening houdend met de behoeften van personen met een handicap en de verouderende bevolking. Dit omvat kunstmatige intelligentie en andere digitale technologieën die aanzienlijk beter zijn dan bestaande technologieën en die een concurrerende en duurzame gezondheidsindustrie stimuleren die hoogwaardige banen oplevert. De Europese gezondheidsindustrie is één van de kritieke bedrijfstakken in de EU en is goed voor 3 % van het bbp en 1,5 miljoen werknemers.
Gezondheidstechnologieën en -instrumenten zijn essentieel voor de volksgezondheid en hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de grote verbeteringen op het gebied van levenskwaliteit, gezondheid en zorg in de EU. Een belangrijke strategische uitdaging is dus het ontwerpen, ontwikkelen, leveren en toepassen van geschikte, betrouwbare, veilige en kostenefficiënte instrumenten en technologieën voor gezondheid en zorg, rekening houdend met de behoeften van personen met een handicap en de verouderende bevolking. Dit omvat sleuteltechnologieën, kunstmatige intelligentie, robotica, big data, kwantumtechnologie en andere digitale instrumenten en technologieën die aanzienlijk beter zijn dan bestaande technologieën en die een concurrerende en duurzame gezondheidsindustrie stimuleren die hoogwaardige banen oplevert. De Europese gezondheidsindustrie is één van de kritieke bedrijfstakken in de EU en is goed voor 3 % van het bbp en 1,5 miljoen werknemers.
Grote lijnen
Grote lijnen
– Instrumenten en technologieën voor toepassingen in het hele gezondheidsspectrum en alle desbetreffende medische indicaties, met inbegrip van functiebeperking;
– Instrumenten en technologieën voor toepassingen in het hele gezondheidsspectrum, met inbegrip van de productie van gezondheidstechnologieën en alle desbetreffende medische indicaties, met inbegrip van functiebeperking;
– kunstmatige intelligentie en robotica voor gezondheidstechnologieën en -instrumenten;
– geïntegreerde instrumenten, technologieën en digitale oplossingen voor de menselijke gezondheid, met inbegrip van mobiele en telegezondheidszorg;
– geïntegreerde instrumenten, technologieën en digitale oplossingen voor de menselijke gezondheid, met inbegrip van mobiele en telegezondheidszorg;
– gepersonaliseerde, digitale gezondheidsbenaderingen gebaseerd op "digitale tweelingen", accurate, op gegevens gebaseerde computermodellen van cruciale biologische processen van het menselijk lichaam, die de identificatie van de beste therapie voor elk individu, gezondheidspreventie en onderhoudsmaatregelen mogelijk maken;
– aanbesteding van proefproductie, grootschalige uitrol, optimalisering en innovatie van gezondheids- en zorgtechnologieën en -instrumenten in reële praktijksituaties, met inbegrip van klinische proeven en onderzoek naar praktische toepassingen;
– aanbesteding van proefproductie, grootschalige uitrol, optimalisering en innovatie van gezondheids- en zorgtechnologieën en -instrumenten in reële praktijksituaties, met inbegrip van klinische proeven en onderzoek naar praktische toepassingen;
– innovatieve processen en diensten voor de ontwikkeling, productie en snelle levering van instrumenten en technologieën voor gezondheid en zorg;
– innovatieve processen en diensten voor de ontwikkeling, productie en snelle levering van zorginstrumenten en -technologieën, geneesmiddelen en vaccins;
– de veiligheid, doeltreffendheid en kwaliteit van instrumenten en technologieën voor gezondheid en zorg alsook de ethische, juridische en sociale gevolgen ervan;
– de veiligheid, doeltreffendheid en kwaliteit van instrumenten en technologieën voor gezondheid en zorg alsook de ethische, juridische en sociale gevolgen ervan;
– onderzoek op het vlak van regelgeving voor gezondheidstechnologieën en -instrumenten.
– onderzoek op het vlak van regelgeving voor gezondheidstechnologieën en -instrumenten;
– instrumenten, technologieën en digitale oplossingen om de veiligheid van medische beslissingen te verhogen.
Amendement 41 Voorstel voor een besluit Bijlage I – pijler II – cluster 1 – punt 1.2 – punt 1.2.6
1.2.6. Gezondheidsstelsels
1.2.6. Gezondheidsstelsels
Gezondheidsstelsels zijn een belangrijk onderdeel van de sociale systemen van de EU en waren in 2017 goed voor 24 miljoen werknemers in de sector van gezondheid en maatschappelijk werk. Het is een belangrijke prioriteit om gezondheidsstelsels toegankelijk, kosteneffectief, veerkrachtig, duurzaam en betrouwbaar te maken en om de ongelijkheid te verminderen, onder andere door het potentieel voor betere gezondheid en persoonsgerichte zorg van op gegevens gebaseerde en digitale innovatie te benutten en voort te bouwen op Europese open gegevensinfrastructuren. Dit zal de digitale transformatie van gezondheid en zorg bevorderen.
Gezondheidsstelsels zijn een belangrijk onderdeel van de sociale systemen van de EU en waren in 2017 goed voor 24 miljoen werknemers in de sector van gezondheid en maatschappelijk werk. Het is een belangrijke prioriteit om gezondheidsstelsels toegankelijk, kosteneffectief, veerkrachtig, duurzaam en betrouwbaar te maken en om de ongelijkheid te verminderen, onder andere door het potentieel voor betere gezondheid en persoonsgerichte zorg van op gegevens gebaseerde en digitale innovatie te benutten en voort te bouwen op Europese open gegevensinfrastructuren. Dit zal de digitale transformatie van gezondheid en zorg bevorderen. De toekomstige infrastructuur moet steunen op veilige opslag, de uitrol van 5G, voorwaarden voor IoT-ontwikkeling en geavanceerde computercentra.
Grote lijnen
Grote lijnen
– Hervormingen in volksgezondheidssystemen en -beleid in Europa en daarbuiten;
– Hervormingen in volksgezondheidssystemen en -beleid in Europa en daarbuiten;
– nieuwe modellen en benaderingen voor gezondheid en zorg en de overdraagbaarheid of aanpassing ervan van een land/regio naar een ander(e);
– nieuwe modellen en benaderingen voor gezondheid en zorg en de overdraagbaarheid of aanpassing ervan van een land/regio naar een ander(e);
– de beoordeling van gezondheidstechnologieën verbeteren;
– de beoordeling van gezondheidstechnologieën verbeteren;
– evolutie van ongelijkheid op het vlak van gezondheid en een doeltreffende beleidsreactie;
– evolutie van ongelijkheid op het vlak van gezondheid en een doeltreffende beleidsreactie;
– het toekomstige personeel van de gezondheidszorg en zijn behoeften;
– het toekomstige personeel van de gezondheidszorg en zijn behoeften;
– ontwikkeling van regelingen voor gespecialiseerde opleidingen voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg, opleidingen inzake en de ontwikkeling van technische knowhow en nieuwe werkwijzen op het gebied van e-gezondheid die de innovatie ten goede komen;
– verbetering van tijdige gezondheidsinformatie en het gebruik van gezondheidsgegevens, met inbegrip van elektronische patiëntendossiers met de nodige aandacht voor veiligheid, privacy, interoperabiliteit, normen, vergelijkbaarheid en integriteit;
– verbetering van de tijdigheid en kwaliteit van gezondheidsinformatie en van de infrastructuur voor de doeltreffende verzameling en het doeltreffende gebruik van gezondheidsgegevens, met inbegrip van elektronische patiëntendossiers met de nodige aandacht voor veiligheid, privacy, interoperabiliteit, normen, vergelijkbaarheid en integriteit; gezondheidsinformatie en gebruik van gezondheidsgegevens, met inbegrip van elektronische patiëntendossiers met de nodige aandacht voor veiligheid, vertrouwen, privacy, interoperabiliteit, normen, vergelijkbaarheid en integriteit;
– veerkracht van gezondheidsstelsels om de gevolgen van crisissen te verwerken en zich aan disruptieve innovaties aan te passen;
– veerkracht van gezondheidsstelsels om de gevolgen van crisissen te verwerken en zich aan disruptieve innovaties aan te passen;
– oplossingen voor inspraak van burgers en patiënten, zelfcontrole en interactie met professionals in de maatschappelijke en gezondheidszorg voor een meer geïntegreerde zorg en een gebruikersgerichte benadering;
– oplossingen voor inspraak van burgers en patiënten, zelfcontrole en interactie met professionals in de maatschappelijke en gezondheidszorg voor een meer geïntegreerde zorg en een gebruikersgerichte benadering;
– gegevens, informatie, kennis en beste praktijken uit onderzoek naar gezondheidsstelsels op EU- en wereldniveau.
– gegevens, informatie, kennis en beste praktijken uit onderzoek naar gezondheidsstelsels op EU- en wereldniveau.
Amendement 42 Voorstel voor een besluit Bijlage I – pijler II – cluster 2 – inleidende formule
2. CLUSTER "INCLUSIEVE EN VEILIGE SAMENLEVING"
2. CLUSTER "INCLUSIEVE EN CREATIEVE SAMENLEVING"
Amendement 43 Voorstel voor een besluit Bijlage I – pijler II – cluster 2 – punt 2.1
2.1. Motivering
2.1. Motivering
De EU staat voor een unieke combinatie van economische groei en sociaal beleid, met een hoog niveau van sociale inclusie en gedeelde waarden op het gebied van democratie, mensenrechten, gendergelijkheid en rijkdom aan verscheidenheid. Dit model is voortdurend in ontwikkeling en moet worden aangepast aan, bijvoorbeeld, de mondialisering en technologische verandering. Europa moet ook een antwoord geven op aanhoudende veiligheidsbedreigingen. Terroristische aanslagen en radicalisering, maar ook cyberaanvallen en hybride bedreigingen, leiden tot grote bezorgdheid over de veiligheid en specifieke maatschappelijke spanningen.
De EU staat voor een unieke combinatie van welvaart, economische groei, duurzaamheid en sociaal beleid, met een hoog niveau van sociale inclusie en gedeelde waarden op het gebied van democratie, mensenrechten, gendergelijkheid en rijkdom aan verscheidenheid. Dit model is voortdurend in ontwikkeling en moet worden aangepast aan, bijvoorbeeld, de digitalisering, mondialisering en technologische verandering.
De EU moet een model van inclusieve en duurzame groei voorstaan, waarbij geprofiteerd wordt van de voordelen van technologische ontwikkelingen, het vertrouwen in het democratisch bestuur wordt vergroot en innovaties in het democratisch bestuur worden bevorderd, ongelijkheden, werkloosheid, marginalisatie, discriminatie en radicalisering worden bestreden, de mensenrechten worden gewaarborgd, culturele verscheidenheid wordt bevorderd en Europees cultureel erfgoed wordt beschermd en burgers zeggenschap wordt gegeven door sociale innovatie. Ook de beheersing van de migratie en de integratie van migranten blijven hoge prioriteit houden. Onderzoek en innovatie in de sociale wetenschappen en de geesteswetenschappen zijn cruciaal om deze uitdagingen het hoofd te bieden en de doelstellingen van de EU te verwezenlijken.
De EU moet een model van inclusieve en duurzame groei voorstaan, waarbij geprofiteerd wordt van de voordelen van technologische ontwikkelingen, het vertrouwen in het democratisch bestuur wordt vergroot en innovaties in het democratisch bestuur worden bevorderd, ongelijkheden, werkloosheid, marginalisatie, discriminatie en radicalisering worden bestreden, de mensenrechten worden gewaarborgd, culturele verscheidenheid wordt bevorderd en Europees cultureel erfgoed wordt beschermd en burgers zeggenschap wordt gegeven door sociale innovatie. Ook de beheersing van de migratie en de integratie van migranten blijven hoge prioriteit houden.
Onderzoek en innovatie in de sociale wetenschappen en de geesteswetenschappen en in de culturele en creatieve sector zijn cruciaal om deze uitdagingen het hoofd te bieden en de doelstellingen van de EU te verwezenlijken. Door hun brede spectrum, omvang en impact op de huidige digitale transformatie dragen deze sectoren aanzienlijk bij aan onze economie. Correlaties tussen sociale en technologische innovatie zijn complex, en zelden lineair, en verder onderzoek, inclusief sectordoorsnijdend en multidisciplinair onderzoek, is nodig naar de ontwikkeling van alle categorieën van innovatie en activiteiten die worden gefinancierd, om de doeltreffende ontwikkeling ervan in de toekomst te stimuleren.
Europese burgers, overheidsinstanties en de economie moeten worden beschermd tegen de aanhoudende dreigingen van de georganiseerde criminaliteit, waaronder illegale handel in vuurwapens, drugs en mensen. Het is tevens cruciaal dat de grenzen beter worden bewaakt en beveiligd. De cybercriminaliteit neemt toe en leidt, naarmate de economie en de samenleving verder digitaliseren, tot steeds meer risico's. Europa moet blijven werken aan verbetering van de cyberveiligheid, de digitale privacy en de beveiliging van persoonsgegevens, en de verspreiding van valse en schadelijke informatie bestrijden om te zorgen voor democratische en economische stabiliteit. Ten slotte moet er meer worden gedaan om het effect dat extreme weersomstandigheden, die door de klimaatverandering intensiever worden, hebben op het leven en de middelen van bestaan van mensen binnen de perken te houden. Daarbij gaat het onder meer om overstromingen, stormen en droogte die tot bosbranden leiden, bodemdegradatie en andere natuurrampen, zoals aardbevingen. Natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen kunnen belangrijke maatschappelijke functies, zoals de gezondheidszorg, de energietoevoer en het bestuur, in gevaar brengen.
Vanwege de omvang, complexiteit en transnationale aard van de uitdagingen moet in de EU op verschillende niveaus worden opgetreden. Als deze cruciale maatschappelijke, politieke, culturele, economische en veiligheidsvraagstukken alleen op nationaal niveau zouden worden aangepakt, bestaat het risico dat de middelen ondoelmatig worden gebruikt, versnippering optreedt en verschillen in kennisniveau en capaciteit ontstaan.
Onderzoek naar veiligheid maakt deel uit van de bredere reactie van de EU op veiligheidsbedreigingen. Het draagt bij tot het vermogensontwikkelingsproces doordat op termijn technologieën en applicaties beschikbaar komen waarmee vermogenslacunes worden opgevuld die door beleidsmakers en deskundigen in het veld zijn vastgesteld. Nu al is ongeveer 50 % van de totale overheidsfinanciering voor onderzoek naar veiligheid in de EU afkomstig uit het EU-kaderprogramma. Er zal optimaal gebruik worden gemaakt van de beschikbare instrumenten, zoals het Europees ruimteprogramma (Galileo en Egnos, Copernicus, omgevingsbewustzijn in de ruimte en satellietcommunicatie voor de overheid). Er wordt gestreefd naar synergieën met de door de EU gefinancierde activiteiten op het gebied van defensieonderzoek en dubbele financiering wordt voorkomen. Door grensoverschrijdende samenwerking wordt bijgedragen tot het ontstaan van een Europese eengemaakte markt voor beveiliging en betere industriële prestaties, waarmee de autonomie van de EU wordt versterkt.
De onderzoeks- en innovatieactiviteiten in het kader van deze wereldwijde uitdaging zullen worden afgestemd op de prioriteiten van de Commissie op het gebied van democratische verandering; banen, groei en investeringen; justitie en grondrechten; migratie; een diepere en billijkere Europese monetaire unie; digitale eengemaakte markt. De toezeggingen die gedaan zijn in de agenda van Rome, zullen worden nagekomen door te werken aan: "een sociaal Europa" en "een Unie die ons culturele erfgoed bewaart en culturele diversiteit bevordert". Tevens worden de Europese pijler van sociale rechten en het mondiaal pact inzake veilige, ordelijke en reguliere migratie ondersteund. Met onderzoek naar veiligheid wordt de toezegging uit de agenda van Rome om te werken aan "een veilig en zeker Europa" gestand gedaan en wordt bijgedragen tot een echte en doeltreffende Veiligheidsunie. Er zal gebruik worden gemaakt van synergieën met het programma voor justitie en met het programma voor rechten en waarden, waarmee steun wordt verleend voor activiteiten op het gebied van toegang tot justitie, rechten van slachtoffers, gendergelijkheid, non-discriminatie, gegevensbescherming en bevordering van Europees burgerschap.
De onderzoeks- en innovatieactiviteiten in het kader van deze wereldwijde uitdaging zullen worden afgestemd op de prioriteiten van de Commissie op het gebied van democratische verandering; banen, groei en investeringen; justitie en grondrechten; migratie; een diepere en billijkere Europese monetaire unie; digitale eengemaakte markt. De toezeggingen die gedaan zijn in de agenda van Rome, zullen worden nagekomen door te werken aan: "een sociaal Europa" en "een Unie die ons culturele erfgoed bewaart en culturele diversiteit bevordert". Tevens worden de Europese pijler van sociale rechten ondersteund.
De activiteiten zullen met name rechtstreeks bijdragen tot de volgende doelen voor duurzame ontwikkeling (Sustainable Development Goals; SDG's): SDG 1: Geen armoede; SDG 4: Hoogwaardig onderwijs; SDG 8: Goede werkgelegenheid en economische groei; SDG 9: Industrie, innovatie en infrastructuur; SDG 10: Ongelijkheid verminderen; SDG 11: Duurzame steden en gemeenschappen; SDG 16: Vrede, gerechtigheid en sterke instellingen.
De activiteiten zullen met name rechtstreeks bijdragen tot de volgende doelen voor duurzame ontwikkeling (Sustainable Development Goals; SDG's): SDG 1: Geen armoede; SDG 4: Hoogwaardig onderwijs; SDG 5: Gendergelijkheid; SDG 8: Goede werkgelegenheid en economische groei; SDG 9: Industrie, innovatie en infrastructuur; SDG 10: Ongelijkheid verminderen; SDG 11: Duurzame steden en gemeenschappen; SDG 12: Verantwoorde consumptie en productie; SDG 16: Vrede, gerechtigheid en sterke instellingen; SDG 17: Partnerschappen voor de doelen.
Amendement 44 Voorstel voor een besluit Bijlage I – pijler II – cluster 2 – punt 2.2 – punt 2.2.1 – alinea 2
Grote lijnen
Grote lijnen
– De geschiedenis, ontwikkeling en doeltreffendheid van de democratieën, op verschillende niveaus en in verschillende vormen; aspecten van digitalisering en de effecten van communicatie via sociale netwerken en de rol van het onderwijs- en jongerenbeleid als hoekstenen van democratisch burgerschap;
– De geschiedenis, ontwikkeling en doeltreffendheid van de democratieën, op verschillende niveaus en in verschillende vormen zoals bewegingen voor dialoog tussen culturen, samenwerking tussen landen en vrede tussen godsdiensten; aspecten van digitalisering met inbegrip van media en digitale geletterdheid en de effecten van communicatie via sociale netwerken en de rol van het onderwijs- en jongerenbeleid en de culturele deelname als hoekstenen van democratisch burgerschap;
– innovatieve benaderingen om de transparantie, het reactievermogen, de verantwoordingsplicht, de doeltreffendheid en de legitimiteit van het democratisch bestuur te versterken, met volledige eerbiediging van de grondrechten en de rechtsstaat;
– innovatieve benaderingen om de transparantie, het reactievermogen, de verantwoordingsplicht, de doeltreffendheid en de legitimiteit van het democratisch bestuur, waaronder de strijd tegen corruptie, te versterken, met volledige eerbiediging van de grond- en mensenrechten en de rechtsstaat;
– impact van technologieën op individuele levensstijlen en gedragingen;
– strategieën om populisme, extremisme, radicalisering en terrorisme aan te pakken en teleurgestelde en gemarginaliseerde burgers weer bij de samenleving te betrekken;
– strategieën om populisme, extremisme, radicalisering, discriminatie, haatzaaien en terrorisme aan te pakken en teleurgestelde, kwetsbare en gemarginaliseerde burgers actief weer bij de samenleving te betrekken;
– nieuwe benaderingen om om te gaan met het verband tussen immigratie en vreemdelingenhaat, en oorzaken van migratie;
– beter inzicht in de rol van journalistieke normen en door gebruikers gegenereerde content in een alom verbonden samenleving en ontwikkeling van instrumenten om desinformatie te bestrijden;
– beter inzicht in de rol van journalistieke normen en door gebruikers gegenereerde content in een alom verbonden samenleving en ontwikkeling van instrumenten om desinformatie te bestrijden;
– de rol van multicultureel burgerschap en multiculturele identiteiten in relatie tot democratisch burgerschap en politieke betrokkenheid;
– de rol van multicultureel burgerschap en multiculturele identiteiten in relatie tot democratisch burgerschap en politieke betrokkenheid;
– het effect van technologische en wetenschappelijke ontwikkelingen, waaronder big data, sociale onlinenetwerken en kunstmatige intelligentie op de democratie;
– het effect van technologische en wetenschappelijke ontwikkelingen, waaronder big data, sociale onlinenetwerken en kunstmatige intelligentie op de democratie;
– participerende en overlegdemocratie en actief en inclusief burgerschap, met inbegrip van de digitale dimensie;
– participerende en overlegdemocratie en actief en inclusief burgerschap, met inbegrip van de digitale dimensie;
– het effect van economische en sociale ongelijkheden op politieke participatie en democratieën, waarbij wordt aangetoond hoe de democratie kan worden versterkt door ongelijkheden en alle vormen van discriminatie, waaronder genderdiscriminatie, te bestrijden.
– het effect van economische en sociale ongelijkheden op politieke participatie en democratieën, waarbij wordt aangetoond hoe de democratie kan worden versterkt door ongelijkheden en alle vormen van discriminatie, waaronder genderdiscriminatie, te bestrijden;
– nieuwe benaderingen voor wetenschapsdiplomatie.
Amendement 45 Voorstel voor een besluit Bijlage I – pijler II – cluster 2 – punt 2.2 – punt 2.2.2 – inleidende formule
2.2.2. Cultureel erfgoed
2.2.2. Cultuur en creativiteit
Amendement 46 Voorstel voor een besluit Bijlage I – pijler II – cluster 2 – punt 2.2 – punt 2.2.2
2.2.2. Cultureel erfgoed
2.2.2. Cultureel erfgoed
De Europese culturele en creatieve sectoren slaan een brug tussen kunst, cultuur, bedrijfsleven en technologie. Bovendien spelen de culturele en creatieve industrieën (CCI's), voornamelijk op het gebied van digitalisering, een belangrijke rol bij de herindustrialisering van Europa, zijn ze een motor voor groei en stimuleren ze door hun strategische positie innovatie in andere industrieën, zoals toerisme, detailhandel, media- en digitale technologieën en techniek. In Horizon Europa zullen creativiteit en ontwerp horizontale thema's zijn die in projecten onder alle pijlers van het programma's zullen worden geïntegreerd om nieuwe technologieën, bedrijfsmodellen en competenties te ondersteunen en creatieve en interdisciplinaire oplossingen in economische en sociale waarde om te zetten.
Cultureel erfgoed is het bindmiddel van onze levens, dat belangrijk is voor gemeenschappen, groepen en samenlevingen, en een gevoel van verbondenheid schept. Het verbindt de huidige samenlevingen met die uit het verleden. Het is de aanjager van lokale economieën en een krachtige inspiratiebron voor de creatieve en culturele sector. De beoordeling, instandhouding, bescherming en restauratie, interpretatie en benutting van het volledige potentieel van ons culturele erfgoed vormen cruciale uitdagingen voor de huidige en toekomstige generaties. Cultureel erfgoed vormt de belangrijkste input en inspiratiebron voor beeldende kunst, traditionele ambachten en de culturele, commerciële en creatieve sectoren die de aanjagers zijn van duurzame economische groei, nieuwe werkgelegenheid en buitenlandse handel.
Cultureel erfgoed is een integraal onderdeel van de culturele en creatieve sectoren. Cultureel erfgoed is het geheel van sporen en uitdrukkingen uit het verleden dat betekenis geeft aan en wordt gebruikt door gemeenschappen, groepen en samenlevingen, en dat een gevoel van verbondenheid schept. Het verbindt de huidige samenlevingen met die uit het verleden. Het is de aanjager van lokale economieën en een krachtige inspiratiebron voor de creatieve en culturele sector. De beoordeling, instandhouding, bescherming en restauratie, interpretatie en benutting van het volledige potentieel van ons culturele erfgoed vormen cruciale uitdagingen voor de huidige en toekomstige generaties. Cultureel erfgoed vormt de belangrijkste input en inspiratiebron voor beeldende kunst, traditionele ambachten en de culturele, de creatieve en de commerciële sectoren die de aanjagers zijn van duurzame economische groei, nieuwe werkgelegenheid en buitenlandse handel.
Grote lijnen
Grote lijnen
– Studies en wetenschappelijk onderzoek naar erfgoed, met de meest geavanceerde (digitale) technologieën;
– Studies en wetenschappelijk onderzoek naar erfgoed, met de meest geavanceerde (digitale) technologieën;
– toegankelijkheid en uitwisseling van cultureel erfgoed, met innovatieve patronen en toepassingen en participatieve managementmodellen;
– toegankelijkheid en uitwisseling van cultureel erfgoed en aanverwante informatie, met innovatieve patronen en toepassingen en participatieve managementmodellen;
– cultureel erfgoed koppelen aan opkomende creatieve sectoren;
– cultureel erfgoed koppelen aan opkomende creatieve sectoren;
– de bijdrage van cultureel erfgoed aan duurzame ontwikkeling, door conservering, bescherming en herstel van cultuurlandschappen, met de EU als laboratorium voor op erfgoed gebaseerde innovatie en cultureel toerisme;
– de bijdrage van cultureel erfgoed aan duurzame ontwikkeling, door conservering, bescherming, ontwikkeling en herstel van cultuurlandschappen, met de EU als laboratorium voor op erfgoed gebaseerde innovatie en cultureel toerisme;
– conservering, bescherming, verbetering en herstel van cultureel erfgoed en talen met behulp van de meest geavanceerde (digitale) technologieën;
– conservering, bescherming, verbetering en herstel van cultureel erfgoed, talen en traditionele vaardigheden en ambachten met behulp van de meest geavanceerde (digitale) technologieën;
– invloed van tradities, gedragspatronen, percepties en overtuigingen op waarden en gevoel van verbondenheid.
– belang van pluralistische en diverse tradities, gebruiken, percepties en overtuigingen op waarden in de ontwikkeling van gemeenschappen;
– oprichting van een "Europese Cultureel-erfgoedcloud", een samenwerkingsruimte voor onderzoek en innovatie om de toegankelijkheid van het cultureel erfgoed door middel van nieuwe technologieën te waarborgen en om de overdracht van knowhow en vaardigheden aan te moedigen, om de mogelijkheid te bieden om individuele werkgroepen en projectstructuren op te zetten en een Europese culturele tegenhanger te zijn van commerciële clouddiensten. Dit zal worden voorafgegaan door een effectbeoordeling.
Amendement 47 Voorstel voor een besluit Bijlage I – pijler II – cluster 2 – punt 2.2 – punt 2.2.3
2.2.3. Sociale en economische transformaties
2.2.3. Sociale, culturele en economische transformaties
De Europese samenlevingen ondergaan ingrijpende sociaal-economische transformaties, in het bijzonder als gevolg van de mondialisering en technologische innovaties. Tegelijkertijd groeit in de meeste Europese landen de inkomensongelijkheid3. Er is behoefte aan een toekomstgericht beleid om inclusieve groei te bevorderen en ongelijkheden te bestrijden, de productiviteit te vergroten (en de meting ervan te verbeteren), het menselijk kapitaal te verbeteren, migratie- en integratievraagstukken op te lossen en de solidariteit tussen de generaties en de sociale mobiliteit te vergroten. Er zijn onderwijs- en opleidingsstelsels nodig voor een rechtvaardigere en welvarende toekomst.
De Europese samenlevingen ondergaan ingrijpende sociaal-cultureel-economische transformaties, in het bijzonder als gevolg van de mondialisering en technologische innovaties. Tegelijkertijd groeit in de meeste Europese landen de inkomensongelijkheid3. Er is behoefte aan een toekomstgericht beleid om inclusieve groei te bevorderen en ongelijkheden te bestrijden, de productiviteit te vergroten (en de meting ervan te verbeteren), het menselijk kapitaal te verbeteren, de levensomstandigheden en arbeidsvoorwaarden van de burgers te verbeteren, migratie- en integratievraagstukken op te lossen en de solidariteit tussen de generaties, de sociale mobiliteit en culturele integratie te vergroten. Er zijn