Toetreding van de Dominicaanse Republiek tot het Verdrag van 's-Gravenhage van 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen *
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 31 januari 2019 over het voorstel voor een besluit van de Raad waarbij Cyprus, Kroatië, Luxemburg, Oostenrijk, Portugal, Roemenië en het Verenigd Koninkrijk worden gemachtigd om, in het belang van de Europese Unie, de toetreding van de Dominicaanse Republiek tot het Verdrag van 's-Gravenhage van 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen te aanvaarden (COM(2018)0526 – C8-0376/2018 – 2018/0276(NLE))
(Raadpleging)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel voor een besluit van de Raad (COM(2018)0526),
– gezien artikel 38, vierde alinea, van het Verdrag van 's‑Gravenhage van 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen,
– gezien artikel 81, lid 3, en artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder b), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het door de Raad wordt geraadpleegd (C8‑0376/2018),
– gezien het advies van het Hof van Justitie(1) over de exclusieve externe bevoegdheid van de Europese Unie voor een verklaring van aanvaarding van toetreding tot het Verdrag van 's‑Gravenhage van 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen,
– gezien artikel 78 quater en artikel 108, lid 8, van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A8‑0451/2018),
1. hecht zijn goedkeuring aan de machtiging aan Cyprus, Kroatië, Luxemburg, Oostenrijk, Portugal, Roemenië en het Verenigd Koninkrijk om, in het belang van de Europese Unie, de toetreding van de Dominicaanse Republiek tot het Verdrag van 's‑Gravenhage van 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen te aanvaarden;
2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten alsook aan het Permanent Bureau van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht.